Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Gulpen-Wittem 2022

Geldend van 27-09-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Gulpen-Wittem 2022

Overwegingen

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 26-7-2022, gelet op art. 10.32a van de Wet Milieubeheer, en artikel 149 en 156 van de Gemeentewet

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In de verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem; en

  • -

    gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Paragraaf 2 Afkoppelen

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

  • 1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater is het in het hemelwaterscheidingsgebied (nader aan te wijzen door het college) verboden hemelwater of grondwater te lozen op het openbaar vuilwaterriool.

  • 2. De lozing van hemelwater en grondwater, op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd binnen één jaar nadat het verbod op een perceel van toepassing is geworden.

  • 3. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het verbod, als van de eigenaar van het bouwwerk of het perceel redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van hemelwater of grondwater kan worden gevergd.

Paragraaf 3 Waterberging

Artikel 3 Verplichting tot waterberging

  • 1. Met het oog op het beperken van wateroverlast wordt in het hemelwaterbergingsgebied (vooralsnog het gehele grondgebied) geen hemelwater vanaf nieuwe gebouwen in een openbaar riool geloosd, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden, met uitzondering van nieuwe gebouwen of aanbouwen waarbij sprake is van (een toename van) een bebouwd verhard oppervlak van minder dan 20 m².

  • 2. De minimale capaciteit van de hemelwaterberging is:

    • -

      35 liter per m² (bui die valt in 60 minuten) bij een toename van het bebouwd verhard oppervlak gelijk of meer dan 20 m² en minder dan 50 m²

    • -

      80 liter per m² (bui die valt in 120 minuten) bij een toename van het bebouwd verhard oppervlak gelijk of meer dan 50 m²

  • 3. De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze tussen 24 uur en 48 uur weer voor 90% beschikbaar is. De leegloop van de voorziening kan plaatsvinden in de bodem, op het openbaar riool of in de openbare ruimte. Voor de aansluiting op de riolering is een aansluitvergunning noodzakelijk.

  • 4. Het in de hemelwaterberging opgevangen water wordt bij voorkeur hergebruikt of geïnfiltreerd. Is beide niet mogelijk dan kan vertraagd worden afgevoerd naar het gemeentelijk riool.

  • 5. De hoeveelheid hemelwater die (na vulling van de hemelwaterberging op eigen terrein) niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het openbare riool of in de openbare ruimte.

  • 6. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de verplichting om een hemelwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 4 Maatwerkvoorschrift

Het college kan maatwerkvoorschriften stellen over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging.

Paragraaf 5 Overige bepalingen

Artikel 5 Werkingsgebied

  • 1. Het college kan het hemelwaterbergingsgebied, bedoeld in artikel 2, wijzigen door aanvullende gebieden aan te wijzen en daarvoor de minimale capaciteit van de hemelwaterberging te bepalen.

  • 2. Het college houdt bij het wijzigen van het gebied rekening met het gemeentelijk rioleringsplan.

Artikel 6 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 7 Overgangsrecht

Artikel 2 en 3 is niet van toepassing op;

  • a.

    aanvragen om omgevingsvergunning of;

  • b.

    (principe)verzoeken om omgevingsvergunning of wijziging van het bestemmingsplan, waarop schriftelijk door het college is medegedeeld, dat (onder voorwaarden) met het principeverzoek kan worden ingestemd gedurende de termijn waarvoor de principemedewerking is afgegeven, voorzover die aanvragen of (principe)verzoeken zijn ingediend voor de formele inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “hemel- en grondwaterverordening gemeente Gulpen-Wittem 2022”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 29 september 2022.

de raadsgriffier,

mr. R. Reichrath

de voorzitter,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens

Toelichting

Artikel 2

Lid 1

Het eerste lid bevat het verbod om in het hemelwaterscheidingsgebied afvloeiend hemelwater en grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Dit verbod geldt dus voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen, voor zover deze in het hemelwaterscheidingsgebied liggen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het hemel- en grondwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. Het lozingsverbod dwingt perceeleigenaren om dat water ofwel in het oppervlaktewater of een hemelwaterstelsel te lozen, ofwel te infiltreren in de bodem.

