Beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023

Geldend van 19-09-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek,

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet (Pw) en de Uitvoeringsnota Armoede en Minimabeleid 2020-2023,

gezien het college het wenselijk acht om nadere regels op te stellen over de gemeentelijke regelingen op het gebied van inkomensondersteuning,

besluit vast te stellen:

de Beleidsregels Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023

Algemene bijstand

Er zijn verschillende voorwaarden met betrekking tot inkomsten, vermogen en vrijlatingen die van belang zijn bij de toetsing voor het verstrekken van een bijstandsuitkering. De regels onder Algemene Bijstand geven de kaders met betrekking tot deze criteria weer.

1. Aanvraag en onderzoek

1.1. Aanvraag

Als startdatum aanvraag wordt gezien:

  • a.

    De datum van de melding dient in beginsel als de datum van de uitkering.

  • b.

    In het geval van individuele omstandigheden, een verwijzing of door een afwijzende beschikking van een sociale verzekeringsinstantie, geldt de meldings- of aanvraagdatum bij die instantie als ingangsdatum voor de bijstandsuitkering, mits belanghebbende zich binnen 7 dagen na dagtekening van de verwijzing of de afwijzing zich meldt.

1.2. Verkorte aanvraagprocedure na korte onderbreking bijstand

Een verkorte aanvraagprocedure geldt voor de volgende situaties:

  • a.

    Inwoner doet bij het college binnen 6 maanden na beëindiging van de eerdere bijstandsuitkering een hernieuwd beroep op een bijstandsuitkering, en bij de beëindiging was geen sprake van schending van de inlichtingenplicht;

  • b.

    bij het gaan samenwonen van bijstandsgerechtigden;

  • c.

    bij beëindiging van de samenwoning van bijstandsgerechtigden.

  • d.

    Indien inwoner minder dan 30 dagen voor de datum van melding nog recht op bijstand had, wordt dit recht niet geacht te zijn geëindigd en hoeft geen nieuwe aanvraag te worden gedaan. Wanneer het college hier aanleiding toe ziet, kan hier een uitzondering op worden gemaakt.

1.3. Heronderzoek rechtmatigheid

  • a.

    Signalen van het Inlichtingenbureau (IB) worden bekeken en beoordeeld of zij onderzoekswaardig zijn. Wanneer nodig volgt een rechtmatigheidsonderzoek.

  • b.

    Er kan bij inwoners die een uitkering ontvangen op basis van signalen een rechtmatigheidsonderzoek worden uitgevoerd. Er wordt een integraal heronderzoek gedaan op alle leefgebieden. Dit onderzoek kan op elk moment plaatsvinden.

1.4. Ingangsdatum personen jonger dan 27 jaar (artikel 41 lid 4 PW)

  • a.

    Indien de jongere de aanvraag voor algemene bijstand of voor ondersteuning bij re-integratie niet binnen 7 dagen na de zoektijd van 28 dagen indient, dan is de ingangsdatum de dag waarop de aanvraag is ingediend en niet de eerste meldingsdatum.

  • b.

    Indien de jongere de aanvraag later dan 30 dagen na verstrijken van de zoektijd indient, moet de jongere opnieuw de zoektijd doorlopen.

  • c.

    Indien de jongere verhuist vanuit een andere gemeente waar hij/zij reeds een uitkering ontving, komt de zoektermijn bij de melding voor een uitkering in de gemeente Oldebroek te vervallen.

  • d.

    Uitzondering voor de zoektermijnen is er voor kwetsbare jongeren. Hierbij kan gedacht worden aan jongeren met een arbeidsbeperking of jongeren die de taal niet of gebrekkig spreken. Dit op advies en met motivatie van de consulent.

1.5. Ingangsdatum normwijziging bij verblijf in inrichting

  • a.

    Indien sprake is van een opname in een inrichting wordt voor de duur van de maand van opname plus de daarop volgende twee maanden de bestaande bijstandsnorm gehandhaafd. Daarna volgt de omzetting naar de norm zak- en kleedgeld (artikel 23 Participatiewet).

  • b.

    Afhankelijk van de verwachte duur van de opname wordt bij omzetting van de norm beoordeeld of verlening van bijzondere bijstand voor het aanhouden van de woning aangewezen is. Voorkomen moet worden dat door de normwijziging schulden ontstaan. De bijzondere bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt met de optie om deze termijn eenmalig te verlengen

1.6. Procedure beëindigingsonderzoek

  • 1.

    Blokkeren van de betaling

    Indien het college de bijstand van een inwoner wil beëindigen, wordt de betaling van de bijstand geblokkeerd met onmiddellijke ingang of met ingang van de vermoedelijke beëindigingsdatum indien deze nog in de toekomst ligt.

  • 2.

    Vragen om inlichtingen

    Het college stuurt inwoner een brief waarin om bewijsstukken wordt gevraagd (indien nog niet aanwezig). In geval van beëindiging wegens werkaanvaarding of verkrijging van een andere uitkering dient in elk geval een stuk te worden overgelegd waaruit de ingangsdatum van werk of uitkering blijkt.

  • 3.

    Nabetalen of terugvorderen

    Volgt uit het beëindingsonderzoek dat inwoner nog recht heeft op nabetaling algemene bijstand of vakantietoeslag dan worden deze aan belanghebbende betaald binnen 6 weken. Eventueel teveel betaalde bijstand kan van inwoner worden teruggevorderd. Zo mogelijk vindt er verrekening plaats.

2. Inkomen

2.1. Vrijlaten giften en vergoedingen

  • 1.

    Immateriële schadevergoeding

    • a.

      Andere dan de in artikel 31 lid 2 sub l Participatiewet bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor immateriële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen.

    • b.

      Het komt voor dat in een dergelijke vergoeding een component is opgenomen voor loonderving. Het loondervingsdeel wordt wel bij de middelentoets betrokken. Periodieke loondervingsvergoedingen worden als inkomen gezien en een eenmalige loondervingsvergoeding geldt als vermogen.

  • 2.

    Materiële schadevergoeding

    Andere dan de in artikel 31 lid 2 onderdeel l Participatiewet bedoelde uitkeringen en vergoedingen voor materiële schade worden niet als middelen (inkomen of vermogen) in aanmerking genomen, tenzij:

    • a.

      met hetzelfde doel bijstand is verstrekt of hiervoor later bijstand wordt gevraagd en/of;

    • b.

      betrokkene de ontvangen vergoeding niet besteed heeft voor het wegnemen van de geleden schade.

  • 3.

    Giften

    Giften tot maximaal 1200 euro per jaar worden vrijgelaten.

  • 4.

    Korten voorlopige teruggave heffingskortingen

    Uitgangspunt is dat ontvangen bedragen aan teruggave en voorlopige teruggave worden gekort (voorliggende voorziening), voor zover deze betrekking hebben op een periode waarin bijstand wordt verleend.

    Als het aannemelijk is dat inwoner in aanmerking komt voor een voorlopige teruggave wordt hem op grond van artikel 55 PW de verplichting opgelegd deze bij de belastingdienst aan te vragen. Laat hij dit na, dan wordt het bedrag waarop hij redelijkerwijs recht heeft gekort.

    Als in een volgend fiscaal jaar blijkt dat er te veel heffingskortingen op de bijstandsuitkering in mindering zijn gebracht, kan bijstand worden verstrekt op het moment dat een belastingaanslag wordt opgelegd. Deze bijstand wordt verstrekt in de vorm van onbelaste bijzondere bijstand zodat wordt voorkomen dat een hoger fiscaal inkomen leidt tot lagere inkomensafhankelijke uitkeringen zoals toeslagen.

3. Vermogen

3.1. Vaststellen vermogen bij aanvang bijstand (artikel 34 PW)

  • a.

    Bij de waardebepaling van de eigen woning wordt uitgegaan van de geldende WOZ-waarde minus het saldo van de hypotheek die op de woning rust. Dit geldt ook bij een spaarhypotheek.

  • b.

    Er dient rekening te worden gehouden met de opgebouwde waarde van een spaar- beleggingshypotheek en/of levensverzekering.

  • c.

    Alle vermogensbestanddelen van inwoners, inclusief van de ten laste komende kinderen en een eventuele niet-rechthebbende partner, worden meegenomen.

