Beleidsplan bestrijding armoede en schulden 2019-2022

Geldend van 15-08-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsplan bestrijding armoede en schulden 2019-2022

1. Inleiding

1.1 Actief tegen armoede en schulden

Voor u ligt het beleidsplan voor het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden in Staphorst.

Aanleiding

In 2012 heeft de gemeenteraad in overeenstemming met de wettelijke verplichting een beleidsplan schulden en schuldhulpverlening vastgesteld. Gezien de wettelijke verplichting om het beleid eens per 4 jaar te actualiseren dient een nieuw beleidsplan te worden opgesteld. Op 7 november 2017 is bij de vaststelling van de begroting 2018 een motie aangenomen die hiertoe ook oproept.

Een afgestemd minimabeleid ontbreekt in Staphorst. In de loop van de jaren zijn enkele voorzieningen aangeboden, bv. een collectieve zorgverzekering (2006) en in de afgelopen raadsperiode het Fonds Deelname Maatschappelijke Activiteiten (FDMA) (2016), ter bevordering van maatschappelijke deelname van mensen met een laag inkomen. De bijzondere bijstand is als wettelijke voorziening wel altijd beschikbaar geweest. De inbedding in een breder minimabeleid ontbrak daarbij echter.

Met het voorliggende beleidsplan wordt een actueel beleidskader geformuleerd met een integrale aanpak voor het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden.

Hoofdlijnen van het nieuwe beleid

Het armoede- en schuldenbeleid rust op vijf pijlers:

  • 1.

    Vroegsignalering en preventie

  • 2.

    Zelfredzaamheid versterken

  • 3.

    Inkomensondersteuning

  • 4.

    Schuldhulpverlening

  • 5.

    Aanpak kinderarmoede

In het nieuwe beleid staan betrokkenheid en maatwerk centraal. Het armoede- en schuldenbeleid moet een goede mix bieden van zorg en bemoeizorg, motiveren en stimuleren, rechten en plichten en solidariteit en wederkerigheid. We zetten in op preventie en streven naar een duurzame oplossing van de problematiek.

In het sociaal team zal meer dan tot nu toe aandacht zijn voor financiële problematiek binnen een gezin. We proberen er “eerder bij te zijn.”

In het kader van preventie en tijdige aanpak zullen we onder meer afspraken maken met zorgverzekeraars, woningstichting en andere partijen over vroegsignalering van schulden. Wanneer dat nodig is helpen hulpverleners vervolgens bij de thuisadministratie, wijzen op gemeentelijke voorzieningen voor minima of treffen een betalingsregeling.

Werkende minima krijgen extra aandacht in het nieuwe beleid. De gemeente vindt het zeer onwenselijk dat werkende minima minder gebruikmaken van onze voorzieningen dan bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden, omdat hiermee sprake is van een armoedeval en onterecht het beeld ontstaat dat je als bijstandsgerechtigde beter af bent dan als werkende.

Ook gezinnen en kinderen vormen een bijzondere doelgroep. Regelingen blijven, evenals nu, zoveel mogelijk gebundeld in een ‘Kindpakket’. De vraag is of de uitvoering extern danwel intern wordt belegd. De toegang zal in elk geval laagdrempelig moeten zijn.

De rente op sociale leningen wordt verlaagd naar 9%.

Deze en andere maatregelen worden toegelicht in hoofdstuk 4.

Brede definitie van armoede

De gemeente hanteert een brede definitie van armoede. Armoede wordt om praktische redenen vaak afgebakend op basis van het inkomen. Armoede is echter breder dan alleen inkomensachterstelling. Het kan ook samengaan met andere ongunstige levensomstandigheden. In dat geval is sprake van sociale uitsluiting, zo stelt ook het CBS. 1 Armoede is een complex van achterstanden die elkaar onderling versterken en een kloof slaan met de rest van de samenleving. Het gaat om achterstanden in gezondheid, werken, wonen, opleiding, sociale vaardigheden, maatschappelijke deelname en vrijetijdsbesteding. Armoede kan een persoon beperken in zijn welbevinden in lichamelijk en geestelijk opzicht en leiden tot sociale uitsluiting.

Het hanteren van de brede definitie komt ook tot uitdrukking in de benadering die armoede en schulden krijgen in het sociaal team.

We maken gebruik van nieuwe inzichten uit de gedragswetenschappen. Uit het boek Schaarste; Hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen volgt bijvoorbeeld dat mensen met schulden en (langdurige) armoede vaak veel stress ervaren en daardoor korte-termijn beslissingen nemen die niet altijd even verstandig zijn. Dat betekent onder andere, dat we eerst moeten zorgen dat de geldzaken in een huishouden stabiel zijn, voordat de hulpvrager ontvankelijk is voor overige hulp bij het wegnemen van de oorzaken van armoede- en schuldenproblematiek. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) concludeert in Eigen schuld? Een gedragswetenschappelijk perspectief op problematische schulden: dat de overheid de financiële redzaamheid van de burger overschat. Voor veel mensen zijn de regels te ingewikkeld, en bovendien wordt te weinig rekening gehouden met de psychologie van mensen. Staphorst neemt – net als het huidige kabinet (regeerakkoord) - de aanbevelingen van de WRR ter harte.

1.2 Totstandkoming van dit beleidsplan

De basis voor deze beleidsnota is gelegd in een korte startnotitie van 29 januari 2018, op basis waarvan op 5 maart 2018 opdracht is verstrekt om deze nota op te stellen.

Belangrijk kenmerk in de opdracht was de aanpak in twee fasen.

De eerste fase betrof de inventariserende en evaluerende fase. Deze fase werd op 12 juni 2018 afgesloten met een korte presentatie aan de gemeenteraad. Daarin werden de bevindingen van de opsteller van de nota, Martijn Schut, gepresenteerd, gevolgd door een presentatie van mevrouw Nadja Jungmann, lector Schulden en Incasso aan de Hogeschool Utrecht. In deze eerste fase is gesproken met de meest betrokken in- en externe ketenpartners, onder andere met vertegenwoordigers van De Kern, GKB, Woningstichting VechtHorst, Vluchtelingenwerk en Humanitas, maar ook met de gemeentelijke consulenten. Daarnaast zijn cijfers en beleidsnota’s en documenten bestudeerd. De belangrijkste bevindingen zijn vastgelegd in een korte notitie die is toegelicht tijdens een raadsbijeenkomst op 12 juni 2018.

De tweede fase betrof het schrijven van de nota zelf, waarbij rekening is gehouden met de opbrengst van fase 1.

Na vaststelling van de ontwerpversie van het beleidsplan door het college is het plan voorgelegd aan de Adviesraad Sociaal Domein. Deze heeft de voorontwerp-versie besproken op 10 januari 2019 en zij heeft op 31 januari 2019 haar advies over deze nota gegeven..

