Beleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Staphorst

Geldend van 12-08-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Staphorst

1. Inleiding

Het opstellen van een beleidsnotitie voor standplaatsen heeft als doel om een goed afwegingskader te hebben dat kan helpen bij vergunningverlening en handhaving. Daarnaast kan het ondernemers duidelijkheid bieden over hun mogelijkheden en positie.

Deze beleidsnotitie gaat niet over de standplaatsen op de reguliere weekmarkten, incidentele snuffel- en rommelmarkten en evenementen als braderieën en kermissen.

1.1 Standplaatsenbeleid vóór 2017

Vóór 2017 was er in de gemeente Staphorst een aantal min of meer structurele locaties beschikbaar als vaste standplaatslocatie. In Staphorst waren dat: op het marktplein: 1 standplaats gedurende 4 dagen, bij de kruising Meestersweg/ Gemeenteweg: 1 standplaats op 2 dagen en bij Boer Staphorst: 1 standplaats op 1 dag. In Rouveen werd gedurende 5 dagen een standplaats ingenomen bij CZ Rouveen en aan de Prunuslaan 1 standplaats op 2 dagen. In IJhorst was geen standplaats.

Vanwege de onveilige situatie voor klanten en voor het verkeer, is de standplaatslocatie Meestersweg/ Gemeenteweg verplaatst naar het marktplein, waardoor op die locatie twee standplaatsen mogelijk werden. De standplaats bij CZ Rouveen kwam te vervallen. Deze standplaatslocatie is verplaatst naar de parkeerplaats bij de HHK. In IJhorst was geen standplaatslocatie beschikbaar. Vanuit de dorpsraad IJhorst kwam de wens om hier standplaatsen mogelijk te maken om de levendigheid in het dorp te vergroten en het voorzieningenniveau omhoog te brengen.

Naast de vergunningen voor vaste standplaatsen was er de mogelijkheid voor een seizoenstandplaats, bijvoorbeeld voor de verkoop van seizoensgebonden artikelen zoals oliebollen of 'incidentele standplaatsvergunningen' voor kortdurende acties zoals het repareren van autoruiten.

1.2 Gewijzigd beleid 2017

Het college heeft op 4 juli 2017 nieuw standplaatsenbeleid vastgesteld met de volgende locaties:

In Staphorst: Op het marktplein: 2 standplaatsen gedurende 5 dagen (op woensdag geen standplaatsen vanwege de weekmarkt op die dag)

In Rouveen aan de Prunuslaan: 2 standplaatsen op 6 dagen

In IJhorst aan de Heerenweg: 2 standplaatsen op 6 dagen

Daarnaast zijn tijdelijke vergunningen mogelijk voor seizoensgebonden producten zoals oliebollen of 'tijdelijke standplaatsvergunningen' voor kortdurende acties zoals het repareren van autoruiten.

1.3 Evaluatie 2018

Na vaststelling van het beleid is besloten om het standplaatsenbeleid na een jaar te evalueren. Ook is een aantal klachten en bezwaarschriften binnen gekomen naar aanleiding van het nieuwe beleid en de op grond daarvan verleende standplaatsenvergunningen.

Bij de evaluatie bleek dat het beleid niet voldoet aan het juridisch kader. Ook de motivering van beleidskeuzes was onvoldoende. Daarom wordt dat in deze notitie aangepast.

Een aantal winkeliers heeft bezwaar ingediend, omdat zij oneerlijke concurrentie van standplaatshouders ervaren. Zij vinden dat standplaatshouders lagere exploitatielasten hebben en daardoor lagere prijzen kunnen hanteren. Hoewel de gemeente begrip heeft voor het standpunt van de winkeliers, kan de gemeente geen vergunning weigeren alleen vanwege concurrentieverhoudingen.

2. Juridisch kader

2.1 Begripsbepaling

In deze beleidsnotitie wordt verstaan onder:

  • a.

    Standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 5:17 Algemene Plaatselijke Verordening.

  • b.

    Vaste standplaats: een standplaats op een vaste locatie die gedurende een periode van minimaal zes weken minimaal één dag(deel) per week wordt gebruikt.

  • c.

    Tijdelijke standplaats: een standplaats die gedurende een periode van maximaal 3 dagen wordt ingenomen.

  • d.

    Seizoenstandplaats: een standplaats van waaruit producten worden aangeboden met een seizoensgebonden karakter.

  • e.

    Kraam: een mobiele roerende zaak die geschikt en bestemd is om daarmee goederen of diensten aan te bieden op een standplaats, niet zijnde een gebouw, bouwwerk of stacaravan.

2.2 Vergunning

Op grond van artikel 5:18 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Staphorst is het verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2.3 Weigeringsgronden

Het college weigert de vergunning wanneer er strijd is met het bestemmingsplan. Bovendien worden als weigeringsgronden aangemerkt: redelijke eisen van welstand en het redelijkerwijs te verwachten in gevaar komen van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse. Daarnaast bevat artikel 5:18 van de APV in het derde lid een verwijzing naar de algemeen geldende weigeringsgronden van artikel 1:8 APV: strijdigheid met openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu.

  • Bestemmingsplan

Het innemen van een standplaats kan strijdig zijn met het geldende bestemmingsplan. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van een standplaats, moet altijd getoetst worden aan de voorschriften van het bestemmingsplan.

  • Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan gehanteerd worden indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond wordt het aanzien van monumentale gebouwen en (beschermde) dorpskernen gewaarborgd.

  • Verzorgingsniveau

Alleen wanneer een redelijk verzorgingsniveau voor de consument in gevaar komt, mag de gemeente een vergunning weigeren. Of sprake is van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument, wordt bekeken vanuit de positie van de consument en niet vanuit de positie van de winkeliers. Daarbij moet kunnen worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de plaatselijke winkelier, dat het voortbestaan van de winkel in gevaar komt als vanaf een standplaats dezelfde goederen aangeboden worden. In de rechtspraak is uitgemaakt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen geen huishoudelijk belang van de gemeente is. Dus de gemeente mag op dit punt geen regels stellen.

  • Openbare orde

Bij de bescherming van de openbare orde kan gedacht worden aan het voorkomen van overlast en verstoring of bedreiging van de openbare orde. Het gaat dan om omstandigheden waarbij direct (dreigend) gevaar voor anderen bestaat of de rechten van anderen worden of dreigen te worden aangetast. Deze weigeringsgrond valt vaak samen met openbare veiligheid. Overlast kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden doordat door standplaatsen extra verkeer ontstaat, zoals auto’s, overstekende voetgangers en fietsers. Ook parkerende en geparkeerde auto's kunnen overlast in de omgeving veroorzaken en beslag leggen op de beschikbare parkeergelegenheid. Standplaatsen kunnen ook groepsvorming tot gevolg hebben, dat weer kan leiden tot lawaai, rommel of vernielingen. Dit kan de rust en het woongenot van omwonenden aantasten. ordentelijk verloop van het maatschappelijk verkeer in de openbare ruimte. Het college is bevoegd in het belang van de openbare orde nadere regels te stellen ten aanzien van standplaatsen en kan het aantal en de locaties van standplaatsen te beperken.

  • Openbare veiligheid

De afwegingen die hierboven zijn gemaakt, gaan ook over de (verkeers-)veiligheid. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden zorgen voor extra verkeer, zoals overstekende voetgangers en fietsers. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen.

2.4 Overige regelgeving

Op het drijven van straathandel zijn ook andere regels dan de regels van de APV van toepassing. Deze regels stellen vanuit andere motieven eisen aan de straathandel.

  • Grondwet

Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist.

  • Winkeltijdenwet

De Winkeltijdenwet regelt een aantal zaken met betrekking tot de openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor de verkoop van goederen vanaf een standplaats.