  • d.

    Peildatum van de vermogensvaststelling is de datum van de aanvraag.

3.2. Algemeen gebruikelijke bezittingen

  • a.

    Bij het vaststellen van het vermogen wordt geen rekening gehouden met algemeen gebruikelijke bezittingen.

  • b.

    Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt verstaan:

    • -

      gebruikelijke huisraad en inboedel;

    • -

      de waarde van de auto(’s), 45 km wagens en motoren tot een bedrag van in totaal € 5.000,00;

    • -

      de waarde van de scooters, brommers, elektrische fietsen tot een bedrag van in totaal € 2.500,00.

  • c.

    Een auto wordt niet meegenomen in de vermogensvaststelling als de auto ouder is dan 10 jaar. Aangenomen wordt dat de waarde op dat moment nihil is. Hiervan kan worden afgeweken als er aantoonbare verschillen zijn en de auto naar verwachting nog over een redelijke waarde beschikt. De waarde wordt dan vastgesteld volgens de richtlijn zoals genoemd onder 3.2.d

  • d.

    Voor de waardebepaling wordt uit gegaan van de gemiddelde prijs op Independer.

  • e.

    Indien de gezamenlijke waarde van de bezittingen, genoemd onder 3.2.b, meer bedraagt dan € 5.000,00 dient de meerwaarde meegenomen te worden in de vermogensvaststelling;

  • f.

    De waarde van de brommers, scooters en elektrische fietsen worden vastgesteld aan de hand van de aankoopbewijzen, leeftijd, opgegeven onderhoudstoestand en navraag bij een erkende dealer.

  • g.

    Wanneer voorzienbaar was dat een inwoner een beroep op bijstand zou moeten doen en hij in de drie maanden voorafgaand aan de bijstandsaanvraag nog een auto, motor, scooter, brommer, 45 km wagen of een elektrische fiets heeft aangeschaft wordt de waarde van het voertuig wel volledig tot het vermogen gerekend;

  • h.

    Indien een van de bovenstaande goederen tijdens de bijstand aan een inwoner wordt geschonken gelden de regels van het verkrijgen van een gift als bedoeld in artikel 2.1.3.

  • i.

    Indien vervoer noodzakelijk is vanwege een beperking, wordt de waarde van een aangepast voertuig vrijgelaten.

3.3. Geen algemeen gebruikelijke bezittingen

  • a.

    Onder algemeen gebruikelijke bezittingen wordt niet verstaan:

    • -

      vrachtauto, tractor, (sta)caravan, camper, boot,;

    • -

      klassieker en/of oldtimer.

  • b.

    De waarde van de onder lid 3.3 a genoemde bezittingen worden vastgesteld aan de hand van aankoopbewijzen, leeftijd, opgegeven onderhoudstoestand en navraag bij erkende dealer. Eventueel kan de waarde worden vastgesteld door een taxatierapport die niet ouder is dan 3 jaar.

  • c.

    De volledige waarde van deze bezittingen worden meegenomen in het vermogen.

  • d.

    Indien een van de bovenstaande bezittingen tijdens de bijstand aan een inwoner wordt geschonken gelden de regels van het verkrijgen van een gift als bedoeld in artikel 2.1.3.

3.4. Waardevolle dieren

  • a.

    Dieren met een totale waarde van minder dan € 2.500,00 worden niet meegenomen in de vermogensvaststelling.

  • b.

    Indien de gezamenlijke waarde van de dieren meer bedraagt dan € 2.500,00 dient de meerwaarde meegenomen te worden in de vermogensvaststelling.

  • c.

    Bij waardevolle dieren wordt de waarde vastgesteld aan de hand van aankoopbewijzen, leeftijd en navraag bij erkende fokkers.

3.5. Sieraden, goud/zilver, kunst en antiek

  • a.

    Sieraden, goud/zilver, kunst en antiek met een totale waarde van minder dan € 2.500,00 worden niet meegenomen in de vaststelling van het vermogen.

  • b.

    Indien de waarde van in bezit zijnde sieraden, goud/zilver, kunst en antiek meer bedraagt dan € 2.500,00 dient de meerwaarde meegenomen te worden in de vermogensvaststelling.

  • c.

    De waarde van sieraden, goud/zilver wordt vastgesteld door een juwelier.

  • d.

    De waarde van kunst en antiek wordt vastgesteld door een galerij of antiekhandel.

  • e.

    Indien een van de bovenstaande goederen tijdens de bijstand wordt geschonken aan een belanghebbende gelden de regels van het verkrijgen van een gift als bedoeld in artikel 2.1.3.

3.6. Bijzondere bezittingen zoals aandelen, effecten, e-wallet, cryptomunten etc.

Van de hieronder opgenoemde overige bezittingen dienen altijd bewijstukken te worden ingeleverd:

  • -

    onroerend goed in het binnenland en/of buitenland;

  • -

    e-wallet (bijvoorbeeld Paypal);

  • -

    inhoud gehuurde bankkluis; (vaak te zien op bankafschrift van januari)

  • -

    cryptomunten;

  • -

    aandelen;

  • -

    effecten;

  • -

    overige bijzondere bezittingen.

De actuele waarde van deze bezittingen worden tot het vermogen gerekend. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer. Als de waardevermeerdering van de onder 3.6 genoemde bezittingen tijdens de bijstand het resterend vrij te laten vermogen overschrijdt dient belanghebbende deze wijziging direct door te geven.

3.7. Schulden en/of leningen

De voorwaarden voor een schuld of lening zijn:

  • -

    de schuld of lening is in voldoende mate aannemelijk;

  • -

    er is een daadwerkelijke verplichting tot terugbetaling;

  • -

    de aflossing van de schuld of lening is te verifiëren aan de hand van objectieve gegevens;

  • -

    de schuld of lening is schriftelijk vastgelegd.

Als aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan is een schuld of lening een negatieve vermogenscomponent bij de aanvraag.

3.8. Pensioenverzekeringen

Bij een afkoop van een pensioen moet worden vastgesteld voor welke periode het pensioen is bestemd. In de meeste gevallen is het pensioen bestemd voor een toekomstige periode. Het bedrag van de afkoop wordt dan tot het vermogen gerekend. Een afkoop van een pensioen tot een bedrag van netto € 125,00 per kalenderjaar wordt als kruimelbedrag aangemerkt en leidt niet tot een herziening van de vermogenspositie en eventuele boetebeoordeling.

Als de afkoop van een pensioen betrekking heeft op een periode waarover bijstand wordt ontvangen moet een deel van de afkoop tot het inkomen worden gerekend. De hoogte van deze inkomsten worden berekend aan de hand van de gemiddelde levensverwachting van de persoon.

Een lijfrenteverzekering is een pensioenvoorziening. De afkoopwaarde van een lijfrenteverzekering wordt onder bepaalde voorwaarden buiten beschouwing gelaten. Dit is geregeld in artikel 15 lid 2 van de Participatiewet. Deze regeling is niet van toepassing als de lijfrente is bedoeld voor derden zoals nabestaanden.

3.9. Interingsnorm vermogen

Vraagt een inwoner bijstand aan, na op zijn vermogen te hebben ingeteerd, dan wordt beoordeeld of de inwoner verantwoord heeft ingeteerd op zijn vermogen.

Er wordt rekening gehouden met de inkomsten welke gedurende de interingsperiode zijn ontvangen. Met eventuele bijzondere uitgaven kan rekening worden gehouden.

3.10. Vermogensvaststelling bij echtscheiding/verlating

Het uitgangspunt is dat het vermogen wordt vastgesteld bij aanvang van de bijstand. Is de inwoner ten tijde van de aanvraag verwikkeld in een echtscheidingsprocedure dan wordt het definitieve vermogen vastgesteld zodra de boedelscheiding is afgerond. Het vermogen wordt na de afwikkeling van de echtscheiding vastgesteld per datum aanvang bijstand. Een toename van het vermogen als gevolg van een erfenis wordt meegenomen vanaf de datum van overlijden van de erflater. Is het vermogen na een erfenis hoger dan de van toepassing zijnde vermogensgrens dan wordt de teveel betaalde bijstand netto teruggevorderd rekening houdend met de successierechten.

3.11. Reservering uitvaartkosten

  • a.

