Samen bouwen aan een sterk noordelijk innovatieklimaat  Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 2021-2027    Openstelling: Innovatief ondernemerschap in Noord-Nederland 2021-2027 – fase 1

Geldend van 18-09-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 18-09-2023

Intitulé

Samen bouwen aan een sterk noordelijk innovatieklimaat  Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) 2021-2027    Openstelling: Innovatief ondernemerschap in Noord-Nederland 2021-2027 – fase 1   

De openstelling in het kort

Het vergroten van de groep innovatieve ondernemers in Noord-Nederland en tegelijkertijd het verhogen van de kwaliteit van de innovaties die worden uitgevoerd? Dat is wat wordt beoogd met deze nieuwe openstelling binnen het EFRO-programma 2021-2027 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) voor Noord-Nederland. Het EFRO-programma kent meerdere doelstellingen. De drie belangrijkste doelstellingen uit het programma zijn: 

  • het benutten van kansen binnen de vier transities; 

  • het verbeteren van het innovatie-ecosysteem; 

  • het versterken van de randvoorwaarden voor het innovatie-ecosysteem.  

 

Deze openstelling is voornamelijk gericht op de eerste en de laatste doelstelling. De groep ondernemers in Noord-Nederland die zich bezighoudt met innovatie, ook wel koplopers genoemd, is klein. Deze groep willen we met dit instrument vergroten. Het EFRO-programma wil ondernemers die nog geen koploper zijn, maar wel de ambitie hebben om te innoveren, stimuleren om innovatiever te worden. Tegelijkertijd willen we koplopers helpen met het versterken van hun innovaties. Dit sluit aan bij de eerste doelstelling uit het EFRO-programma: het benutten van kansen binnen de vier transities. Naast koplopers zien we ook ontwikkelaars en toepassers in het veld. Deze ondernemers zijn gebaat bij verbeteringen van innovatiecompetenties van de onderneming zelf. Met deze verbeteringen kunnen zij ‘opklimmen’ en (door)ontwikkelen en zich uiteindelijk voegen bij de groep koplopers. Dit sluit aan bij de derde doelstelling van het programma: het creëren van (meer) innovatief ondernemerschap, als randvoorwaarde voor het innovatie-ecosysteem.    

 

In het EFRO-programma wordt ook wel gesproken over de ‘innovatiecompetentieladder’ of ‘innovatiepiramide’. Hierin zijn de verschillende doelgroepen binnen het noordelijke innovatieklimaat in beeld gebracht. 

 

afbeelding binnen de regeling  

Figuur 1: Innovatiepiramide mkb 

De afbeelding geeft het veld van innovatieve ondernemers weer. Te zien is dat het EFRO-programma zich richt op alle innovatieve ondernemers op de zogenoemde ladder (van volgers tot koplopers). Deze specifieke openstelling richt zich op de bovenste drie doelgroepen, namelijk toepassers, ontwikkelaars en koplopers. Het is belangrijk dat in de uitvoering van dit programma en het bijbehorende instrumentarium zowel oog is voor de koplopers als de ontwikkelaars en toepassers. Waarbij er meer aandacht is voor de kwaliteit van de innovaties en groei van het aantal innovatieve ondernemers in het noorden. Daarnaast richt het EFRO-programma zich ook op de kwaliteit van de ondernemingen zelf; innovatief ondernemerschap. Dit dient als een randvoorwaarde voor het succesvol uitvoeren van innovaties én het verbeteren van de kwaliteit ervan.  

 

De twee hierboven omschreven doelstellingen vormen de basis voor deze nieuwe openstelling binnen het EFRO-programma 2021-2027 voor Noord-Nederland. Het hoe en waarom staat in deze openstellingstekst.     

