Vergunningen, Toezicht en Handhavingsbeleid 2024-2027

Geldend van 25-08-2023 t/m heden

Intitulé

Vergunningen, Toezicht en Handhavingsbeleid 2024-2027

Inleiding

1.1 Algemeen

Eén van de taken van gemeente De Fryske Marren is om ervoor te zorgen dat inwoners, bedrijven en recreanten op een veilige, gezonde en duurzame wijze in een mooie en leefbare omgeving kunnen wonen, werken en recreëren. Dit doet de gemeente onder meer door het verlenen van vergunningen, het houden van toezicht en indien noodzakelijk handhavend op te treden. In de wet staat beschreven dat de gemeente voor deze VTH-taken (uitvoerings)beleid moet opstellen. Met deze beleidsnotitie komen we tegemoet aan deze wettelijke verplichting.

1.2 Totstandkoming VTH-beleid

Allereerst bestaat het beleid uit een opsomming van de algemene doelstellingen en uitgangspunten die binnen gemeente De Fryske Marren gelden en die voor de uitvoering van de VTH-taken een doorwerking hebben. Daarnaast zijn de VTH-strategieën (preventiestrategie, vergunningenstrategie, toezichtstrategie, sanctiestrategie en gedoogstrategie) in het beleid opgenomen, die worden gehanteerd bij het uitvoeren van de VTH-taken.

Ook worden de beleidsmatige prioriteiten beschreven. Om de keuzes te kunnen maken, hebben we een omgevingsanalyse uitgevoerd. De omgevingsanalyse schetst met welke risico’s en ontwikkelingen we te maken hebben. Voor een gestructureerde analyse is aansluiting gezocht met de gebieden zoals deze benoemd worden in de Omgevingsvisie, namelijk ‘Bebouwd gebied’ (stads- en dorpskernen), ‘Buitengebied’(inclusief Natuurgebied en Recreatiegebied) en ‘Bedrijvigheid’. Elk gebied kent zijn eigen aandachtspunten. De omgevingsanalyse is uitgevoerd door een brede vertegenwoordiging vanuit team VTH onder leiding van Arena Consulting Group BV. De uitkomsten van deze analyse zijn ter check en aanvulling (input) voorgelegd aan collega’s van andere teams van de gemeente, de Omgevingsdienst (FUMO), Veiligheidsregio (VRF) en de politie. Het VTH-beleid biedt op deze wijze een gedegen basis voor het stellen van prioriteiten voor de komende periode.

1.3 Uitvoeringsstrategie VTH-taken

In het beleid staan de beleidsmatige keuzes voor de VTH-taken die we de komende periode uitvoeren en geeft aan welke doelen we willen realiseren. De aanpak (de wijze waarop) is beschreven in de strategieën. Deze strategieën hebben twee functies. Ten eerste kan deze als motivering dienen voor besluiten. Ten tweede wordt vastgelegd hoe er met bevoegdheden wordt omgegaan. Met de strategieën leggen we onszelf verplichtingen op. We zijn in beginsel verplicht te handelen volgens de eigen beleidsregels. In de strategieën beschrijven we onder meer hoe diepgaand de toetsing van aanvragen en het toezicht plaatsvindt, wanneer we overgaan tot sanctioneren en hoe we samenwerken met interne en externe partners. De vertaling van de doelstellingen in prestaties met daarbij een capaciteitsraming vindt op basis van dit beleidskader plaats in de periodieke VTH-uitvoeringsprogramma’s.

1.4 Uitvoeringsprogramma en jaarverslag

De gemaakte keuzes, de strategieën en gestelde prioriteiten met bijbehorende doelen werken we uit in de VTH-uitvoeringsprogramma’s. Deze combinatie van een meerjarig beleidsplan met periodieke uitvoeringsprogramma’s maakt het mogelijk flexibel in te spelen op actualiteiten. In de programma’s leggen we vast welke instrumenten we inzetten, in welke intensiteit dit plaatsvindt en welke gevolgen dit heeft voor de personele inzet. Vervolgens leggen we in het jaarverslag verantwoording af van de uitvoering van de activiteiten en de behaalde resultaten. Daarnaast toetsen we de actualiteit en de prioriteiten van het beleid via de jaarlijkse verslagen en het bereikte resultaat. Zo nodig stellen we het beleid en de aanpak bij in het eerstvolgende VTH-uitvoeringsprogramma. Het VTH-beleid wordt, net zoals het VTH-uitvoeringsprogramma en het jaarverslag, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en bekend gemaakt aan de gemeenteraad.

1.5 Leeswijzer

Na de inleiding in hoofdstuk 1 treft u in hoofdstuk 2 het beleidskader aan van dit VTH-beleid. Naast de doelstelling en reikwijdte van het beleid wordt daar met name ingegaan op de uitgangspunten die daarbij aan de basis staan. Omdat er ook keuzes gemaakt moeten worden in de uitvoering van onze VTH-taken, gaan we in hoofdstuk 3 in op onze beleidsmatige prioriteiten. Hierin wordt inzicht gegeven waarop we de komende jaren de nadruk willen leggen, zowel in de vergunningverlening als in het toezicht en de handhaving. In de daarop volgende hoofdstukken (4, 5, 6, 7, 8, en 9) gaan we in op de verschillende strategieën die we gaan inzetten op de prioriteiten om de gestelde doelen te bereiken.

2 Beleidskader Vergunningen, Toezicht en Handhaving

2.1 Aanleiding

De aanleiding voor het opstellen van dit beleid is meerledig, namelijk:

  • De wettelijke verplichting voor het hebben van VTH-beleid op grond van artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en paragraaf 13.2.2 van het Omgevingsbesluit;

  • Ingrijpende wetswijzigingen van Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) naar Omgevingswet en bijbehorende kwaliteitseisen voor de VTH-werkzaamheden in de volle breedte van deze wetgeving;

  • Voorsorteren en inspelen op de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) – ‘privatisering van het bouwtechnische toetsen en toezicht’ - en de aanpassingen/veranderingen die deze wetten met zich meebrengen, en;

  • De Rapportage ‘DoeMee - Toezicht en handhaving - Openbare orde en veiligheid’ van de Rekenkamercommissie De Fryske Marren d.d. 27 mei 2020.

2.2 Doel van het VTH-beleid

Het doel van dit beleid is om op basis van bestaande beleidskaders en de omgevingsanalyse de VTH-instrumenten zodanig in te zetten waardoor de opgaven, zoals de gemeenteraad deze in haar Omgevingsvisie heeft benoemd, worden gerealiseerd.

Tegelijkertijd wordt met dit beleid ervoor gezorgd dat gemeente De Fryske Marren voldoet aan de wettelijke eisen (procescriteria) zoals omschreven artikel 7.2 van het Bor en in paragraaf 13.2.2 van het Omgevingsbesluit én tegemoet wordt gekomen aan de aanbevelen van de Rekenkamercommissie.

2.3 Reikwijdte VTH-beleid

Het VTH-beleid ziet op de fysieke leefomgeving, de openbare orde en veiligheid. Concreet betekent dit dat in deze notitie wordt ingegaan op de inzet en uitvoering van de VTH-taken, die vallen onder de Wabo, de Wro, de Omgevingswet en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) (vanaf inwerkingtreding), Algemene plaatselijke verordening (hierna te noemen Apv) en de Bijzondere Wetten (waaronder de Alcoholwet en Wet op de kansspelen). Hier valt ook het onderwerp ‘gezondheid in relatie tot het fysieke leefomgeving’ onder. Buiten de reikwijdte van dit beleid vallen de VTH-taken die door de omgevingsdienst (Fumo) worden uitgevoerd. Voor deze taken hebben de deelnemers aan de Fumo gezamenlijk het VTH-beleid ‘Fryslân, uniform beleid voor vergunningverlening, toezicht en handhaving van de provinciale en gemeentelijke basistaken’ opgesteld. Dit beleid hebben we in 2021 vastgesteld en wordt door de gezamenlijke deelnemers geactualiseerd naar de Omgevingswet. Daarnaast vallen ‘toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang’ en ‘gezondheid in relatie tot het sociaal domein’ buiten de reikwijdte van het beleid. Het laatste onderwerp is opgenomen in het Preventie- en Handhavingsplan middelengebruik (2022-2026). In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt rekening gehouden met de uitgangspunten en doelen uit het Preventie- en Handhavingsplan.

2.4 Missie, visie en ambitie VTH

VTH is een dienstverlenend team op gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het fysieke domein. De ontwikkelingen in deze werkvelden geven ons kansen en veranderingen. We willen onze taken uitvoeren die passen in de nieuwe ontwikkelingen die op ons af komen. Daarbij blijven we bij onze eigen identiteit en kwaliteit: kennis, veranderingsbereidheid, samenhang en doorzettingsvermogen. Versterking van de samenwerking is hierbij essentieel. Zowel intern binnen het eigen team als ook naar andere teams. Maar ook buiten de organisatie met onze samenwerkingspartners en uiteraard onze inwoners, instellingen en bedrijven. Dat vraagt om inlevingsvermogen, open vizier, kwaliteit en uitgaan van onze eigen kracht. Het vraagt ook om een stuk verdieping in onze professionaliteit. We willen onze taken zelfstandig uitvoeren omdat we goed zijn in ons werk. Daar waar het ons ontbreekt aan kennis of capaciteit, gaan we opschalen.

We staan dicht bij bewoners, bedrijven en bestuur; willen weten wat er leeft.

Onze missie is het behouden en bevorderen van een leefbare, veilige en duurzame leefomgeving waarbij het behoud en waar mogelijk het herstel van het landschap van groot belang is. De inzet van onze instrumenten, namelijk het verlenen van toestemmingen, het stellen van regels, het houden van toezicht op de naleving van regels en het optreden tegen overtredingen, worden daartoe op een zo’n doelmatig mogelijke wijze ingezet.

2.5 Uitgangspunten

Om ervoor te zorgen dat de missie, visie en ambitie zo goed mogelijk worden nagestreefd, worden naast de genoemde instrumenten in de voorgaande paragraaf de volgende uitgangspunten gehanteerd.

2.5.1 Prioriteitstelling op basis van vastgestelde visies, programma’s, plannen en analyses

De VTH-taken zijn instrumenten om de veiligheid, gezondheid en leefbaarheid in onze gemeente te borgen en duurzaamheid te stimuleren. Bij het uitvoeren van VTH-taken moeten we keuzes maken. Er moeten antwoorden komen op vragen zoals: waar liggen onze prioriteiten, wat willen we bereiken en hoe strikt willen we activiteiten regelen en controleren en waar liggen eventuele (bestuurlijke) risico’s?

Onze prioriteitstelling en doelen zijn hierbij gebaseerd op de volgende afwegingen:

  • De opgaven in de Omgevingsvisie (zie 3.5.2.), het collegeprogramma en het Integraal Veiligheid- en Zorgplan (IVZP). We geven een hogere prioriteit aan onderwerpen wanneer we met VTH-instrumenten kunnen bijdragen aan de ambities en doelen die hierin zijn vastgesteld;

  • De resultaten van de omgevingsanalyse (hoofdstuk 4). Het gaat hierbij om de omvang van de risico’s van activiteiten en van het ongewenste gedrag. We kennen een hogere prioriteit toe aan activiteiten met een groot risico;

  • De beschikbare ambtelijke capaciteit. Deze wordt zo effectief en efficiënt ingezet. De nadere uitwerking van deze afweging vindt plaats in het uitvoeringsprogramma.

2.5.2 De omgevingsvisie als kompas

De Omgevingswet kent nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie, programma’s en het omgevingsplan. In de Omgevingswet staat de kwaliteit van de leefomgeving centraal, waarbij initiatieven uit de samenleving bepalend zijn voor die kwaliteit. Uitvoering betreft de activiteiten van inwoners, ondernemers of overheden als initiatiefnemer. De zorg van de overheid is erop gericht de leefomgeving te verbeteren waar deze tekortschiet en kwaliteiten te behouden waar deze goed zijn.

Nieuwe instrumenten zoals de omgevingsvisie en het omgevingsplan worden sterk leidend. Voor dit beleidsplan is aansluiting gezocht bij de op 21 december 2022 vastgestelde Omgevingsvisie gemeente De Fryske Marren. Vanuit deze visie zijn een aantal opgaven geformuleerd. Zo is voor het thema ‘Bebouwd gebied’ de opgave “Goed wonen en leven voor iedereen” beschreven, inhoudende:

  • Goed wonen mogelijk maken voor iedereen;

  • cultuurhistorie een nieuwe toekomst geven;

  • de dorpen en de stad leefbaar en vitaal houden, en;

  • een gezonde leefomgeving creëren.

Voor het thema ‘Landelijk gebied’ is de opgave “Naar een gezond en vitaal platteland” beschreven, inhoudende:

  • Het unieke landschap te behouden en te ontwikkelen;

  • Een toekomstbestendige agrarische sector;

  • Perspectief voor het veenweidegebied;

  • Een gezond en leefbaar landelijk gebied, en;

  • Recreatie en toerisme: het hele jaar.

Voor het thema ‘infrastructuur, bedrijvigheid en energie’ is de opgave “Naar een duurzame energie en mobiliteit in een toekomstbestendige economie” beschreven, inhoudende:

  • Duurzame energie en een energie-neutrale gemeente;

  • Een toekomstbestendige economie;

  • Goede en veilige bereikbaarheid over land en water.

Mede aan de hand van de bovenstaande opgaven zijn in dit beleid de prioriteiten bepaald en worden de VTH-instrumenten zodanig ingezet zodat deze opgaven worden nagestreefd. In hoofdstuk 4 gaan we hier verder op in.

2.5.3 Ontwikkelingen Openbare Orde en Veiligheid (OOV)

Naast dat het landschap binnen het Omgevingsrecht aan verandering onderhevig is, staan er ook meerdere ontwikkeling op stapel wat betreft de VTH-taken op het gebied van openbare orde en veiligheid. De laatste jaren zijn de taken voor de gemeente op het gebied van OOV uitgebreid. Hierbij valt te denken aan personen met onbegrepen gedrag (‘verwarde personen’), geweld in afhankelijkheidsrelaties (huiselijk geweld), mensenhandel, jeugdoverlast, drugsoverlast, georganiseerde criminaliteit, cybercriminaliteit, ondermijning e.d. De toename van de genoemde taken heeft ook z’n weerslag op de inzet van de toezichthouders en de Boa’s. Onder andere ook omdat de politie zich steeds meer gaat richten op haar kerntaken en verwacht wordt dat de gemeente zelf meer inzet pleegt op de bovenstaande taken. Daarnaast is gemeente De Fryske Marren een waterrijke gemeente, waarbij het steeds drukker wordt op de meren en vaarten binnen de gemeente. Dit vraagt ook om meer aandacht voor de veiligheid op het water en daarmee het toezicht en de handhaving. Al met al zal aan de hand en op basis van de speerpunten in het Integraal Veiligheids- en Zorgplan (IVZP) en de prioriteiten in het VTH-beleid de aankomende jaren worden uitgewerkt op welke wijze zo goed mogelijk de VTH-taken kunnen worden ingezet op de bovengenoemde OOV-taken.

2.5.4 Hanteren van de beleidscyclus

Met het VTH-beleid geven we invulling aan eisen die voor de beleidscyclus zijn vastgelegd in de Wabo en het Besluit omgevingsrecht (Bor) en, na inwerkingtreding, in de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit.

