Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 29 augustus 2023 houdende vaststelling van een subsidieregeling ter ondersteuning van innovatieve projecten in de land- en tuinbouwsector (Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2023-2027)

Geldend van 06-09-2023 t/m 28-12-2023

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 29 augustus 2023 houdende vaststelling van een subsidieregeling ter ondersteuning van innovatieve projecten in de land- en tuinbouwsector (Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2023-2027)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat de vereniging Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) en de provincie Noord-Brabant door middel van ondersteuning van innovatieve projecten een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw willen bevorderen en daartoe de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023 wensen in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen;

Overwegende dat de Europese Commissie een nieuwe landbouwvrijstellingsverordening heeft vastgesteld en het om die reden gewenst is de huidige Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023 nu reeds te vervangen door een aangepaste regeling, in afwachting van besluitvorming over een nieuw convenant tussen de verenging ZLTO en de provincie Noord-Brabant voor de periode 2024-2027;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

afzet: verhandelen van landbouwproducten, anders dan de eerste verkoop door een landbouwer aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven;

Asv : Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

landbouwvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2022, L 327);

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de landbouwvrijstellingsverordening;

verwerking: elke bewerking van een landbouwproduct dat resulteert in een landbouwproduct, anders dan de bewerking die benodigd is om een landbouwproduct geschikt te maken voor eerste verkoop door een landbouwer;

vrijwillige certificeringsregelingen: regelingen die voldoen aan de eisen van de Richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor vrijwillige certificeringsvergoedingen voor landbouwproducten en levensmiddelen van de Europese Commissie, PBEU 2010, C 341/10.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder a, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een MKB-onderneming die actief is in de primaire landbouwproductie;

    • b.

      een samenwerkingsverband van ondernemingen als bedoeld onder a.

  • 2. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder b, kan worden aangevraagd door een MKB-onderneming die actief is in de verwerking of afzet van landbouwproducten;

  • 3. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder c of d, kan worden aangevraagd door een aanbieder van diensten aan ondernemingen als bedoeld in het eerste lid, onder a.

  • 4. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder e, kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband, waaraan in ieder geval één of meer ondernemingen als bedoeld in het eerste lid, onder a, aan deelnemen.

  • 5. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, tweede lid, onder b, derde lid, onder b, vierde lid, onder b, of vijfde lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband die, indien tegenwoordig, een deelnemer met rechtspersoonlijkheid is; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband en treedt de aanvrager namens hen als penvoerder op, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor innovatieve projecten die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw, in de vorm van:

  • a.

    met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in activa op landbouwbedrijven;

  • b.

    met de verwerking of afzet van landbouwproducten verband houdende investeringen in activa;

  • c.

    marktonderzoek, productontwerp of aanvragen voor de erkenning van vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten;

  • d.

    kennisuitwisseling, voorlichting of demonstraties ten behoeve van opleiding of training van landbouwbedrijven;

  • e.

    samenwerking in de landbouwsector.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de subsidieaanvrager nog niet beschikt over de benodigde vergunningen en milieueffectbeoordelingen voor een project als bedoeld in artikel 4, onder a of b;

  • c.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 59, van de landbouwvrijstellingsverordening; of

  • d.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwvrijstellingsverordening uitstaat.

Artikel 6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op een of meer van de activiteiten, bedoeld in artikel 4.

    • c.

      het project komt ten goede aan MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie of in de verwerking of afzet van landbouwproducten;

    • d.

      het project levert een bijdrage aan ten minste twee van de volgende doelstellingen:

      • 1°.

        de verbetering van de fysieke leefomgeving, zoals door lagere emissies van milieubelastende stoffen, klimaatmitigatie, klimaatadaptatie, kringloopsluiting of meer biodiversiteit;

      • 2°.

        het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door middel van nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten;

      • 3°.

        de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector of aantrekkelijk landbouwondernemerschap;

    • e.

      het project is niet strijdig met een van de doelstellingen, genoemd onder d;

    • f.

      het project heeft een innovatief karakter en draagt daarmee op duurzame wijze bij aan de doelstellingen van de landbouwtransitie;

    • g.

      het project heeft een reële slagingskans, onder meer gelet op het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers bij het project;

    • h.

      het project is gericht op een praktijkrijp resultaat dat zich leent voor grootschalige toepassing;

    • i.

      de aanvraag betreft subsidiabele activiteiten die binnen een jaar na subsidieverlening kunnen worden afgerond, blijkend uit een realistische planning; en

    • j.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling; en

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager van een project als bedoeld in artikel 4, onder d, is voldoende gekwalificeerd of beschikt over voldoende gekwalificeerd personeel om de betreffende dienst te kunnen verlenen;