 

Doelstellingen

Zoals hierboven omschreven, staan we als regio voor een behoorlijke opgave op het gebied van innovatief ondernemerschap. De regio moet als geheel innovatiever worden. In de komende jaren wordt gewerkt aan een overkoepelend programma rondom het structureel innovatiever maken van het mkb. In dit programma is aandacht voor verschillende aspecten van innovatief ondernemerschap en de kansen en oplossingen die er zijn voor de opgaven die hierbij komen kijken. Het is de bedoeling dat dit een meerjarig programma wordt met verschillende onderdelen, waarbij ieder onderdeel een nieuw soort instrument zou kunnen betekenen. Het eerste onderdeel, dat als voorloper dient voor de rest van het programma, wordt beoogd in deze openstelling. Hiermee wordt een start gemaakt met het effectiever en gerichter inrichten van instrumentarium voor innovatieve ondernemers. 

 

Concreet wordt er met deze openstelling aan drie belangrijke doelstellingen gewerkt, namelijk: 

  • Het verhogen van de kwaliteit van de innovaties in Noord-Nederland. 

  • Het groter en sterker maken van de groep innovatieve ondernemers in Noord-Nederland, en hiermee het versterken van het innovatieklimaat. 

  • Het stimuleren van innovatief ondernemerschap, als belangrijke randvoorwaarde voor het innovatie-ecosysteem. 

Hiernaast ligt er een belang bij het beter in kaart brengen van de groep innovatieve ondernemers. Door het beter in kaart brengen van innovatieve ondernemers, zou beter kunnen worden ingeschat waar zij staan op de competentieladder en daarmee zou de juiste ondersteuning geboden kunnen worden, bijvoorbeeld in de vorm van instrumentarium (oplopers van het meerjarig programma). 

 

Hoe geven we invulling aan deze uitdagingen?

Voor de aanpak van bovengenoemde uitdagingen zijn in het EFRO-programma drie uitgangspunten gedefinieerd:  

  • Doelgroep-differentiatie: werk aan een systeem waarbij de ondersteuning effectief gekoppeld is aan de doelgroepen die we willen bereiken (van koplopers tot volgers);  

  • Ketenaanpak: werk toe naar een situatie waarbij er een logische opvolging is van ondersteuningsmogelijkheden en follow-up;  

  • Positionering: tracht het instrumentarium daar te plaatsen waar de doelgroep het meest effectief kan worden bereikt.  

 

Uiteraard zijn er meerdere mogelijkheden om invulling te geven aan bovenstaande uitganspunten. Het innovatief ondernemerschap is een belangrijk thema binnen het EFRO-programma in de programmaperiode 2021-2027. Mede hierom zal er de komende jaren verdere invulling gegeven worden aan ondersteuningsinstrumentarium op dit gebied. Met deze openstelling gaan we hiermee van start. In de tekst hieronder wordt nader toegelicht hoe dit beoogd wordt. 

 

Versterken van het innovatieklimaat in Noord-Nederland: stimuleren en faciliteren 

Zoals gezegd is het EFRO-programma gericht op het vergroten van de groep innovatieve ondernemers in Noord-Nederland. Eén van de manieren waarop dit mogelijk wordt, is het aanbieden van instrumentarium met de juiste condities, waarmee ondernemers de kans krijgen (meer) te innoveren. Een subsidieregeling kan de stimulans zijn die de ambitieuze ondernemer over de streep trekt. Het gaat hierbij om ondernemers die zich graag met innovatie zouden willen bezighouden, maar nog niet de juiste tools (zoals kennis en financiële middelen) in huis hebben om dit uit te voeren. Een toegankelijk instrument met de juiste focus kan de drempel voor een ondernemer weghalen om de kwaliteit van hun innovaties te vergroten en tegelijkertijd te werken aan de randvoorwaarden die hiervoor nodig zijn. Waarbij het belangrijk is dat de ondernemer toegang krijgt tot faciliteiten en apparatuur waarover de ondernemer zelf niet beschikt. Het gaat hierbij vooral om kleine(re) ondernemers met specifieke kennisvragen.  