Op 5 februari 2019 is het plan toegelicht in een informerende raadsvergadering.

1.3 Kaders en ontwikkelingen

Gemeenten hebben een belangrijke rol in het bestrijden van armoede. Ze hebben de zorgplicht om de leefsituatie en het toekomstperspectief van kwetsbare burgers te verbeteren. Via het armoedebeleid krijgt de zorgplicht mede vorm en kunnen gemeenten maatwerk leveren.

Voor de gemeente Staphorst geldt als hoofdkader de integrale kijk op het sociaal domein, waarin centraal staat dat zo veel mogelijk de eigen kracht van inwoners wordt aangeboord, men zoveel mogelijk zelfredzaam is, maar bovenal deel uitmaakt van de (lokale) samenleving en daar zoveel als mogelijk op een normale wijze in functioneert.

Zodanige voorwaarden moeten worden geschapen dat inwoners normaal mee kunnen doen. Bv. betekent

Ambitie armoedebestrijding

We willen armoede bestrijden en zorgen voor mogelijkheden voor inwoners om ondanks armoede mee te doen aan de samenleving. De gelden van het Rijk zetten we hiervoor effectief in. We blijven hiervoor actief met het Fonds Deelname Maatschappelijke Activiteiten. We zetten de doelmatigheid voorop en herzien hiervoor de procedure door ook intermediairs de mogelijkheid te geven een aanvraag in te dienen. Tevens geven we meer bekendheid aan de minimavoorzieningen bij inwoners, scholen en verenigingen.

Ambitie schuldhulpverlening

We staan voor een goede schuldhulpverlening om mensen met problematische schulden weer perspectief te geven. Hierbij werken we samen met kerken, Humanitas en andere maatschappelijke organisaties. Het maximale rentepercentage op sociale kredieten die namens de gemeente worden verstrekt, wordt verlaagd.

Participatiewet

Eén van de wettelijke kaders voor het armoedebeleid is de Participatiewet. Die wet regelt onder andere de verstrekking van (bijzondere) bijstand. De Participatiewet schrijft voor dat gemeenten geen ‘generiek of categoriaal inkomensbeleid’ mogen voeren. Dat betekent dat een gemeente niet zomaar een bedrag mag geven aan minima zonder te controleren of het bedrag wordt uitgegeven aan het doel waarvoor het is toegekend. Inkomensbeleid is voorbehouden aan het rijk.

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ( Wgs )

Sinds 1 juli 2012 is de Wgs van kracht. De wet verplicht om inwoners met schulden te helpen. Het uiteindelijke doel is het bereiken van een ‘selectieve, gerichte en efficiënte schuldhulpverlening’. De wet verplicht de gemeenteraad om een plan vast te stellen dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening aan inwoners van de gemeente. De gemeenteraad stelt het plan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren vast. Met dit beleidsplan wordt aan deze verplichting voldaan.

1.4 Financiën

Gemeenten ontvangen sinds 2017 € 85 miljoen per jaar voor de bestrijding van kinderarmoede (Klijnsma-gelden). Het exacte bedrag per gemeente wordt jaarlijks vastgesteld op basis van het aantal kinderen in armoede in de gemeente. Voor 2019 e.v. ontvangt Staphorst hiervoor € 48.115. 2

Deze middelen zijn niet geoormerkt. VNG en kabinet hebben eind 2016 bestuurlijke afspraken ondertekend om de extra middelen ook daadwerkelijk te besteden aan de bestrijding van kinderarmoede. Ook het college van Staphorst wil deze middelen effectief inzetten.

Daarnaast ontvangen gemeenten deze kabinetsperiode € 72 miljoen voor ‘het voorkomen van schulden en de bestrijding van armoede – in het bijzonder onder kinderen’. Voor Staphorst gaat het in 2019 om € 12.370; voor 2020 en 2021 gaat het om € 10.183.3 Ook deze middelen zijn ongeoormerkt.

Jaarrekening en begroting Staphorst

resultaat 2017

begroting 2019

Minimafonds (zorgverzekering, FDMA e.d.)

€ 58.518

€ 80.000

Bijzondere bijstand

€ 133.871

€ 150.000

Schuldregeling en –sanering

€ 73.395

€ 75.000

Vanzelfsprekend kon bij de opgenomen bedragen voor 2019 geen rekening worden gehouden met nieuwe beleidskaders.

2. Armoede en schulden in Staphorst

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijven we de aard en omvang van de armoede- en schuldenproblematiek. Daarnaast worden de huidige minimaregelingen kort beschreven en kijken we naar het gebruik ervan in de afgelopen jaren.

2.2 Armoede

Staphorst telt 323 huishoudens met een inkomen tot 101% van het sociaal minimum.4 Dat is ongeveer het bijstandsniveau. In de tabel is te zien dat 130 van deze huishoudens een inkomen hebben uit arbeid of eigen onderneming. Het percentage werkende minima is dus 40%.

Tabel 1. Inkomstenbron huishoudens met een inkomen tot ..% sociaal minimum

Inkomstenbron

101%

110%

120%

Arbeid – Werknemers

44

64

87

Eigenonderneming - Vooral zzp’ers

86

100

125

Inkomensverzekering - WW/WAO/pensioen

116

195

310

Socialevoorziening – Bijstand

77

132

148

Totaal

323

491

671

afbeelding binnen de regeling

81 respectievelijk 113 kinderen tot 18 jaar leven in een gezin dat moet rondkomen van een inkomen tot 101% respectievelijk 110% van het sociaal minimum

(in 2018 bedraagt het sociaal minimum € 15.193 voor een alleenstaande en € 9.833 per partner wanneer er sprake is van huwelijk/samenwoning)

Tabel 2. Percentage huishoudens met een inkomen tot …% van het sociaal minimum

 

101%

105%

110%

115%

120%

125%

Staphorst

5,7

7,2

8,6

9,9

11,8

13,3

Tabel 3. Aantal personen in huishoudens met een inkomen tot …% van het sociaal minimum

 

101%

105%

110%

115%

120%

125%

Staphorst

611

760

892

1.041

1.223

1.388

Tabel 4. Aantal huishoudens met kinderen < 18 jaar met inkomen tot …% van het sociaal minimum

 

101%

105%

110%

115%

120%

125%

Staphorst

81

101

113

127

148

161

Tabel 5. Aantal kinderen < 18 jaar in huishoudens met inkomen tot …% van het sociaal minimum

2.3 Gebruik minimaregelingen

Collectieve zorgverzekering

Staphorst biedt samen met Zilveren Kruis een collectieve zorgverzekering aan voor inwoners met een laag inkomen (tot 1200 % van het sociaal minimum) en een hoge zorgvraag. Het aanvullende pakket bij deze verzekering is samengesteld op basis van een hoge zorgvraag. De premie is gematigd door een gemeentelijke bijdrage op de aanvullende verzekering. Zilveren Kruis geeft geen korting.