    • b.

      een project als bedoeld in artikel 4, onder e:

      • 1°.

        bestaat uit een nieuwe samenwerking dan wel een nieuwe activiteit van een bestaande samenwerking tussen tenminste twee actoren waarvan tenminste een actief is in de landbouwsector; en

      • 2°.

        betreft een of meer van de activiteiten bedoeld in artikel 32, zesde lid van de landbouwvrijstellingsverordening;

      • 3°.

        bestaat uit een samenwerking die geen strijd oplevert met de mededingingsregels, bedoeld in artikel 11a van de Mededingingswet.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten in aanmerking voor zover het investeringen betreft als bedoeld in artikel 4, onder a of b:

    • a.

      kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      algemene kosten in verband met de uitgaven, bedoeld onder a of b;

    • d.

      kosten van de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder c, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van marktonderzoek;

    • b.

      kosten van productontwerp en productdesign;

    • c.

      kosten voor het opstellen van aanvragen voor de erkenning van vrijwillige certificeringsregelingen.

  • 3. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder d, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, en kosten van voorlichtingsacties;

    • b.

      kosten van demonstratieactiviteiten, waarbij investeringen subsidiabel zijn overeenkomstig het eerste lid, en beperkt zijn tot de afschrijvingskosten gedurende de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen.

  • 4. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder e, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      voorbereidingskosten voor het opzetten van een samenwerkingsproject;

    • b.

      kosten van haalbaarheidsstudies en het opstellen van een bedrijfsplan;

    • c.

      kosten van afzetbevorderingsactiviteiten, promotie en het verstrekken van informatie;

    • d.

      investeringskosten als bedoeld in het eerste lid;

    • e.

      overige uitvoeringskosten.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 7 komen de kosten van reguliere bedrijfsactiviteiten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Onverminderd het eerste lid komen voor investeringen in landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 4, onder a, b of e, de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten, dieren en eenjarige gewassen;

    • b.

      kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

    • c.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • d.

      kosten voor investeringen om aan geldende EU-normen te voldoen;

    • e.

      kosten van bedrading of bekabeling voor datanetwerken buiten het particuliere eigendom;

    • f.

      kosten voor reguliere vervangingsinvesteringen;

    • e.

      kosten voor investeringen in irrigatieprojecten;

    • f.

      kosten voor investeringen in het gebruik van teruggewonnen water als alternatieve watervoorziening.

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 11 september 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4 voor de periode bedoeld in artikel 9 vast op € 250.000.

Artikel 11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000 voor projecten als bedoeld in artikel 4, onder d, die demonstratieprojecten omvatten;

  • b.

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 voor andere activiteiten dan genoemd onder a.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    draagt de innovaties uit en verspreidt ze naar sectorgenoten en partners in de landbouwketen;

  • b.

    maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • en

  • c.

    houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 14 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat voldaan is aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken:

    • a.

      bij subsidies tot € 25.000 een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger een voorschot van 60% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

Artikel 17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2027 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 18 Overgangsrecht

Op subsidies verleend en nog niet vastgesteld op grond van de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023, blijft de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023 van toepassing, zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 20 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2023-2027.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 29 augustus 2023

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2023-2027

I.Algemeen

1. Inleiding en doelstelling

In 1995 werd door de provincie Noord-Brabant en de voorloper van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie het samenwerkingsverband “Landbouw Innovatie Noord-Brabant (LIB)” opgericht. Deze samenwerking is vastgelegd in een convenant met een meerjarenprogramma en tot nu toe telkens met vier jaar verlengd. Doel van het LIB is het gezamenlijk bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw. Dit wordt gedaan door middel van themabijeenkomsten, een bestuurlijk platform en door de ondersteuning van innovatieve projecten.

Gedeputeerde Staten zal naar verwachting najaar 2023 besluiten over het al dan niet voor vier jaar continueren van LIB. Vooruitlopend op dit besluit wordt de subsidieregeling vervangen door een nieuwe die is aangepast aan de onlangs gewijzigde landbouwvrijstellingsverordening van de Europese Commissie (Verordening 2022/2472, PBEU 2022 L327/1). Deze vrijstellingsverordening biedt het kader waarbinnen nationale landbouwsteun kan worden verstrekt. Hiermee is de LIB-regeling nu reeds voor de komende jaren EU-proof.