 

Een faciliteit om bovenstaande te bewerkstelligen en antwoorden te bieden aan de mogelijke kennisvragen van ondernemers is de proeftuinfaciliteit. Een proeftuin (of open innovatie omgeving) is een (fysieke) locatie waar data, apparatuur en expertise ter beschikking wordt gesteld aan derden. Ondernemers kunnen de proeftuinfaciliteiten gebruiken voor het testen van hun innovaties (in een praktijkomgeving). Met behulp van een proeftuinfaciliteit wordt het testen van innovaties niet alleen toegankelijker voor ondernemers. Het draagt ook bij aan de kwaliteit en (maatschappelijke) relevantie van de innovaties en dit zorgt voor een sterker en meer verbonden noordelijk innovatieklimaat.  

 

afbeelding binnen de regeling  

Door een toegankelijk(er) instrument, zoals een voucher, in te zetten, worden ondernemers gestimuleerd te werken aan de kwaliteit van hun innovaties en hun innovatief ondernemerschap. Dit komt omdat een voucher de toegang biedt tot middelen die mogelijk nog buiten het bereik van de ondernemer liggen. Tegelijkertijd wordt hiermee de groep innovatieve ondernemers in Noord-Nederland groter.  

Het (beter) in kaart brengen en volgen van ondernemers in Noord-Nederland 

Zoals eerder in dit stuk omschreven, richt deze openstelling zich op de bovenste drie doelgroepen van innovatieve ondernemers in Noord-Nederland, namelijk toepassers, ontwikkelaars en koplopers. Op dit moment is het wel duidelijk dat deze verschillende doelgroepen bestaan, maar minder duidelijk is welke ondernemer in welke doelgroep thuishoort. Daarnaast is in de voorgaande programmaperiode van het EFRO-programma, 2014-2020, gebleken dat veel ondernemers die subsidie ontvingen na het afronden van hun project snel weer uit beeld verdwenen. Een belangrijke doelstelling in het nieuwe EFRO-programma, 2021-2027, is dan ook het in kaart brengen van het ondernemerslandschap in Noord-Nederland. Zodat we ervoor gaan zorgen dat het EFRO-budget daardoor zo goed mogelijk terechtkomt bij ondernemers in de regio en leidt tot een structurele verbetering. 

 

Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de drie noordelijke eerstelijnsorganisaties (GroBusiness, IkBenDrentsOndernemer en Ynbusiness). Zij hebben (grotendeels) zicht op de ondernemers in de regio, kunnen een diagnose stellen van de onderneming (wat is de behoefte van de ondernemer?), kunnen helpen bij de vraagarticulatie van innovatieve ideeën van ondernemers, kunnen helpen bij de zoektocht naar de juiste proeftuin en kunnen meedenken over geschikte vervolgstappen na afronding van een innovatie-fase. Met het (verder) invullen van deze rollen en het vastleggen (en/of verrijken) van data over ondernemers in de regio (mede door contacten met de proeftuinen), kunnen de eerstelijnsorganisaties (op termijn) helpen bij het definiëren waar een ondernemer staat op de innovatiepiramide. Deze openstelling roept op tot een eerste aanzet en meer duidelijkheid over deze aspecten.   

 

Het is tevens van belang dat er beter antwoord gegeven kan gaan worden op vragen als; Welke ondernemers spelen welke rol in Noord-Nederland? In welke mate zijn ze wel of niet innovatief? En waarom? Wat zijn de behoeftes? En op welke manier zijn ze het best geholpen? Op deze manier kan er in de toekomst gerichter instrumentarium worden ontwikkeld en kan ook het vervolgproces voor de ondernemers toegankelijker worden gemaakt.  