Het lozingsverbod is niet beperkt tot het bouwwerk, maar betreft ook het erf of terrein. Het verbod betreft dus het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een bouwwerk en onder meer via een dakgoot, regenpijp en afvoerbuis het openbare vuilwaterriool bereikt. Maar ook het afvloeiende hemelwater dat afkomstig is van een open erf of terrein en via onder meer goten, putten of afvoerbuizen het openbare vuilwaterriool bereikt. Een open erf of terrein waarin goten en putten zijn aangebracht, is bijvoorbeeld een terras, oprit, parkeerterrein of laad- en losperron.

Bij het aanwijzen van hemelwaterscheidingsgebieden kan het college ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen wat alleen betrekking heeft op de voorzijde van bestaande gebouwen (bijvoorbeeld bij een gemeentelijk afkoppelproject) of op een geheel perceel (bijvoorbeeld bij een herbestemming van bestaand bouwwerk).

Lid 3

Redenen om af te wijken te wijken van dit verbod zijn dat het:

  • -

    technisch niet haalbaar is of;

  • -

    maatschappelijk niet wenselijk is, bijvoorbeeld vanwege een monumentale status.

Artikel 3

Lid 1

Via de regel om bij nieuwbouw of een aanbouw te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht.

Lid 2

Een capaciteit van 35 liter per m2 betekent dat voor een nieuw bouwwerk of aanbouw met een totaal (extra) verhard oppervlak van 20 m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 20 maal 35 liter, dit is 0,7 m³ ofwel 700 liter. Een capaciteit van 80 liter per m2 betekent dat voor een nieuw bouwwerk of aanbouw met een totaal (extra) verhard oppervlak van 1000 m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 1000 maal 80 liter, dit is 80.000 liter of 80 m³.

Groene daken worden niet gezien als een verhard oppervlak. Groene daken worden hiermee gestimuleerd omdat deze voor een vertraagde afvoer van regenwater zorgen en de biodiversiteit stimuleren.

Wanneer op en perceel een bestaand bouwwerk of aanbouw gesloopt wordt mag het oppervlakte van dit bouwwerk of aanbouw in mindering gebracht worden op het extra verhard oppervlakte van het nieuwe bouwwerk. (stand-still principe)

Lid 3

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit in het betreffende werkingsgebied te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater. Bij voorkeur wordt het overtollige regenwater dan geloosd in het openbare hemelwaterstelsel. Het vijfde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. De gemeente zorgt voor openbare voorzieningen als noodoverloop. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd.

Lid 4

Het is niet zo dat de hemelwaterverordening situaties die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, een omgevingsvergunning aanvragen om geen waterberging te hoeven aanleggen. Dit is in lijn met de opdracht in art. 10.32a lid 2 Wm om geen lozingsverbod in te stellen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer kan worden gevergd.

Artikel 4

In dit artikel is geregeld dat het college een maatwerkvoorschrift kan stellen over de inrichting en het beheer van een waterberging. Bij beheermaatregelen valt te denken aan bijvoorbeeld de manier van onderhouden van afvoerleidingen of infiltratiekratten, deze kunnen verstopt raken. Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente specifieke voorschriften geven over de inrichting en het beheer van een waterberging in concrete situaties. Het maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen rechtsbescherming open staat.

Artikel 5

De gemeenteraad heeft de verordenende bevoegdheid op grond van artikel 147 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad deze bevoegdheid delegeren aan het college. Voor het wijzigen van het hemelwaterbergingsgebied maakt de gemeenteraad hier gebruik van. Het college is ook de beheerder van het gemeentelijk riool en gaat over het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van deze verordening.

Bij het wijzigen van het hemelwaterbergingsgebied houdt het college rekening met het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of de opvolger van het GRP in bijvoorbeeld een waterprogramma. Het GRP bezit een wettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt deze planvorm te vervallen.

Artikel 6

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.

Artikel 7

Ruimtelijke initiatieven kennen vaak een lange doorlooptijd. Een overgangsregeling is daarom van belang om duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden aan initiatiefnemers en belanghebbenden. Aanvragen om omgevingsvergunningen en (principe)verzoeken om omgevingsvergunning en/of wijziging van het bestemmingsplan, waarop schriftelijk door het college is medegedeeld, dat er (onder voorwaarden) mee kan worden ingestemd, hoeven niet te voldoen aan de eisen zoals opgenomen in artikel 2. Voor deze principeverzoeken geldt dit alleen voor de termijn waarvoor de principemedewerking is afgegeven. Deze termijn bedraagt één jaar. Als de aanvraag om omgevingsvergunning gedurende deze termijn niet wordt ingediend, vervalt de principemedewerking.