2. De landbouwgroepsvrijstellingsverordening

Subsidieverlening onder deze subsidieregeling kan staatssteun inhouden. Gedeputeerde Staten maken om die reden gebruik van de vrijstellingen uit de landbouwvrijstellingsverordening. Meer specifiek gaat het om de artikelen 14, 17, 20, 21 en 32 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

De voorwaarden voor toepassing van deze verordening, zijn in deze subsidieregeling verwerkt. Op enkele onderdelen wordt de aanvraag echter rechtstreeks aan de verordening zelf getoetst (zie o.a. artikel 5, onder c en d en artikel 6, tweede lid, onder b, 2° van de subsidieregeling).

3. Juridisch kader subsidieregeling

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer wat de termijnen zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en ook bevat de Asv algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht in geval van het niet, niet tijdig of niet geheel verrichten van de activiteiten dan wel nakomen van de verplichtingen.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is bestudering van de Asv dus noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies die worden verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

II. Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onder MKB-onderneming wordt in deze regeling verstaan: een kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening. Artikel 1 van genoemde bijlage bepaalt dat als onderneming wordt beschouwd: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Dat betekent dat zowel een entiteit met rechtspersoonlijkheid (BV, NV, een (coöperatieve) vereniging of stichting) als een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid (vof, cv, maatschap of eenmanszaak) onder dit begrip ‘onderneming’ kunnen vallen.

Artikel 2 Doelgroep

Per categorie subsidiabele activiteiten (zie artikel 4) is aangegeven welke aanvragers tot de doelgroep behoren. Daarmee is aangesloten bij de landbouwvrijstellingsverordening. Voor sommige activiteiten kan subsidie eveneens worden aangevraagd door een samenwerkingsverband. Indien dit verband geen eigen rechtspersoonlijkheid heeft, dienen de deelnemers een verklaring te overleggen waaruit de samenwerking blijkt en waaruit blijkt dat zij de subsidieaanvrager hebben aangewezen als penvoerder.

Artikel 5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit de artikelen 4:25 en 4:35 Awb en 8 Asv.

Onderdelen a en b

De uitvoeringswerkzaamheden van een project mogen nog niet gestart zijn voordat de subsidie is aangevraagd. Voorbereidingswerkzaamheden mogen wel al hebben plaatsgevonden. Zo moet de subsidieaanvrager in het geval investeringsprojecten (zie artikel 4, onder a of b) bij aanvraag reeds beschikken over de eventueel benodigde vergunningen en milieueffectrapportages.

Artikel 6 Subsidievereisten

Eerste lid

Onderdeel d

Op grond van onderdeel d dient het project een bijdrage te leveren aan ten minste twee van de in dat onderdeel genoemde drie thema’s.

onder 1°

Bij de onder 1° genoemde thema’s kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het zuinig gebruiken van eindige grondstoffen, de verbetering van de bodem-, water- en luchtkwaliteit en de beheersing van de waterkwantiteit (beschikbaarheid en berging). Voorts kan bij dit thema ook gedacht worden aan de verbetering van het dierenwelzijn, diergezondheid en het verminderen van risico’s voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier.

onder 2°

Bij ‘nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten’ kan worden gedacht aan nieuwe inkomstenbronnen, betere benutting van productiemiddelen, slimmere agrofoodketens of het op onderscheidende wijze (bijvoorbeeld gelet op de kwaliteit of exclusiviteit van een product) op de markt brengen van producten.

onder 3°

Met ‘maatschappelijke inbedding van de landbouwsector’ wordt gedoeld op het leveren van een bijdrage aan het verkleinen van de kloof tussen boer en burger, waardoor er meer wederzijds begrip ontstaat en de maatschappelijke waardering voor voedsel en de productie ervan toenemen. Bijvoorbeeld door vernieuwende korte ketens en versterking van (commerciële) stad-platteland relaties op het gebied van de landbouw. Een ‘aantrekkelijk landbouwondernemerschap’ bestaat o.a. uit veilige, gezonde en prettige werkomstandigheden voor de landbouwondernemer en eventuele werknemers in dienst. Zowel betere maatschappelijke inbedding als aantrekkelijk ondernemerschap dragen bij aan het imago van de landbouwsector.

Onderdeel f

Het vereiste dat het project een innovatief karakter moet hebben, betekent dat het gericht moet zijn op een vernieuwing die nog niet of zeer weinig wordt toegepast bij de doelgroep in Noord-Brabant en voldoende afwijkt van de gangbare praktijk en technologie. De innovatie kan technisch (bv. apparatuur), sociaal of een combinatie van beide zijn. Sociale innovatie verwijst naar vernieuwingen op het gebied van gedragsverandering van mens en organisatie die zijn gericht op maatschappelijke vraagstukken rond de landbouw en agrofood en die leiden tot nieuwe sociale relaties, samenwerkingsverbanden, producten of diensten. Bijvoorbeeld nieuwe voedselketens, vormen van waardecreatie en verdienmodellen om investeringen in verduurzaming uit de markt terug te kunnen verdienen. Daarbij hebben innovaties die bijdragen aan systeemveranderingen de voorkeur boven innovaties die de nadelen (zoals emissies en niet gesloten kringlopen) van het huidige dominante landbouw- en voedselsysteem maskeren.