De VTH-beleidscyclus (BIG 8) gaat over het meerjaars opstellen van een beleidsplan (omgevingsanalyse, prioriteiten, doelen), een 1- of 2-jaarlijks uitvoeringsprogramma met een planning van instrumenten en in te zetten capaciteit, de feitelijke uitvoering en tenslotte monitoren (verslaglegging en evalueren). Deze combinatie van een meer jaarlijks beleidsplan met een 1- of 2-jaarlijks uitvoeringsprogramma maakt het mogelijk om flexibel in te spelen op actualiteiten. De vervlechting van de beleidscyclus voor de VTH taken en de instrumenten en werkwijze van de Omgevingswet gaat de komende jaren verder vorm krijgen.

afbeelding binnen de regeling

2.5.5 Eigen verantwoordelijkheid en ruimte voor initiatief onder de Omgevingswet

Een uitdaging ligt in een ‘kanteling’ bij de inzet van VTH-instrumenten zoals de Omgevingswet beoogd. Dit betekent dat corrigerend optreden om naleefgedrag te bevorderen meer plaatsmaakt door inwoners en ondernemers op hun eigen verantwoordelijkheid aan te spreken en om met eigen oplossingen te komen.

Onze rol is meer faciliterend. Bij ruimtelijke initiatieven ligt dat met name in het stimuleren van de participatieprocessen. De vastgestelde Participatiewijzer, een uitvloeisel van ons Wikselwurkbeleid, speelt hierin een belangrijke rol. Initiatiefnemers worden aangeraden deze wijzer te gebruiken. In andere gevallen speelt preventie door bijvoorbeeld vooraf goede informatie te verstrekken een belangrijke rol.

Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het gewenste effect, zullen we onze regulerende en corrigerende rol nemen. Daarbij zien we bij onze toezichthouders en Boa’s dat er een grotere rol van de gemeente wordt gevraagd. Naast maatschappelijke ontwikkelingen - toenemende polarisatie in de samenleving, waarbij hulpverleners en toezichthouders vijandig worden bejegend en zelfs worden bedreigd – zien we, zoals hierboven al is aangegeven, dat de politie minder inzet pleegt op lokale overlast in de openbare ruimte en dat we als gemeente daar een grotere taak in krijgen.

2.5.6 Vergunningverlening en toezicht onder de Wkb

Op 1 januari 2024 treedt tegelijkertijd met de Omgevingswet ook de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (hierna te noemen Wkb) in werking. Vanaf 1 januari 2024 vindt namelijk het bouwtechnische toetsen van en toezicht op gebouwen en bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 plaats door private kwaliteitsborgers en ligt dit dus niet meer bij de gemeenten. Voor aanvragen met betrekking tot gebouwen en bouwwerken vallende onder gevolgklasse 2 en 3 wordt de bouwtechnische toets wel uitgevoerd. Zoals het nu lijkt zal dit per 1 januari 2029 overgaan naar de private kwaliteitsborgers. Deze overgang vindt gestaffeld plaats.

Wat blijft er wel bij de gemeente? In plaats van de bouwtechnische toets zullen we meldingen beoordelen op volledigheid. Dit betekent onder meer dat gekeken wordt of er bijvoorbeeld een borgingsplan aanwezig is. Daarnaast zal bij calamiteiten en misstanden, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteitsborger een dossier niet positief afrond omdat er tijdens de bouw fouten zijn gemaakt en de borger er niet met de bouwer uitkomt, de gemeente voor eventuele handhaving aan de lat staan.

Vanaf het in werking treden van de Wkb is het uitgangspunt dat we geen toezicht meer houden op de bouwtechnische kwaliteit van de te bouwen gebouwen en bouwwerken, die vallen onder gevolgklasse 1. Indien we menen dat de risico’s in of rondom een bouwwerk onvoldoende worden geborgd, dan kunnen we tijdens de uitvoering van (een bepaald onderdeel van) de bouw over gaan tot risicogericht toezicht. Er moet in een dergelijk geval dan wel sprake zijn van gerede vermoedens van ontoelaatbare risico’s voor de omgevingsveiligheid en veiligheid van het bouwwerk en/of risico op schade voor de volksgezondheid en/of de leefomgeving.

2.5.7 Verantwoordelijkheid leggen waar deze hoort

We nemen onze verantwoordelijkheden en werken binnen de kaders van de geldende wet- en regelgeving. Vergunningen worden door het college van Burgemeester en Wethouders verleend. Conform onze mandaatregeling is de uitvoering daarvan laag in de organisatie neergelegd, veelal bij de behandelend ambtenaar. Zij kunnen deze verantwoordelijkheden dragen, maar schalen op indien zij daartoe de noodzaak zien. Dit kan zijn door middel van het inbrengen van een betreffende casus in een integraal overleg of door deze casus bespreekbaar te maken bij de betreffende portefeuillehouder.

Daarnaast benaderen we inwoners, ondernemers, instellingen en overheden vanuit het principe dat iedere partij vertrouwen verdient. Om die reden verwachten we ook dat bedrijven, instellingen en particulieren hun eigen verantwoordelijkheid voor de naleving van regels oppakken door bijvoorbeeld goede en volledige informatie te leveren ten behoeve van vergunningaanvragen en meldingen.

Voor toezicht en handhaving handelen we vanuit de beginselplicht tot handhaving. Dit principe geldt ook voor de eigen werkzaamheden en die van medeoverheden.

2.5.8 Betrouwbaar zijn: ‘doe wat je zegt en zeg wat je doet’

We zijn betrouwbaar voor onze inwoners, ondernemers, instellingen en overheden. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het werk te standaardiseren, door toepassing van eenduidige vergunningsvoorschriften en een uniforme strategie. Dit bevordert rechtsgelijkheid, het zogenaamde ‘gelijk speelveld’.

De leidende principes voor de dienstverlening van De Fryske Marren spelen een rol bij het uitvoeren van de VTH-taken. Deze leidende principes zijn binnen de gemeente neergelegd in onze Visie “Tsjinstferliening De Fryske Marren”.

2.5.9 Transparant zijn

Naast betrouwbaarheid is het belangrijk dat de uitvoering van VTH-taken transparant verloopt. Hierbij denken we aan het publiceren van ingekomen, ingetrokken, verleende of geweigerde vergunningen en meldingen. Tegelijkertijd zijn we terughoudend in het publiceren van namen van overtredende bedrijven. Dat doen we alleen als het publiceren het algemeen maatschappelijk belang ten goede komt, bijvoorbeeld bij grote onrust in verband met de overtredingen bij de omgeving.

We maken de afhandeling van zaken reproduceerbaar, dat wil zeggen dat in het dossier het procesverloop en de beslissingen die in het belang van de omgeving genomen zijn, ook goed terug te vinden zijn.

2.5.10 Professioneel zijn: kwaliteit, kennis en kunde

De uitvoering van VTH-taken moet minimaal voldoen aan de (landelijke en regionaal) gestelde proces- en kwaliteitscriteria. Dit betekent aan de ene kant dat de organisatie qua personeel op orde moet zijn en blijven. Hierop wordt actief gestuurd door middel van jaarlijkse monitoring waaraan trajecten zoals opleidingen en trainingen zijn gekoppeld.

Daarnaast dienen ook onze processen voldoende kwalitatief te zijn. Richting de inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt hier nadrukkelijk de aandacht op gelegd en wordt in het kader van Procesmanagement organisatie breed de processen in kaart gebracht in Engage en waar mogelijk verbeterd.

Ons organisatieprogramma bevat de leidende principes en thema’s voor de gehele gemeentelijke organisatie. Deze leidende principes, waaronder samenwerken, klantgericht, resultaatgericht en ondernemend, vormen een rode draad voor dit VTH-beleid en komen dus ook zoveel mogelijk in onze processen en werkwijze terug.

Naast het hanteren van de eigen leidende principes is op basis van landelijke eisen aandacht voor de organisatie en kwaliteit van gemeentelijke VTH-taken

2.5.11 Preventie in plaats van handhaving

Ontwikkelingen die zorgen voor problemen en/of negatieve effecten worden zo veel mogelijk voorkomen of wordt hierop bijgestuurd. Door alert te zijn op belangen kunnen we inzet vanuit handhaving voorkomen. Dit kan door meer aandacht te geven aan participatie van belanghebbenden, omgevingstafel bij ontwikkelingen, voorlichting en waar nodig bemiddeling tussen belanghebbenden.

We kunnen onbewuste overtredingen en klachten voorkomen als onze inwoners en ondernemers inzicht hebben in de regels en risico’s. Het landelijk digitaal stelsel omgevingswet (DSO) is behulpzaam om regels inzichtelijk te maken. Daarnaast kent het omgevingsplan straks een overzichtelijke bundeling van gemeentelijke regels in de fysieke omgeving en is onze omgevingsvisie makkelijk toegankelijk en letterlijk ‘beeldend’.

2.5.12 Zicht op zaken

Het benoemen van risico’s, het stellen van prioriteiten en het gericht en doeltreffend inzetten van VTH-instrumenten is gemakkelijker als we goed inzicht hebben in activiteiten en ongewenst gedrag. Vooral door gebruik te maken van bestaande informatie, signalering, inzet van nieuwe technologie én de bereidheid van inwoners en bedrijven om te melden. Ook zijn er ontwikkelingen die ons inzicht gaan verbeteren en die de gegevensregistratie en data-analyses vereenvoudigen zoals Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), Centric Leefomgeving (CLO) en het Boa Registratiesysteem (BRS).

2.5.13 Integraal werken is ons uitgangspunt

De Wabo (en straks de Omgevingswet) vergen een integrale, omgevingsgerichte beoordeling van vergunningaanvragen en meldingen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de doelstellingen van deze nieuwe wet en komt terug in wettelijke voorschriften over de coördinatie- en doorzendplichten en de verplichte integrale omgevingsgerichte belangenafweging. Dit betekent dat we plannen en initiatieven al in een zo vroeg mogelijk stadium zo integraal mogelijk beoordelen met als doel een samenhangende besluitvorming. Waar nodig betrekken we hierin ook onze externe samenwerkingspartners zoals de Veiligheidsregio (Brandweer Fryslân, Ghor en GGD), welstandscommissie Hûs en Hiem en de Fumo maar ook andere betrokken bevoegde gezagen zoals Provinsje Fryslân en Wetterskip Fryslân. Omgevingstafels kunnen ons hierbij helpen.

Een belangrijk instrument bij integraal werken is casemanagement. We werken als 1- loket en zorgen voor een integrale beoordeling van vergunningaanvragen en meldingen met als doel:

  • Verbeteren van de (integrale) dienstverlening;

  • Goede en tijdige participatie van inwoners en bedrijven bij besluitvorming;

  • Korte doorlooptijden van besluitvormingsprocessen;

  • Transparantie en inzicht in procedures en processen;

  • Integrale en samenhangende besluiten.

Het uitgangspunt van integraal werken en de 1-loket gedachte vraagt om goed “casemanagement”. We passen dit toe bij zowel vergunningverlening als ook bij toezicht en handhaving. Zij zijn van a tot z verantwoordelijk voor het aanvraagproces, iets wat de betrokkenheid bij een aanvraag of een verzoek bevorderd. Daarnaast is de casemanager vanuit dienstverleningsoogpunt eerste en in principe enige aanspreekpunt voor de initiatiefnemer. Dat biedt duidelijkheid richting een aanvrager maar ook naar de omgeving waar de aanvraag op ziet. Casemanagement wordt dus toegepast bij zowel het informele als het formele traject. Daarmee voorkomen we dat we op één onderdeel correct handelen, maar vanwege strijdigheid of samenloop met andere regelgeving geen integraal besluit hebben genomen.

We kiezen ervoor om de integrale afweging uit te breiden met de autonome taken Algemene Plaatselijke Verordening (APV) , de Alcoholwet en de andere Bijzondere Wetten.

2.5.14 Samenwerken

Bij de uitvoering van VTH-taken werken we zowel intern als extern samen. Wat betreft intern is dit zowel met collega’s binnen het team als met collega’s van andere teams. Daarnaast werken we samen met onder andere collega’s van buurgemeenten, Omgevingsdienst (FUMO), Veiligheidsregio (VRF), de provincie Fryslân, It Wetterskip Fryslân, Rijkswaterstaat, Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), politie, Openbaar Ministerie, het RIEC, de douane, Inspectie Leefomgeving en Transport en Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Door bundeling van kennis en capaciteit zorgen we voor een betrouwbare dienstverlening.

De samenwerking gebeurt:

  • Strategisch: afstemming van beleid en uitvoering, gezamenlijke projecten opzetten;

  • Tactisch: delen van informatie en analyses, gezamenlijk probleemformulering en aanpak, benutten van elkaars VTH-instrumenten en capaciteit;

  • Operationeel: casusbesprekingen, gezamenlijk acties, projectuitvoering.

2.5.15 Ondermijning tegengaan (Bibob toets)

We faciliteren niet dat middelen (waaronder geld) verkregen uit misdrijven, worden gebruikt om vergunde activiteiten uit te voeren. Ook is het niet wenselijk dat door een vergunning van het bevoegd gezag de mogelijkheid tot het plegen van misdrijven wordt gefaciliteerd. We toetsen daarom, conform het vastgestelde Bibob-beleid , de integriteit van aanvragers.

We zetten de instrumenten van preventie, toezicht en handhaving actief in om ondermijnende activiteiten te signaleren en te beëindigen. Activiteiten die vallen onder de term ‘ondermijning’ worden niet gedoogd en komen ook niet in aanmerking voor een gedoogconstructie.

2.5.16 Politiek-bestuurlijk

Vergunningverlening vindt plaats in een politiek-bestuurlijke omgeving. Aan politiek-bestuurlijke speerpunten geven we prioriteit. Bij (potentieel) maatschappelijke onrust communiceren we goed naar de omgeving. Hierin wordt het bestuur ook betrokken. Ook vindt er wekelijks overleg plaats tussen het vakinhoudelijk team met de portefeuillehouder(s) waarbij actuele casuïstiek worden doorgenomen, maar komen ook de lange-termijn zaken op tafel.

3 Beleidsmatige prioriteiten

3.1 Inleiding

De uitvoering van VTH-taken staat in het teken van onze gemeente brede ambities zoals vastgesteld in de Omgevingsvisie. De focus ligt op concrete opgaven en risico’s in de verschillende gebieden van onze gemeente. Omdat binnen het team VTH de capaciteit en de (financiële) middelen een bepaalde omvang hebben, is het niet mogelijk om deze onbeperkt in te zetten. We moeten dan ook keuzes maken. Deze keuzes zijn doorvertaald in prioriteiten. Hierbij zijn de prioriteiten benoemd op basis van ervaringen, lokale kennis, deskundigheid, risico’s, bestuurlijke wensen en opgaven uit de omgevingsvisie. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de doorwerking van deze prioriteiten in vergunningverlening, toezicht en handhaving.

3.2 Doorwerking van prioriteiten bij vergunningverlening

Doel van het stellen van prioriteiten is het sturen op die effecten waarvan de kans groot is dat ze voor kunnen komen en ook een significant negatief (bestuurlijk) risico met zich meedragen.

Wanneer de kans op een potentieel negatief effect aanwezig is en de kans hierop groot is, is het goed hier een hoge prioriteit aan toe te kennen. Voor vergunningverlening in algemene zin wordt onderscheid gemaakt in een viertal toetsniveau’s uit het toetsprotocol van Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen (CKB).

1. Sneltoets (volledigheid)

  • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

  • Kloppen globaal de uitgangspunten van de aanvraag en wordt met alle benodigde aspecten rekening gehouden?

  • Bevat de aanvraag voldoende informatie voor een eventuele uitgebreide toetsing?

2. Visuele toets

  • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

  • Kloppen de uitgangspunten op de aangeleverde stukken?

  • Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn.

3. Inhoudelijke toets

  • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

  • Kloppen de uitgangspunten in de aangeleverde stukken?

  • Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn.

  • Bij berekeningen en rapportages worden de belangrijkste berekeningen en conclusies gecontroleerd dan wel nagerekend.

4. Complete toets

  • Bevat de aanvraag alle benodigde documenten?

  • Kloppen de uitgangspunten op de aangeleverde stukken?

  • Volledige toets waarbij alle documenten en alle te toetsen aspecten gedetailleerd worden getoetst.