 

Om ervoor te zorgen dat ondernemers in beeld blijven is een gedegen ‘follow-up’ van belang. Binnen deze openstelling betekent dit bijvoorbeeld dat er in het te ontwikkelen subsidie-instrument contactmomenten worden ingebouwd tussen de ondernemer, de eerstelijnsorganisatie(s) en de proeftuinfaciliteit. Dit werkt verschillende richtingen op. Wanneer een ondernemer met een vraagstuk bij een eerstelijnsorganisatie aanklopt, kan laatstgenoemde de ondernemer doorverwijzen naar een proeftuinfaciliteit. Een ondernemer kan ook rechtstreeks contact opnemen met een proeftuinfaciliteit. In dit geval is het wenselijk dat de proeftuinfaciliteit de verbinding zoekt met de eerstelijnsorganisatie, zodat de eerstelijnsorganisatie haar hulp kan aanbieden en rol kan pakken in het in beeld krijgen en houden van de doelgroep innovatieve ondernemers. Op basis van contactmomenten bij afronding van een innovatie-fase kan een ondernemer, met hulp van de eerstelijnsorganisatie en proeftuin, ondersteunt worden bij het zetten van de juiste vervolgstap. Gezamenlijk kunnen makkelijk(er) verbindingen worden gelegd die daarvoor nodig zijn. Deze contactmomenten tussen ondernemer, eerstelijnsorganisatie en proeftuin zullen de kwaliteit van het project borgen en ervoor zorgen dat de ondernemer bij de eerstelijnsorganisatie (beter) in beeld blijft. 

 

Deze openstelling dient ook bij te dragen aan betere onderlinge verbindingen tussen de eerstelijnsorganisaties en proeftuinen, dit zal het innovatieklimaat in Noord-Nederland verder versterken.  

 

Beoogd resultaat

Het beoogde resultaat met deze openstelling is dat ondernemers gestimuleerd worden te werken aan enerzijds de kwaliteit van hun innovaties (output) en anderzijds de kwaliteit van hun onderneming zelf met behulp van de eerstelijnsorganisaties en proeftuinen uit Noord-Nederland. 

 

Waar zijn we naar op zoek?

Binnen deze openstelling zijn we op zoek naar een partij die een instrument kan ontwikkelen dat bijdraagt aan bovengenoemde aanpak en tegelijkertijd een basis kan bieden om een breder programma op voort te bouwen. Wij zoeken (een) initiatiefnemer(s) die in staat is/zijn aan deze eisen te voldoen en daarnaast bereid is opgedane kennis en leereffecten openlijk te delen.  

 

Wij nodigen de volgende partij(en) uit met een voorstel te komen:  

Bestuursorganen zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht die samen een regeling uitvoeren ten behoeve van innovatief ondernemerschap in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe. Daarbij kunnen bestuursorganen samenwerken met eerstelijnsorganisaties. Deze partijen worden opgeroepen om invulling te geven aan een instrument dat bijdraagt aan de programmadoelstellingen zoals hierboven beschreven. We zijn op zoek naar een manier om enerzijds ondernemers te stimuleren innovatiever te worden en anderzijds de groep innovatieve ondernemers te vergroten. De rol van de eerstelijnsorganisaties en van de proeftuinen duidelijk terugkomen in het projectplan. Dit om de kwaliteit van het project te waarborgen en een beter beeld te krijgen van het ondernemersklimaat in Noord-Nederland. 

Het te ontwikkelen instrument zal de start bieden voor een breder programma binnen het thema innovatief ondernemerschap. Het is belangrijk dat zowel de invulling van het instrument als de uitvoering ervan op een gezamenlijke wijze gebeurt. Het is een grote opgave voor de regio, er zijn meerdere partijen bij betrokken en iedereen moet bereid zijn om zijn of haar rol in te nemen in het grotere geheel.  

 

Daarnaast dient deze subsidieregeling zo te worden ingericht dat het voor een substantieel aantal ondernemers in Noord-Nederland mogelijk is de kwaliteit van hun innovaties te verbeteren. 

 

Wat maakt een project een goed project?

Een goed project voor deze subsidie is gericht op de ontwikkeling van een toegankelijk instrument waarmee de ondernemer toegang krijgt tot kennis, kunde en apparatuur, in combinatie met een aanpak om ondernemers (beter) in beeld te brengen (en te houden). De belangrijkste elementen die terugverwacht worden in een goed projectplan zijn: 

  • Het stimuleren van ondernemers om innovatiever te worden. 