Men kan kiezen uit drie pakketten met premies van afgerond € 137, € 152 en € 166 per maand.5 Driekwart van de verzekerden kiest het derde, meest uitgebreide pakket. Het jaarlijks voordeel voor verzekerden is bij dit pakket € 270. Gemiddeld hebben alle verzekerden een voordeel van € 233.

In 2018 maakten 130 volwassenen gebruik van de collectieve zorgverzekering. Ongeveer de helft van deze verzekerden (52%) heeft een bijstandsuitkering.

Fonds Deelname Maatschappelijke Activiteiten (FDMA)

Het FDMA is bedoeld om inwoners met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm te ondersteunen in maatschappelijke deelname. Per kalenderjaar is voor kinderen tot 18 jaar maximaal € 225 en voor volwassenen € 100 beschikbaar.

Het betreft een declaratieregeling die door de gemeente wordt uitgevoerd.

Vergoedingen voor kinderen tot 18 jaar:

  • kosten opvang peuterspeelzaal

  • declaratieregeling scholieren voor sociale activiteiten (bijvoorbeeld eigen bijdrage school)

  • declaratieregeling laptop middelbare scholieren: maximaal eens per 6 jaar

  • lidmaatschap koor, muziekvereniging

  • lidmaatschap één sportvereniging per persoon

  • zwemles (wanneer ongediplomeerd);

  • sportkleding

Vergoedingen voor volwassenen:

  • internetabonnement

  • lidmaatschap bibliotheek, koor, muziekvereniging

  • lidmaatschap één sportvereniging per persoon

  • zwemles (in geval ongediplomeerd)

  • abonnement sportschool

  • gehandicaptenparkeerkaart.

Gerekend tot 1 november hebben in 2017 46 kinderen en 86 volwassenen een vergoeding ontvangen. In 2018 waren deze aantallen gestegen tot respectievelijk 53 en 116. Bijna alle aanvragers waren bijstandsgerechtigden (93%).

De uitgaven betroffen tot 1 november 2017 € 16.504 en tot 1 november 2018 € 23.173.

Bijzondere bijstand

Gemeenten moeten bijzondere bijstand verlenen volgens artikel 35 van de Participatiewet. Bijzondere bijstand wordt verstrekt als er bijzondere omstandigheden zijn waardoor noodzakelijke uitgaven niet kunnen worden gedaan met een laag inkomen. Het is een open-eind-regeling, wat betekent dat de gemeente geen maximumbudget mag vaststellen. De gemeente heeft beperkte beleidsvrijheid bij het bepalen van de toekenningscriteria met betrekking tot inkomen en vermogen.

Tabel 6. Verstrekkingen bijzondere bijstand 2017

 

Personen

Uitgaven

Rechtsbijstand

12

€ 3.399

Reiskosten arbeid of scholing

21

€ 5.429

Vervoerskosten

5

€ 1.300

Eenmalig levensonderhoud

17

€ 2.240

Kosten inrichting/huisraad (statushouder)

17

€ 48.105

Betaling eerste zorgpremie voor statushouders

13

€ 3.278

Betaling eerste huur voor statushouders

10

€ 9.224

Studietoeslag

1

€ 600

Bewindvoeringskosten

30

€ 42.676

Compensatie Eigen Risico

26

€ 5.236

Overige uitgaven bijzondere bijstand:

24

€ 12.385

TOTAAL

 

€ 133.871

In 2017 was 89% van de ontvangers bijstandsgerechtigd. De grootste kostenposten zijn inrichting/huisraad en bewindvoeringskosten. Deze posten zijn samen goed voor tweederde van de totale uitgaven.

Individuele inkomenstoeslag (IIT)

De Individuele Inkomenstoeslag is een jaarlijkse vrij besteedbare toeslag voor mensen die langdurig – langer dan drie jaar – een inkomen op bijstandsniveau hebben. De IIT is niet beschikbaar voor pensioengerechtigden (dat is wettelijk zo geregeld). Een alleenstaande ontvangt € 396, een alleenstaande ouder € 508 en gehuwden € 564 (in 2018).

Gemeenten moeten de IIT uitvoeren volgens art. 36 van de Participatiewet en hebben de beleidsvrijheid om te bepalen wat ‘langdurig’ is en welke bedragen worden verstrekt. De meeste gemeenten hanteren net als Staphorst een periode van 3 jaar. De bedragen die Staphorst verstrekt, liggen boven het landelijk gemiddelde.

In 2017 werd de IIT 35 keer verstrekt. Slechts in 1 geval ging het om een niet-bijstandsgerechtigde. De totale uitgaven waren € 17.323.

2.4 Schulden en schuldhulpverlening

Preventie

Al sinds 8 jaar werkt de gemeente samen met VechtHorst in het project Thuisadministratie. Deze voorziening wordt ingekocht bij Humanitas. Mensen met (dreigende) financiële problemen worden daarbij ondersteund, voordat deze problemen hen boven het hoofd groeien. In eerste instantie werden vooral huurders bij wie een betalingsachterstand dreigde binnen deze aanpak begeleid. Momenteel maken de huurders nog maar een klein deel uit van de gemiddeld 21 personen die per jaar worden begeleid.

In de eerste helft van 2018 heeft de gemeente een cursus bugetteren/omgaan met geld aangeboden aan haar klanten die een bijstandsuitkering ontvangen. Het aantal deelnemers was gering.

Het beschikken over rekenkundige-, taal- en digitale basisvaardigheden is daarbij een voorwaarde om effectief te kunnen zijn.

Sinds 2015 biedt de gemeente via/op haar website via het Startpunt Geldzaken zg, geldplannen aan; deze zijn ontwikkeld door het NIBUD. Deze voorzien in een veelheid aan tips en verwijzingen om verstandig met schaarse middelen om te kunnen gaan.

Curatie

Staphorst heeft de schuldhulpverlening uitbesteed aan De Gemeentelijke Kredietbank (GKB). In 2017 waren er 23 aanmeldingen, 21 nieuwe schuldregelingen en 23 personen in budgetbeheer. 4 personen zijn verwezen naar de Wsnp. In hoofdstuk 4 wordt het proces van schuldhulpverlening verder toegelicht.

Statushouders

Vooruitlopend op de nieuwe regelgeving rond inburgering is in de afgelopen periode (al) extra aandacht gegeven aan de financiële positie van statushouders. Gezien de risico’s van deze groep op financiële problemen, is begeleiding op financieel vlak in veel gevallen een voorwaarde voor het doorgroeien naar zelfstandig functioneren in de Nederlandse samenleving.