  • Bij berekeningen en rapportages wordt alles gecontroleerd en nagerekend.

Voor de activiteit bouwen is in onderstaande matrix het toetsniveau bepaald bij de verschillende typen bouwwerken (het betreft hier de functie van het bouwwerk); dit in combinatie met aspecten waarop wordt getoetst. Hierbij wordt opgemerkt dat het enkel om bouwwerken gaat die vallen onder gevolgklasse 2 en 3 zoals bedoeld in de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1 zullen na inwerkingtreding van deze Wkb (1 januari 2024) voor het bouwdeel worden getoetst door de kwaliteitsborger.

afbeelding binnen de regeling

De bovenstaande tabel geeft aan hoe voor de typen vergunningaanvragen de prioriteiten doorwerken in de toetsing. De doorwerking is ook zichtbaar gemaakt in de omgevingsanalyses in bijlage A. Op die wijze vinden de gestelde prioriteiten in de vergunningverlening haar doorwerking in de prioriteiten van de toezicht en handhaving. Gelijktijdig geldt ook het omgekeerde; wanneer vanuit toezicht en handhaving een patroon wordt waargenomen van soorten van overtredingen, wordt de (mate van) toetsing tijdens de vergunningverlening hierop aangepast.

Risicogericht werken

Het is onmogelijk om alle initiatieven, activiteiten en aanvragen vooraf te toetsen of te controleren en zo alle risico's van niet-naleving in te perken. Bovendien sluit een vergunning én een intensieve controle niet uit dat er alsnog sprake is van overlast of dat zich een ongeluk of een ramp voordoet. Door risicogericht te werken wordt dit wel tot een minimum beperkt en wordt daar inzet gepleegd waar dit het meest noodzakelijk is.

Bestemmingsplan (omgevingsplan) en welstand zijn speerpunten

Aan het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunning aan de bepalingen van het geldende bestemmingsplan (Omgevingsplan) hechten wij grote waarde. Hierbij streven wij te allen tijde naar een goede ruimtelijke ordening. Iedere aanvraag wordt dan ook getoetst aan het bestemmingsplan/ Omgevingsplan. Bij afwijkingen aan het door de gemeenteraad vastgestelde toetsingskader vindt een integrale beoordeling plaats. Medewerking aan afwijkingen van het bestemmingsplan/Omgevingsplan worden altijd goed gemotiveerd.

Het in stand houden van de ruimtelijke kwaliteit van ons gebied vinden wij belangrijk. We toetsen de ingediende aanvragen hierbij aan de door de gemeenteraad vastgestelde welstandsnota. In een aantal gebieden is een ambtelijke toets mogelijk. Hier geldt bij de beoordeling minimaal het vier-ogen principe. Bij twijfel wordt opgeschaald door de aanvraag alsnog voor te leggen aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit (Hûs en Hiem). De overige aanvragen worden altijd aan deze commissie voorgelegd. We hechten veel waarde aan haar advies. Afwijken van dit advies vindt alleen in uitzonderlijke gevallen plaats en wordt uitsluitend met een gedegen motivering gedaan.

3.3 Doorwerking van prioriteiten bij toezicht en handhaving

In paragraaf 3.1 is aangegeven dat bij het benoemen van de prioriteiten aansluiting is gezocht bij de opgaven van de vastgestelde omgevingsvisie. Dit geldt ook voor de indeling. De gebiedsindeling die in deze paragraaf wordt gehanteerd, sluit aan bij die van de omgevingsvisie. In de onderstaande tabel wordt dit schematisch weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage A bevat onze omgevingsanalyse die is ingedeeld naar de vijf gebiedstypen die we als structuur hanteren. Voor elk gebiedstype is in de bijlage beschreven:

  • Het profiel van het betreffende gebied;

  • de omgevingsanalyse (situatie, ontwikkelingen, kansen en risico’s) met prioriteiten.

In onderstaande paragrafen zijn de prioriteiten en bijbehorende doelstellingen benoemd. In aanvulling op de gebiedstypen formuleren we doelstellingen voor onze algemene dienstverlening voor de VTH-taken. Deze doelen zijn van toepassing op alle gebiedstypen.

3.4 Prioriteitstelling omgevingsanalyse

De prioriteitstelling is meetbaar gemaakt door het uitvoeren van een omgevingsanalyse. Voor elke risicovolle activiteit of ongewenst gedrag is het effect beoordeeld op zes aspecten, namelijk:

  • Veiligheid: Risico op schade in de vorm van persoonlijk en lichamelijk letsel (bijvoorbeeld instortingsgevaar bij slopen, explosiegevaar, verstoring van de openbare orde en veiligheid);

  • Duurzaamheid: risico op aantasting van het milieu, de natuur en verspilling van grondstoffen (bijvoorbeeld energieverspilling, stikstofproblematiek, verdwijnen natuur);

  • Gezondheid: Risico op aantasting van de persoonlijke gezondheid en gezondheidsproblemen (bijvoorbeeld verontreiniging van bodem, water en lucht, asbest);

  • Leefbaarheid: Risico op overlast of vermindering van de kwaliteit van de omgeving (bijvoorbeeld geluids- en geuroverlast, zwerfafval);

  • Natuur: Risico op schade aan natuurwaarden (bijvoorbeeld verstoren van broedgebieden van vogels, illegaal kappen van bomen);

  • Economisch/imago: Risico op financiële of economische schade en op schade aan het imago en het vertrouwen in het openbaar bestuur (bijvoorbeeld: kosten voor saneren van verontreiniging, concurrentievervalsing, negatieve media-aandacht).

Bij de omgevingsanalyse zijn we nagegaan in welke mate zich effecten voordoen en wat de kans is dat dit effect optreedt (risico = kans x effect). De uitkomst daarvan (lage, gemiddelde of hoge prioriteit) is steeds weergegeven. Hierbij kan wel de situatie ontstaan dat een bepaald onderwerp op basis van de vastgestelde omgevingsvisie als heel belangrijk wordt bestempeld, maar toch een lage prioriteitsscore kent vanwege het feit dat de kans dat de activiteit / het onderwerp voorkomt erg laag is.

afbeelding binnen de regeling

3.5 Bebouwd gebied (stads- en dorpskernen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.6 Buitengebied

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.7 Natuurgebied

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.8 Recreatiegebied

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

3.9 Bedrijventerreinen

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4 Uitvoeringskader VTH: de naleefstrategie voor de gemeente

4.1 Inleiding

In de hoofdstukken 2 en 3 van dit beleid hebben we de doelen en de omgevingsanalyse vastgelegd. In de hoofdstukken 4, 5, 6, 7, 8 en 9 gaan we in op de ‘hoe-vraag’. Dus op welke wijze gaan we de VTH-taken inzetten op de prioriteiten om de gestelde doelen te bereiken. Hierbij hebben we afwegings-ruimte in de wijze waarop VTH-taken worden ingezet om aan de slag te gaan met de prioriteiten en vervolgens de doelen te bereiken. Het gaat dan met name om:

  • Het vormgeven van preventieve instrumenten, gericht op het voorkomen van naleeftekorten (bijvoorbeeld door gerichte communicatie met doelgroepen);

  • Het vormgeven van de vergunningverlenings- en meldingsprocessen;

  • De wijze waarop toezicht wordt gehouden;

  • De wijze waarop wordt overgegaan tot handhaven;

  • De wijze waarop bestuurlijke sancties en termijnen worden gehanteerd, en;

  • Wanneer eventueel in uitzonderlijke gevallen (als dat maatschappelijk gewenst is) wordt overgegaan tot gedogen.

De naleefstrategie heeft twee functies. Ten eerste kan deze als motivering dienen voor besluiten. Ten tweede wordt vastgelegd hoe er met bevoegdheden wordt omgegaan. Met deze strategie legt de gemeente zichzelf verplichtingen op. De gemeente dwingt haar zelf te handelen volgens haar eigen werkafspraken.

De VTH-taken worden zo effectief (doeltreffend) en efficiënt (verantwoorde inzet van budget en personeel) mogelijk ingezet om ervoor te zorgen dat de omgevingsrisico’s beheersbaar zijn en de beleidsdoelen worden gerealiseerd. Dit gebeurt in de VTH-uitvoeringsprogramma’s. Hierin leggen we vast welke instrumenten we inzetten, in welke intensiteit en welke gevolgen dit heeft voor de personele inzet.

De naleefstrategie bestaat uit vijf onderdelen. In het onderstaande schema zijn deze onderdelen gevisualiseerd. Samen vormen ze het kader voor de uitvoering van de VTH-taken in de fysieke omgeving.

afbeelding binnen de regeling

4.2 Inzet van de VTH-taken

De wijze van inzet van de VTH-taken is gericht op het bereiken van de doelen en de monitoring daarvan. Bij de inzet gelden de volgende uitgangspunten:

  • De uitvoering vindt plaats binnen de wet- en regelgeving en de landelijke en regionale bestuurlijke afspraken (conform de vergunningenstrategie, de Landelijke handhavingsstrategie Omgevingswet en de Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen);

  • Proportionele inzet: ruimte geven waar het kan, strikt handhaven waar het moet;

  • Preventie vóór interventie; meedenken met initiatiefnemers;

  • Bevorderen van bewustzijn over naleefgedrag en zelfregulering;

  • In de uitvoering ruimte laten voor innovatie en experimenteren met de inzet van VTH-taken, met name in de wijze van toezicht;

  • Transparantie i.v.m. de democratische controle.

Voor een mooie, schone, veilige, gezonde en duurzame gemeente is het belangrijk dat inwoners, bedrijven en instellingen regels naleven. Daarom willen we overtredingen voorkomen en naleving bevorderen. Het doel van preventie is de spontane naleving van regels vergroten. Door de inzet van communicatiemiddelen, zoals voorlichting en ondersteunend optreden binnen initiatieven en aanvragen omgevingsvergunningen. Door middel van vooroverleg beïnvloeden we het gedrag op een positieve manier.

We vinden het belangrijk om duidelijk te maken wat de regels zijn, waarom ze er zijn en hoe we erop toe zien. Met een goede inzet van communicatiemiddelen kunnen we het naleefgedrag aanzienlijk verbeteren. Pas als regels bekend zijn kunnen inwoners, bedrijven of instellingen deze bewust naleven. Meestal is onbekendheid van de voorschriften de hoofdoorzaak van niet-naleven. Natuurlijk blijft het wel de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf om op de hoogte te zijn en blijven van regels.

Vergunningverleners, toezichthouders en handhavers (VTH-ers) zijn een belangrijke schakel tussen overheid, inwoners en ondernemers en spelen een grote rol in de verbetering van het naleefgedrag. Zij hebben rechtstreeks contact met inwoners en ondernemers en kunnen regels uitleggen en toelichten.

4.3 Samenhang in preventie, toezicht en handhaven

Preventie, toezicht en handhaven kunnen zowel na elkaar als naast elkaar worden ingezet om het naleefgedrag te bevorderen. Het is aannemelijk dat preventieve instrumenten meer (kunnen) domineren bij welwillend gedrag en toezicht en handhaven meer bij calculerend en bewust overtredend gedrag. Dat laat onverlet dat preventieve instrumenten ook bij calculerend gedrag kunnen bijdragen aan een beter naleefgedrag. Handhaving is nodig als slecht naleefgedrag onaanvaardbare omgevingsrisico’s met zich meebrengt en de inzet van andere instrumenten geen effect heeft.

De samenhang tussen de preventie-, toezicht- en handhavingsstrategieën komt tot uitdrukking in de VTH-uitvoeringsprogramma’s. Hierin wordt per programmaonderdeel het volgende benoemd:

  • Het gewenste en geconstateerde naleefgedrag in meetbare doelen;

  • de factoren die het geconstateerde naleefgedrag (en de tekortkomingen) bepalen;

  • de selectie van instrumenten om het naleefgedrag indien nodig te verbeteren, rekening houdend met de factoren die overtredingen veroorzaken;

  • de vertaling naar organisatorische condities en werkafspraken over rolverdeling, samenwerking, informatie-uitwisseling, communicatie en afstemming.

Daarnaast wordt op basis van de bevindingen uit de inspecties, per programmaonderdeel bekeken of de inzet van preventieve instrumenten effectief en efficiënt is.

Inwoners en bedrijven zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun naleefgedrag en eventuele schade die dit veroorzaakt voor de omgeving. Een deel van de overtredingen gebeurt echter door gebrek aan kennis of onvoldoende bewustzijn van gedragsrisico’s. Daar komt bij dat het omgevingsrecht een domein is dat de laatste jaren vaak aan wetswijzigingen onderhevig is geweest en nog steeds is. De gemeente investeert om deze redenen in het vergroten van bewustzijn, kennis en informatie. Dat kan op het moment dat inwoners en/of ondernemers een vergunning of ontheffing aanvragen, een melding doen of ‘in het veld’ op locaties waar overtredingen plaatsvinden. Daarnaast kan branchegericht voorlichting worden gegeven.

5 Preventiestrategie

5.1 Wat is preventie?

In de preventiestrategie wordt de aanpak en werkwijze bij de inzet van andere instrumenten dan toezicht en handhaving beschreven. Het doel hierbij is om inwoners en ondernemers van juiste informatie en kennis te voorzien, zodat zij bij hun activiteiten op de hoogte zijn van de regels die gelden en hierdoor wordt voorkomen dat overtredingen ontstaan. Preventie is gericht op het verbeteren van het spontane naleefgedrag. Door in te zetten op onderstaande instrumenten hopen we dit te bewerkstelligen.

5.2 Instrumenten voor spontane naleving

  • Communicatie, kennis- en informatieoverdracht. Dit is van belang bij nieuwe wetgeving;

  • Ondersteunend optreden zoals vooroverleg bij aanvragen en initiatieven of hulp bij het invullen van formulieren;

  • Samenwerking, bijvoorbeeld met ondernemers en branchevertegenwoordiging;

  • Zichtbaarheid van het toezichts- en handhavingsactiviteiten. We laten zien dat we toezicht houden en handhaven als dat nodig is. We communiceren over toezichts- en handhavingsprioriteiten en over grotere handhavingsprojecten. We zijn daarnaast regelmatig zichtbaar aanwezig in het gebied;

  • Mediation, vooral ter oplossing óf voorkoming van conflicten en daarmee mogelijk juridische procedures. Het levert vooral een bijdrage aan een verbetering van de context waarbinnen het naleefgedrag tot stand moet komen;

  • Participatie (Participatiewijzer / Wikselwurk).

6 Vergunningenstrategie

Tot de wettelijke taken van de gemeente behoort het verlenen van vergunningen en het behandelen van meldingen. Dit voeren we uit volgens de wettelijke kaders in samenhang met onze uitgangspunten zoals deze staan beschreven in hoofdstuk 2. Deze combinatie vormt onze vergunningenstrategie.

6.1 Wat is vergunningverlening

Onder vergunningverlening valt het verlenen, weigeren of wijzigen van een vergunning waarbij we aan een bedrijf, inwoner of (bestuurlijke) organisatie toestemming verlenen (of weigeren) om een bepaalde activiteit (die zonder vergunning verboden is en niet mag worden uitgevoerd) uit te voeren. Daarbij bestaat de mogelijkheid om ontheffing van met name gemeentelijke regels te verlenen, dit gebeurt op basis van een gedegen motivering en na een belangenafweging. Daarnaast behandelen we diverse meldingen, leggen we maatwerkbesluiten of nadere voorwaarden op (na invoering Omgevingswet maatwerkbesluit of maatwerkregel) en worden waar nodig verklaringen van geen bedenkingen afgegeven (na invoering van de Omgevingswet heet dit een “bindend advies”). Tot slot behoort het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning ook tot vergunningverlening.