    Een uitvaartverzekering die in contanten uitkeert kan worden vrijgelaten indien het tegoed pas bij overlijden wordt uitgekeerd en anderszins niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar is, dan wel slechts opvraagbaar of afkoopbaar is tegen zeer ongunstige voorwaarden.

  • b.

    Eigen reservering voor de noodzakelijke uitvaartkosten kan niet als vermogen worden aangemerkt voor zover:

    • -

      het gereserveerd bedrag uitsluitend bestemd is voor de noodzakelijke uitvaartkosten en tussentijds niet opvraagbaar is (staat op een aparte rekening);

    • -

      het gereserveerd bedrag slechts bij overlijden kan worden opgenomen door een door inwoner aangewezen gemachtigde.

3.12. Vaststelling vermogen bij wijziging leefvorm

Wanneer tijdens de periode van bijstandsverlening de gezinssamenstelling van een inwoner wijzigt, dan kan dit tevens gevolgen hebben voor het vermogen. De wijze waarop bij wijzigingen in de gezinssamenstelling het vermogen en het restant vrij te laten vermogen vastgesteld moet worden, is niet in de Participatiewet geregeld. Onderstaande richtlijn geeft aan hoe wordt omgegaan met de vaststelling van het vermogen en de vermogensgrens bij een wijziging van de gezinssituatie:

  • a.

    Van alleenstaande naar gezin:

    Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum opgetrokken naar het grensbedrag van een gezin. Het feitelijke positieve vermogen van de nieuwe partner bij aanvang van de samenwoning wordt als vermogenstoeval (vermogenstoename) bij het reeds vastgestelde vermogen van de ander op geboekt.

  • b.

    Van alleenstaande ouder naar gezin:

    Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating verandert niet. Het feitelijke positieve vermogen van de nieuwe partner bij aanvang van de samenwoning wordt als vermogenstoeval op geboekt. Als de nieuwe partner ook een bijstandsuitkering heeft, dan wordt niet het feitelijke vermogen meegenomen, maar worden de gegevens over het laatst vastgestelde vermogen van de nieuwe partner, samengevoegd bij het laatst vastgestelde vermogen van de voorheen alleenstaande ouder.

  • c.

    Van alleenstaande naar alleenstaande ouder:

    Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum opgetrokken naar het hoge bedrag. Bij een geboorte hoeft geen nader vermogensonderzoek gedaan te worden.

  • d.

    Van gezin naar alleenstaande:

    Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum verlaagd naar het grensbedrag voor een alleenstaande. Het laatst vastgestelde vermogen van de partners tezamen wordt naar rato verdeeld tussen beide partners.

  • e.

    Van gezin naar alleenstaande ouder:

    Het grensbedrag van de maximale vrijlating blijft gehandhaafd. Het laatst vastgestelde vermogen van de partners tezamen wordt naar rato verdeeld tussen beide partners.

  • f.

    Van alleenstaande ouder naar alleenstaande:

    Het grensbedrag van de maximale vermogensvrijlating wordt vanaf de wijzigingsdatum verlaagd naar het grensbedrag voor een alleenstaande. Als het eerder vastgestelde vermogen van de ouder hoger is dan het grensbedrag voor een alleenstaande, dan wordt geen verplichte intering van het vermogen opgelegd, aangezien er geen sprake is van een feitelijke vermogenstoename op dat moment (eens vrijgelaten blijft vrijgelaten). Houdt bij de vaststelling van het vermogen wel rekening met het volgende:

    • -

      De hoogte van de vermogensgrens is gelijk aan de actuele vermogensgrens die geldt voor de nieuwe leefvorm van belanghebbende.

    • -

      Bij de vaststelling van het vermogen dient wel een aftrek plaats te vinden in verband met spaargelden opgebouwd tijdens de bijstandsperiode.

  • g.

    Vermogen bij co-ouderschap:

    Wanneer sprake is van co-ouderschap, waarbij beide ouders elk voor een per individueel geval bepaald deel van de week het ouderlijk gezag over de kinderen tot 18 jaar uitoefenen, wordt de vermogensvrijlating uit artikel 34 lid 3 sub b Participatiewet toegerekend aan de ouder bij wie het kind volgens het BRP staat ingeschreven.

3.13. Vermogensvaststelling gedurende de periode van bijstandsverlening

Als de inwoner tijdens de bijstandsverlening vermogen ontvangt, dan moet het college dit ontvangen vermogen meenemen bij het bepalen van het nieuwe vermogenssaldo, voor zover dit niet is vrijgelaten. Inwoner is verplicht om dit te melden.

Belangrijke voorbeelden van ontvangen vermogen zijn:

  • Het ontvangen van een gift die niet geheel of gedeeltelijk wordt vrijgelaten (zie over een eventuele vrijlating hiervan ook artikel 2.1);

  • Het ontvangen van een erfenis;

  • Het ontvangen van een uitkering volgens een (levens)verzekering;

  • Het winnen van een prijs;

  • Inkomsten uit gokken;

3.14. Transitievergoeding

  • 1.

    De transitievergoeding ontvangen vóór en tijdens de bijstandsverlening wordt gezien als inkomen:

    • a.

      de transitievergoeding wordt gekort op het moment van de maand dat het ontvangen wordt;

    • b.

      er wordt toegerekend naar het netto salaris van de voorheen ontvangen inkomsten;

    • c.

      de werknemer is verplicht de transitievergoeding te claimen bij de werkgever, de transitievergoeding is een voorliggende voorziening.

  • 2.

    Vrijgelaten wordt dat deel van de transitievergoeding dat aantoonbaar is ingezet om de overgang naar betaald werk te vergemakkelijken in de vorm van scholing e/o bijscholing, coaching of hulpverleningstraject.

  • 3.

    een besluit tot inzet van de transitievergoeding moet genomen zijn voor het einde van het dienstverband en voordat er bijstand wordt verleend.

  • 4.

    tijdens de bijstandsverlening kan een besluit over inzet van de transitievergoeding alleen dan plaatsvinden wanneer de werkcoach hiermee instemt.

Bijzondere bijstand

4. Recht op bijzondere bijstand

4.1 Inleiding en achtergrond

De bijzondere bijstand is een wettelijke regeling en opgenomen in artikel 35 van de Participatiewet (PW). De invulling en uitvoering van de bijzondere bijstand wordt bepaald door het college van burgemeester en wethouders. In deze beleidsregels wordt vastgelegd hoe het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid ten aanzien van de verstrekking van bijzondere bijstand.

4.2 Voorwaarden aan kosten

Aan de kosten die in aanmerkingen komen voor een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand zijn een aantal voorwaarden verbonden:

  • 1.

    De kosten moeten bijzonder zijn;

  • 2.

    De kosten moeten noodzakelijk zijn;

  • 3.

    De kosten kunnen niet door belanghebbende zelf worden betaald uit het eigen inkomen of vermogen;

  • 4.

    De vergoeding is gericht op de meest goedkope en adequate oplossing;

  • 5.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet tenzij anders bepaald in deze beleidsregels en/of naar het oordeel van het college;

  • 6.

    Besparingskosten worden in mindering gebracht op de hoogte van de bijzondere bijstand;

  • 7.

    Bijzondere bijstand is niet mogelijk wanneer belanghebbende aanspraak kan maken op voorliggende voorzieningen die toereikend zijn;

4.3 Moment van aanvragen

Het uitgangspunt is dat een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend voordat de kosten zijn gemaakt.

Terugwerkende kracht

In afwijking van artikel 44, eerste lid van de Participatiewet is bijzondere bijstand met terugwerkende kracht mogelijk volgens de regels, zoals aangegeven in deze beleidsregel.

  • 1.

    Inwoners komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor zover zij zich binnen acht weken nadat de kosten zijn gemaakt, hebben gemeld om bijzondere bijstand aan te vragen.

  • 2.

    Inwoner komt in aanmerking voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, curatele of mentorschap voor zover hij zich binnen acht weken na de datum waarop de rechtbank een uitspraak heeft gedaan, heeft gemeld om bijzondere bijstand aan te vragen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde termijn is eveneens van toepassing voor intakekosten en kosten van griffierecht die gerelateerd zijn aan de in het tweede lid genoemde uitspraak of in het geval dat inwoner overstapt naar een andere bewindvoerder, curator of mentor.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing voor zover de melding betrekking heeft op de kosten van bewindvoering, curatele of mentorschap ten behoeve van dezelfde bewindvoerder, curator of mentor.