2.5 Rol kerken

Bijzonder aan onze regio en specifiek onze gemeente is de relatief grote rol van kerken bij de ondersteuning van inwoners met financiële problemen. Meer mensen kloppen uit financiële nood aan bij de kerk, zo blijkt uit het landelijke Armoedeonderzoek 2016 (Knooppunt Kerk en Armoede). Kerken droegen in 2015 landelijk meer dan € 36 miljoen in hulp en meer dan 1,25 miljoen uren (waarde uitgedrukt in geld: € 38,8 miljoen) aan vrijwilligerswerk bij aan armoedebestrijding en schuldhulpverlening. De bijdrage bestaat o.a. uit individuele financiële hulp, collectieve hulp aan bijvoorbeeld voedselbanken, immateriële hulp, verstrekking van kerstpakketten en steun aan inloophuizen.

Concreet zicht op de mate waarin kerken ondersteunen heeft de gemeente niet. Een enkele keer komt dit bij de hulpverlening aan de orde, maar dit geeft geen representatief beeld.

Wel kan worden gesteld dat de ondersteuning die de kerken in Staphorst bieden, laagdrempelig is en daarmee een groot bereik heeft, althans zo is de indruk binnen de geloofsgemeenschappen, maar ook daarbuiten. De gemeente streeft naar een evenzo laagdrempelige toegang en een goede samenwerking met kerken, bijvoorbeeld om een goede, warme overdracht te realiseren voor mensen die aanvullende, professionele schuldhulpverlening nodig hebben.

2.6 Voedselbank

Per 1 november 2018 maakten 12 Staphorster gezinnen gebruik van de Voedselbank in Meppel. Het betreft in totaal 37 personen, waarvan 15 in de leeftijd onder de 18 jaar.

3. Visie en doelstelling

3.1 Visie

In onze visie is armoede niet alleen een geldprobleem. Armoede is een complex van achterstanden die elkaar onderling versterken, waardoor er voor de betrokkenen een kloof ontstaat met de rest van de samenleving. Het gaat om achterstanden in gezondheid, werken, wonen, opleiding, sociale vaardigheden, maatschappelijke deelname, pedagogisch klimaat, opvoeden en vrijetijdsbesteding. Armoede kan een persoon beperken in zijn welbevinden in lichamelijk en geestelijk opzicht en leiden tot sociale uitsluiting.

De doelgroep van ons armoedebeleid is niet homogeen. De oorzaken en aard van de problematiek verschillen van persoon tot persoon. Daarom pleiten we in het nieuwe armoedebeleid voor maatwerk. Het nieuwe armoedebeleid gaat een goede mix bieden van zorg en bemoeizorg, motiveren en stimuleren, rechten en plichten en solidariteit en wederkerigheid. Maatwerk is de essentie van het nieuwe armoedebeleid. Ook vanuit de gedachte dat dit meer zoden aan de dijk zet dan generiek, eenvormig (inkomens)beleid.

Versterking van de (financiële) zelfredzaamheid, samenwerking met maatschappelijke partners en vroegsignalering hebben een preventief effect. Het Nibud stelt dat mensen met een inkomen op bijstandsniveau niet kunnen rondkomen als ze niet goed kunnen budgetteren. Burgers die hun financiële administratie op orde hebben, goed zicht hebben op de inkomsten en uitgaven en zich niet laten verleiden tot onverantwoorde aankopen of leningen, maken minder kans om in de armoede en schulden te geraken. De kunst is om de komende jaren vroegtijdig Staphorsters in beeld te krijgen die voor belangrijke levensgebeurtenissen staan; levensgebeurtenissen waarbij het risico op het ontstaan van armoede en schulden relatief groot is, zoals echtscheiding, baanverlies, arbeidsongeschikt raken of gezinsuitbreiding.

Maatwerk betekent dat we. als het nodig is, met mensen in gesprek gaan om te kijken of we het ontstaan van armoede en schulden kunnen voorkomen en of er mogelijkheden zijn om de financiële situatie duurzaam te verbeteren. We kijken in voorkomende gevallen naar alle leefgebieden en maken een integraal plan om de problemen op zo veel mogelijk leefgebieden aan te pakken. We zullen proberen dit aspect een plek te geven bij het vormen van de nieuwe 0-100 toegang.

In het genoemde integrale plan kan bijvoorbeeld coaching, inkomensondersteuning, opvoedondersteuning, gezondheidszorg, maatschappelijke ondersteuning, verslavingszorg, re-integratie of inburgering in samenhang worden aangeboden. We doorbreken hiermee de verkokering van het beleid.

We willen extra aandacht geven aan onze jeugd in de leeftijd tot 18 jaar omdat we vinden dat kinderen niet de dupe mogen worden van de (financiële) problemen van hun ouders. Een andere groep vormen werkende minima. De gemeente vindt het zeer onwenselijk dat werkende minima minder gebruikmaken van onze voorzieningen dan bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden, omdat hiermee sprake is van een armoedeval en onterecht het beeld ontstaat dat je als bijstandsgerechtigde beter af bent dan als werkende.

Doel van het armoedebeleid is het vergroten van de zelfredzaamheid. Dat betekent niet dat mensen aan hun lot worden overgelaten en zichzelf maar moeten redden. Het beleid is erop gericht dat mensen ontdekken dat zij veel meer kunnen dan ze zelf misschien verwachtten. Dit gevoel van grip op de eigen situatie geeft mensen zelfvertrouwen en betekent een echte stap vooruit. Dit uiteraard naar vermogen. We geven geen vis, maar een hengel.

3.2 Doelen

Onze visie vertaalt zich in de volgende doelen:

  • 1.

    We zetten in op preventie en vroegsignalering. De gemiddelde schuld waarmee mensen zich melden voor schuldhulpverlening, daalt;

  • 2.

    Er is een integrale aanpak over de levensdomeinen. Bij het oppakken van financiële hulpvragen staat de doelmatigheid van inkomensondersteuning voorop;

  • 3.

    De vergoedingen voor de jeugd voor bijvoorbeeld sport, muziekles en schoolgerelateerde kosten worden aantoonbaar besteed aan datgene waarvoor het bedoeld is;

  • 4.

    Werkende minima maken meer gebruik van minimaregelingen;

  • 5.

    Meer Staphorsters zijn financieel zelfredzaam. Er is minder financiële armoede;

  • 6.

    Er zijn minder Staphorsters met (problematische) schulden;

  • 7.

    Bij 80% van de aanvragen is schuldhulpverlening succesvol;

  • 8.

    Bedrijven, fondsen, scholen, maatschappelijke organisaties en particuliere initiatieven (intermediairs) leveren samen met de gemeente een bijdrage aan armoedebestrijding.

Voor de doelen onder 5 en 6 moet wel bepaald worden welk referentiekader wordt gebruikt.