  • Warenwet

In de Warenwet zijn regels voor de voedselveiligheid vastgelegd. In de Warenwet staat dat een product de gezondheid en veiligheid van consumenten niet in gevaar mag brengen. Onder deze wet vallen niet alleen de producten zelf, maar ook de plaatsen waar voedsel wordt bereid en de verkooppunten. Veel regels uit de Warenwet zijn afgeleid van Europese wet- en regelgeving. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controleert of de regels worden nageleefd.

  • Wet milieubeheer

Een standplaatshouder moet zich ook houden aan de Wet milieubeheer en de Afvalstoffenverordening. Het gaat dan bijvoorbeeld om vetafscheiding van het afvalwater, voorkomen van geuroverlast en het voorkomen van zwerfafval.

  • Europese dienstenrichtlijn

Een vergunningstelsel is op grond van de Dienstenrichtlijn geoorloofd wanneer dat noodzakelijk, evenredig en niet discriminatoir is. Een vergunningstelsel is noodzakelijk wanneer daarvoor een ‘dwingende reden van algemeen belang’ is. Dat kan bijvoorbeeld zijn: handhaving van de maatschappelijke orde, bescherming van het milieu of een goede ruimtelijke ordening. Volgens de Dienstenrichtlijn moeten vergunningen die vallen onder de Dienstenrichtlijn in principe voor onbepaalde tijd worden verstrekt, tenzij het om schaarse vergunningen gaat. In dat geval moeten er wel genoeg waarborgen zijn voor onpartijdigheid en transparantie bij het verstrekken van vergunningen, zodat er geen onnodige belemmeringen zijn voor anderen.

3. Beleidskader en vergunningvoorschriften

3.1 Algemeen

Ruimte die wordt ingenomen door standplaatsen, wordt aan andere functies onttrokken (parkeren, openbare weg, trottoir, etc.). Het is niet wenselijk is om op grote schaal ruimte te onttrekken aan deze openbare functies. Dit standplaatsenbeleid stelt regels aan standplaatsen, om te voorkomen dat een onbepaald groot aantal vergunningen kan worden afgegeven door:

  • het aanwijzen van locaties waar standplaatsen mogen worden ingenomen;

  • het vaststellen van een maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen;

  • het aanwijzen van tijdstippen waarop standplaatsen mogen worden ingenomen.

Dit beleid bevat een aantal onderdelen (zie hieronder a t/m k).

Het beleid van standplaatsvergunningen is in hoofdzaak gericht op een rechtvaardige verdeling van de standplaatsen met inachtneming van de weigeringsgronden (zie hoofdstuk 2). Een goede onderbouwing van hoe de belangen (het publieke belang en de belangen van de aanvrager) worden afgewogen is daarbij noodzakelijk. De Dienstenrichtlijn stelt nadere eisen met betrekking tot schaarse vergunningen. De gemeente mag niet op willekeurige wijze beperkingen opleggen en alleen wanneer sprake is van een dwingende reden van algemeen belang. Een brancheringsregeling om de standplaatsen evenredig over de gehele gemeente te verspreiden is bijvoorbeeld niet snel gerechtvaardigd. De overweging dat standplaatsen moeten aansluiten bij het bestaande winkelaanbod is dat evenmin. Dit zijn economische motieven en daarom op basis van de Dienstenrichtlijn niet geoorloofd.

  • Vaste standplaatslocaties

Vaste standplaatsen kunnen alleen op de volgende locaties worden ingenomen. In Staphorst: op het marktplein, in Rouveen: op de parkeerplaats aan de Prunuslaan en in IJhorst: aan de Heerenweg (tegenover Kroko Multipunt).

  • Maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen

Het maximale aantal vaste standplaatsvergunningen in de gemeente Staphorst is beperkt.