  • 5.

    Inwoner komt in aanmerking voor woonkostentoeslag vanaf de eerste van de maand waarin hij zich heeft gemeld om een woonkostentoeslag aan te vragen

Betreft het een vervolgfactuur voor kosten ten behoeve van dezelfde bewindvoerder, curator of mentor dan geldt de termijn van acht weken niet. Betalingen worden opgeschort met ingang van 31 december en bij aanlevering van de factuur met terugwerkende kracht per 1 januari betaald.

4.4 Draagkracht en hoogte van de bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald door de hoogte van de kosten en de aanwezige draagkracht. Voor het berekenen van de draagkracht zijn de volgende middelen van belang:

  • 1.

    Inkomen;

    Het inkomen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als de algemene bijstand, namelijk op basis van artikelen 31, 32 en 33 van de Participatiewet. Uitzonderingen hierin zijn de middelen uit artikel 31 lid 2.

  • 2.

    Vermogen;

    Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als bij de algemene bijstand, namelijk op basis van artikel 34 van de Participatiewet.

Bij het berekenen van het draagkrachtpercentage hanteren we de volgende richtlijnen:

  • 1.

    Bij een inkomen lager dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm is er geen draagkracht

  • 2.

    Bij een inkomen hoger dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag is er een draagkracht van 40% van het inkomen boven de norm van 120%.

  • 3.

    In sommige gevallen wordt al het inkomen dat meer is dan 100% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag, voor 100% aangemerkt als draagkracht. Dit is het geval bij de kosten die horen tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan:

    • a)

      Aanschaf van noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen en woning inrichting

    • b)

      Woonkostentoeslag, woonkosten die niet uit de norm kunnen worden betaald

    • c)

      Aanvullende bijstand voor jongeren van 18 tot 21 jaar die noodzakelijkerwijs zelfstandig wonen

Uitzonderingen:

Wanneer iemand in een minnelijk- of wettelijk schuldsaneringstraject zit, wordt alleen het inkomen waarover men daadwerkelijk kan beschikken tot het inkomen gerekend. Hiervoor is het noodzakelijk om een VTLB (Vrij Te Laten Bedrag berekening) als bewijsstuk te overleggen.

Kostendelersnorm

De kostendelersnorm, zoals bedoeld in artikel 22a van de participatiewet, is niet van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht. Behalve bij de kostensoorten die gerekend moeten worden tot de algemene bestaanskosten waarvoor onder bepaalde voorwaarden bijzondere bijstand verstrekt kan worden.

4.5 Draagkrachtperiode en wijziging draagkracht

De draagkrachtperiode is de periode waarover de draagkracht wordt berekend. Daarin hanteren we het volgende:

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een draagkrachtperiode van 12 maanden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan de draagkracht worden gewijzigd als het inkomen gedurende draagkracht periode lager wordt.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 wordt de draagkrachtperiode bij een aanvraag kosten bewindvoering gedurende een kalenderjaar op een kortere periode bepaald en eindigt dan per 1 januari van het kalenderjaar volgend op de datum van aanvang van de draagkrachtperiode.

  • 4.

    Voor de belanghebbende die algemene bijstand ontvangt, wordt geen draagkrachtperiode vastgesteld.

  • 5.

    Bij beëindiging van de uitkering waarbij mogelijk nog recht bestaat op bijzondere bijstand wordt de draagkracht vastgesteld vanaf de 1e dag na datum beëindiging.

4.6 Toekenningsperiode

Voor een aantal kostensoorten geldt dat periodiek bijzondere bijstand voor langer dan 12 maanden kan worden toegekend. Betaling vindt alleen plaats na ontvangst van de factuur. Dit geldt onder andere voor:

  • 1.

    Kosten voor beschermingsbewind, curatele en mentorschap.

  • 2.

    Reiskosten voor het volgen van een inburgeringstraject.

5. Medische kosten

5.1. Medische kosten algemeen

Ten aanzien van een voorliggende voorziening geldt dat de vergoedingen die onder de werksfeer van de Zorgverzekeringswet (Zvw), aanvullende pakketten, Wet Langdurige Zorg (Wlz) en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) vallen, als een passende en toereikende voorliggende voorzieningen (artikel 15 lid 1 PW) worden beschouwd.

Er zijn situaties waarbij het niet mogelijk is om een aanvullende verzekering af te sluiten. Bijvoorbeeld buiten het overstapseizoen om of wanneer er sprake is van een bestuursrechtelijke premie.

Wanneer buiten het overstapseizoen van zorgverzekeraar om plotseling zorgkosten gemaakt moeten worden die niet uitgesteld kunnen worden is nu bijzondere bijstand mogelijk. Daarbij verstrekken we tot het volgende overstapmoment bijzondere bijstand waarbij we verwachten dat de inwoner dan de juiste aanvullende verzekering af sluit.

Een andere uitzondering is het geval wanneer sprake is van een bestuursrechtelijke premie via het CAK (Centraal Administratiekantoor). Bij een bestuursrechtelijke premie wijzen we inwoners op schuldhulpverlening en het sociaal team om tot een oplossing voor de financiële problemen te komen. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor maximaal een jaar. In dat jaar verwachten we dat ondersteuning of een schuldregeling gestart kan worden. Wanneer sprake is van een schuldregeling, en dus een VTLB, kan weer bijzondere bijstand worden verstrekt.

Wanneer er sprake is van zeer dringende redenen (artikel 16 PW) kan er afgeweken worden van dit standpunt. Hiervoor dient vast te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de inwoner verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een acute noodzaak is aan de orde als de situatie levensbedreigend is of blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.

5.2. Beoordeling en advies medische kosten

Het college verstrekt bijzondere bijstand wanneer aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand wordt voldaan. Aanvullend op de algemene bijzondere bijstand dienen bij medische kosten de volgende bewijsstukken aangeleverd te worden:

  • 1.

    (Proforma)nota van de (gemaakte) kosten;

  • 2.

    Vergoedingenoverzicht van de zorgverzekeraar;

  • 3.

    Kopie van de polis van de zorgverzekeraar.

Medisch advies

Advisering en indicering door een deskundige kan nodig zijn wanneer een inwoner te maken krijgt met extra kosten van medische, medisch-sociale of psychosociale aard die buiten de werking van een voorliggende voorziening valt. Medisch advies kan worden ingewonnen via een gecontracteerde partij.

Voor kosten die op grond van artikel 14 en/of 15 van de Participatiewet niet in aanmerkingen komen voor bijstandverlening wordt geen advies gevraagd.

5.3. Overzicht kosten

5.3.1. Eigen bijdrage basiszorgverzekering

Voor de eigen bijdragen vanuit de basiszorgverzekering is bijzondere bijstand mogelijk. Dit geldt niet voor aanvullende verzekeringen, het wettelijk eigen risico en het vrijwillig eigen risico.

5.3.2. Geneesmiddelen

Voor zowel zelfhulpgeneesmiddelen als geneesmiddelen die u op recept van een arts gebruikt geldt dat deze in principe worden vergoed vanuit de basisverzekering. Het basispakket van de Zorgverzekeringswet (Zvw) heeft betrekking op noodzakelijke, op genezing gerichte zorg. Voor geneesmiddelen die buiten de basiszorgverzekering vallen is dan ook geen recht op bijzondere bijstand mogelijk.

5.3.3. Hoortoestel

Voor een hoortoestel wordt 75% van de kosten vergoedt vanuit de basisverzekering. Bijzondere bijstand ter hoogte van de eigen bijdrage van 25% op een hoortoestel uit de aangemeten categorie is mogelijk. Voor kinderen onder de 18 jaar geldt dat 100% van de kosten wordt vergoed vanuit de basisverzekering. In de aangemeten categorie wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening. Voor een verzekering van een gehoorapparaat is geen bijzondere bijstand mogelijk.

5.3.4. Orthopedisch schoeisel

Voor orthopedisch schoeisel geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel is de wettelijke eigen bijdrage per paar met aftrek van het normbedrag uit de prijzengids van het Nibud voor normale schoenen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kinderschoenen (tot 16 jaar) en volwassenen (ouder dan 16 jaar en of het heren- of damesschoenen betreft).