Om zicht te krijgen op de realisatie van de doelen zullen voldoende gegevens bijgehouden moeten worden. Gegevens komen in principe beschikbaar via de Monitor sociaal domein die in ontwikkeling is.

Daarnaast zal op macroniveau verantwoording plaatsvinden via de gemeentelijke jaarrekening.

4. Hoe gaan we dit bereiken?

4.1 Inleiding

Het armoede- en schuldenbeleid rust op vijf pijlers:

  • 1.

    Vroegsignalering en preventie

  • 2.

    Zelfredzaamheid versterken

  • 3.

    Inkomensondersteuning

  • 4.

    Schuldhulpverlening

  • 5.

    Aanpak kinderarmoede

4.2 Vroegsignalering en preventie

Het voorkomen van schulden noemen we schuldpreventie. Met schuldpreventie houden mensen hun financiën op orde. We willen invloed hebben op het gedrag van mensen die vragen om schuldhulpverlening. Daarbij maken we het verschil tussen ‘afdwingen’ en ‘aanmoedigen’ van bepaald gedrag.

Schuldpreventie kan op verschillende manieren. Zo kan de huur worden ingehouden op de uitkering en worden doorbetaald. Dat dwingt dan af dat er geen huurachterstand ontstaat. Dat is een andere schuldpreventie, dan een budgettraining die mensen aanmoedigt. Mensen leren daar zelf om genoeg geld over te houden voor de huur.

Het belang van financieel verantwoord gedrag kan niet vroeg genoeg onder de aandacht worden gebracht. De directies van de basisscholen zal worden gevraagd hier aandacht aan te besteden in het lesprogramma.

We zetten in op het vroeg signaleren van schulden, maar houden ook een vinger aan de pols in de periode nadat de schulden zijn opgelost. (zie onder 4.5 Nazorg) We willen voorkomen dat inwoners weer hulp vragen omdat ze opnieuw financiële problemen hebben.

Vroeg in beeld

Het is belangrijk om vroeg schulden bij inwoners te signaleren. Daarom gaan we afspraken met nutsbedrijven (gas, water en licht), zorgverzekeraars (zorgpremie) en woningcorporaties over het doorgeven van betalingsachterstanden. We leggen dit vast in convenanten.

Inwoners met betalingsachterstanden worden in een vroeg stadium - bijvoorbeeld bij één maand huurachterstand - benaderd. Afhankelijk van de problematiek die wordt aangetroffen, wordt bijvoorbeeld hulp bij thuisadministratie, budgetbeheer of andere hulpverlening aangeboden.

In dit kader zal ook ingezet worden op de relatie met externe partijen/instanties om de doelgroep heen. Deze hebben soms eerder zicht op bestaande problemen van mensen of problemen die dreigen te ontstaan.

Integrale aanpak

Bij preventie past ook dat we aandacht hebben voor (het wegnemen van) oorzaken van armoede- en schuldenproblematiek. Dat vraagt om een integrale aanpak van problemen op verschillende leefgebieden. De aanpak van armoede en schulden wordt daarom ingebed in de brede toegang en aanpak voor hulpvragen binnen het sociaal domein in Staphorst. Inmiddels is duidelijk welk effect een (sociaal-psychische) stress-situatie kan hebben op het ontstaan van schulden. Daarom is deze integrale aanpak belangrijk.

4.3 Zelfredzaamheid versterken

Burgers die hun financiële administratie op orde hebben, goed zicht hebben op de inkomsten en uitgaven en zich niet laten verleiden tot onverantwoorde aankopen of leningen, maken minder kans om in de armoede en schulden te geraken. De gemeente subsidieert, faciliteert en werkt op dit vlak samen met diverse organisaties.

Thuisadministratie

Vrijwilligers hebben een belangrijke rol in met name het voortraject van schuldhulpverlening. Ook begeleiden zij schuldenaren in budgetbeheer bij het ordenen van de administratie. De afgelopen jaren is dit product ingekocht bij Humanitas, voor jaarlijks gemiddeld 21 inwoners.

Vluchtelingenwerk

Mentoren (vrijwilligers) van statushouders/nieuwkomers begeleiden deze groep de eerste 18 maanden van hu verblijf in Staphorst met hun geldzaken. Dit is onderdeel van de maatschappelijke begeleiding die wordt ingekocht bij Vluchtelingenwerk. Hoewel strikt genomen los daarvan, moet dit wel worden gezien als onderdeel van het brede inburgeringstraject.

Maatschappelijke Dienstverlening

De Kern maatschappelijke dienstverlening adviseert/verwijst als onderdeel van een breder integraal plan van aanpak.

Online zelfhulp

Inwoners met financiële hulpvragen kunnen zelf - of met hulp van een vrijwilliger, professional of familielid – online antwoorden en oplossingen vinden via zogenaamde Geldplannen. Gebruikers vullen een profiel in en krijgen op basis daarvan heel gericht een overzicht van tips en voorzieningen. De Geldplannen zijn een initiatief van het Nibud en partners. Er zijn o.a. het Geldplan Beter rondkomen, Geldplan Kom uit de geldzorgen! en het Geldplan Rondkomen met kinderen. Jaarlijks worden nieuwe Geldplannen opgeleverd. Staphorst biedt de Geldplannen via haar website aan aan alle inwoners.

4.4 Inkomensondersteuning

Collectieve zorgverzekering

Staphorst biedt samen met Zilveren Kruis een collectieve zorgverzekering aan voor inwoners met een laag inkomen. De premie is gematigd, door een gemeentelijke bijdrage op de aanvullende verzekering. Bij de aanvullende verzekering kan men kiezen uit 3 pakketten. Het jaarlijkse voordeel is € 90 tot € 270 per jaar, afhankelijk van het gekozen pakket.

Voor 2019 blijft dit aanbod gehandhaafd. Met behoud van minimaal het huidige financiële voordeel voor de deelnemers wordt bezien of het aangaan van een relatie met een andere aanbieder een alternatief is of dat en heel andere aanpak moet worden gekozen.

Fonds Deelname Maatschappelijke Activiteiten (FDMA)

Vanuit het FDMA is per kalenderjaar voor kinderen € 225 en voor volwassenen € 100 beschikbaar. Zie daarvoor paragraaf 2.3. De bedragen zijn ongewijzigd sinds 2016. Voorgesteld wordt deze bedragen te indexeren en beiden met € 10 te verhogen.

Voor de uitvoering zijn twee alternatieven mogelijk:

  • a.

    Handhaving van de huidige situatie, waarbij de gemeente de regeling uitvoert.

  • b.

    Uitvoeren van de regeling voor kinderen beleggen bij een externe partij, zoals Stichting Leergeld of Jeugdfonds Sport en Cultuur. In § 4.6. (aanpak kinderarmoede) wordt hier nader op ingegaan.