In Staphorst: 2 standplaatsen voor 5 dagen: op maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag en zaterdag. Op woensdag is er weekmarkt op het marktplein. Daardoor kan er op die dag geen standplaats worden ingenomen. Voor de overige dagen geldt dat er maximaal twee standplaatsen kunnen worden ingenomen.

In Rouveen: 2 standplaatsen voor 6 dagen: van maandag tot en met zaterdag.

In IJhorst: 2 standplaatsen voor 6 dagen van maandag tot en met zaterdag.

  • Vaste standplaatsvergunningen

Een vaste standplaatsvergunning wordt voor vijf kalenderjaren verleend. Een vergunninghouder van een vaste standplaatsvergunning kan maximaal twee dagen per week standplaats innemen. Anders is sprake van een meer (semi) permanent karakter, terwijl standplaatsen een mobiel karakter moeten houden. Kiosken zijn binnen het kader van standplaatsen niet toegestaan. Het verkoopmateriaal moet buiten verkooptijden verwijderd zijn. Toedeling gebeurt op basis van volgorde van binnenkomst.

  • Tijdelijke standplaatsen

Het is mogelijk om in plaats van een vaste standplaats een tijdelijke standplaats in te nemen. Daarbij geldt dat het maximum aantal standplaatsen per kern (zie hierboven) niet wordt overschreden. Voor tijdelijke standplaatsen geldt hetzelfde als voor vaste standplaatsen, behalve de duur van de vergunning. Tijdelijke standplaatsen zijn mogelijk voor maximaal drie dagen achtereen in één kalenderjaar.

  • Seizoenstandplaatsen

Voor deze seizoensstandplaatsen geldt dat het gaat om producten die gebonden zijn aan een bepaalde periode, zoals oliebollen, kerstbomen of ijs. De maximale duur is 6 weken achtereen. Uitgegaan wordt van één vergunning per kern: elke kern kan met één seizoensgebonden standplaats uitgebreid worden, bij voorkeur op de vaste standplaatslocaties. Als een aanvrager gebruik wil maken van een andere locatie, dan moet hij motiveren waarom de aangewezen locatie niet volstaat. Het college beoordeelt vervolgens of de gevraagde locatie aanvaardbaar is. In elk geval kan geen standplaats worden ingenomen:

  • -

    langs in- en uitvalswegen;

  • -

    langs wegen met vrij liggende fietspaden;

  • -

    binnen een afstand van 20 meter van een kruispunt;

  • -

    wanneer de afstand tot de woonbebouwing dusdanig groot is dat daardoor in onevenredige mate geuroverlast wordt veroorzaakt;

  • -

    op plaatsen met een hoge verkeersdruk.

  • Tijdstippen waarop een standplaats ingenomen mag worden

Het verkopen vanaf een standplaats is gebonden aan de winkelsluitingstijden op grond van de Winkeltijdenwet. Standplaatsvergunningen worden hierop afgestemd.

  • Ontruimen van de standplaats ’s avonds

Ontruimen van de standplaats ’s avonds is nodig om te voorkomen dat er (semi-)permanent een verkoopkar of andere standplaats-verkooppunt aanwezig is. Bij tijdelijke seizoensgebonden standplaatsen, zoals oliebollenkramen, is weinig gevaar voor het ontstaan van een permanente standplaats. Wanneer het voor de vergunninghouder bijna onmogelijk is om de standplaats ’s avonds dagelijks te ontruimen, kan het college besluiten dat de ontruimingsplicht in de avond niet geldt voor een tijdelijke, seizoensgebonden kraam. Dit wordt dan in de vergunning opgenomen.

  • Persoonsgebondenheid standplaatsvergunningen

De rol van de gemeente is dat erop wordt toegezien dat de beschikbare plaatsen op rechtvaardige wijze worden verdeeld. Een standplaatsvergunning is niet overdraagbaar. Een vergunninghouder moet de standplaats persoonlijk innemen.