6.2 Doel vergunningenstrategie

De vergunningenstrategie stelt ons in staat om heldere, transparante en handhaafbare vergunningen op te stellen en ze te verlenen binnen de gestelde termijn. Dit alles moet leiden tot een goede ruimtelijke ordening c.q. goede ruimtelijke kwaliteit.

6.3 Wettelijk kader vergunningenstrategie

Het wettelijk kader welke binnen de vergunningverlening een rol speelt is divers. Allereerst hebben we te maken met algemene wetgeving. Dit zijn de Gemeentewet (Gw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Meer specifieker hebben we het onder andere over de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor), de Regeling omgevingsrecht (Mor), het Bouwbesluit 2012, Wet natuurbescherming (Wnb), Wet ruimtelijke ordening (Wro), Wet milieubeheer (Wm), Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Alcoholwet en Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (Wkpb).

Nieuwe wetgeving: Omgevingswet (Ow)

De komst van de Omgevingswet (per 1 januari 2024) betekent dat er veel verandert. De wet bundelt 26 bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. In de Omgevingswet staat de decentrale besluitvorming door de gemeente centraal. Gemeenten krijgen meer beleidsvrijheid en verantwoordelijkheid en meer mogelijkheden om lokale afwegingen te maken en rekening te houden met gezondheid en wensen van inwoners. Ook maakt de wet het mogelijk om beter in te spelen op actuele ontwikkelingen. De gemeenten krijgen hiervoor nieuwe (kern)instrumenten, die zij kunnen inzetten om hun doelen en ambities t.a.v. de fysieke leefomgeving te verwezenlijken, namelijk de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan.

Een omgevingsvisie is een strategische visie, met ambities en beleidsdoelen, voor de lange termijn voor de gehele fysieke leefomgeving. De gemeente stelt voor het gehele grondgebied 1 omgevingsvisie vast. Het programma bevat de uitwerking van beleid en bevat maatregelen die leiden tot de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving (omgevingswaarde). Er zijn verplichte (geluid en dreigende overschrijding van omgevingswaarden) en onverplichte programma’s. Het omgevingsplan neemt binnen de Omgevingswet een prominente rol in. De gemeente kan de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving, zoals beschreven in de omgevingsvisie, concreter maken door die ook stevig juridisch vast te leggen. Het omgevingsplan bevat juridisch bindende regels voor de gemeente en haar inwoners en ondernemers. De regels kunnen betrekking hebben op de gehele gemeente of op slechts delen daarvan.

Met de komst van de Omgevingswet wordt een groot aantal rijksregels decentraal (in het omgevingsplan) geregeld, zoals verschillende milieuregels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze specifieke rijksregels zijn opgenomen in de bruidsschat om te voorkomen dat er een juridisch gat ontstaat voor onderwerpen c.q. specifieke regels die tot het moment van inwerkingtreding landelijk geregeld werden, maar na inwerkingtreding van de Omgevingswet gedecentraliseerd zijn. Het Rijk verwacht namelijk niet van gemeenten om een omgevingsplan (waar deze onderwerpen voortaan in geregeld gaan worden) direct bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vast te stellen. De gemeente krijgt wel de verantwoordelijkheid voor deze regels. Tijdens een overgangsfase kunnen gemeenten keuzes maken over hoe én of deze tijdelijke regels worden opgezet.

Onder de Omgevingswet zullen de algemene rijksregels minder vergunningplichten voor activiteiten bevatten. Voor de meest voorkomende activiteiten, zoals milieubelastende activiteiten en bouwactiviteiten, geldt nog steeds een plicht om een omgevingsvergunning aan te vragen. De wetgever heeft op rijksniveau voor zoveel mogelijk activiteiten algemene regels gemaakt. Daardoor heeft de initiatiefnemer van een activiteit niet meer altijd toestemming nodig. Ten aanzien van de omgevingsvergunning wijzigt het volgende:

  • 1.

    De reguliere procedure wordt standaard.

  • 2.

    De vergunning van rechtswege vervalt.

  • 3.

    Eén loket, gemeenten bij meervoudige aanvragen bevoegd gezag.

  • 4.

    Meldingen en aanvragen komen binnen via DSO, per mail of analoog.

  • 5.

    Nieuwe definities, begrippen en terminologie.

  • 6.

    Nieuwe aanvraagvereiste m.b.t. participatie.

  • 7.

    De ‘knip’ (en Wet kwaliteitsborging voor het bouwen, Wkb).

  • 8.

    Omgevingsvergunning geen omgevingsdocument, wel verplichting na 5 jaar verwerken in het omgevingsplan.

  • 9.

    Nieuw toetsingskader inhoudelijke beoordeling en toezicht en handhaving.

6.4 Uitgangspunten vergunningenstrategie

In hoofdstuk 2 is al een groot aantal uitgangspunten benoemd die mede bepalend zijn voor onze vergunningenstrategie. Daar kunnen de volgende uitgangspunten, ook met het oog op de aanstaande Omgevingswet, nog aan worden toegevoegd:

Sturen aan de voorkant: het vooroverleg

Hierbij wordt ingestoken op het doorlopen van een vooroverleg voordat de formele aanvraag wordt ingediend. Elke initiatiefnemer wordt gestimuleerd om, ook daar waar dit wettelijk niet verplicht is, eerst een verkennende/ voorbereidende fase te doorlopen om zo de haalbaarheid, uitvoerbaarheid en eventueel noodzakelijk maatwerk van het voorgestelde plan inzichtelijk te maken. Dit noemen we het vooroverleg en werkt door een aanvraag via het Omgevingsloket (onder de omgevingswet is dat het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet)) in te dienen.

Door in te zetten op een vooroverleg wordt voorkomen dat er een vergunning wordt aangevraagd voor een plan dat niet haalbaar is, dat verkeerde activiteiten worden aangevraagd of activiteiten niet worden aangevraagd. Dat zou namelijk kunnen leiden tot een plan dat ondanks een verkregen toestemming (bijv. vergunning) toch niet uitvoerbaar blijkt. Kansrijke vooroverleggen worden zodanig voorbereid dat ze daarna vlot de formele vergunningprocedure kunnen doorlopen. Kansarme initiatieven stranden vroegtijdig zonder dat de aanvrager hier in het algemeen een grote investering heeft gedaan.

Beginselbereidheid

Bestemmingsplannen zijn over het algemeen vrij gedetailleerd geformuleerd, waardoor bepaalde activiteiten soms niet zijn toegestaan terwijl er feitelijk niks op tegen is c.q. vrijwel risicoloos zijn. Als de aanvraag niet past binnen het van toepassing zijnde bestemmingsplan, wordt de aanvraag getoetst. Hierbij hanteren wij de ‘Ja-mits-houding’.

Vergunningverlening binnen gestelde (wettelijke) termijnen

De gemeente wil vergunningaanvragen en meldingen altijd binnen de wettelijke termijn afhandelen. Bij de behandeling van vergunningen wordt binnen de geldende wettelijke kaders meegedacht met de aanvrager, maar wordt ook gekeken naar de belangen van derden/andere belanghebbenden. Voor een vooroverlegtraject geldt in de basis een (interne) termijn van 8 weken. Al naar gelang de zwaarte van het verzoek kan hiervan worden afgeweken. Goed contact hierover met de aanvrager is hier van belang.

Participatie op basis van de participatiewijzer

Onder de Wabo, maar helemaal onder de Omgevingswet, wordt er steeds meer belang gehecht aan een goed participatietraject. Binnen vergunningprocedures is het aan de aanvrager om een goed participatietraject te doorlopen om eventuele bezwaren zoveel mogelijk te voorkomen. Een gedragen plan is dan ook het streven. Om aanvragers hierin te ondersteunen hebben we de participatiewijzer voor ruimtelijke initiatieven vastgesteld. Deze fungeert als leidraad voor aanvragers en gaat uit van het credo hoe groter het plan en aantal belanghebbenden, hoe intensiever het participatietraject moet worden ingezet. Aanvragers dienen inzichtelijk te maken op welke wijze zij participatie hebben toegepast en wat de uitkomst hiervan is, helemaal wanneer het een plan betreft waarover de raad heeft besloten dat hiervoor verplichte participatie van toepassing is.

6.5 Instrumenten vergunningenstrategie

Vergunningverlening is voor gemeente De Fryske Marren een instrument om activiteiten in de fysieke leefomgeving te reguleren en om de openbare orde en veiligheid te borgen. Vergunningen (en afwijkingen/ontheffingen) verschaffen zekerheid en duidelijkheid voor alle betrokken partijen, zodat helder is welke eisen er aan het uitvoeren van vergunde activiteiten zijn gesteld. Vergunningverlening, in samenspel met toezicht en handhaving, bevordert consistent gemeentelijk optreden en vertaalt regelgeving naar de praktijk.

Voor het uitoefenen van onze vergunningenstrategie hebben we verschillende instrumenten tot onze beschikking. Naast het feit dat een vergunning an sich een instrument is, hebben we ook instrumenten die gebruikt worden voor het toetsen van een aanvraag omgevings-vergunning (toetsingskader). Dit zijn namelijk het bouwbesluit, het bestemmingsplan (onder de Omgevingswet wordt dit het Omgevingsplan), de bouwverordening en de toets aan redelijke eisen van welstand. Dit laatste vindt plaats op basis van door de gemeenteraad vastgesteld welstandsbeleid.

Bestemmingsplan

Aan de toets aan het bestemmingsplan hechten we groot belang, aangezien dat het kader is waarbinnen een goede ruimtelijke ordening wordt gerealiseerd. Het bestemmingsplan/ omgevingsplan wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Iedere aanvraag wordt aan dit kader getoetst. Het biedt voor de gemeenschap kaders, rechten en bescherming. Wanneer een aanvraag voorziet in een strijdigheid met het bestemmingsplan/omgevingsplan wordt er enkel medewerking verleend aan een afwijking ervan, wanneer er sprake blijft van een goede ruimtelijke ordening ofwel, onder de Omgevingswet, een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. We kennen tot op heden nog geen afwijkingenbeleid. Dit betekent dat iedere aanvraag op zijn eigen merites wordt beoordeeld.

Milieumeldingen/vergunningen

Landelijk zijn in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) milieubelastende activiteiten aangewezen en is bepaald aan welke milieuregels – inclusief regels over vergunningen en meldingen – daarbij moet worden voldaan. In het omgevingsplan is via de systematiek van werkingsgebieden aangegeven welke van deze milieubelastende activiteiten waar zijn toegestaan. Daarbij kunnen in het omgevingsplan tevens nog aanvullende milieuregels zijn/worden opgenomen waaraan deze milieubelastende activiteiten moeten voldoen. De VTH-milieutaken bij deze milieubelastende activiteiten – inclusief de milieuregels die daarover in het omgevingsplan staan – vallen onder de basistaken van de FUMO en vallen daarmee buiten de reikwijdte van dit VTH-beleid.

Naast de milieubelastende activiteiten die in het Bal zijn aangewezen, kan de raad in het omgevingsplan eveneens milieubelastende activiteiten aanwijzen. Via het tijdelijk deel van het omgevingsplan worden in ieder geval een aantal milieubelastende activiteiten die niet in het Bal staan, als zogenoemde bruidsschat in het omgevingsplan opgenomen. Via de systematiek van werkingsgebieden is in het omgevingsplan aangegeven waar deze milieubelastende activiteiten zijn toegestaan. Daarbij geeft het omgevingsplan tevens aan welke inhoudelijke (milieu)voorschriften daarbij gelden. Tevens kan daarbij worden bepaald dat voor deze milieubelastende activiteiten een vergunningplicht, meldingsplicht of informatieplicht geldt.

De milieumeldingen/vergunningen van onderhavig VTH-beleid is gekoppeld aan de milieubelastende activiteiten die in het omgevingsplan zijn aangewezen en niet als zodanig zijn aangewezen in het Besluit activiteiten leefomgeving.

De overwegingen om in het omgevingsplan – in aanvulling op de aanwijzing van milieubelastende activiteiten in het Besluit activiteiten leefomgeving – eveneens milieubelastende activiteiten aan te wijzen met daarbij horende vergunningplicht, meldingsplicht of informatieplicht, staan in het omgevingsplan. Die overwegingen zijn geen onderdeel van dit VTH beleid.

Indien in het omgevingsplan een vergunningplicht voor milieubelastende activiteiten is opgenomen, wordt bij een aanvraag voor een dergelijke vergunning volledig getoetst aan de (indienings)eisen die in het omgevingsplan staan. Indien daarbij is bepaald dat ‘de omgevingsvergunning wordt verleend als . . . .’ dan wordt de vergunning verleend als aan de daarbij genoemde voorwaarden wordt voldaan. Indien daarbij is bepaald dat ‘de omgevingsvergunning kan worden verleend als . . . .’ dan wordt het voldoen aan de daarbij genoemde voorwaarden beschouwd als een voorwaarde om de vergunning te kunnen verlenen, maar niet als een verplichting de vergunning te moeten verlenen. In die situatie wordt een belangenafweging gemaakt.

Indien in het omgevingsplan een meldingsplicht voor milieubelastende activiteiten is opgenomen, wordt bij een melding volledig getoetst aan de (indienings)eisen die in het omgevingsplan staan. Indien daaraan is voldaan, geldt dat aan de meldingsplicht is voldaan en volgt een ‘acceptatiebrief’. Deze acceptatie van de melding staat los van het voldoen aan de inhoudelijke milieuregels bij het uitvoeren van de activiteit.

Indien in het omgevingsplan een informatieplicht voor milieubelastende activiteiten is opgenomen, wordt bij het indienen van gegevens volledig getoetst aan de (indienings)eisen die in het omgevingsplan staan. Indien daaraan is voldaan, geldt dat aan de informatieplicht is voldaan. Het voldoen aan de informatieplicht staat los van het voldoen aan de inhoudelijke milieuregels bij het uitvoeren van de activiteit.

Naast de vergunningplicht, meldingsplicht en informatieplicht hebben wij de bevoegdheid om middels een besluit maatwerkvoorschriften te verbinden aan milieubelastende activiteiten. Van deze bevoegdheid maken wij alleen gebruik bij voorkomende of dreigende overschrijding van doelvoorschriften. Door middelvoorschriften als maatwerkvoorschrift aan de activiteit te verbinden, kan dan duidelijkheid worden gegeven welke voorzieningen getroffen moeten worden om aan de doelvoorschriften te voldoen.

Voor een milieubelastende activiteit die op basis van het omgevingsplan niet is toegestaan in een bepaald werkingsgebied – oftewel in strijd is met het omgevingsplan – geldt dat deze als omgevingsplanactiviteit wordt beschouwd, inhoudende een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het verboden is deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die in strijd is met het omgevingsplan of een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan. Voor deze milieubelastende activiteiten is een omgevingsvergunning nodig voor een buitenplanse omgevingplanactiviteit, waarbij de vergunningenstrategie voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit wordt gevolgd.

Toets bouwbesluit / Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BBL)

In paragraaf 3.2. is te zien dat we prioriteiten stellen aan de toets van het bouwbesluit / Besluit Bouwwerken Leefomgeving en op welke wijze we hier invulling aan geven.

Intrekken vergunningen

We vinden het ongebruikt laten voortbestaan van rechten uit vergunningen om meerdere redenen ongewenst. Ten eerste moeten we voorkomen dat bouwwerken of activiteiten die in het verleden zijn vergund maar nog niet zijn gerealiseerd, (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten doorkruisen. Ten tweede moeten we voorkomen dat nieuwe bouwwerken c.q. activiteiten worden gebouwd/uitgevoerd naar verouderde (bouw)technische inzichten. Daarnaast is het vanuit administratief oogpunt gewenst dat het vergunningenbestand zoveel mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten. Ook voor omwonenden is het onplezierig dat zij geconfronteerd worden met oude, ongebruikte rechten, waar ze geen rechtsmiddelen meer tegen kunnen aanwenden.