Voorgesteld wordt om vooralsnog te kiezen voor handhaving van de huidige situatie, waarbij wordt toegestaan dat nog aan te wijzen intermediairs aanvragen kunnen doen namens de cliënt. Kanttekening daarbij is dat deze aanpak mogelijk niet in het belang van het creëren van zelfredzaamheid is. Er blijft sprake van een declaratieregeling.

De haalbaarheid van alternatief b. gaat worden onderzocht. Zie hiervoor verder paragraaf 4.6.

Bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is bedoeld voor bijzondere kosten, zie hiervoor ook paragraaf 2.3 Het moet gaan om kosten die niet tot de normale kosten van het bestaan horen, die men niet zelf kan betalen en ook op een andere wijze niet vergoed worden (bijvoorbeeld door de zorgverzekering). Het kan zowel een gift als een lening betreffen.

Beleid en uitvoering van bijzonder bijstand is een bevoegdheid van het college. Periodiek is het beleid de afgelopen jaren geactualiseerd. Per 1 juli 2019 zullen we dit opnieuw doen.

Individuele Inkomenstoeslag

De gemeente verstrekt een vrij besteedbare Individuele Inkomenstoeslag aan huishoudens die langer dan 3 jaar een inkomen hebben op bijstandsniveau, en geen zicht op inkomensverbetering. Een alleenstaande ontvangt € 396, een alleenstaande ouder € 508 en gehuwden € 564.

Sociale leningen

Een sociale lening is bestemd voor mensen:

  • met lagere inkomens (tot 130% van het bruto minimum loon);

  • met een achterstandsmelding bij Bureau Krediet Registratie (BKR) en/of;

  • met problematische schulden en/of;

  • die bij een andere kredietverstrekker niet terecht kunnen en/of;

  • die op grond van hun leeftijd geen krediet krijgen en/of;

  • met een tijdelijke verblijfsvergunning.

In Staphorst worden jaarlijks gemiddeld zes sociale kredieten verstrekt. De gemeente verlaagt de rente op deze kredieten van 13,8% naar 9%. Daarmee ligt het rentepercentage lager dan in de meeste gemeenten in Nederland. Een lager rentepercentage vindt de gemeente niet verantwoord, omdat daarmee het aangaan van leningen door een kwetsbare doelgroep teveel wordt aangemoedigd. De ervaring is dat huishoudens met een laag inkomen veel moeite hebben met aflossen van leningen.

Het verstrekken van een sociale lening wordt uitgevoerd door GKB.

Wanneer uitgaven noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, kan de doelgroep bijzondere bijstand aanvragen. Bijzondere bijstand wordt dan veelal verstrekt als gift.

Overige voorzieningen voor mensen met een krap budget

Inwoners kunnen gebruikmaken van de Kledingbank in Nieuwleusen, de Voedselbank in Meppel en Noodfonds Zwolle e.o. De gemeente heeft hiermee geen (financiële) relatie. Ook kerken spelen een grote rol in het voorkomen en bestrijden van armoede en schulden.

Ingezet gaat worden op het leggen van verbinding met deze organisaties.

Bevorderen van het gebruik van voorzieningen

In hoofdstuk 2 is te lezen dat niet alle regelingen ter bestrijding van armoede en schulden even goed gebruikt worden. Dit geldt voor zowel gemeentelijke voorzieningen als landelijke regelingen zoals de zorg- en huurtoeslag.

Vooral werkende minima -werknemers of zelfstandig ondernemers- maken weinig gebruik van voorzieningen voor minima. Alle minimaregelingen van de gemeente zijn ook voor werkende minima toegankelijk. De gemeente vindt het heel onwenselijk dat werkende minima minder gebruikmaken van onze voorzieningen dan bijvoorbeeld bijstandsgerechtigden, omdat hiermee sprake is van een armoedeval en onterecht het beeld ontstaat dat je als bijstandsgerechtigde beter af bent dan als werkende.

De gemeente zal extra inzetten op het bevorderen van het gebruik van voorzieningen voor minima, en voor werkende minima in het bijzonder. Dit doen we als volgt:

  • Eenvoudige en laagdrempelige aanvraagprocedures. Het accent komt meer te liggen op de doelmatigheid in plaats van de rechtmatigheid. Dit betekent dat de aanvrager minder bewijsstukken en andere gegevens hoeft aan te leveren. Wanneer gegevens al bekend zijn bij de gemeente, worden deze niet opnieuw opgevraagd. In dit verband wordt bezien of het beleggen van de uitvoering bij particuliere fondsen een optie is. Daarnaast zal geprobeerd worden een aanvraag tijdens een gesprek te laten doen en in te vullen, in plaats van het invullen van (ingewikkelde) formulieren door de klant zelf te laten doen..

  • Maatschappelijke partners zoals (woning)stichtingen, fondsen, scholen, belangenbehartigers (bv. LTO, ICC, OSR), huisartsen, UWV worden periodiek geïnformeerd over voorzieningen voor mensen in armoede.

  • Publieksvoorlichting. De doelgroep en intermediairs wordt geïnformeerd via huis-aan-huisbladen, sociale media en de gemeentelijke website.

  • Via vroegsignalering worden financiële problemen gemeld door bijvoorbeeld VechtHorst, zorgverzekeraars, nutsbedrijven en Sociale Verzekeringsbank. De doelgroep wordt geholpen bij het aanvragen van gemeentelijke voorzieningen en landelijke toeslagen.

4.5 Schuldhulpverlening

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) is een kaderwet. Dit betekent dat de wet ons alleen verplicht dat we schuldhulpverlening bieden. Hoe we dat doen, mogen we zelf bepalen. We moeten ons wel aan een aantal voorwaarden houden. Ook moeten we in het beleidsplan het volgende vastleggen: richting, doelen, acties, beoogde resultaten, waarborgen kwaliteit, schuldpreventie, beleid voor gezinnen met kinderen en wachttijd. Al deze onderwerpen worden benoemd in deze paragraaf en elders in dit beleidsplan.

Integrale aanpak

We pakken onze schuldhulpverlening integraal aan. Dit betekent dat wij niet alleen kijken naar de schuld zelf. We kijken ook naar de oorzaak van de schuld. Schulden zijn er in alle soorten en maten. De oorzaak van schulden is ook verschillend. Integraal betekent ook dat we kijken hoe we schulden in de toekomst kunnen voorkomen. Als we iemand kunnen helpen met schulden, kijken we daarbij naar het gedrag. We kijken naar motivatie, vaardigheden en mogelijke belemmeringen. Onze hulp moet leiden tot het blijvend oplossen van de schulden.