  • Afwezigheid vergunninghouder

Wanneer de afwezigheid door bijzondere omstandigheden langer dan zes weken tot maximaal drie maanden duurt, kan de vergunninghouder een plaatsvervanger voordragen aan de gemeente. Verrekening van de verschuldigde standplaatsgelden moet onderling plaats vinden.Wanneer de vergunninghouder langer dan drie maanden geen gebruik maakt van de vergunning, wordt deze ingetrokken.

  • Intrekken en vervallen verklaren van een standplaatsvergunning

De vergunning kan bij beschikking worden ingetrokken indien:

  • De vergunninghouder hierom verzoekt.

  • De vergunninghouder zich na twee schriftelijke waarschuwingen niet houdt aan wet, regelgeving of vergunningvoorschriften voor het gebruik van de standplaats.

  • De vergunning niet gebruikt wordt volgens de op de aanvraag vermelde gegevens op basis waarvan de vergunning is verstrekt.

  • Gedurende drie maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.

  • De vergunninghouder zijn/haar bedrijf beëindigt.

  • De vergunninghouder op een andere dag of op een andere locatie een standplaats gaat innemen.

  • De vergunninghouder met een ander product een standplaats in wil nemen.

3.2 Vergunningvoorschriften

De standplaatsvergunning vermeldt de locatie, branche en maximale afmetingen van de standplaats. Ook worden aan de standplaatsvergunning voorschriften verbonden (hierna opgesomd). De voorschriften hebben ten doel de openbare orde, veiligheid en het milieu te beschermen. Als uitgangspunt, zijn de voorschriften genomen zoals in de jaren tot 2017 in de praktijk zijn gehanteerd aangevuld met voorschriften die ook noodzakelijk worden geacht.

  • 1.

    De standplaats moet aan het einde van de dag ontruimd worden, tenzij het seizoensgebonden standplaats betreft. In het laatste geval gaat om standplaatshouders met goederen die moeilijker vervoerbaar of op te ruimen zijn.

  • 2.

    Afvalbakken, parasols, luifels en andere faciliteiten ten behoeve van de verkoop mogen slechts binnen een afstand van 2 meter van de standplaats worden neergezet en geen hinder opleveren.

  • 3.

    Vrije doorgang van het publiek en het verkeer mag niet worden gehinderd.

  • 4.

    Het gebruik van een geluidsinstallatie is niet toegestaan.

  • 5.

    Gedurende de verkoopactiviteiten moet de omgeving van de standplaats een schoon en ordelijk aanzien hebben. Na afloop van de verkoopactiviteiten moet de standplaats en de directe omgeving (binnen een straal van 25 meter) schoon worden opgeleverd. Wanneer de gemeente kosten moet maken voor het opruimen en/ of schoonmaken, worden deze kosten in rekening gebracht.

  • 6.

    Er moet een afvalbak bij de verkoopwagen geplaatst te worden wanneer de koopwaar ter plekke genuttigd kan worden.

  • 7.

    In de verkoopwagen waar gas, stroom of vuur wordt gebruikt, moet een deugdelijk poederbrandblusapparaat van minstens 6 kg aanwezig te zijn.

  • 8.

    Deze vergunning is aanwezig in de kraam. Wanneer een toezichthouder daarom verzoekt, moet de vergunninghouder deze vergunning tonen.

  • 9.

    Tijdens de uitvoering van civiel-technische werken, evenementen met vergunning of een vergelijkbare reden waarom de standplaats tijdelijk niet kan worden ingenomen, krijgt de vergunninghouder, indien mogelijk, een alternatieve locatie toegewezen. De gemeente is niet aansprakelijk voor eventuele schade die hieruit voortvloeit.

  • 10.

    Het leggen van stroomkabels over de weg is niet toegestaan.

  • 11.

    Vergunninghouder heeft een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid.

  • 12.