We beogen in de hiervoor genoemde situaties, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, de vergunning na verloop van een bepaalde periode in te trekken. We kunnen vergunningen intrekken als de aanvrager erom verzoekt, als de aanvrager overleden is (bijvoorbeeld in APV-vergunningen (persoonsgebonden)), wanneer er in strijd met de voorschriften van de beschikking wordt gehandeld, het gevaar bestaat dat de vergunning misbruikt wordt voor criminele activiteiten (zie hiervoor ook de paragraaf 2.5.15 over de inzet van de Wet Bibob), gedurende een half jaar of een in de vergunning, verordening, of AMvB bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het intrekken van vergunningen geen plicht is. De wet bepaalt deels wanneer je een vergunning mag intrekken (bijvoorbeeld in de Ow of APV) en deels is het gebaseerd op jurisprudentie (bijvoorbeeld bij omgevings-vergunningen milieu) . Een melding vallend onder de Wkb komt automatisch te vervallen na een door de AMvB gestelde termijn. Na deze termijn moet een nieuwe melding gedaan worden.

Erfgoed

Binnen onze aantrekkelijke gemeente gaat erfgoed een steeds belangrijkere functie innemen. In 2019 heeft de gemeenteraad het ‘Gemeentelijk monumentenbeleid De Fryske Marren’ vastgesteld, rekening houdend met de rechten en plichten die voortkomen uit het beleid van de voormalige gemeenten Skarsterlân, Lemsterland, Gaasterlân-Sleat en Boarnsterhim (deels), die zijn opgegaan in gemeente De Fryske Marren. Aan de hand van deze beleidsnotitie wordt hier verder handen en voeten aangegeven. Het kunnen aanwijzen van panden en objecten als gemeentelijk monument is hierin een instrument. Binnen de vergunningplicht die hieruit voortvloeit, kan sturing worden gegeven aan de uitvoer van werkzaamheden aan deze monumenten. Dit met als doel om tot behoud en herstel van erfgoed binnen onze gemeente te komen. Ook vanuit recreatief-toeristisch oogpunt van groot belang voor de aantrekkelijkheid van onze gemeente.

7 Toezichtstrategie

7.1 Wat is toezicht?

De term ‘toezicht’ wordt vaak zowel in brede als in enge zin gebruikt. In brede zin is het de overkoepelende term voor alle inspecties in combinatie met ‘handhaving’. In engere zin bedoelt men het als het concrete werk van een toezichthouder.

afbeelding binnen de regeling

Speciaal daarvoor aangewezen medewerkers (toezichthouders) voeren het toezicht uit. Een toezichthouder is een persoon, die op grond van de Algemene wet bestuursrecht namens het bevoegd gezag belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Toezicht zorgt voor een belangrijk preventief effect. Bij toezicht voeren we een controle uit, ook zonder dat we een overtreding vermoeden of daarvan weten. We kunnen een bezoek aan een activiteit, een bedrijf, een locatie, een bouwwerk of een persoon brengen. Samengevat verstaan we onder toezicht het controleren of en in hoeverre inwoners, ondernemers en instellingen de van toepassing zijnde regels naleven.

Het habitat / werkgebied van de toezichthouders is van zelfsprekend de gemeente buiten het gemeentehuis. Hierin voeren de toezichthouders de taken uit. In beginsel is de werkwijze van de toezichthouders dat zij bij hij constateren van een overtreding direct corrigerend optreden. Wanneer hierop meteen afspraken worden gemaakt, actie wordt ondernomen en de overtreding wordt beëindigd, is verdere actie niet nodig en wordt er geen handhavingsprocedure opgestart. Wel wordt de situatie en daarbij de overtreding vastgelegd in een controlerapport. Wanneer niet meteen actie wordt ondernomen en de overtreding niet wordt beëindigd, wordt dit vastgelegd in een controlerapport en wordt een handhavingszaak aangemaakt en wordt een procedure gestart.

Voor ons betekent de toezichtstrategie het verkrijgen van inzicht in het naleefgedrag en de motieven voor naleving. Daarnaast wordt met de strategie specifieke gegevens samengebracht, waardoor bijvoorbeeld de effectiviteit van het optreden kan worden bepaald of om trends en ontwikkelingen zichtbaar te maken, die mogelijk vragen om een bijstelling van het toezicht.

7.2 Doel toezicht en handhaving

Doel van toezicht en handhaving is:

“Een veilig, gezond, duurzaam gebruik van gebouwen en bouwwerken, een schoon/schoner milieu, een mooie en leefbare leefomgeving en het voorkomen en tegengaan van strijdig gebruik van ruimte, gronden en activiteiten”

In gemeente De Fryske Marren vindt toezicht in een vorm en intensiteit plaats die leidt tot een adequate naleving van wet- en regelgeving. We richten het toezicht (prioriteiten en frequentie) op de meest risicovolle situaties, waar de kans het grootst is dat het naleefgedrag onvoldoende is en dit leidt (of kan leiden) tot grote(re) negatieve effecten voor de veiligheid, volksgezondheid, leefomgeving en natuur. Het is namelijk onmogelijk om binnen de beschikbare formatie, middelen en tijd alle objecten, activiteiten en locaties op alle punten te controleren. Dit is ook niet nodig, want niet alle situaties zijn even risicovol. Gelijktijdig zijn we ons ervan bewust dat door de (landelijke) verruiming van vergunningsvrije activiteiten en de verschuiving van vergunningsplichtige naar meldingsplichtige activiteiten een verandering plaatsvindt van de beoordeling en toetsing van het vergunningenproces voorafgaand aan de realisatie naar het toezicht tijdens of na realisatie. Dit vraagt meer van het toezicht.

7.3 Aanleiding voor toezicht

Toezicht vindt plaats op basis van:

  • Het beleidskader en de periodieke uitvoeringsprogramma’s;

  • Verleende vergunningen en ontvangen meldingen;

  • Thema’s of projecten;

  • Ontvangen klachten, meldingen handhavingsverzoeken en calamiteiten;

  • Afspraken met handhavingspartners (provincie, Wetterskip, omgevingsdienst, brandweer Fryslân, politie);

  • Waarnemingen tijdens de (vrije) surveillance.

7.4 Uitgangspunten voor het uitvoeren van toezicht

Binnen gemeente De Fryske Marren hanteren we voor het toezicht de volgende uitgangspunten:

- Integraal toezicht.

We willen voorkomen dat inwoners en ondernemers onnodig vaak gecontroleerd worden. Daarom stemmen we de controles op elkaar af, zodat wordt voorkomen dat inwoners en ondernemers meerdere keren worden bezocht. Het gaat hierbij om gezamenlijk toezicht, signaaltoezicht of integraal toezicht. De integrale coördinatie en planning geven we vorm in de uitvoeringsprogramma’s.

- Toezicht op basis van besluiten

We houden toezicht naar aanleiding van verleende vergunningen, maatwerkbesluiten en maatwerkregels, ingediende meldingen en op basis van algemene regels. Bij overtredingen starten we een handhavingstraject met als doel de overtreding ongedaan te maken. De wijze waarop de handhavingsmiddelen worden ingezet, is beschreven in de handhavingsstrategie (hoofdstuk 9).

- Uitoefenen van toezicht

Voor het uitoefenen van toezicht bepalen we de voor de doelgroep meest effectieve en efficiënte methode. Factoren die hierbij een rol spelen zijn:

  • Kennis van regelgeving;

  • Kosten en baten;

  • Mate van acceptatie;

  • Gezagsgetrouwheid doelgroep.

7.5 Soorten toezicht

We onderscheiden preventieve en repressieve controles. Preventieve controles zijn controles die op basis van de risicomethodiek in de diverse planningen worden opgenomen. Het kenmerk van een preventieve controle is het planmatige en terugkerende karakter. Repressieve controles kenmerken zich door een specifieke aanleiding zoals klachten, meldingen, verzoeken, maar ook de bevindingen van eerdere controles en de daarop gegeven hersteltermijnen (hercontroles). Bij zowel preventieve als repressieve controles kunnen diverse toezichtinstrumenten of combinaties van instrumenten worden ingezet.

7.6 Vormen van toezicht

Binnen gemeente De Fryske Marren kennen we verschillende vormen van toezicht. De effectiviteit van de methode hangt af van het beleidsterrein, de aanleiding en de aspecten waarop het toezicht zich richt.

  • Administratief toezicht bij een registratieverplichting of bij gegevens die worden overlegd;

  • Structurele (routinematige) controles (aangekondigd of onaangekondigd). Periodiek toezicht op basis van vergunningen en meldingen;

  • Ad hoc toezicht vanwege bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld meldingen, klachten of verzoeken;

  • Steekproeven (bijvoorbeeld als sprake is van een goed naleefbeeld in een branche);

  • Thematische controles. Deze zijn gericht op bepaalde onderwerpen;

  • Gebiedsgerichte controles, bijvoorbeeld op bedrijfsterreinen;

  • Hercontroles. De hercontrole bevat toezicht op één of enkele aspecten en vindt plaats naar aanleiding van een geconstateerde overtreding.

7.7 Toezicht en gedoogsituaties

Wanneer sprake is van gedogen, houden we frequent actief toezicht op de betreffende gedoogsituatie. Regelmatig controleren we of de overwegingen van de beslissing om af te zien van handhaving, nog actueel zijn. We gaan na of de voorwaarden van het gedoogbesluit worden naleeft. Is dit niet het geval, dan gaan we over tot handhavend optreden.

7.8 Samenwerking bij het toezicht

Externe afstemming is er zowel ambtelijk als bestuurlijk met instanties als de Veiligheidsregio (brandweer Fryslân), Omgevingsdienst (Fumo), politie, OM (Openbaar Ministerie), Rijkswaterstaat, provincie, Wetterskip, Belastingdienst, AID (Algemene Inspectiedienst) en nVWA,. Operationeel proberen we zoveel mogelijk informatie te delen tussen alle partners. Gelet op het grote aantal betrokken partijen en medewerkers, de verdeling van bevoegdheden en het enorm aantal uiteenlopende onderwerpen en type constateringen heeft het delen van informatie ook zijn beperkingen. Een onderdeel van het samenwerken is het toepassen van de oog- en oorfunctie door de toezichthouders. Dit betekent dat wanneer een toezichthouder een overtreding constateert waarvan een andere instantie het bevoegd gezag is, dit wordt doorgegeven aan het betreffende bevoegd gezag.

8 Handhavingsstrategie

8.1 Wat is handhaving?

In de handhavingsstrategie is het vertrekpunt de geconstateerde overtreding/strijdigheid. We geven actief invulling aan onze (wettelijke) beginselplicht tot handhaving. Dit betekent dat, wanneer een wettelijk voorschrift wordt overtreden, we hiertegen in beginsel handhavend optreden. Onder handhaving verstaan we het afdwingen van het naleven van regels door het inzetten van bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke maatregelen. Bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang, het intrekken van de vergunning en/of het opleggen van bestuurlijke boetes en (bestuurlijke) strafbeschikkingen.

Wanneer handhaving uitblijft, gaat dit ten koste van de geloofwaardigheid, betrouwbaarheid, rechtszekerheid en onafhankelijkheid van de gemeente. Afhankelijk van de ernst van de overtreding en het naleefgedrag van de overtreder, gaan we over tot bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke handhaving. Hierbij maken we optimaal gebruik van de wettelijke mogelijkheden, zoals vastgelegd in deze handhavingstrategie. Alvorens daadwerkelijk wordt overgegaan tot handhavend optreden en deze handhavingsstrategie wordt toegepast, gaan we eerst na of legalisatie mogelijk en wenselijk is.

8.2 Uitgangspunten van handhaving

Als toezicht niet zorgt voor het stoppen van een overtreding, treden we in beginsel op tegen de overtreding. Deze verantwoordelijkheid en beginselplicht tot handhaving staat in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), specifieke wetgeving en vloeit voort uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State .

afbeelding binnen de regeling

Uitvoering van de handhaving kent de volgende uitgangspunten:

  • Op iedere bevinding wordt op een passende wijze gereageerd (interventie);

  • Proces en besluitvorming zijn eenduidig en reproduceerbaar;

  • Gelijke gevallen krijgen gelijke behandeling (gelijke monniken gelijke kappen);

  • Termijnbewaking zorgt voor het tijdig in gang zetten van vervolgstappen;

  • Gebruik maken van standaardbrieven voor alle fases in het proces;

  • Wettelijke eisen worden in acht genomen;

  • Op basis van gebleken naleefgedrag schrijft de handhavingsstrategie voor welk instrument het beste ingezet kan worden;

  • Voor handhavingszaken wordt per geval bepaald of publicatie vereist is. Daarbij houden we onder andere rekening met het feit dat de overtreder al dan niet veroordeeld is door een rechter en of dat sprake is van een recidive.

8.3 Klachten, meldingen en handhavingsverzoeken

Klachten, meldingen en handhavingsverzoeken zijn signalen uit de samenleving over mogelijke omgevingsrisico’s en/of overtredingen van wettelijke voorschriften. Deze signalen hebben voor ons hoge prioriteit en hierop wordt altijd geacteerd en gereageerd. Waar nodig en mogelijk wordt actie ondernomen en volgt er altijd een terugkoppeling naar de klager, melder of verzoeker.

8.4 (Landelijke) Handhavingsstrategie (LHS)

In juni 2014 is de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) door het Interprovinciaal Overleg (IPO) en het Openbaar Ministerie aangeboden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Het doel van deze strategie is dat de handhavende instanties, zoals de overheden, omgevingsdiensten, politie en het OM op eenzelfde optreden tegen vastgestelde overtredingen van wettelijke voorschriften, waardoor een gelijk speelveld ontstaat, het rechtsgevoel wordt gerespecteerd en een veilige, gezonde en schone leefomgeving wordt gewaarborgd. In navolging op de introductie van de LHS in 2014 hebben we deze in november 2016 binnen gemeente De Fryske Marren vastgesteld en is deze gepubliceerd.

In 2022 is de LHSO (Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingswet) als opvolger van de LHS geïntroduceerd. In de kern en op basis van de inhoud is de LHSO niet anders dan de LHS. Met de LHSO wordt goed aangesloten op de Omgevingswet, is de terminologie hierop aangepast en is de bestuurlijke boete in de strategie opgenomen. Daarnaast is de relatie tussen het bestuursrecht en het strafrecht beter beschreven en geborgd. De LHSO wordt door ons één op één overgenomen en als handhavingsstrategie toegepast. Met het vaststellen van het VTH-beleid wordt dan ook de LHSO vastgesteld en wordt er overeenkomstig naar gehandeld. De LHSO wordt toegepast binnen het omgevingsrecht (inclusief bijbehorende besluiten en AMvB’s), de Algemene plaatselijke verordening en Bijzondere Wetten (o.a. Alcoholwet, Wet op de kansspelen, Winkeltijdenwet). De LHSO is als bijlage B gevoegd.

Als we tijdens het toezicht of naar aanleiding van een klacht, melding of verzoek een overtreding / strijdigheid constateren, gaan we eerst het gesprek aan waarbij we onder andere aangeven dat we conform de LHSO handelen. De sanctiestrategie bepaalt hoe het proces verloopt en welke sanctie we inzetten. De LHSO wordt toegepast nadat het voornemen tot handhaving is verstuurd, dus wanneer we een handhavingsbesluit nemen. Wanneer sprake is van een spoedeisende situatie, waarbij het voornemen tot handhaving wordt overgeslagen, wordt direct de LHSO toegepast.