De hoogte van de bijzondere bijstand voor orthopedisch schoeisel is maximaal de eigen bijdrage verminderd met een eventuele vergoeding van de zorgverzekering voor de eigen bijdrage en het normbedrag voor normale schoenen (nibud).

5.3.5. Ziekenvervoer

Voor ziekenvervoer geldt een wettelijke eigen bijdrage. Voor de eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte van de bijstand is nooit meer dan de wettelijke eigen bijdrage.

5.3.6. Brillen en contactlenzen

Brillen en contactlenzen worden slechts in enkele gevallen vergoed door de zorgverzekeraar (Zie zorginstituutnederland) onder de basisverzekering, gewone brillen (glazen en montuur) komen bij inwoners ouder dan 18 niet in aanmerking voor een vergoeding vanuit het basispakket.

Voor kinderen jonger dan 18 jaar is een gedeeltelijke vergoeding vanuit de basisverzekering mogelijk voor brillenglazen. Voor de eigen bijdrage voor lenzen en brillen in deze gevallen is bijzondere bijstand mogelijk. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal €59,50,- per glas/lens.

Wanneer de sterkte van de glazen moet worden aangepast of als het montuur te klein is geworden bij opgroeiende kinderen is het mogelijk om tussentijds bijzondere bijstand te verstrekken. Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor een zonnebril, gekleurde glazen of lenzen, duikbril, lasbril, computerbril of een andere speciale brillen. De maximale vergoeding vanuit de bijzondere bijstand is gelijk aan de maximale vergoeding in de meest uitgebreide polis van de collectieve zorgverzekering van de gemeente Oldebroek.

5.3.7. Dieetproducten

Als er sprake is van een noodzakelijk dieet en hiervoor dieetproducten moeten worden aangeschaft, kan voor de meerkosten bijzondere bijstand worden verstrekt. Meerkosten zijn de extra uitgaven die betrokkene heeft aan voeding als gevolg van zijn dieet. Hierbij moet eerst worden nagegaan of de zorgverzekeraar een deel van de kosten vergoedt.

De meerkosten van dieetproducten zijn opgenomen in de prijzengids van het Nibud. De meerkosten worden maandelijks uitbetaald.

Let op: Dieetpreparaten vallen onder de Zvw (Zorgverzekeringswet) of Wlz (Wet langdurige zorg)-regeling voor farmaceutische hulp en zijn daarmee voorliggend. Hiervoor wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

5.3.8. Tandheelkundige hulp

Tandartskosten

De vergoeding voor tandheelkundig hulp is voor een deel in de basisverzekering opgenomen en wordt voor een deel vergoed via aanvullende verzekeringen. Dit betekent dat de Zorgverzekeringswet een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Dit geldt ook als de gemaakte kosten niet (volledig) door de (aanvullende) verzekering worden vergoed.

Kunstgebit

Voor de eigen bijdrage die betaald moet worden voor kosten uit de basisverzekering is bijzondere bijstand mogelijk. De basisverzekering dekt de kosten van chirurgische tandheelkundige hulp, röntgenonderzoek en uitneembare kunstgebitten. De bijzondere bijstand is maximaal de eigen bijdrage verminderd met een eventuele vergoeding van de (aanvullende) zorgverzekering voor de eigen bijdrage. Indien de aanvrager geen aanvullende verzekering heeft die de wettelijke eigen bijdrage vergoedt, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

Orthodontie tot 18 jaar

Bijzondere bijstand is mogelijk voor een deel van de kosten van orthodontie voor kinderen tot en met 17 jaar. Er kan bijzondere bijstand voor orthodontie worden verstrekt wanneer iemand hiervoor aanvullend verzekerd is. Iemand die niet aanvullend verzekerd is heeft geen recht op bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de eigen bijdrage vanuit de aanvullende verzekering. Indien het maximale bedrag is bereikt bij de zorgverzekeraar kan er geen bijzondere bijstand meer worden verstrekt.

5.3.9. Bevallingskosten en kraamzorg

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de wettelijke eigen bijdragen van de zorgverzekering voor kraamzorg, voor zover deze niet wordt vergoed door de zorgverzekeraar.

De wettelijke eigen bijdrage van de zorgverzekering voor de bevalling in een ziekenhuis of geboortecentrum zonder medische of sociale indicatie komt niet in aanmerking voor bijzondere bijstand.

5.3.10. Alarmeringskosten

De alarmeringsapparatuur, installatie en instructie en onderhoud, reparatie of vervanging wordt voor 100% vergoedt vanuit de basisverzekering. Bijzondere bijstand is mogelijk voor kosten voor de abonnementskosten op de alarmcentrale voor zover deze niet door de zorgverzekering, WLZ of WMO worden vergoedt of wanneer er sprake is van een lichamelijke beperking of ziekte en daardoor een verhoogd risico is om in een noodsituatie terecht te komen.

5.3.11. Stookkosten

Verwarmingskosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden als gevolg van ziekte kan er aanleiding zijn om bijstand te verlenen voor de meerkosten van verwarming die noodzakelijk is in verband met de ziekte.

Een onafhankelijk medisch advies wordt gevraagd om te bepalen of sprake is van een zodanige ziekte dat extra hoog verwarmen noodzaak is en hoeveel ruimtes dit betreft.

De hoogte van de vergoeding bedraag maximaal €15,- per maand per kamer met een maximum van 2 kamers.

5.3.12. Maaltijdvoorziening

Indien dit (medisch) noodzakelijk is en er geen andere oplossing mogelijk is kan bijzondere bijstand worden verleend voor de extra kosten van een warme maaltijd voorziening.

De vergoeding bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de meerkosten. Dit zijn de kosten minus de kosten uit de Nibud prijzengids voor een warme maaltijd.

5.3.13. Eigen bijdrage WMO

Voor de wettelijke eigen bijdrage WMO (Wet maatschappelijk ondersteuning) kan bijzondere bijstand worden verleend, deze is niet inkomensafhankelijk. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de eigen bijdrage. Om aanvragen te voorkomen is aan het CIZ de opdracht gegeven om geen eigen bijdrage in rekening te brengen tot een inkomen van 120% van de bijstandsnorm.

6. Kosten van verhuizing, eerste maand huur en inrichtingskosten

Verhuiskosten, eerste maand huur en inrichtingskosten vallen onder de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm. Dit betekent dat er in principe geen bijstandsverlening mogelijk is voor deze kosten.

In incidentele gevallen kan er vanwege bijzondere omstandigheden toch bijzondere bijstand worden verleend:

6.1. Verhuiskosten

Er kan bijzondere bijstand voor verhuiskosten worden verstrekt als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    De verhuizing is noodzakelijk, en;

  • 2.

    Er is sprake van bijzondere omstandigheden waardoor er niet gereserveerd heeft kunnen worden, en;

  • 3.

    Er is geen voorliggende voorziening mogelijk.

De kosten die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen zijn:

  • 1.

    De kosten in verband met transport van de inboedel;

  • 2.

    Opslagkosten van de inboedel, maximaal 6 maanden;

  • 3.

    Overige inrichtingskosten (stofferingskosten als verf en behang).

Voor bepaling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate oplossing volgens de prijzengids van het Nibud.

6.2. Eerste maand huur en administratiekosten

Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor de eerste maand huur en administratiekosten als aan de volgende criteria wordt voldaan:

  • 1.

    De verhuizing is noodzakelijk, en;

  • 2.

    Er is sprake van bijzondere omstandigheden waardoor er niet gereserveerd heeft kunnen worden, en;

  • 3.

    Er is geen voorliggende voorziening mogelijk.

De hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de ingangsdatum van het huurcontract:

  • 1.

    Bij een ingangsdatum op de 1e van de maand betreft het de hoogte van de huur

  • 2.

    Bij een andere ingangsdatum dan de 1e van de maand:

    • De eerste maand betreft het de hoogte van de huur naar rato van het resterende aantal dagen van de maand.

    • De volgende maand betreft de volledige huur minus de huurtoeslag voor zover deze is uitgekeerd.