  • Het creëren van een opwaartse beweging in de innovatiecompetentieladder: van toepassers naar ontwikkelaars, van ontwikkelaars naar koplopers en het versterken van de positie van bestaande koplopers.  

  • Het borgen (en in beeld houden) van een goed vervolgtraject voor ondernemers die starten met een nieuwe innovatie. 

  • Het versterken en vergroten van netwerken tussen ondernemers en ondernemers en proeftuinen en eerstelijnsorganisaties om wederzijdse kennisdeling te stimuleren. 

 

Condities voor het te ontwikkelen instrument

Aan het te ontwikkelen instrument zijn bepaalde condities verbonden die moeten bijdragen aan de doelstellingen zoals hierboven beschreven: 

  • Het instrument moet toegankelijk zijn voor zowel koplopers, als ontwikkelaars en toepassers. 

  • De eerstelijnsorganisaties moeten met een duidelijke rol en taak worden opgenomen in het projectplan. Belangrijk is dat de mogelijkheid gecreëerd wordt tot minimaal twee contactmomenten met de ondernemer (wanneer deze in beeld komt met een vraagstuk en wanneer deze het project rondom dit vraagstuk afrondt). Deze contactmomenten vinden plaats tussen de ondernemer, de proeftuinfaciliteit en de eerstelijnsorganisatie. 

  • In de uitvoering is het van belang dat er een wisselwerking plaatsvindt tussen de eerstelijnsorganisaties en de proeftuinen. Ieders rol moet in het projectplan duidelijk worden vastgelegd en geborgd.  

  • Het moet uit het projectplan duidelijk worden wat een mogelijke vervolgstap is naar aanleiding van de resultaten uit dit eerste onderdeel.  

  • Er moet binnen het project ruimte zijn voor het bevorderen van de kennisdeling en het samenbrengen van partijen op regionale schaal.  

 

Wat bieden wij?

Wij bieden voor dit project een maximale subsidie van €2.500.000,- voor de periode van maximaal drie jaar, tot maximaal 31 oktober 2026. Het maximale subsidiepercentage bedraagt 67% van de subsidiabele kosten.  

 

Openstellingsperiode

De subsidie wordt opengesteld van 18 september 2023 12:00 uur tot en met 18 november 2023 12:00 uur. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen. 

 

Let op: 

Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-webportaal (klik hier).  

De verplichte documenten voor deze openstelling zijn: 

  • Projectplan; 

  • Begroting; 

  • Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid)); 

  • o Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is. 

  • Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid)); 

  • o Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is. 

 

 

Beoordeling

Alle aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie. Dit doen zij op basis van de landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader. 

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Er geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord. 

Na de beoordeling door de Deskundigencommissie wordt door het SNN ook de subsidie-technische toets afgerond. Hierbij toetst het SNN de aanvraag op beleidscriteria, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. SNN kan tijdens de subsidie-technische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doet het SNN wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking. 

 

Wijze van projectselectie

Aanvragen worden beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. 

Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium vijf verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximumaantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht. 

De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld: 

De bijdrage van een project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 en de openstelling.

   

Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief oordeel te geven over het projectvoorstel in relatie tot wat met het programma, de betreffende specifieke doelstellingen en de openstelling wordt beoogd. Hierbij gaat het onder meer om:   

  • De bijdrage aan de doelstellingen zoals uitgewerkt in het programma en de uitvoeringsregeling voor de openstelling, hiermee wordt onder andere bedoeld;   

  • De mate waarin gunstige omstandigheden worden gecreëerd om benodigde ondersteuning ten aanzien van innovatie-vraagstukken te koppelen aan de groep innovatieve ondernemers (koplopers, ontwikkelaars en toepassers) in Noord-Nederland (doelgroep-differentiatie). En daarmee de groep innovatieve ondernemers (koplopers, ontwikkelaars en toepassers) in Noord-Nederland te vergroten (positionering); 