De strategie zorgt voor een passende afstemming en inzet van bestuurs-rechtelijke- en/of strafrechtelijke instrumenten. Dit komt doordat:

  • we elke overtreding beantwoorden met een passende reactie. De keuze voor het instrument hangt af van het gedrag van de overtreder (waarom leeft de overtreder niet na?) en de soort en ernst van de overtreding;

  • we rekening houden met verzachtende of verzwarende omstandigheden, zoals een rechtvaardigingsgrond (situatie waarin de overtreding was toegestaan) en voor hoeveel schade de overtreding (mogelijk) zorgt;

  • de interventies strenger worden als overtredingen voortduren of zich herhalen. In beginsel handhaven we in drie stappen, waarbij bij het constateren van een overtreding in eerste instantie wordt gewaarschuwd, vervolgens een voornemen wordt gestuurd en uiteindelijk een besluit wordt genomen. Dit is afhankelijk van de ernst en omstandigheden van de overtreding. Wanneer bijvoorbeeld de veiligheid en/of gezondheid in het geding is en/of sprake is van een recidive, handhaven we in twee stappen. Namelijk het sturen van een voornemen en vervolgens nemen we een besluit. In spoedeisende gevallen wordt direct (onverwijld) een handhavings-besluit benomen (één stap);

  • we kijken welke manier van handhaven of mix daarvan voor welke situatie het meest effectief is;

  • de methodiek een goede basis is voor het maken van (werk)afspraken over afbakening en werkwijze tussen toezichthouders, buitengewone opsporingsambtenaren (Boa’s), de politie en het Openbaar Ministerie.

8.4 Stappenplan handhaving

In deze paragraaf geven we in hooflijnen aan welke stappen tijdens een handhavingsprocedure worden gezet en welke acties in welke stappen worden ondernomen. In bijlage B is de volledige LHSO opgenomen en maakt daarmee integraal onderdeel uit van het VTH-beleid.

8.4.1 “Stap 0” - Casemanagement handhaving

Bij overtredingen gaan we na of er een belang is of raakvlakken zijn met andere overheidspartijen of ketenpartners. Als dit het geval is, infomeren we elkaar. We werken samen bij overtredingen waar meerdere teams of instanties bij betrokken zijn. We passen de LHSO toe en wisselen informatie uit over de aanpak en afhandeling. Als dat efficiënt en/of effectief is, voeren we gezamenlijk (her)controles uit.

Overeenkomstig de LHSO worden de onderstaande 5 stappen toegepast

8.4.2 Stap 1 – Positionering van de bevinding (overtreding) in de basisinterventiematrix

Een toezichthouder bepaalt in eerste instantie in welk segment van de basisinterventiematrix (figuur 1) een bevinding (overtreding) wordt gepositioneerd. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de negatieve gevolgen van de overtreding voor de fysieke leefomgeving (veiligheid, gezondheid, milieu, natuur, water, fysieke inrichting, erfgoed e.d. en het gedrag van de (vermeende) overtreder. Deze beoordeling en de conclusie ervan wordt afgestemd met een collega-toezichthouder en/of een handhavingsjurist.

afbeelding binnen de regeling

Legalisatietoets

Wanneer we een overtreding constateren, wordt in eerste instantie getoetst of legalisatie mogelijk is. Dit betekent dat we nagaan of alsnog (achteraf) voor de strijdige situatie toestemming kan worden gegeven. Is dit daadwerkelijk het geval, dan stellen we de overtreder in de gelegenheid om toestemming voor de strijdige situatie te vragen (aanvraag omgevingsvergunning of het doen van een melding). Er is pas daadwerkelijk concreet zicht op legalisatie wanneer wordt voldaan aan de criteria over ‘concreet zicht op legalisatie’, zoals aangegeven in de vaste jurisprudentie. Is hiervan sprake, dan kan van (verdere) handhaving worden afgezien. Wanneer daadwerkelijk sprake is van concreet zicht op legalisatie en wij hieraan meewerken, wordt de opgestarte handhavings-procedure gedurende de legalisatieprocedure opgeschort. Als de overtreder niet wil meewerken aan de legalisatietoets, wordt de handhavingsprocedure voortgezet. Dit doen we ook wanneer uit het legalisatieonderzoek blijkt dat de overtreding niet kan worden toegestaan.

8.4.3 Stap 2 – Bepalen van verzwarende of verzachtende aspecten, die aanleiding geven voor ingrijpendere of lichtere herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing

In deze stap bepaalt de toezichthouder of er sprake is van verzwarende- of verzachtende aspecten die we moeten betrekken bij de afweging om het bestuurs- en/of strafrecht toe te passen. Hierbij vindt afstemming plaats met een collega-toezichthouder en/of een handhavingsjurist.

Voorbeelden van verzwarende aspecten zijn wanneer sprake is van een recidive, calculerend en welbewust gedrag, financieel gewin, bedreiging van een toezichthouder of plegen van overtredingen (criminele activiteiten) in georganiseerd verband. Bij verzachtende aspecten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan overmacht, minderjarigheid overtreder, waarbij bestuursrechtelijke handhaving voor herstel wel doorgezet moet worden en niet strafrechtelijk wordt opgetreden dan wel dat dit geen toegevoegde waarde heeft.

8.4.4 Stap 3 – Optreden aan de hand van de interventiematrix

Bij handhaving is het uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dit betekent dat we het minst zware instrument inzetten, dat is gericht op herstel van de overtreding. Brengt de situatie met zich mee dat we zwaardere instrumenten (interventies) moeten inzetten omdat een lichte interventie ontoereikend is, bijvoorbeeld wanneer een overtreding voortduurt, laten we dit zeker niet na. Per situatie wordt deze ‘interventieladder’ toegepast, waarbij we telkens de vraag stellen wat de meest effectieve interventie is in het concrete geval. hierbij speelt ook het maatschappelijk draagvlak voor handhaving een belangrijke rol.

De toezichthouder, eventueel in samenspraak met een collega-toezichthouder en/of een handhavingsjurist, gebruikt de interventiematrix (figuur2) voor het bepalen van de meest passende interventie. Dit werkt als volgt:

  • 1.

    De toezichthouder kijkt naar de interventies in het segment van de toepasselijke interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 8.4.2) in de basisinterventiematrix (figuur 1) heeft gepositioneerd;

  • 2.

    De toezichthouder kiest vervolgens voor de minst zware (combinatie) van de bij het betreffende segment behorende interventies, tenzij de toezichthouder motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. Daarbij maakt hij gebruik van zijn bevindingen bij stap 2 (paragraaf 8.4.3);

  • 3.

    De handhavingsjurist, eventueel gezamenlijk met een Boa, zet(ten) de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhavingsjurist bepaalde termijn uitblijft, pakt deze direct door via het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2: Interventiematrix

8.4.5 Stap 4 – Bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Deze stap faciliteert in een goede afstemming en weloverwogen inzet van het handhavings-instrumentarium. Hierbij is sprake van tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien nodig en volgens de (algemene of domeinspecifieke) gemaakte afspraken het overleg op met politie en OM en omgekeerd. Samen met tijdige informatie-uitwisseling is dit tweerichtingsverkeer een uitwerking van een loyale samenwerking.

Wanneer aan de hand van stap 1 en stap 2 wordt vastgesteld dat er, naast bestuursrechtelijke handhaving, aanleiding is voor het toepassen van strafrecht, gaat de handhavingsjurist na of afstemming met andere handhavende instanties, opsporingsdiensten, politie en het OM nodig is. Indien er is afgesproken dat een bestraffende interventie nodig is, wordt deze toegepast. Indien er sprake is van opzettelijk of zeer nalatig veroorzaken van gevaar aan personen en/of milieu, vindt overleg met het OM plaats. Afhankelijk van de afspraken vindt er nadere afstemming plaats of niet. De gemaakte afspraken en afstemming kunnen betekenen dat er een gezamenlijke interventie plaatsvindt.

Daarnaast wordt, ongeacht de positionering van overtreding en overtreder, in beginsel aangifte gedaan wanneer toezichthouders de volgende bevindingen doen:

  • Het toezicht wordt bewust onmogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het onterecht weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en/of poging tot omkoping;

  • De toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie;

Bij deze vormen van niet-medewerking aan het toezicht wordt tevens bestuursrechtelijk opgetreden met het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang (artikel 5:20, derde lid, en 5:32 Awb).

8.4.6 Stap 5 – Vastlegging stappen en beslissingen

De doorgelopen stappen en genomen beslissingen leggen we gestructureerd, herleidbaar en transparant vast. Op deze wijze wordt voldaan aan de motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid. Ook wordt zo inzichtelijk op welke wijze verzwarende en verzachtende omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de keuze van welke interventie wordt toegepast. De registraties worden gedaan in de applicaties Centric Leefomgeving (CLO), Decos Join en Boa Registratiesysteem (BRS).

8.5 Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Leidraad handhavingsacties en termijnen

Om ervoor te zorgen dat overtredingen en de daarbij behorende negatieve effecten zo snel mogelijk worden beëindigd, maken we in beginsel gebruik van standaard hersteltermijnen en standaard sanctiebedragen. Hierbij sluiten we aan op de “Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen”, die is ontwikkeld door het kenniscentrum InfoMil, onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Deze leidraad is in dit VTH-beleid opgenomen als bijlage C. Wanneer het gaat om een specifieke of uitzonderlijke situatie, kunnen we gemotiveerd afwijken van de termijnen en bedragen die zijn benoemd in de Leidraad.

Bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Het bestuursrecht kent 3 bestuursrechtelijke sanctiemiddelen, namelijk last onder bestuursdwang, last onder dwangsom en het intrekken of schorsen van een beschikking/vergunning. Het staat het bevoegd gezag vrij om zelf een keuze te maken welk sanctiemiddel wordt ingezet. Binnen gemeente De Fryske Marren wordt het merendeel de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom als sanctiemiddel toegepast. Het intrekken of schorsen van een beschikking/ vergunning is tot nu toe nog niet als sanctiemiddel gebruikt. Dit neemt niet weg dat dit sanctiemiddel in de toekomst in voorkomende gevallen wél kan worden ingezet. Hieronder wordt kort ingegaan op de sanctiemiddelen.

Last onder bestuursdwang

Bij het uitvoeren van een bestuursdwangactie gaan wij over of wordt in opdracht van ons overgegaan tot het beëindigen van de strijdige situatie. Dit sanctiemiddel zetten wij in wanneer sprake is van spoedeisendheid, een (dreigende) onomkeerbare schade, grote verstoring van de openbare orde, gevaar voor (verkeers)veiligheid, volksgezondheid, en/of leefomgeving. Het doel van het inzetten van dit middel is om de overtreding zo snel mogelijk te beëindigen, waardoor onherstelbare schade zo veel mogelijk wordt voorkomen. De kosten die het toepassen van bestuursdwang met zich meebrengt, worden verhaald op de overtreder.

Last onder dwangsom

Wanneer wij een handhavingsprocedure opstarten, wordt in de meeste gevallen gebruik gemaakt van het sanctiemiddel last onder dwangsom. Bij dit middel wordt een geldbedrag (dwangsom) ineens, per tijdseenheid of per overtreding opgelegd. Het doel hierbij is dat het verschuldigde geldbedrag de overtreder prikkelt om de overtreding zo snel mogelijk op te heffen. Het toepassen van een dwangsom heeft als voordelen dat de financiële risico’s voor het bevoegd gezag beperkt zijn. Daarnaast worden de lasten en de verantwoordelijkheid bij de overtreder neergelegd. Tevens hoeven we niet fysiek in te grijpen, wat de kans op schadeclaims verkleint. Het sanctiemiddel last onder dwangsom passen we in die gevallen toe wanneer niet sprake is van urgente, spoedeisende situaties, waarbij de gezondheid en/of veiligheid direct in het geding zijn. Het gaat om situaties die omkeerbaar zijn.

Het intrekken of schorsen van een beschikking/vergunning

In het geval dat niet geheel of gedeeltelijk overeenkomstig een beschikking/vergunning of de bijbehorende voorschriften wordt gehandeld, kunnen wij de beschikking/vergunning geheel of gedeeltelijk intrekken. Hierbij gaan wij pas over tot intrekking nadat de betrokkene in de gelegenheid is gesteld om binnen de aangegeven termijn alsnog de situatie in overeenstemming te brengen met de beschikking/vergunning. Dit sanctiemiddel is minder effectief dan de last onder bestuursdwang en dwangsom en wordt dan ook minder vaak toegepast. Met dit middel wordt namelijk alleen bepaalde rechten ontnomen en dwing je hiermee nog niet de houder van de beschikking/vergunning om iets te doen of na te laten. Het feit dat je degene een recht ontneemt geeft daarentegen wel aan dat het een zware sanctie is.

Samenloop sanctiemiddelen

Een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom mogen we in beginsel niet tegelijkertijd toepassen. De uitzondering hierop is wanneer de twee sanctiemiddelen een verschillend doel hebben en/of het om verschillende overtredingen gaat. We leggen een bepaald sanctiemiddel niet op wanneer het belang dat het betrokken voorschrift beschermt zich daartegen verzet. Een voorbeeld hiervan is wanneer bij voortduring van de overtreding gevaar bestaat of de gevolgen van de overtreding erger/groter worden. In een dergelijk geval wordt niet gebruik gemaakt van een last onder dwangsom, maar wordt een last onder bestuursdwang toegepast.

Voorts moet de keuze van het sanctiemiddel evenredig zijn. Dit betekent dat we waar mogelijk kiezen voor een last onder dwangsom in plaats van een last onder bestuursdwang omdat de dwangsom vaak minder belastend is dan bestuursdwang. Als de overtreding is gestopt en geen risico op herhaling bestaat, mogen we niet meer bestuursrechtelijk handhaven. In dergelijke gevallen kunnen we overgaan tot strafrechtelijk optreden.

Begunstigingstermijnen

Wanneer we een handhavingsbesluit nemen, wordt in dit besluit een begunstigingstermijn opgenomen. Met de begunstigingstermijn wordt degene die wordt aangeschreven in de gelegenheid gesteld om de overtreding te beëindigen alvorens de last ten uitvoering wordt gelegd. De begunstigingstermijn moet op het moment dat deze wordt gegeven lang genoeg zijn om aan de overtreding een einde te kunnen maken. De begunstigingstermijn mag niet afhangen van de lengte van een eventueel voortraject. Bij het bepalen van de begunstigingstermijn houden we rekening met de tijd die het kost om handelingen te verrichten of voorzieningen te treffen om de overtreding ongedaan te kunnen maken. Er wordt een zeer korte of geen begunstigingstermijn vastgesteld wanneer sprake is van een urgentie situatie en de overtreding zo snel mogelijk of per direct moet worden beëindigd.

Modaliteit dwangsom

We stellen een dwangsom vast op een bedrag ineens, per tijdseenheid (dag, week, maand) waarin de last niet is uitgevoerd of een bedrag per overtreding van de last. We kiezen voor een bedrag ineens als we een eenmalige activiteit willen tegengaan. Een dwangsom per tijdseenheid wordt ingezet wanneer sprake is van een continue overtreding van voorschriften. Deze vorm wordt toegepast, wanneer het overtredingen zijn die we niet afzonderlijk kunnen constateren omdat de overtreder de voorschriften voortdurend niet nakomt. Als voorschriften van een vergunning of ontheffing regelmatig worden overtreden, ligt het meer voor de hand om de dwangsom te bepalen per overtreding. Worden meerdere voorschriften van een vergunning overtreden, dan kunnen we per overtreden voorschrift een dwangsom opleggen. In alle gevallen bepalen we een maximum waarboven geen dwangsommen meer kunnen verbeuren. De dwangsombeschikking is bij het bereiken van dat maximum ‘volgelopen’ en is daarmee uitgewerkt.

Hoogte dwangsommen

De hoogte van de dwangsom en het maximaal te verbeuren bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde effectieve werking. Het moet een prikkel zijn om de overtreding te beëindigen of om herhaling te voorkomen. Het is namelijk de bedoeling dat degene die wordt aangeschreven in actie komt en niet niets doet omdat het verschuldigd zijn van de dwangsommen lucratiever is dan het nakomen van de voorschriften. Om deze reden wegen we onder andere het financieel voordeel bij het niet nakomen van de voorschriften mee bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom. Afhankelijk van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval kunnen we, zoals hierboven al is aangegeven, afwijken van de standaard hoogte van een dwangsom. Bij overtredingen die niet in de tabel van de “Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen” zijn opgenomen, stellen we aan de hand van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval vast wat in een redelijke hoogte van de dwangsom moet zijn.