6.3. Duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten

Er kan bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten worden verstrekt in de volgende situaties:

  • 1.

    De verhuizing is noodzakelijk;

  • 2.

    De eerste verhuizing na het verlaten van een AZC (Asielzoekerscentrum)- of ROA (Regeling opvang asielzoekers)-woning of tijdelijke huisvestging aangeboden door de gemeente;

  • 3.

    Echtscheiding of beëindiging samenwoning.

De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten wordt gebaseerd op 60% van het inventarispakket naar huishoudtype volgens de Nibud Prijzengids. Uitgangspunt hierbij is dat een deel van de inrichting ook tweedehands kan worden aangeschaft.

De vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten wordt onder verdeeld in leenbijstand en ‘om niet’. Stofferingskosten als verf en behang(lijm) zijn niet herbruikbaar, hierdoor worden deze kosten ter hoogte van €150,- binnen het inventarispakket ‘om niet’ verstrekt. De overige kosten uit het inventarispakket worden verleend in de vorm van leenbijstand.

In het geval van maatwerk wordt de hoogte van de bijzondere bijstand bepaald op basis van wat er daadwerkelijk nodig is via een ingediende begroting in vergelijking met de Nibud Prijzengids.

7. Woonkostentoeslag

7.1. Woonkostentoeslag bij nieuwe huurder

Er kan bij een noodzakelijke verhuizing woonkostentoeslag worden vertrekt over de gebroken maand huur. Deze situatie kan zich voordoen bij een nieuwe huurder, bijvoorbeeld in het geval van een echtscheiding of bij nieuwkomers.

De hoogte van de bijzondere bijstand is het bedrag van de huurtoeslag over de betreffende maand naar rato van de dagen van de resterende dagen van die maand.

7.2. Geen recht op huurtoeslag

Als een woning wordt bewoond waarvan de huur de maximale huurgrens volgens de Wet op de huurtoeslag overschrijdt en er sprake is van een inkomstenterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor woonkosten.

Deze bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt. Aan de bijstandsverlening worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1.

    Inwoner ziet om naar een goedkopere woning, waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen;

  • 2.

    Inwoner moet alles in het werk stellen om het inkomen te verhogen.

Van deze beide voorwaarden moeten bewijsstukken ingeleverd worden.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de te betalen huur en de normhuur zoals bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

7.3. Woonkostentoeslag eigenaren

Als er sprake is van een door de inwoner zelf bewoonde eigen woning en er is sprake van een inkomensterugval, kan er tijdelijk bijzondere bijstand worden verstrekt voor de woonkosten.

Er kan woonkostentoeslag worden verstrekt als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De in aanmerking te nemen woonlasten zijn hoger dan het bedrag van de toepasselijke basishuur. Onder woonlasten worden de volgende kosten verstaan:

    • De hypotheekrente (Hiervan wordt 70% opgenomen);

    • De premie voor de opstalverzekering;

    • De eventuele erfpachtcanon;

    • De waterschapslasten;

    • Een vast bedrag per maand op basis van de Nibud prijzengids voor de kosten van groot onderhoud en reparaties.

  • 2.

    En (verdere) Bezwaring van de woning kan niet worden verlangd of is niet mogelijk.

Deze bijstand wordt voor maximaal 6 maanden verstrekt. Aan de bijstandsverlening worden de volgende voorwaarden verbonden:

  • 1.

    Inwoner ziet om naar een goedkopere woning, waarvan de huur in overeenstemming is met zijn inkomen;

  • 2.

    Inwoner moet alles in het werk stellen om het inkomen te verhogen.

Van deze beide voorwaarden moeten bewijsstukken ingeleverd worden. Na 6 maanden moet een nieuwe aanvraag worden ingediend en moet worden onderzocht of aan de opgelegde verplichtingen is voldaan. De woonkostentoeslag kan dan weer voor 6 maanden worden toegekend, enz.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de Wet op de huurtoeslag en bedraagt maximaal het verschil tussen de toepasselijke basishuur, de fiscale aftrek en de in aanmerking te nemen woonlasten zoals eerder genoemd.

7.4. Kosten vaste lasten tijdens verblijf in een inrichting

Als iemand tijdelijk wordt opgenomen in een inrichting en er aan hem algemene bijstand is toegekend naar de norm van zak- en kleedgeld, kan er bijzondere bijstand worden toegekend voor de vaste lasten van het aanhouden van de woning.

Er kan alleen bijzondere bijstand worden toegekend als vooraf wordt vastgesteld dat de opname maximaal 6 maanden is (Door o.a. een behandelplan of informatie hulpverleners). De bijzondere bijstand kan worden toegekend per ingangsdatum zak- en kleedgeld norm.

De volgende lasten komen voor vergoeding in aanmerking:

  • 1.

    Huur (Waarop de huurtoeslag in mindering is gebracht);

  • 2.

    Vastrecht gas, elektriciteit en water;

  • 3.

    Verzekeringen die samenhangen met de woning.

Er wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de verbruikskosten van gas, elektriciteit en water. De inwoner moet de voorschotbedragen dan ook zo spoedig mogelijk verlagen tot het vastrecht.

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van de huur minus de huurtoeslag, het vastrecht gas, elektriciteit en water en de hoogte van de eventuele verzekeringen.

8. Overige kosten

8.1. Uitvaartkosten

Indien een nalatenschap onvoldoende is voor de kosten van een uitvaart komen erfgenamen voor hun aandeel in de noodzakelijke kosten van de uitvaart in aanmerking voor bijstand.

Onder noodzakelijk kosten worden verstaan:

  • 1.

    Legeskosten en overlijdensakte;

  • 2.

    Rouwkaarten en advertentie;

  • 3.

    Werkzaamheden uitvaartverzorger;

  • 4.

    Eenvoudige kist;

  • 5.

    Grafrechten voor een algemeen graf, niet voor een graf in eigendom;

  • 6.

    Rouwauto met maximaal 1 volgauto;

  • 7.

    Opbaren in een rouwcentrum;

  • 8.

    Dragers;

  • 9.

    Eenvoudige grafzerk.

De hoogte van het bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de Nibud prijzengids.

8.2. Budgetbeheer

Kosten voor budgetbeheer komen in beginsel niet aanmerking voor bijzondere bijstand. Budgetbeheer via PLANgroep is een passende en toereikende voorliggende voorziening. Er is echter ruimte om hiervan af te wijken indien dit een noodzakelijk karakter heeft. Hierbij moet aannemelijk worden gemaakt dat de voorliggende voorziening niet passend of toereikend is.

8.3. Juridische kosten

8.3.1.Bewindvoering, mentorschap en curatele

Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van bewindvoerders, mentoren en curatoren indien de bewindvoerder, mentor en curator door de Kantonrechter is benoemd. Voor de kosten van bewindvoering in het kader van de WSNP bestaat geen recht op bijzondere bijstand.

De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal de beloning die is genoemd in de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren.

8.3.2. Kosten rechtsbijstand

Indien sprake is van een toevoeging (gesubsidieerde rechtsbijstand) van de Raad voor Rechtsbijstand kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van de eigen bijdrage, griffierechten, kosten uittreksels van de gemeente, kosten getuigen of deskundigen en (overige) proceskostenvergoeding.

8.4. Babyuitzet

De kosten voor een babyuitzet zijn te voorzien en behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en daarom is een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand niet mogelijk. Wanneer er sprake is van dringende redenen wordt bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening. Wanneer is er sprake van dringende redenen:

  • -

    geboorte van een meerling

  • -

    een onvrijwillige zwangerschap ten gevolge van een zedenmisdrijf;

  • -

    hogere kosten ten gevolge van medische complicaties.

De maximale hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de Nibud prijzengids voor het basispakket babyuitzet.

8.5. Reiskosten

Voor de reiskosten onder 8.5.1, 8.5.2, 8.5.3 en 8.5.4 geldt dat de reisafstand minimaal 10 kilometer enkele reis moet zijn om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Voor de reiskosten onder 8.5.5 geldt een minimale reisafstand van 6,5 kilometer. Voor reiskosten wordt een vergoeding ter hoogte van de belastingvrije reiskostenvergoeding (2023 € 0,21 / 2024 € 0,22 e.v.) per kilometer gehanteerd of de daadwerkelijk gemaakte kosten voor openbaar vervoer.