    De standplaats is vanaf zonsondergang voorzien van een deugdelijke verlichting, waarmee de uitgestalde goederen goed zichtbaar zijn.

3.3 Inwerkingtreding en overgangsrecht

Deze beleidsregels gelden niet voor de standplaatshouders die ten tijde van de vaststelling en bekendmaking van dit beleid reeds over een standplaatsvergunning beschikken. De bestaande standplaatsvergunningen en de daaraan verbonden rechten worden geëerbiedigd en blijven ongewijzigd. De bestaande vergunningen ondergaan als gevolg van de inwerkingtreding van dit beleid geen wijziging.

Voor standplaatshouders die al een vergunning hebben, gelden de voorschriften uit die vergunning.

3.4 Bijzondere gevallen (hardheidsclausule)

Het is onmogelijk om alle uitzonderingen in een beleid te verwoorden. Wanneer het na afweging van alle betrokken belangen onbillijk is, kan het college besluiten om in een individueel geval af te wijken van dit beleid.

4. Vergunningverlening, kosten en handhaving

4.1 procedure van vergunningaanvraag en vergunningverlening

  • Aanvraag

Een vergunning voor een standplaats moet schriftelijk bij het college worden aangevraagd. In de aanvraag moet men, naast naam- en adresgegevens, aangeven welke producten men wil verkopen en op welke locatie.

  • Toetsing

Nieuwe aanvragen worden getoetst aan de APV van de gemeente Staphorst. De richtlijnen zoals opgenomen in deze nota vormen het kader bij het maken van een goede afweging.

  • Vergunningverlening

Wanneer een aanvraag voldoet aan de APV en de richtlijnen in deze nota verleent het college vergunning.

  • Loting

Wanneer voor een bepaalde locatie en dag meerdere aanvragen zijn ingediend die aan de vereisten voldoen en waarop positief beslist kan worden, vindt er een loting plaats. Betrokken partijen ontvangen vooraf mededeling indien een loting noodzakelijk is. De loting vindt geanonimiseerd plaats op zaaknummer van de aanvraag en vindt plaats door twee leden van het college in het bijzijn van een ambtenaar. Het college stelt de betrokken partijen in kennis of hun de aangevraagde vergunning wordt verleend.

  • Weigeren van een vergunning

Weigering van een vergunning waarbij enkel wordt verwezen naar gemeentelijk beleid, erkent de rechter niet. In de praktijk houdt dit in dat bij iedere aanvraag voor een standplaats moet worden nagegaan of er redenen zijn om van het vastgestelde beleid af te wijken.

  • Bezwaar

Belanghebbenden kunnen bezwaar maken tegen een verleende vergunning of tegen een weigering om een standplaatsvergunning te verlenen.

4.2 De kosten van een standplaats

Voor het innemen van een standplaats zijn leges verschuldigd. De hoogte van deze vergoeding hangt af zijn van de tijdsduur van de vergunning en wordt in rekening gebracht per dag of dagdeel dat per week van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

4.3 Handhaving

De daartoe aangewezen ambtenaar voert controle uit op de naleving van de voorschriften en de beleidsregels en is bevoegd om handhavend op te treden. Bij onregelmatigheden maakt de controlerend ambtenaar van de gemeente een verslag op. Na het vaststellen van het niet naleven van de voorschriften door een vergunninghouder volgt een schriftelijke waarschuwing. Bij opnieuw constateren van de betreffende onregelmatigheden volgt een tweede schriftelijke waarschuwing en vindt een gesprek plaats. Bij herhaling van onregelmatigheden wordt de vergunning geschorst of ingetrokken. Wanneer wordt geconstateerd dat zonder vergunning standplaats wordt ingenomen, dan treden handhavers, dan wel de politie hiertegen handhavend op. Daarnaast zijn politie en gemeentelijke toezichthouders bevoegd tot toezicht, controle en handhaving.

Ondertekening

Bijlage 1 – APV-bepalingen Standplaatsen

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.