Effectueren sanctiemiddel

Om ervoor te zorgen dat sprake is van adequate handhaving is het vereist dat de opgelegde sanctiemiddelen daadwerkelijk worden geëffectueerd en daarmee de verbeurde dwangsommen worden ingevorderd. Alleen onder bijzondere omstandigheden kunnen we geheel of gedeeltelijk gemotiveerd afzien van het effectueren van de sanctiemiddelen.

8.6 Inzet Buitengewoon opsporingsambtenaren (Boa’s)

Naast het toepassen van de bestuursrechtelijke sanctiemiddelen uit de Awb kunnen de Boa’s (domein 1 en 2) van de gemeente gebruik maken van het strafrechtelijke sanctiemiddelen (boetes) om de norm af te dwingen. Hiervoor zijn afspraken met het Openbaar Ministerie gemaakt. Het Openbaar Ministerie heeft de zelfstandige bevoegdheid om strafrechtelijk op te treden naast of in plaats van bestuursrechtelijke handhaven. Bij het uitoefenen van de strafrechtelijke taken vallen de Boa’s onder het gezag van de Officier van Justitie. Hierbij merken we op dat hiërarchisch de Boa’s vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente als werkgever.

8.7 Overtredingen van eigen organisatie of een andere overheid

Wanneer toezichthouders overtredingen constateren, die worden veroorzaakt door of namens de eigen organisatie of een andere overheid, worden de portefeuillehouder handhaving en de directie hierover schriftelijk geïnformeerd. Naar aanleiding en op basis van de betreffende constatering hanteren we in beginsel dezelfde sanctiestrategie als bij overtredingen van inwoners, ondernemers of instellingen.

8.8 Handhaven bij gedoogsituaties

Zoals aangegeven hanteren we de beginselplicht tot handhaven en wordt eventueel in uitzonderlijke en/of spoedeisende situatie overgegaan tot gedogen (zie hoofdstuk 9). Wanneer daadwerkelijk is overgegaan tot gedogen, kunnen we het niet naleven van gedoogvoorwaarden niet zien als een overtreding van een wettelijk voorschrift. Het is dan ook niet mogelijk om tegen het niet-naleven van gedoogvoorwaarden handhavend op te treden. We kunnen namelijk alleen een bestuurlijke sanctie opleggen als reactie op het overtreden van een wettelijke voorschrift. In dat geval moeten we het gedoogbesluit intrekken en handhavend optreden tegen de overtreding, die door het intrekken van het gedoogbesluit ontstaat.

9 Gedoogstrategie

9.1 Wat is gedogen?

Gedogen houdt in dat het bestuursorgaan dat bevoegd is om handhavend op te treden tegen een overtreding, bewust en actief hiervan (tijdelijk) afziet. In beginsel hebben we de plicht om handhavend op te treden. Dit betekent dat we op iedere overtreding die we zien, reageren met een passende interventie volgens de handhavingstrategie. We zijn zeer terughoudend in het gedogen van geconstateerde overtredingen. In uitzonderlijke gevallen gedogen we actief. Hierbij onderschrijven we het landelijk beleidskader ‘Grenzen aan Gedogen’ aangevuld met eigen overwegingen. Dit staat los van eventueel strafrechtelijk optreden. In deze gedoogstrategie staat in welke gevallen en onder welke condities we (tijdelijk) niet handhaven.

We kijken bij het toepassen van de gedoogstrategie in eerste instantie altijd of er samenhang is met andere regelgeving en of het gedogen niet in strijd is met deze regelgeving. We letten hierbij op eigen regels maar ook op die van andere overheden. Dit sluit aan bij integraal werken, zoals dit eerder in dit beleid beschreven is.

We volgen de vaste jurisprudentie over gedogen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

‘Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat van optreden in de concrete situatie behoort te worden afgezien’.

9.2 Uitgangspunten voor het gedogen

Zoals hierboven aangegeven wordt alleen in uitzonderlijke en/of spoedeisende situaties gedoogd. We doen dit actief en er wordt door het bestuursorgaan dan ook een besluit over genomen.

De uitgangspunten voor gedogen zijn:

  • We handhaven bij overtredingen, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden en/of overgangssituaties zijn;

  • Gedogen blijft zoveel mogelijk beperkt in omvang en tijd;

  • We gedogen expliciet en na een zorgvuldige en kenbare belangenafweging;

  • Het gedogen tast belangen van derden niet aanmerkelijk aan;

  • De activiteit is na de periode van gedogen vergund of gestopt;

  • We houden actief toezicht op gedoogsituaties. We kijken of het gedogen nog actueel is en of de houder van het gedoogbesluit de opgelegde beperkingen en voorschriften naleeft.

9.3 Gedogen bij overgangssituaties

Wanneer de volgende overgangssituaties zich voordoen, kunnen we overgaan tot gedogen:

  • Overtredingen met concreet zicht op legalisatie;

  • Bedrijfsverplaatsingen;

  • Experimenten en andere tijdelijke overtredingen;

  • Situaties met overtredingen door omstandigheden die buiten de macht van de overtreder liggen of een nieuwe vergunning niet direct aansluitend op de oude vergunning;

  • Gevallen waarin de rechter de vergunning vernietigt, terwijl vergunnen wel mogelijk lijkt;

  • Als de overtreder voorschriften om technische redenen niet kan naleven en die voorschriften binnenkort worden aangepast;

  • Situaties waarbij de overtreding binnen afzienbare termijn ophoudt te bestaan door versoepeling van regels.

9.4 Gedogen bij overmachtssituaties

Wanneer de volgende overmachtssituaties zich voordoen, kunnen we overgaan tot gedogen:

  • Situaties waarin de overtreding was toegestaan. Artikel 5:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt dat een bestuursorgaan geen bestuurlijke sanctie oplegt voor zover voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond;

  • Situaties waarin het belang waar de regel voor is gemaakt beter af is als we gedogen;

  • Gevallen waarin handhaven onevenredig zwaar is in verhouding tot het belang dat we met handhaving beschermen.

9.5 Niet gedogen

Wanneer de volgende situaties zich voordoen, gaan we niet over tot gedogen:

  • Wanneer het gedrag van de overtreder recidiverend of calculerend is;

  • Wanneer de te gedogen situatie in strijd is met een andere regel en het bevoegde gezag voor de handhaving van die regel laat weten dat het bestuursrechtelijk handhaaft of gaat handhaven.

Ondertekening

Bijlage A Omgevingsanalyse per gebiedstype

Bebouwd gebied (Stads- en Dorpskernen)

afbeelding binnen de regeling

Buitengebied

afbeelding binnen de regeling

Natuurgebied

afbeelding binnen de regeling

Recreatiegebied

afbeelding binnen de regeling

Bedrijventerreinen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage B Landelijke Handhavingstrategie Omgevingswet (LSHO)

afbeelding binnen de regeling

Bijlage C Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van de wetgeving. Voor wat het omgevingsrecht betreft ligt de basis van deze verantwoordelijkheid voor het bestuur in diverse bijzondere wetten, de Algemene wet bestuursrecht en in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de zogenoemde beginselplicht tot handhaven (Geformuleerd in ABRvS 7 juli 2004, LJN AP8242). Voor het OM ligt de basis van deze verantwoordelijkheid in artikel 124 van de Wet op de rechterlijke organisatie en in de Europese richtlijn inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht. Uitgangspunt is dat bestuur en OM, elk handelend vanuit de eigen verantwoordelijkheid, hun handelen afzonderlijk en in combinatie richten op het naleven van wet- en regelgeving.

Een bestuursorgaan komt bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en het maximum van het te verbeuren bedrag een ruime mate van beleidsvrijheid toe. De hoogte van de dwangsom kan en moet op de ernst van de overtreding worden afgestemd (evenredigheid) en tot doel hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen (effectiviteit). (art. 5:32 Awb).

Het bestuursorgaan stelt op grond van artikel 5.32b Awb een bedrag vast waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd, waarbij de bedragen in redelijke verhouding dienen te staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom.

Deze leidraad biedt medewerkers enig houvast bij het bepalen van de hoogte van een dwangsom en het maximum te verbeuren bedrag. Deze leidraad is niet uitputtend bedoeld maar bevat enkel voorbeelden. Het bestuursorgaan dient altijd zelf een deugdelijke motivering over de hoogte van de gekozen bedragen in het besluit op te nemen. De dwangsom dient voldoende prikkelend te werken, zodanig dat de overtreder de overtreding zal beëindigen. Bovendien mag de dwangsom niet zodanig hoog zijn dat deze als straf kan worden gezien.

Verlagende en verhogende factoren

Bij de hoogte van de dwangsommen in deze leidraad, moet rekening gehouden worden met de gevolgen van overtredingen, Dat kan in een gradatie als:

• Vrijwel nihil; of;

• Beperkt; of;

• Van belang – er is sprake van aanmerkelijk risico dat de bevinding maatschappelijke onrust geeft en/of milieuschade, natuurschade, waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft, of;

• aanzienlijk, dreigend en/of onomkeerbaar – onder andere het geval als de overtreding maatschappelijke onrust en/of ernstige milieuschade, ernstige natuurschade, ernstige waterverontreiniging en/of doden, zieken of gewonden (mens, plant én dier) tot gevolg heeft.

(bron: LHSO)

Ook de omvang van de onderneming en diens activiteiten, omvang en ernst van de (milieu)schade, mate van overlast en de vereiste investeringen maken hiervan onderdeel uit. Gekeken kan worden o.a. naar de rechtsvorm, kapitaal, draagkracht, het aantal werknemers, de omzet en de winst van de onderneming. Voor de kleinere bedrijven kunnen genoemde bedragen verlaagd worden en voor de grote inrichtingen verhoogd. De hoogte van de gekozen bedragen en het maximum te verbeuren bedrag dienen tot doel te hebben de overtreding tegen te gaan of te voorkomen, preparatoir te zijn. Een maximum te verbeuren bedrag van bijvoorbeeld 10x (mag ook 25x) is gekozen omdat de overtreding waarvoor de dwangsom wordt verbeurd wel telkens geconstateerd moet worden. De dwangsom mag niet het karakter van een straf krijgen, mag dus niet punitief zijn. Ook de begunstigingstermijn kan verlengd of verkort worden. Uitgangspunt is hoeveel tijd nodig is om de overtreding te beëindigen (ABRvS 200904625/1). Daarbij geldt dat deze niet wezenlijk langer mag worden gesteld dan noodzakelijk om de overtreding te kunnen opheffen (ECLI:NL:RBMNE:2013:3750) en niet zo (onredelijk) lang het op gedogen gaat lijken (ABRvS 200405659/1 en ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9264). Een en ander kan bijvoorbeeld afhankelijk zijn van derden (beschikbaarheid of levertijd van leveranciers e.d.).

Wanneer het niet mogelijk is de overtreding onmiddellijk te beëindigen schrijft de Raad van State een 'redelijke' termijn voor. In een uitspraak van de ABRvS 4 september 2002, nr. 200101199/1 werd een begunstigingstermijn van 17 uur redelijk geacht omdat de ondernemer in een vergelijkbare situatie al eerder binnen korte termijn een situatie had aangepast (Korte begunstigingstermijn zie ook: 201111981/1/A4 en ECLI:NL:RBSGR:2012:BX8539).

Na het verlopen van de begunstigingstermijn wordt de beschikking effectief werkend. Als niet is voldaan aan het gestelde in de dwangsombeschikking verbeurt de overtreder rechtens de opgelegde dwangsom. Betaling van de dwangsom dient binnen 6 weken nadat deze van rechtswege is verbeurd (de overtreding is geconstateerd) plaats te vinden (art. 5.33 Awb). Alvorens aan te manen tot betaling van de dwangsom, beslist het bestuursorgaan bij beschikking omtrent de invordering van een dwangsom. (art 5.37 Awb). De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart een jaar na de dag waarop het bedrag is verbeurd (art. 5.35 Awb). Invordering zou de norm moeten zijn. Verbeurde dwangsommen komen toe aan de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan dat de dwangsom heeft opgelegd, behoort.

Mocht de overtreding niet ongedaan zijn gemaakt of verdere overtreding dan wel herhaling niet kunnen worden voorkomen, dan is de prikkel mogelijk onvoldoende geweest en mogelijk de hoogte van de dwangsom te laag gekozen. Er is dan een mogelijkheid na het bereiken van het maximum een nieuwe (hogere) last onder dwangsom op te leggen. Ook de hoogte van deze hogere dwangsom dient door het bestuursorgaan te worden gemotiveerd. Dat kan vaak al vrij simpel door aan te geven dat ‘uit ….. omstandigheden is gebleken dat de eerder opgelegde en verbeurde dwangsombedragen niet hebben geleid tot het beëindigen van genoemde ….’. De eerder verbeurde dwangsommen blijven natuurlijk wel verschuldigd (als binnen een jaar na de dag waarop het bedrag is verbeurd, de invordering is aangevangen).

Kernbepalingen

Kernbepalingen zijn die bepalingen die binnen het besluit, de regeling of vergunning waarvan zij deel uitmaken, de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe die regeling of vergunning strekt. Het Openbaar Ministerie (OM) meende (voor de totstandkoming van de LHS) dat het strafrecht in hoofdzaak dient te worden ingezet bij overtredingen van met name kernbepalingen binnen het milieurecht. Dat hield in dat vaak naast het bestuursrecht ook strafrecht ingezet kon worden door een pv op te maken. Inmiddels volgend betrokken organisaties bij de milieurecht-handhaving de LHS(O) als landelijk geldend afwegingsinstrument om van bevinding naar interventie te komen.

De LHS(O) zorgt inmiddels voor de vervlechting van het bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden. Want milieuhandhaving kan alleen dan effectief zijn als bestuurlijke en strafrechtelijke handhaving in samenhang worden toegepast, op voet van gelijkwaardigheid, maar met behoud van ieders rol en verantwoordelijkheid en wederzijds respect daarvoor.

(Milieu)-comparti-ment

Vergunning

overtreding

Kwalificatie

Sanctie

Hoogte

dwangsom

Begunstigings-termijn

Bodem

Keuring tank

niet (op tijd) uitgevoerd

Vrijwel nihil

Dwangsom

€350 p.w.

max. 10X

2 weken

Geen vloeistofdichte

vloer of (lek)bak aanwezig

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

(evt. bedrag per m²)

1-3

maanden

Vloer of (lek)bak niet bestand tegen chemische inwerking van stof

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w..

max. 10X

1-3

maanden

Vloer niet gekeurd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w..

max. 10X

1-3 maanden

Stoffen in bodem brengen

vervuilend en spoed vereist

Aanzienlijk

PV +

Bestuurs-

dwang

NVT

1 week

Vloer aangelegd door een niet erkende instelling, voldoet wel

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w..

max. 10X

1-3 maanden

Keuring vloer door een niet erkende instelling

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w..

max. 10X

1-3 maanden

Geen hemelwater bescherming of gecontroleerde afvoer aanwezig

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w..

max. 10X

1-3 maanden

Lekbak onvoldoende gedimensioneerd in relatie op opslag

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w..

max. 10X

1-3 maanden

Stoffen in bodem brengen

niet of nauwelijks vervuilend, niet spoedeisend

Beperkt

Zelf laten verwijderen + Dwangsom

€500 p.o.

max 10X

1-3 maanden

Lekke leidingen veroorzaken flinke bodemvervuiling, spoedeisend

Aanzienlijk

PV+

Bestuurs-

dwang

NVT

1 week

Geen vloeistofdichte vloer rondom afleverzuil

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

1 maand

Geen certificaat vloer

Vrijwel nihil

Dwangsom

€500 p.w. max. 10X

1 maand

Vaatwerk / Accu’s niet in lekbakken

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o.

max 10X

1 maand

Tank niet tegen aanrijden beschermd

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max 10X

1 maand

Ondergrondse tank niet gesaneerd

Beperkt

Dwangsom

€2500 p.w.

max 10X

3 maanden

Tank niet boven lekbak

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max 10X

2 maanden

Opslag beetje vaste mest niet op mestdichte plaat

Vrijwel nihil

Dwangsom

€500 p.w.

max 10X

3 maanden

Opslag veel vaste mest niet op mestdichte plaat en/of er naast

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w.

max 10X

1 maand

Water/sludge controle niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10X

1 maand

PGS 30 overtreden

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Geen Grondwatermonitoring

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Maatwerkvoorschrift niet naleven

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

Situationeel

Verkennend bodemonderzoek niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

1 maand

Nul- en eindsituatie niet uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

3 maanden

Onvoldoende toezicht en instructies

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 week

Het niet of onvoldoende uitvoeren van beheermaatregelen in de bedrijfsvoering

Van belang - aanzienlijk

PV +Dwangsom (evt.