Duidelijker dan tot nu toe zal de financiële zelfredzaamheid en het voorkomen van schulden onderwerp zijn van de (integrale) intake van klanten die een voorziening aanvragen. In de nieuw te vormen 0-100 toegang wordt hier rekening mee gehouden.

Eigen kracht is de combinatie van motivatie en vaardigheden. We stellen vast wat de eigen kracht is van de hulpvrager. Op grond hiervan bepalen we welke hulp we aanbieden. We weten uit ervaring en uit wetenschappelijk onderzoek6 dat de financiële zelfredzaamheid – zeker op het moment dat mensen zich melden – niet moet worden overschat. Wat verstaan wij onder motivatie? We willen dat de vrager gemaakte afspraken nakomt. Hij reageert op uitnodigingen en verstrekt juiste en volledige informatie. De vrager probeert meer inkomsten te krijgen en maakt geen nieuwe schulden. Hij doet alles wat nodig is om de schuldhulpverlening te laten slagen. Als de hulpvrager niet gemotiveerd is, zullen we eerst kijken wat daarvoor de reden is en zullen we proberen hem of haar te motiveren. Alleen als de klant gemotiveerd is, heeft de schuldhulpverlening kans van slagen.

Beperkte vaardigheden zijn geen reden om iemand niet te helpen. Als iemand niet kan lezen, is de eigen kracht minder groot. Er is hulp nodig bij het lezen van brieven, rekeningen, etc. We helpen dan om vaardigheden te leren. Bijvoorbeeld met een taalcursus of de inzet van een vrijwilliger.

Termijnen

Zonder hulp kunnen schulden snel groter worden. Daarom moeten we binnen vier weken na melding een gesprek hebben met de inwoner om de hulpvraag vast te stellen. Dit staat in de wet. Soms is een financieel probleem zo ernstig dat het grote gevolgen heeft. Bijvoorbeeld als iemand uit zijn huis wordt gezet. Of als gas, water en licht worden afgesloten. Dit zijn zogenaamde ‘bedreigende schulden’. Als hier sprake van is, moeten we binnen drie dagen na melding in een gesprek de hulpvraag vaststellen.

Doelstelling en kwaliteitsborging

We helpen iedere inwoner die zich meldt met schulden. Dit kan zijn met een advies, een doorverwijzing of een aanbod voor een (intensief) traject. We adviseren de inwoner dan of het zinvol is om een aanvraag te doen. In de praktijk leidt niet iedere melding tot een aanvraag schuldhulpverlening. Het is een voorwaarde dat de hulpvrager volledig meewerkt als de aanvraag is ingediend. We houden bij hoeveel inwoners zich melden met schulden en hoe vaak dit leidt tot een aanvraag.

Momenteel is ongeveer 80% van de aanvragen schuldhulpverlening succesvol. Het streven is om een hoger percentage te behalen. Dit kan op verschillende manieren: bijvoorbeeld via een regeling met de schuldeisers of toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De GKB rapporteert periodiek over de resultaten van de schuldhulpverlening die zij bieden.

We houden de kwaliteit van onze schuldhulpverlening scherp in de gaten. Er wordt gewerkt volgens de regels van de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), onze beleidsregels en dit beleidsplan.

Uitvoering en instrumentarium

Inwoners met een financiële hulpvraag kunnen eerst terecht bij de gemeente. Een deel van de mensen kan met informatie en advies zelf verder. Als er meer aan de hand is, wordt budgetbegeleiding, betalingsregeling, budgetbeheer of schuldregeling aangeboden:

  • Budgetbegeleiding: Met budgetbegeleiding leert de cliënt op een verantwoorde manier met zijn geld om te gaan. Budgetbegeleiding heeft tot doel het verkrijgen van inzicht in de inkomsten en uitgaven, het voeren van een overzichtelijke administratie, en het afstemmen van de uitgaven op het beschikbare budget. Er wordt dus ook gewerkt aan gedragsverandering. Budgetbegeleiding wordt geboden door schuldhulpverleners en/of vrijwilligers.

  • Betalingsregeling: Een betalingsregeling wordt getroffen met één of enkele schuldeisers wanneer de schulden nog niet problematisch zijn. In principe wordt 100% van de schulden afbetaald.

  • Budgetbeheer. Inkomsten en uitgaven worden beheerd door een schuldhulpverlener. Dit wordt uitgevoerd door De GKB.

  • Schuldregeling. Ook dit wordt uitgevoerd door De GKB. Een schuldregeling is er in twee vormen:

    • 1.

      Schuldbemiddeling. De schuldenaar spaart maandelijks geld voor de schuldeisers. Periodiek wordt het gespaarde geld overgemaakt naar de schuldeisers. Na drie jaar wordt het restant van de schulden kwijtgescholden.

    • 2.

      Schuldsanering. De schulden worden met een saneringskrediet gedeeltelijk afbetaald aan de schuldeisers. De rest van de schulden wordt door de schuldeisers kwijtgescholden. De schuldenaar betaalt in drie jaar het krediet terug aan de gemeente.

Bij een deel van de aanmelders zijn de problemen zo groot - of de afloscapaciteit zo klein - dat onderhandeling met schuldeisers geen zin heeft. Deze mensen zijn aangewezen op de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) of – als ook de rechter geen oplossing ziet - op een jarenlang bestaan met schulden en een inkomen op de beslagvrije voet. Ook in dat geval biedt de gemeente hulp, bijvoorbeeld in de vorm van budgetbeheer, beschermingsbewind of bewaken dat de beslagvrije voet door schuldeisers goed wordt berekend.

  • Beschermingsbewind. Net als bij budgetbeheer worden inkomsten en uitgaven beheerd. De bewindvoerder heeft daarbij meer bevoegdheden dan de schuldhulpverlener. Het wordt opgelegd door de rechter en vaak uitgevoerd door commerciële partijen.

    Wanneer de inwoner een laag inkomen heeft, moet de gemeente de kosten van beschermingsbewind vergoeden via de bijzondere bijstand. In hoofdstuk 2 is te lezen dat beschermingsbewind één van de grootste kostenposten is binnen de bijzondere bijstand. Net als in andere gemeenten nemen de kosten bovendien jaarlijks toe. De gemeente zal met de rechtbank, bewindvoerders en De GKB bekijken hoe we meer grip krijgen op de in- en uitstroom bij beschermingsbewind.

Nazorg

We willen niet dat er opnieuw schulden ontstaan als de financiële problemen zijn opgelost. Goede nazorg aan gemotiveerde mensen voorkomt herhaling. We spreken de klant binnen drie maanden nadat de schuldregeling is afgerond. Dit is het nazorggesprek. We kijken dan hoe het gaat met het beheer van de financiën door de klant. Waar nodig geven we advies. Het gesprek is niet vrijblijvend en is onderdeel van ons traject schuldhulpverlening.