  • De mate waarin verbindingen tussen ondernemers, eerstelijnsorganisaties en proeftuinen worden verbeterd (verbetering van het innovatie-ecosysteem); 

  • De mate waarin gunstige omstandigheden worden gecreëerd om kansen te gaan benutten binnen de vier RIS3-transities; 

  • De mate waarin innovatieve ondernemers beter in beeld komen (en blijven) bij eerstelijnsorganisaties en deze kennis en data gedeeld wordt ten behoeve van effectiever ondersteuningsinstrumentarium voor ondernemers in de toekomst; 

  • De bijdrage aan de doelstellingen ten opzichte van de gevraagde bijdrage (‘value for money’). 

 

De bijdrage van een project aan maatschappelijke impact en duurzame ontwikkeling.

 

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre een project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen; dus in hoeverre een project inspeelt op maatschappelijke uitdagingen – de RIS3-transities –, daar economisch voordeel uit weet te creëren en tevens maatschappelijke impact genereert. En in hoeverre het project, met de inzet van eerstelijnsorganisaties en proeftuinen, bijdraagt aan het creëren van gunstige omstandigheden ten aanzien van duurzame ontwikkeling, hierbij gaat het onder meer om:   

  • Ecologische duurzaamheid (‘planet’), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie; duurzaam watergebruik en beheer; tegengaan van vervuiling van het milieu; verbetering van de luchtkwaliteit; en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;   

  • Sociale duurzaamheid (‘people’), hierbij valt te denken aan bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en non-discriminatie, (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid en onderwijs;   

  • Economische duurzaamheid (‘profit’), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden, circulariteit van de economie en verbetering van de economische structuur.   

       

    Dit dient in overeenstemming te zijn met de definitie in het Brundtland Rapport2: Duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. Alsmede dat het project positief bijdraagt aan de beginselen gendergelijkheid en non-discriminatie in brede zin. 

   

C. Het financieel en economisch toekomstperspectief van een project.

Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het perspectief en de potentiële economische en maatschappelijke impact op de langere termijn, dat wil zeggen, na afloop van de subsidieperiode. Het kan gaan om directe impact van een project of om het potentieel van een project om vervolginitiatieven te genereren, veranderingen teweeg te brengen en/ of andere partijen te enthousiasmeren en inspireren. Hierbij gaat het onder meer om:   

  • De mate waarin gunstige omstandigheden (met inzet van de eerstelijnsorganisaties) worden gecreëerd voor vraagarticulatie van innovatie-vraagstukken van ondernemers (met bijbehorend economisch toekomstperspectief); 

  • De mate waarin gunstige omstandigheden (met inzet en middelen van de proeftuinen) worden gecreëerd voor het toetsen van de toegevoegde waarde van het innovatieve idee en het bieden van ondersteuning in het opzetten van een business-case/ verdienmodel; 

  • De mate waarin gunstige omstandigheden (met inzet van de eerstelijnsorganisaties) worden gecreëerd voor het zetten van een juiste vervolgstap na afronding van de innovatie-fase (ketenaanpak). 

  

D. De innovativiteit van een project.

Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het vernieuwende karakter. Het gaat om vernieuwing in brede zin, binnen een project zelf en/of vernieuwing die een project teweegbrengt. Hierbij gaat het onder meer om:   

  • De mate waarin gunstige omstandigheden worden gecreëerd die samenwerking bevorderden tussen een onderneming en een proeftuin/open innovatie omgeving (actief koppelen van aanwezige kennis en kunde in de regio aan ondernemers); 

  • De mate waarin, met behulp van inzet en middelen van proeftuinen, de kwaliteit en innovativiteit van innovatie-vraagstukken wordt geborgd en verbeterd. 

 

E. De kwaliteit van een aanvraag.

Bij dit criterium wordt beoordeeld op de kwaliteit van de aanvrager(s) en de kwaliteit van het projectplan.   

  • Bij de kwaliteit van de aanvrager gaat het onder meer om:   

  • Is het een aanvrager of een consortium toevertrouwd de geschetste projectdoelstellingen daadwerkelijk te realiseren en de risico’s, die met projectuitvoering gepaard gaan, te beheersen?  