8.5.1.Reiskosten in verband met therapie / behandeling

De reiskosten voor bezoek aan een psycholoog, therapeut of een verslavingskliniek komt voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld. Voor het vaststellen van de noodzaak dient ook gekeken te worden of er geen passende therapeut, psycholoog of behandelaar binnen de straal van 10 kilometer beschikbaar is.

8.5.2.Reiskosten bezoek aan uithuisgeplaatste kinderen

De reiskosten voor bezoek aan een uit huis geplaats kind door ouder(s) komen voor bijzondere bijstand in aanmerking. De noodzaak en frequentie wordt op individuele basis vastgesteld.

8.5.3.Reiskosten bezoek gedetineerde

De reiskosten voor het bezoeken van een gedetineerde komen in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer:

  • 1.

    De gedetineerde hoort tot de 1e of 2egraads familie van inwoner, en:

  • 2.

    De gedetineerde verblijft in een gesloten inrichting, en:

  • 3.

    De bezoekfrequentie is maximaal 1 keer per maand per gezinslid, en:

  • 4.

    De inrichting buiten de gemeente is gelegen maar binnen Nederland.

8.5.4.Reiskosten bezoek zieke familieleden

De reiskosten van het woonadres van de inwoner naar het verpleegadres waar de zieke verblijft komt in aanmerking voor bijzondere bijstand onder de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De zieke betreft 1e of 2egraads familie van inwoner, en:

  • 2.

    Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als het gaat om incidentele kosten.

Het aantal bezoeken en de hoogte van de bijzondere bijstand is afhankelijk van de ernst van de situatie en de afstand tussen woonplaats en verpleegadres. Dit zal individueel beoordeeld worden.

8.5.5.Reiskosten bij inburgering

De kosten voor het vervoer van het woonadres van de inburgeraar naar de locatie waar de lessen plaatsvinden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van de afstand tussen woonplaats en leslocatie.

8.6. Toeslag levensonderhoud jongeren 18 t/m 20 jaar

8.6.1.Jongeren niet in een inrichting

Jongeren tussen de 18 en 20 jaar komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud als aanvulling op de algemene bijstand indien het noodzakelijk is dat zij zelfstandig wonen en voor zover ouders niet kunnen voldoen in de onderhoudsplicht.

De hoogte van de bijzondere bijstand is het verschil tussen de toepasselijke bijstandsnorm voor een jongere van 18 tot en met 20 jaar en de norm voor een 21 jarige die in dezelfde omstandigheden verkeert, exclusief vakantietoeslag.

8.6.2.Jongeren wel in een inrichting

Er is bijzondere bijstand mogelijk voor jongeren tussen de 18 en 20 jaar die in een inrichting verblijven wanneer zij de onderhoudsplicht richting hun ouders niet ten gelde kunnen maken. Deze groep is volgens artikel 13, lid 2 onder 1 van de participatiewet uitgesloten van het recht op algemene bijstand.

De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt de norm voor een in een inrichting verblijvende alleenstaande van 21 jaar of ouder tot Aow-leeftijd. De bijzondere bijstand wordt waar mogelijk verhaald op de ouders.

8.7. Verlenging of wijziging verblijfsvergunning

Legeskosten voor identiteits- en verblijfsdocumenten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten moeten daarom in beginsel uit de bijstandsnorm worden voldaan. Het gaat om voorzienbare kosten.

8.8. Overbruggingsuitkering

Er kan een overbruggingsuitkering worden verstrekt als een inwoner bij het indienen van de aanvraag voor uitkering niet voldoende middelen heeft om de periode tussen de aanvraag en de eerste uitbetaling van de uitkering zelf te overbruggen. Dit kan in de volgende situaties aan de orde zijn:

  • 1.

    Bij het gedeeltelijk of volledig ontbreken van inkomen voor de uitkeringsaanvraag;

  • 2.

    Bij echtscheiding waarbij de aanvrager onvoorzien achterblijft zonder financiële middelen;

  • 3.

    Bij gezinshereniging.

Daarnaast moet er voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Er moet sprake zijn van broodnood, en;

  • 2.

    De financiële situatie is zodanig dat het verlenen van een voorschot geen oplossing biedt omdat dit een schuldensituatie creëert of in stand houdt, en;

  • 3.

    Er is geen sprake van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

De hoogte van de bijzondere bijstand voor de overbruggingsuitkering is gelijk aan de bedragen die zijn opgenomen in artikel 14 lid 2 en 4 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.

9. Collectieve ziektekostenverzekering

Er is een contract afgesloten met het Zilveren kruis waarbij uitkeringsgerechtigden en overige minima kunnen deelnemen aan een collectieve zorgverzekering ‘de gemeentepolis’. Dit pakket bestaat uit een basisverzekering en een aanvullende verzekering. Er kan uit 3 aanvullende verzekeringspakketten worden gekozen. Met het afsluiten van een collectieve zorgverzekering minima wordt bereikt dat de doelgroep minima goed verzekerd is waardoor er minder een beroep gedaan hoeft te worden op de bijzondere bijstand.

9.1. Voorwaarden voor deelname

Voor de deelname aan de Collectieve zorgverzekering moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

  • 1.

    Inwoner zijn en ingeschreven staan bij de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Oldebroek;

  • 2.

    Het inkomen van belanghebbende bedraagt niet meer dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm, waarbij artikel 22a van de Participatiewet niet van toepassing is en het vermogen bedraagt niet meer dan de vermogensgrens zoals bepaald in artikel 34 van de Participatiewet;

9.2. Tegemoetkoming premie

Op grond van artikel 35 lid 3 participatiewet kan bijzondere bijstand worden verleend in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering.

  • 1.

    Deelnemers komen maandelijks in aanmerking voor bijzondere bijstand als tegemoetkoming in de premie van de aanvullende verzekering.

  • 2.

    De tegemoetkoming wordt rechtstreeks betaald aan het Zilveren Kruis.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en gepubliceerd op www.gezondverzekerd.nl.

9.3. Beëindiging

Deelname aan de Collectieve verzekering minima (Zilveren Kruis gemeentepakket) stopt, zodra er niet meer wordt voldaan aan de voorwaarde voor deelname. De opzegging door de gemeente wordt niet eerder gedaan dan 1 januari aanstaande. Dit geldt niet als de deelnemer geen inwoner meer is van de gemeente Oldebroek. Bijvoorbeeld in het geval van verhuizing. De beëindigingsdatum is in deze situatie de mutatiedatum in de basisregistratie personen (BRP) en de daarop eerst volgende mogelijkheid bij het Zilveren Kruis.

9.4. Controle

Jaarlijks wordt er in oktober/november een lijst met deelnemers aangeboden aan het inlichtingenbureau. Het inlichtingenbureau toetst of personen voldoen aan door de gemeente opgestelde normen op het gebied van inkomen en vermogen.

10. Compensatie eigen risico

Betreft een financiële vergoeding voor chronisch zieken en gehandicapten, ter compensatie van de meerkosten in de vorm van een compensatie van een deel van het wettelijk verplicht eigen risico van de zorgverzekering. Voor inwoners met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm.

10.1. Rechthebbende

  • 1. Een belanghebbende heeft recht op een compensatie als hij of zij voldoet aan de voorwaarden als beschreven in artikel 10.2. van deze beleidsregel.

  • 2. Geen recht op een compensatie als bedoeld in het eerste lid, wordt verleend aan degene die gedurende het kalenderjaar waarop de compensatie betrekking heeft, is overleden.

10.2. Vaststellen recht

  • 1. Om het recht vast te stellen, dient de belanghebbende:

    • a.

      18 jaar of ouder te zijn;

    • b.

      in het kalenderjaar ingeschreven te staan in de BasisRegistratie Personen (BRP) in de gemeente Oldebroek;

    • c.

      Het wettelijke verplicht eigen risico van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, volledig te hebben betaald;

    • d.

      Een inkomen te hebben dat gelijk of lager is dan 120% procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

    • e.

      Bij een wisselend inkomen, wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de laatste drie maanden;

    • f.

      Een vermogen te hebben dat niet hoger is als de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;

    • g.

      Een aanvraag voor compensatie van een deel van het wettelijk eigen risico bij de gemeente ingediend te hebben.