Zelfstandig ondernemers

Zelfstandig ondernemers met schulden worden geholpen via de schuldhulpverlening of het Bbz7 . Ook als het bedrijf niet levensvatbaar blijkt, wordt geholpen met het oplossen van de schulden en het afbouwen van de onderneming.

Gezinnen met kinderen

De doelstelling is dat minderjarige kinderen niet lijden onder de schulden van hun ouders. Als we de schulden van een gezin met minderjarige kinderen niet kunnen oplossen, bekijken we met andere hulpverleners of er nog andere hulpverlening mogelijk is.

4.6 Aanpak kinderarmoede

81 respectievelijk 113 kinderen tot 18 jaar leven in Staphorst in een gezin dat moet rondkomen van een inkomen tot 101% respectievelijk 110% van het sociaal minimum. Kinderen moeten mee kunnen doen. Sociaal, met sport, cultuur en op school. Dat is de inzet van het rijk en de gemeente Staphorst.

Vooral het FDMA wordt in het kader van kinderarmoede aangewend. Zoals we in paragraaf 4.4 hebben aangegeven zal de gemeente deze regeling vooralsnog zelf blijven uitvoeren. Wel wordt er ruimte gegeven aan intermediairs om aanvragen in te dienen.

Onderzocht wordt of uitvoeren van de regeling voor kinderen belegd zou kunnen worden bij een externe partij zoals Stichting Leergeld of Jeugdfonds Sport en Cultuur. Daarnaast zijn nog vele anderen actief, bv. Jarige Job, Verjaardagsbox.

Daarbij hebben we als voorwaarde geformuleerd dat deze partij:

  • -

    voldoende lokale inbedding moet hebben;

  • -

    periodiek verantwoording moet willen en kunnen afleggen;

  • -

    de uitvoeringskosten niet moet doen stijgen.

Overwogen kan worden om daarbij in natura te helpen, bijvoorbeeld met zwemlessen, voetbal-schoenen of een fiets.

Voordelen van het handhaven van de huidige situatie:

  • Een integrale aanpak, binnen het toegangsteam 0-100, is geborgd.

Nadeel kan zijn:

  • Rechtmatigheid kan zwaarder wegen dan doelmatigheid.

  • Een aanvraag bij de gemeente dient schriftelijk te worden gedaan.

Voordelen van het extern beleggen van de uitvoering kan zijn:

  • Ontzorgen. Aanvraag gaat gepaard met huisbezoek. Aanvrager hoeft zelf geen (formele) aanvraag te doen.

  • Groter bereik. De fondsen gaan actief op zoek naar de doelgroep. Dat doen zij onder meer via scholen, sportclubs en social media. Intermediairs hebben een belangrijke rol in de toeleiding.

  • Lage uitvoeringskosten. De fondsen werken veelal met vrijwilligers.

Nadeel van het extern beleggen kan zijn:

  • Versnippering van de uitvoering; externe partijen zijn vaak niet op de hoogte van elkaars ondersteuning. Onbedoeld komt dan de behoefte aan coördinatie aan de orde.

  • Risico op grotere armoedeval. Doordat meerdere partijen betrokken raken bij de financiële ondersteuning is het risico op stapeling van ondersteuning vrij groot. Wanneer iemand dan net niet (meer) in aanmerking komt is de val des te groter.

  • Echter: naarmate doelmatigheid belangrijker is dan rechtmatigheid, wordt dit element minder belangrijk.

Geldplan rondkomen met kinderen

Via de website van de gemeente wordt het Geldplan Rondkomen met kinderen aangeboden. Dit is een website waar je op basis van het door jou ingevulde profiel (leeftijd kinderen, schooltype, inkomen ouders, scheiding, ouderschapsverlof, etc.) een overzicht krijgt van tips en voorzieningen. Het Geldplan is een initiatief van o.a. het Nibud. Er zijn nog meer geldplannen.

5. Actiepunten

Preventie:

  • 1.

    cursus budgetteren aanbieden (evt. samen met maatschappelijke partners)

  • 2.

    regelmatig aandacht voorlichting (bv. geldplannen Nibud)

  • 3.

    het belang van financieel onderricht bij de scholen onder de aandacht brengen

  • 4.

    (casus-)informatie-uitwisseling stimuleren:

    • a.

      ketenpartners preventie en curatie met elkaar in contact brengen en daar regie op voeren

    • b.

      vroegsignalering-extern: afspraken/convenanten met zoveel mogelijk partners maken: VechtHorst, Zilveren Kruis, Vitens, Essent, etc, etc.

    • c.

      vroegsignalering-intern: - binnenkomende gegevens administratief beleggen en interne route vastleggen; - uren ramen/intern bellegen of extern inkopen t.b.v. gesprek/doorverwijzing/begeleiding

Benaderen/vinden werkende minima:

  • 5.

    via krant, sociale media, e.d. voorzieningen onder aandacht brengen

  • 6.

    werkgevers en standsorganisaties/belangenbehartigers en andere derde partijen benaderen

Aansluiten bij leefwereld inwoner:

  • 7.

    contact met kerken, verenigingen e.a. intensiveren/leggen

  • 8.

    bezien wie als intermediairs kunnen fungeren

FDMA:

  • 9.

    bezien wie als intermediairs kunnen fungeren, zie ook punt 7

  • 10.

    uren ramen voor begeleiding bij/invullen aanvraagformulier FDMA

  • 11.

    onderzoeken of Kindpakket geheel/deels door externe partij kan worden uitgevoerd en daarbij (ter voorkoming van de armoedeval) de staffeling van bijdrage meenemen

Toegang hulpverlening:

  • 12.

    duidelijke inbedding Armoede en schulden in team 0-100: taakafbakening met externen

  • 13.

    integraal beeld vormen van cliënt voordat extern wordt verwezen en daarvoor uren ramen

Collectieve zorgverzekering:

  • 14.

    andere aanbieder benaderen en daarmee evt. contract afsluiten

  • 15.

    haalbaarheid alternatieve invulling onderzoeken

Bijzondere bijstand:

  • 16.

    jaarlijks beleid op actualiteit beoordelen

Algemeen:

  • 17.

    jaarlijks verordening(en) op actualiteit bezien

  • 18.

    bijhouden en monitoren uitvoering beleid

Ondertekening


Noot
1

Armoede en Sociale Uitsluiting 2015, Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), december 2015.

Noot
2

Zie bedragen per gemeente in Septembercirculaire 2018

Noot
3

Zie exacte bedragen in Meicirculaire 2018 (p. 91).

Noot
4

Alle cijfers over omvang en samenstelling doelgroep zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en in enkele gevallen bewerkt met de minimascan van Stimulansz.

Noot
5

Premies 2019.

Noot
6

Lees bijvoorbeeld het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR): Overheid overschat financiële zelfredzaamheid burgers.