  • Zijn de juiste (keten)partijen (zijnde eerstelijnsorganisaties en proeftuinen) betrokken?  

  • Bij de kwaliteit van het projectplan gaat het onder meer om:   

  • Is er sprake van en logisch geheel van activiteiten? Bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten die zijn voorzien en het doel dat wordt beoogd?  

  • Is dat wat nodig is om het doel te bereiken (onder meer door middel van benodigde contactmomenten tussen ondernemer, eerstelijnsorganisatie en proeftuin) in het projectplan opgenomen en niet meer dan dat? Ook voor de gewenste kennisinbreng en -deling. 

 

Puntenscore per beoordelingscriteria:

Onderdeel A  

Onderdeel B  

Onderdeel C  

Onderdeel D  

Onderdeel E  

25 punten  

15 punten  

20 punten  

20 punten  

20 punten  

19 punten  

11 punten  

15 punten  

15 punten  

15 punten  

13 punten  

8 punten  

10 punten  

10 punten  

10 punten  

6 punten  

4 punten  

5 punten  

5 punten  

5 punten  

0 punten  

0 punten  

0 punten  

0 punten  

0 punten  

 

Besluitvorming en beschikking

Vervolgens wordt de subsidieaanvraag met een zwaarwegend advies van de Deskundigencommissie ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN). Na het besluit van het DB SNN volgt de subsidiebeschikking. De beslisperiode voor het geven van een beschikking is 26 weken. Deze tijd loopt vanaf het moment dat de aanvraag is ingediend. De beslisperiode wordt opgeschort als aanvullende informatie wordt gevraagd. 

 

Nadere bepalingen

 

Subsidie

Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFRO-programma, aangevuld met Rijkscofinanciering. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de GB-verordening en de Algemene wet bestuursrecht. 

 

Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer: 

  • Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening); 

  • Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd; 

  • Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. 

 

Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als: 

  • Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd; 

  • De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben; 

  • Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling; 

  • Uit de GB-verordening, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de REES volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht; 

  • In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten. 

 

Penvoerderschap

De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.  

 

Begunstigden

Deze subsidie is in de basis bedoeld voor bestuursorganen zoals bedoeld in artikel 1:1 van de Algemene wet bestuursrecht die samen een regeling uitvoeren ten behoeve van innovatief ondernemerschap in de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe.  

 

Samenwerkingsovereenkomst

Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.  

 

Afwijzen van een aanvraag

Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de GB-verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:  

  • Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;  

  • Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel of op andere wijze obstakelvrij is;  

  • Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en drie jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;  

  • De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;  

  • De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;  

  • De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert;  

  • Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord; 

  • Het project minder dan 70 punten heeft gescoord. 

 

Projectperiode en kosten

Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale projectperiode is drie jaar. Die termijn gaat in als de verleningsbeschikking is afgegeven. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.  

 

Doorgeven van wijzigingen

Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.  

 

Rapportage en bevoorschotting

De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd.  

 

Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 20% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert.  

 

Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald.  

 

Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.  

 

Vaststelling van de subsidie

Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.  

 

De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening.  

 

Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is. 

 

Wet-, regelgeving en algemene informatie

  • GB-verordening nr. 2021/1060

  • Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies

  • Uitvoeringswet EFRO (Klik hier).  

  • Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014

  • De-minimis steun Nr. 1407/2013

  • RIS3

  • Publiekssamenvatting EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland

  • Algemene wet bestuursrecht

  •  

Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken:

  • GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;  

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;  

  • Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;  

  • REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.  

  • Programma EFRO 2021-2027: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland.  

  • RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord-Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;  

  • SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;  

  • Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. 

Ondertekening

Besluit tot vaststelling van de uitvoeringsregeling 

Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 18 september 2023 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvindt na 18 september 2023. 

De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Innovatief ondernemerschap in Noord-Nederland 2021-2027 – fase 1.