  • 2. De aanvraag voor de compensatie eigen risico kan ingediend worden vanaf 1 januari van het kalenderjaar, maar uiterlijk op 31 december van het volgende kalenderjaar.

10.3. Hoogte en vorm compensatie

  • 1. De hoogte van de compensatie bedraagt € 300,00 per persoon per kalenderjaar.

  • 2. De compensatie is niet overdraagbaar en wordt verstrekt om niet.

Minimabeleid

11. Activiteitenbijdrage

11.1. Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentewet;

  • 1.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: ingevuld aanvraagformulier Activiteitenbijdrage van het betreffende kalenderjaar;

    • b.

      Activiteitenbijdrage: bijdrage voor deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten (Zie toelichting voor overzicht). Het gaat hierbij om leuke, leerzame of gezonde activiteiten voor volwassenen, kinderen of beiden. Deze regeling stimuleert de participatie;

    • c.

      Bijstandsnorm: de bedragen die worden genoemd in artikel 20, 21 en 22 van de Participatiewet.

    • d.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek;

    • e.

      Inkomen: het inkomen zoals dat geldt voor de algemene bijstand

    • f.

      Vermogen: Het vermogen bestaat uit de totale waarde van alle waardevolle bezittingen, zoals spaargeld, auto, boot, caravan, waardepapieren en overige bezittingen op de peildatum. Gebruiksgoederen behoren niet tot het vermogen. Schulden kunnen hier van worden afgetrokken.

    • g.

      Wet: de Participatiewet;

    • h.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • i.

      WSF: Wet studiefinanciering 2000;

    • j.

      Peildatum: datum van indienen aanvraag

11.2. Rechthebbende

Er wordt een activiteitenbijdrage toegekend wanneer een inwoner aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • a.

    Gedurende drie kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend ingeschreven staan in de Basis Registratie Personen van de gemeente Oldebroek;

  • b.

    Gedurende drie kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend is het gemiddelde huishoudinkomen per maand gelijk is of minder dan 120% van de voor hem/haar op grond van de Participatiewet geldende bijstandsnorm;

  • c.

    Gedurende drie kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend is het gemiddelde vermogen niet hoger dan de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 van de wet;

  • d.

    Gedurende zes kalendermaanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag wordt ingediend is er geen aanvraag voor dezelfde bijdrage verstrekt;

  • e.

    Voor het kalenderjaar waarin de aanvraag wordt ingediend, heeft de inwoner nog geen activiteitenbijdrage of vergelijkbare bijdrage van het college of van een andere gemeente ontvangen;

Niet in aanmerking komt de inwoner die een opleiding volgt in de zin van de WTOS dan wel een studie genoemd in de WSF.

11.3. Hoogte en vorm

  • 1. De hoogte van de activiteitenbijdrage bedraagt € 100,00 voor een volwassene per kalenderjaar;

  • 2. De hoogte van de activiteitenbijdrage bedraagt € 400,00 voor een kind tussen de 3 en 18 jaar, per kalenderjaar;

  • 3. De hoogte van de extra activiteitenbijdrage voor leerlingen die overstappen van de basisschool naar de middelbare school bedraagt éénmalig € 400,00 per kind;

  • 4. Voor kinderen van 0 tot en met 2 jaar kan onder artikel 12 een aanvraag gedaan worden voor een specifieke activiteit, zoals babyzwemmen of peutergym. De hoogte van de activiteitenbijdrage is afhankelijk van de specifieke activiteit en maximaal de hoogte van de activiteitenbijdrage voor kinderen tussen de 3 en 18 jaar;

  • 5. De bijdrage is niet overdraagbaar en wordt verstrekt om niet.

11.4. Aanvraag

  • 1. De inwoner dient de aanvraag, beschikbaar op www.oldebroek.nl, in met alle gevraagde bewijsstukken om het recht vast te stellen;

  • 2. Het college kan na beoordeling van een eerste aanvraag besluiten dat de inwoner bij volgende aanvragen minder bewijsstukken hoeft in te leveren;

  • 3. De aanvraag kan vanaf 1 januari van het betreffende kalenderjaar worden ingediend;

  • 4. De aanvraag kan tot en met 31 januari van het kalenderjaar erna worden ingediend;

  • 5. Inwoners met een lopende bijstandsuitkering in de maand januari en die in het voorafgaande jaar de activiteitenbijdrage hebben ontvangen, ontvangen een ambtshalve toekenning in de maand februari. Zij hoeven geen aanvraag in te dienen. Bij het ambtshalve toekennen wordt, indien nodig, éénmalig afgeweken van de termijnen zoals bedoeld in artikel 11.2.

11.5. Besteding

  • 1. De activiteitenbijdrage moet worden besteed voor deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten;

  • 2. De eenmalige activiteitenbijdrage voor kinderen die de overstap maken van de basisschool naar de middelbare school moet worden besteed aan noodzakelijke kosten voor het onderwijs, waaronder een fiets, laptop of andere materialen.

11.6. Controle

  • 1. Het college behoudt te allen tijde het recht om achteraf alsnog bewijsstukken te vragen met betrekking tot rechtmatige verstrekking van de activiteitenbijdrage;

  • 2. De inwoner moet minimaal één jaar na toekenning de bewijsstukken bewaren waaraan de activiteitenbijdrage is besteed;

  • 3. Het college kan tot maximaal één jaar na toekenning steekproefsgewijs de bestedingen van de activiteitenbijdrage controleren;

  • 4. De inwoner is bij controle volgens lid 1 en/of 2 verplicht:

    • alle bewijsstukken te overleggen die noodzakelijk worden geacht voor de controle als genoemd in dit artikel;

    • de activiteitenbijdrage terug te betalen als deze niet is besteed volgens artikel 9 lid 1 onder b op basis van artikel 58 lid 2 onder a van de Participatiewet.

12. Slotbepalingen

12.1. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van de beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard zal leiden.

12.2. Intrekking en inwerkingtreding Beleidsregels

De Beleidsregels:

  • Beleidsregel Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2022

  • Beleidsregel compensatie meerkosten chronische zieken en gehandicapten 2015 gemeente Oldebroek

worden een dag na bekendmaking ingetrokken.

Deze Beleidsregel inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023 treedt een dag na bekendmaking in werking.

12.3. Citeertitel

Deze Beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Inkomensondersteuning gemeente Oldebroek 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek op 5 september 2023

Het college voornoemd,

de gemeentesecretaris,

P.H. Lensselink

de burgemeester,

T.H. Haseloop - Amsing

Algemene toelichting

Artikel 11.6. Toelichting op besteding

De activiteitenbijdrage moet worden besteed aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten. De inwoner moet tot 1 jaar na toekenning de bewijsstukken voor de besteding bewaren.

Onderstaande voorzieningen en activiteiten vallen onder de in de regeling vastgestelde voorwaarden, waaraan een volwassene of kind zijn activiteitenbijdrage kan besteden.

Volwassene

Kind

Contributies verenigingen, zoals een sport vereniging, scouting of muziekvereniging. Indien het volwassenfonds sport en cultuur niet toereikend is.

Contributie voor sport, cultuur en muziek, indien het Jeugdfonds sport en cultuur niet toereikend is.

Kosten vervoer naar vereniging.

Kosten vervoer naar vereniging.

Kosten hobby’s en vrijwilligerswerk zoals tablet, laptop of computer, fiets, inclusief reparatie en onderhoud, reiskosten.

Kosten activiteiten op school, oppas en hobby’s. Bijvoorbeeld gymkleding, schoolreisjes, reiskosten, schoolbijdrage, tablet /laptop/ computer, fiets, inclusief reparatie en onderhoud.

Abonnementen en lidmaatschappen op bijv. bibliotheek, museumkaart, politieke partij, belangenorganisatie.

Abonnementen en lidmaatschappen op een tijdschrift of een museumkaart.

Entreegelden voor bioscoop, musea, zwembad, theater, pretpark, etc.

Entreegelden voor bioscoop, musea, zwembad, theater, pretpark, etc.

Sportkleding en attributen tbv sport.

Sportkleding en attributen tbv sport

Lesgeld van bijvoorbeeld een computercursus.

Schoolreisje of werkweek.