Bestuurs-

Dwang)

€1750 p.w.

max. 10X

1 week

Financiële zekerheid

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

nieuw geval van bodemverontreiniging ikv zorgplicht Wbb niet gemeld

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Lucht

Overschrijding emissie

Eisen (afhankelijk van stof)

Van belang

Dwangsom

€2500 p.d.

max.

€50.000

2 weken

Metingen niet correct

Uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d.

max. 10X

1 maand

Gasafvoer niet

conform BEES

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Schoorsteen

niet op hoogte

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1-3

maanden

Onderzoek

emissiebeperkingen niet

uitgevoerd

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1-3

maanden

Voorschriften

stankhinder niet

naleven / geuroverlast veroorzaken

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Stofoverlast

Veroorzaken (o.a. door ontbreken stoffilter)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o.

max.

€25000

1-3

maanden

Ontbreken filter installatie

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

€17500

1-3

maanden

Ontbreken dampretour stage II

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w.

max 10X

2 maanden

Ontbreken ontgeuringsinstallatie

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w.

max 10X

2 maanden

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

Situationeel

Ontbreken CFK logboek

Beperkt

Dwangsom

€250 p.w.

max 10X

1 maand

Grote stookinstallatie niet gekeurd

Beperkt

Dwangsom

€750 p.w. max. 10X

1 maand

Middelgrote stookinstallatie niet gekeurd

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w. max. 10X

1 maand

Kleine stookinstallatie niet gekeurd

Beperkt

Dwangsom

€350 p.w. max. 10X

1 maand

Water

Lozen afvalwater zonder of i.s.m. vergunning (vervuilingsgraad meewegen)

Aanzienlijk

PV

Bestuurs-

dwang

NVT

1 dag

Lozen afvalwater zonder of i.s.m. vergunning

(vervuilingsgraad meewegen)

Beperkt – van belang

PV+

Bestuurs-dwang

NVT

1 week

Olie/water/

vetscheider niet

(tijdig) legen

Van belang

Dwangsom

€500 p.w.

max. 10X

1 week

Niet meten of niet aanleveren van de analyses

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max.

€50.000

1 maand

Monstervoorziening niet

aanwezig

Van belang

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Overschrijding eisen emissie (parameter afhankelijk)

Van belang

Dwangsom

€500 p.o.

max.

€5000

2 weken

Overschrijding metaalgehalte per metaal:

Tot 25 mg/liter afvalwater

>25-50

>50-100

>100-200

>200

Vrijwel nihil

Beperkt

Van belang

Aanzienlijk

Aanzienlijk

Dwangsom

€750

€1500

€2000

€2500

€3000 p.o.

max. 10X

situationeel

Overtreding administratief voorschrift

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d.

max. 10X

2 weken

Niet melden calamiteiten / ongewone voorvallen

Van belang

Dwangsom

€2500 p.o.

max. 10X

1 dag na plaatsvinden calamiteit/ongeval

Geen melding Bbk en Lozingenbesluit

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.d.

max. 10X

1 dag na start werkzaamheden

Overtreding maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

situationeel

Illegale grondwateronttrekking (vergunbaar)

Beperkt

PV

NVT

1 dag

Grondwateronttrekking

Vrijwel nihil

Dwangsom

€2,50 p. m³

1 week

Grondwateronttrekking

Beperkt

Dwangsom

€2,50 p. m³

1 week

Grondwateronttrekking

Aanzienlijk

PV

Bestuurs-

Dwang

NVT

1 dag

Lozing Agrarisch middel

Beperkt

Dwangsom

€250 p.w. max. 10X

1 maand

Lozing Agrarisch groot

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w. max. 10X

1 maand

Lozing Agrarisch matig

Beperkt

Dwangsom

€250-500 p.w.

max. 10X

1 maand

Geluid en trillingen

Overschrijding

Geluidsniveau

(incidenteel)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o.

max. 10X

1 week

Overschrijding

Geluidsniveau

(structureel)

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.d.

max. 10X

1 week

Overlast, in

werking buiten

vergunde uren

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.o. max. 10X

1 dag

Niet meten

Beperkt

Dwangsom

€150 p.d.

max. 10X

1 maand

Voorzieningen

Niet aangebracht

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1-3

maanden

Voorschriften

m.b.t. gedrag niet

naleven

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o. max. 10X

1 dag

Niet voldoen

Aan voorschriften

m.b.t. trilling

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1-3

maanden

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

situationeel

Afval

Huishoudelijk afval inzamelen zonder verg.

Van belang

Dwangsom

€2500 p.o.

max. 10X

1 week

Bedrijfsafval inzamelen zonder vergunning

Van belang

Dwangsom

€5000 p.o.

max. 10 X

1 week

Gevaarlijk afval inzamelen zonder vergunning

Van belang

Dwangsom

€10.000 p.o.

max. 10X

1 week

Opslag niet

overeenkomstig

voorschriften

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o.

max. 10X

1-3

maanden

BA niet

regelmatig

afvoeren

Beperkt

Dwangsom

€500 p.o.

max. 10X

1-3

maanden

GA afval niet

correct

afvoeren

Van belang

Dwangsom

€500 p.o.

max.

€50.000

1 maand

Niet registreren

verwijdering GA

Beperkt/van belang

Dwangsom

€1750 p.o. max. 10X

1 maand

Niet vergunde

opslag BA

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

1 maand

Niet vergunde

opslag GA

Beperkt

Sluiting /

Dwangsom

€5000 p.w.

max. 10X

2 weken

Verbranden

afval

Beperkt

Pv/dwangsom

€500 – 2500 p.o.

max. 10X

2 weken

Niet scheiden

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.o.

1 maand

Zwerfafval (graderen naar hoeveelheid)

Beperkt

Dwangsom

250 p.o.

1 dag

Maatwerkvoorschrift

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

situationeel

(Externe)

veiligheid

Geen blusmiddelen of onjuist / niet aangesloten

Aanzienlijk

Dwangsom

€100 p.d. per

overtreding

max. 10X

2 weken

Keuring blusmiddelen

Niet juist

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per overtreding max. 10X

2 weken

Opslag gev. stoffen niet

Conform voorschriften

Geen direct gevaar

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w.

max 10X

1 maand

Opslag gev. stoffen niet

Conform voorschriften

wel direct gevaar

Van belang

Dwangsom

€2500 p.d.

max 10X

1 dag

Constructie onvoldoende

Brandwerend

Van belang

Dwangsom

€2500 p.w.

max 10X

1-3

maanden

Maatwerkvoorschrift niet naleven

Van belang

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

situationeel

Ruimtelijke inrichting en bouw

Illegale steiger aangebracht

(geen overlast/gevaar)

Beperkt

Dwangsom

€50 p.w. per

meter steiger

max. 10X

1 maand

Illegale bebouwing kwalificatie licht

Vrijwel nihil

Dwangsom

€1000 p.w. max. 10X

Min. 6 weken

Illegale bebouwing kwalificatie matig

Van belang

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Illegale bebouwing kwalificatie ernstig

aanzienlijk

Dwangsom

€2000 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie licht

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie matig

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Bouwen in afwijking van de vergunning, kwalificatie ernstig

Van Belang

Dwangsom

€2000 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Illegaal terras

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per m²

overtreding

max. 10X

1 week

Illegale standplaats

Beperkt

Dwangsom

€50 p.d. per m² per

overtreding

max. 10X

1 week

Reclamebord (klein)

< 1m2

Vrijwel nihil

Dwangsom

€250 p.d. per m² bord per

overtreding

max. 10X

1 week

Reclamebord (groot)

>2m2

ontsierend

Beperkt

Dwangsom

€500 p.d. per m² bord per

overtreding

max. 10X

1 week

Uitstalling bij winkel (gering)

Vrijwel nihil

Dwangsom

€50 p.d. per m² per

overtreding

max. 10X

1 week

Uitstalling bij winkel

(Flink-veel)

Beperkt

Dwangsom

€100 p.d. per m² per

overtreding

max. 10X

1 week

Gebruik gemeentegrond

Vrijwel nihil

Dwangsom

€50 p.w. per m² per

overtreding

max. 10X

1 maand

Maatwerkvoorschrift, niet directe milieugevolgen

Beperkt

Dwangsom

€1750 p.w.

max. 10X

situationeel

Monumen-ten

Monumentaal gebouw aantasten (grotendeels herstelbaar)

beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

6 maanden

Monumentaal gebouw behoorlijk aantasten (deels herstelbaar)

Van belang

Dwangsom

€2500 p.w.

max. 15X

6 maanden

Monument ernstig aantasten (nagenoeg onherstelbaar)

Ernstig

Dwangsom

€5000 p.w.

max. 20X

6 maanden

Archeologisch of groen monument verstoren

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

6 maanden

Archeologisch of groen monument. behoorlijk verstoren (deels herstelbaar)

Van belang

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 15X

6 maanden

Archeologisch of groen monument ernstig verstoren (nagenoeg onherstelbaar)

Ernstig

Dwangsom

€2500 p.w.

max. 20X

6 maanden

Beschermd stads- of dorpsgezicht aantasten (grotendeels herstelbaar)

Beperkt

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

6 maanden

Beschermd stads- of dorpsgezicht behoorlijk aantasten (grotendeels herstelbaar)

Van belang

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 15X

6 maanden

Beschermd stads- of dorpsgezicht aantasten (nagenoeg onherstelbaar)

Ernstig

Dwangsom

€2500 p.w.

max. 20X

6 maanden

Illegaal gebruik

Illegale bewoning (bij)gebouwen

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Overig Illegaal gebruik

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Permanente bewoning recreatiewoningen

Beperkt

Dwangsom

€1500 p.w.

max. 10X

Min. 6 weken

Algemeen

Onveilige

opstelling

gasflessen

Beperkt

Dwangsom

€50 per fles

p.d. max. 10X

1 week

Keuringstermijn gasfles verlopen (geen gevaar)

Vrijwel nihil

Dwangsom

€100 per fles. p.w.

max 10X

Niet melden van calamiteiten/ meldingen ongewone voorvallen

(H17 Wm)

Van belang

Dwangsom/pv

€2500 p.o.

max 10X

1 dag

Parkeervoorschriften niet

naleven

Vrijwel nihil

Dwangsom

€250 p.o.

max 10X

1 dag

Niet indienen of tijdig indienen van rapporten (geluids-, mjv en dergelijke)

Beperkt

Dwangsom

€500 p.d. max. € 12500

1 week

Wijzigingen t.a.v.

vergunning niet

gemeld

Beperkt

Dwangsom

€250 p.d.

max. €1250

1 maand

Inrichting niet schoon

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w.

max 10X

1 week tot max. 1 maand

Losplaats onvoldoende gemarkeerd

Beperkt

Dwangsom

€250 p.k.

max. 10X

1 maand

Verbranden (schoon) afval binnen de inrichting

Beperkt

Dwangsom

€500- 2500 p.o.

max 10X

1 dag

Verbranden (vuil) afval binnen de inrichting (

Van belang

Dwangsom

€2500+

p.o.

max 10X

1 dag

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Klein >20 kW en < 20 MW

Beperkt

Dwangsom

500 p.w.

max. 10X

1 maand

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Middelgroot 20 - <50 MW

Beperkt

Dwangsom

1000 p.w.

max. 10X

1 maand

Niet voldoen aan onderhoud/controle stookinstallatie

Groot (50 MW of meer)

Beperkt

Dwangsom

1500 p.w.

max. 10X

1 maand

Geen doeltreffende maatregelen tegen ongedierte

Beperkt

Dwangsom

€250 p.o.

max 10X

1 week

Afleveren vuurwerk aan personen jonger dan 16 jr.

Van belang

Dwangsom

€500 p.o.

max 10X

1 dag

In werking zonder vergunning, geen aanvraag maar geen opzet

Beperkt

Dwangsom (aangeven aanvraag doen)

€1.000 p.d. max €50.000

2 maanden

In werking zonder vergunning, geen aanvraag en ook geen aanvraag willen doen

Aanzienlijk

Sluiting of reparatoir optreden OM

NVT

Mestbassin niet overeenkomstig de bouwtechnische richtlijnen

Beperkt

Dwangsom

€2500 p.w.

max 10X

1-3 maanden

In werking zonder vergunning met aanvraag nog niet van kracht

Beperkt

Evt. gedoog-beschikking1

NVT

Algemeen

Geen inzage in gevraagde documenten

Van belang

Dwangsom

€1000 p.w.

max. 10X

1 week

Geen inzage gevraagde documenten

Aanzienlijk

Dwangsom

€1000 p.d.

max. 10X

1 dag

Energie

(bespar-ing)

Niet voldoen aan informatieplicht

Van belang

Dwangsom

1000 p.m.

Max. 3X

1 maand

Totaal geen medewerking

(pure opzet)

Van belang

Dwangsom

€2500 p.w.

max. 10X

1 maand

Vertragingstactieken

>6 mnd.

Per maatregel benoemen

Zo min mogelijk verschillende termijnen

Van belang / beperkt

Dwangsom

€1000 p.w per maatregel.

max. 10X

1 maand

Niet afronden binnen afgesproken termijnen

Per maatregel benoemen

Zoveel min mogelijk verschillende termijnen

Beperkt

Dwangsom

€500 p.w.per maatregel

max. 10X

1 maand

Verplicht onderzoek energiebesparing 2.15.3 niet (laten) uitvoeren

Van belang

Dwangsom

10% jaarlijkse energierekening p.m.

max. 3X

1 maand

Cumulatie

Cumulatie van meerdere overtredingen in aantal van 4-6

Van belang

Dwangsom

€ 10.000

p.w. max. 10X

n.v.t.

Groene wetgeving

Na illegaal kappen niet herplanten

Beperkt

Dwangsom

€750 p.w.

max. 10X

1 week

Na illegaal kappen niet herplanten (veel bomen)

Van belang

Dwangsom

1500 p.w.

Max 10X

1 week

N.B.

Let er op dat u het aantal malen dat de dwangsom wordt verbeurd niet te groot neemt. Het bestuur heeft gemotiveerd voor een bepaalde termijn en een maximum te verbeuren totaalbedrag gekozen. Als dat 50 of meer maal wordt verbeurd, wordt daarmee impliciet aangegeven dat kennelijk óf niet voor de juiste termijn is gekozen óf dat het bestuur het niet ernstig genoeg heeft gevonden om handhavend op te treden.(het lijkt daarmee bijna op gedogen). Het is een mogelijkheid om het bestuur bij het nemen van het besluit tot het opleggen van bestuursdwang, te adviseren meteen ook het besluit tot het starten van de incasso van de te verbeuren dwangsommen voor te leggen.

afbeelding binnen de regeling


Noot
1