Onderdeel g

Dit onderdeel ziet op de slagingskans van het project. Uit de onderbouwing bij de aanvraag zal moeten blijken dat het reëel is dat het projectresultaat kan worden behaald. Hierbij is onder meer het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers van belang.

Onderdeel h

In dit onderdeel wordt met grootschalige toepassing bedoeld dat het resultaat (zoals nieuwe kennis of een innovatieve werkwijze of apparatuur) aantrekkelijk is voor toepassing door een grote groep van landbouwondernemers.

Tweede lid

In het tweede lid zijn specifieke vereisten opgenomen die alleen voor bepaalde activiteiten gelden.

Onderdeel a

Dit onderdeel verwijst naar projecten bestaande uit kennisuitwisseling, voorlichting of demonstraties. Het zal afhangen van het type activiteit dat georganiseerd wordt, wat ‘voldoende gekwalificeerd’ inhoudt.

Onderdeel b

onder 1°

Op grond van de landbouwvrijstellingsverordening moeten samenwerkingsverbanden waaraan louter onderzoeksinstellingen meedoen, worden uitgesloten. Het vereiste onder 1° sluit dergelijke samenwerkingen uit.

onder 2°

In artikel 32, zesde lid, staat een breed scala activiteiten opgesomd waar de samenwerking betrekking op kan hebben, waaronder: proefprojecten, ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, technologieën, opzetten van gezamenlijke werkprocedés, delen van voorzieningen en middelen, ontwikkeling en afzetbevordering van korte ketens en lokale markten, collectieve actie met het oog op klimaatmitigatie en klimaatadaptatie, gezamenlijke milieuprojecten met inbegrip van efficiënt waterbeheer, hernieuwbare energie en instandhouding van agrarische landschappen.

onder 3°

De eventuele invloed die de samenwerking heeft op de mededinging moet binnen de mededingingsregels blijven. Artikel 11a Mededingingswet verwijst hiervoor naar de bijzondere EU-regels die gelden voor de landbouwsector (zie de artikelen 206 tot en met 210bis van Verordening 1308/2013, PbEU 2013 L347).

Artikel 7 Subsidiabele kosten

Bij de formulering van de mogelijk te subsidiëren kostenposten is aansluiting gezocht bij de artikelen 14, 17, 20, 21 en 32 van de landbouwvrijstellingsverordening. Onder de algemene kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, vallen onder meer kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en kosten voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

Uit het eerste lid volgt dat alleen meerkosten ten opzichte van de gangbare bedrijfsvoering voor ondersteuning in aanmerking komen. Met reguliere of gangbare bedrijfsactiviteiten wordt hier bedoeld kosten voor activiteiten die al nodig zijn voor een bedrijfsvoering zonder projectdeelname. Denk aan activiteiten zoals aanschaf en onderhoud van landbouwwerktuigen die niet noodzakelijkerwijs bijdragen aan het beoogde innovatieproject.

Voorts zij opgemerkt dat verrekenbare BTW gelet op artikel 11, onder a, Asv niet subsidiabel is.

Op grond van de landbouwvrijstellingsverordening is ook het subsidiëren van werkkapitaal uitgesloten. Werkkapitaal wordt echter niet beschouwd als kosten en valt om die reden al buiten de subsidiabele kosten.

Artikel 12 Verdeelcriteria

Artikel 12, eerste lid, bepaalt dat subsidie op grond van deze subsidieregeling wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen. Voor het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen of een aanvraag binnen de indieningstermijn van artikel 9 is ingediend, geldt echter de initiële aanvraagdatum.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13, onder a en b, kan onder meer worden voldaan door publicatie op een website, het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst.

Artikel 14 Prestatieverantwoording en artikel 16 Subsidievaststelling

Gelet op artikel 7, eerste lid, van de landbouwvrijstellingsverordening worden subsidies verstrekt op basis van prestaties en gerealiseerde kosten, ook indien het gaat om subsidies tot € 125.000. Dit laatste wijkt af van de voorgeschreven verantwoording van de Asv. De subsidieontvanger dient in alle gevallen een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen en daarbij bewijsstukken te overleggen waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels