Beleidsvisie externe veiligheid Zaltbommel en Maasdriel 2023 – 2027

Geldend van 04-08-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsvisie externe veiligheid Zaltbommel en Maasdriel 2023 – 2027

Samenvatting

Externe veiligheid: waar gaat het over?

Externe veiligheid (EV) in deze beleidsvisie gaat over het beschermen van personen tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op alles wat te maken heeft met de veiligheid rondom opslag, productie, gebruik, vervoer van gevaarlijke stoffen.

Het bevoegd gezag kan binnen de kaders van de Omgevingswet en het omgevingsveiligheidsbeleid eigen afwegingen maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. De wetgever stelt hieraan voor een deel harde voorwaarden of grenzen. De wet laat echter ook bestuurlijke afwegingsruimte aan het lokale bestuur. De voorliggende beleidsvisie geeft concreet invulling aan die bestuurlijke afwegingsruimte door middel van ambities.

Aanleiding en doel beleidsvisie externe veiligheid

De directe aanleiding voor het opstellen van deze beleidsvisie is de invoering van de Omgevingswet.

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Bovendien moet de huidige visie van gemeente Zaltbommel geactualiseerd worden (gemeente Maasdriel heeft op dit moment nog geen beleidsvisie). Een deel van de huidige regels rondom externe veiligheid blijft bestaan onder de Omgevingswet. Daarnaast heeft de wetgever ook een aantal veranderingen doorgevoerd. Deze zijn beschreven in paragraaf 1.7 van de beleidsvisie.

De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Zaltbommel en Maasdriel’ is opgesteld met als primair doel om een goede bouwsteen te hebben voor de Omgevingsvisie (2.0 versie) en het Omgevingsplan. Daarnaast bevat de beleidsvisie een beoordelingskader om bepaalde taken door de gemeente en ODR (namens gemeente) sneller, uniformer en beter uit te kunnen voeren. Het gaat dan met name om de beoordeling van:

  • -

    omgevingsplanactiviteiten nabij activiteiten met EV-risico's;

  • -

    vergunningaanvragen en meldingen voor activiteiten met EV-risico's;

  • -

    vergunningaanvragen voor bouwen van activiteiten op korte afstand van specifieke activiteiten met EV-risico's.

Wijzigingen in EV-regelgeving

De belangrijkste verschillen in de regelgeving voor wat betreft externe veiligheid als gevolg van de Omgevingswet zijn:

  • 1.

    Een andere benadering van het groepsrisico namelijk het model van “aandachtsgebieden” (zie § 1.8.1 van de beleidsvisie). De aandachtsgebieden zijn zichtbaar op de kaart (Atlas Leefomgeving) en zijn door iedereen te raadplegen;

  • 2.

    Het beschermen van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen of locaties (vormt een nieuwe categorie t.o.v. oude EV-regelgeving (zie § 1.8.2 van de beleidsvisie);

  • 3.

    Het beschermen van mensen op (beperkt) kwetsbare locaties binnen attentiegebieden (zie § 1.8.3 van de beleidsvisie);

  • 4.

    Het aanwijzen van voorschriftengebieden binnen brand- of explosieaandachtsgebieden (zie § 1.8.4 van de beleidsvisie);

  • 5.

    De regels voor het toelaten van nieuwe meldingsplichtige milieubelastende activiteiten met veiligheidsafstanden, zoals nieuwe propaantanks, zijn aangescherpt (zie § 1.8.5 van de beleidsvisie);

  • 6.

    Voor wat betreft het registreren van gegevens die relevant zijn vanuit EV, moeten in het “Register Externe Veiligheidsrisico’s” (REV) meer en andere gegevens worden geregistreerd (zie § 1.8.6 van de beleidsvisie).

Hoe de gemeenten daarmee om willen gaan, komt in hoofdstuk 2 van de beleidsvisie aan bod.

Ambities

Op grond van het voorafgaande hebben de gemeenten samen met de ODR en de veiligheidsregio (VRGZ) een beleidsvisie opgesteld, waarin verschillende ambities worden geformuleerd. Met deze ambities wordt concreet invulling gegeven aan de bestuurlijke afwegingsruimte. Bestuurlijke afwegingsruimte biedt het bevoegd gezag (het decentrale bestuur) ruimte om regelgeving toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities.

1.Ambities voor bestaande situaties

Doel is om een goed en zorgvuldig extern veiligheidsbeleid te voeren voor bestaande risicovolle activiteiten en situaties in de Bommelerwaard. Het gaat hier om toezicht en handhaving, actualisering en intrekken van vergunningen, verzameling, registratie en ontsluiting van relevante gegevens en het communiceren met inwoners over aanwezige risico’s.

De hier geformuleerde ambities voor bestaande situaties (activiteiten die er nu al zijn) zijn onder de nieuwe wetgeving niet anders dan onder de huidige wetgeving. Een uitzondering geldt voor het verzamelen, registreren en ontsluiten van andere relevante gegevens over activiteiten met EV-risico’s. Dit is een uitbreiding van een wettelijke taak, die door de ODR namens gemeenten wordt uitgevoerd (zie § 2.3 van de beleidsvisie).

2.Ambities voor nieuwe situaties

2.1 Organisatorische ambities

De organisatorische ambities voor nieuwe situaties geven aan hoe wij als gemeenten willen handelen bij het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving van aanwezige activiteiten met EV-risico’s en het toelaten/uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met EV-risico’s. De gemeente verplicht zichzelf hier om in dat soort situaties altijd vroeg in overleg te gaan met de specialisten externe veiligheid van de veiligheidsregio en omgevingsdienst. Dit om tijdig de veiligheidsrisico’s in beeld te hebben en die zorgvuldig in het proces van ruimtelijke afweging te kunnen betrekken. Tot slot wordt het college of een verantwoordelijk wethouder in ieder geval actief betrokken bij (zie § 2.4.1 van de beleidsvisie):

  • a.

    een initiatief voor het toelaten van een risico-ontvanger binnen een gebied waarop de ambitie “Nee tenzij” van toepassing is;

  • b.

    een initiatief van een bedrijf met externe veiligheidsrisico’s, waarbij (geprojecteerde) (zeer) kwetsbare functies komen te liggen binnen een nieuw aandachtsgebied.

2.2Objectgerichte ambities

Bij de objectgerichte ambities wordt in de beleidsvisie naar het bedrijf Sachem verwezen (zie § 2.4.2 van de beleidsvisie). Dit is een voortzetting van het huidige beleid onder de nieuwe wetgeving.

Daarnaast wordt het spoortraject Meteren-Boxtel als een EV-relevante transportroute beschouwd.

2.3Gebiedsgerichte ambities

De gemeenten hanteren bij:

  • -

    het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving van aanwezige activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, en

  • -

    het toelaten of uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico's, de onderstaande beoordelingsprincipes en gebiedsgerichte ambities (zie § 2.4.3 van de beleidsvisie).

Binnen de brand- en explosieaandachtsgebieden geldt een maatwerkaanpak. Het gaat hierbij om het afwegen van beschermende maatregelen voor mensen die in dat gebied wonen, werken of recreëren. Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving en/of het toelaten van (nieuwe of uitbreiding van bestaande) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden de volgende opeenvolgende principes (maatregelen), die elkaar opvolgen als treden van een ladder:

afbeelding binnen de regeling

Binnen een gifwolkaandachtsgebied en attentiegebied gelden de volgende principes:

  • a.

    Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase.

  • b.

    Ter bescherming van personen in een (zeer) (beperkt) kwetsbaar gebouw binnen een gifwolkaandachtsgebied en in een (kwetsbare) locatie binnen een attentiegebied wordt onderzocht in hoeverre gebouw(en) en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten.

In aanvulling op alle bovengenoemde principes gelden voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten met (middelgrote of grote) externe veiligheidsrisico’s de volgende principes:

  • a.

    De relevante contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) moet zijn gelegen binnen de begrenzing van de locatie waarop de activiteit plaatsvindt of binnen gronden van derden met de bestemming verkeer, groen en/of water. Indien deze contour vanwege de vergunde situatie hieraan niet voldoet, mag deze niet worden vergroot;

  • b.

    Er is sprake van een gunstige aanvoerroute indien regelmatig aanvoer van brandbaar gas nodig is.

In de beleidsvisie worden voor de toepassing van de gebiedsgerichte ambities een viertal gebiedstypen onderscheiden. De gebieden die worden onderscheiden zijn:

  • 1.

    Woon- en kantoorgebieden: Dit zijn gebieden met veel restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's.

  • 2.

    Bedrijventerreinen type A: Dit zijn gebieden met de minste restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's, maar veel restricties voor (zeer) kwetsbare functies.

  • 3.

    Bedrijventerreinen type B: Dit zijn gebieden met veel restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's, maar geen restricties voor (zeer) kwetsbare functies.

  • 4.

    Landelijk gebied: Dit zijn gebieden met weinig restricties voor gebiedseigen activiteiten met externe veiligheidsrisico's.

De ambities voor ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn opgenomen in paragraaf 2.4.3 onder ambitie 14 en 15.

Beleidsstandpunt “Aanwijzing voorschriftengebieden”

Gemeenten zijn verplicht om locaties met onbenutte bouwmogelijkheden voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen binnen een brand- of explosieaandachtsgebied als voorschriftengebied aan te wijzen (zie hoofdstuk 3 van de beleidsvisie). Daarom zullen deze locaties worden geïnventariseerd en op een (signalerings)kaart worden aangegeven. Na deze inventarisatie zal worden onderzocht of het mogelijk is:

  • -

    de brand- en explosieaandachtsgebieden zodanig te verkleinen dat de geïnventariseerde locaties niet meer liggen binnen deze aandachtsgebieden,

  • -

    de bebouwingsmogelijkheden voor een "zeer kwetsbaar gebouw" ongedaan te maken, of

  • -

    de geïnventariseerde locaties aan te wijzen als voorschriftengebied.

Voor nieuwbouw van "(beperkt) kwetsbare gebouwen" geldt geen verplichting tot aanwijzing van brand- of explosieaandachtsgebieden als voorschriftengebieden. De uitvoering van de extra bouwvoorschriften brengt hoge kosten met zich mee en deze voorschriften bieden niet altijd de gewenste bescherming. Om die reden zal ten aanzien van de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten terughoudend worden omgegaan met de aanwijzing van voorschriftengebieden. Dit betekent dat in de toekomst, in het kader van de vaststelling van het omgevingsplan, per situatie nut en noodzaak van de aanwijzing van een voorschriftengebied zal worden afgewogen.

Implementatie

Na vaststelling door de gemeenteraad van de Beleidsvisie EV, passen wij tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgangspunten en ambities uit deze visie toe bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Dit doen we uiteraard naast het in acht nemen van de wettelijke regels.

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben we andere instrumenten tot onze beschikking waarmee de uitgangspunten en ambities uit deze visie kunnen worden geborgd. De belangrijkste instrumenten zijn:

  • de omgevingsvisie;

  • het omgevingsplan;

  • en het programma.

In hoofdstuk 4 van de beleidsvisie is uitgewerkt hoe we om willen gaan met deze instrumenten.

1 Inleiding

1.1 Externe veiligheid: waar gaat het over?

De Bommelerwaard wil een gezonde en veilige leefomgeving bieden voor haar inwoners. Gezondheid en veiligheid zijn dan ook belangrijke uitgangspunten bij nieuwe ontwikkelingen. Externe veiligheid (EV) in deze beleidsvisie gaat over het beschermen van personen tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Dit heeft betrekking op alles wat te maken heeft met de veiligheid rondom opslag, productie, gebruik, vervoer van gevaarlijke stoffen. Onder ‘gevaarlijke stoffen’ worden, brandbare, giftige en/of explosieve stoffen verstaan, zoals bijvoorbeeld ammoniak, LPG en vuurwerk. Vervoer van dergelijke stoffen vindt plaats door buisleidingen en via weg, spoor en water. Opslag van gevaarlijke stoffen vindt plaats bij en in bedrijven, maar soms ook op particuliere terreinen (denk aan propaantanks bij particulieren in het buitengebied).

Het EV-aspect speelt een rol bij het voldoende beschermen van inwoners tegen brand, explosie of gifwolk met gevaarlijke stoffen. Dit heeft consequenties voor het toelaten van nieuwe kwetsbare functies nabij risicovolle activiteiten én het toelaten of uitbreiden van risicovolle activiteiten. Een samenleving is nooit zonder risico’s en ‘totale veiligheid’ kan de overheid niet garanderen. De regelgeving rondom externe veiligheid is er echter wel op gericht om:

  • 1.

    een gebied zodanig in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen;

  • 2.

    de bestaande en resterende risico’s zoveel mogelijk te beheersen;

  • 3.

    relevante gegevens over EV-risico’s beter en completer in beeld te hebben.

Het beleid is deels gebaseerd op de kernwaarden in het document "Kernwaarden Veiligheidsregio's" (IFV) en het “Instrument Ruimtelijke Veiligheid 2021” van de Veiligheidsregio Gelderland Zuid (VRGZ)1. De beoordelingsprincipes volgen elkaar als treden van een ladder op: Is voorkomen/beperken van de risico’s niet mogelijk, dan is het belangrijk de afstand tot de bron te vergroten. Is dat niet mogelijk, dan is een gebied of gebouw zodanig ingericht dat het bescherming biedt. Vervolgens is van belang om te kijken naar de benodigde communicatie om mensen zelfredzaam te maken en handelingsperspectieven te bieden.

1.2 Afbakening visie externe veiligheid

De beleidsvisie beperkt zich tot risico’s vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat risico’s welke samenhangen met mast- en wiekbreuk bij windturbines2, overstromingen en natuurbranden niet in deze visie worden meegenomen.

1.3 Bestuurlijke afwegingsruimte

Het bevoegd gezag kan binnen de kaders van de Omgevingswet en het omgevingsveiligheidsbeleid eigen afwegingen maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. De wetgever stelt hieraan voor een deel harde voorwaarden of grenzen. De wet laat echter ook bestuurlijke afwegingsruimte aan het lokale bestuur. De voorliggende beleidsvisie geeft concreet invulling aan die bestuurlijke afwegingsruimte door middel van ambities, namelijk:

  • Gebiedsgerichte ambities met betrekking tot het al dan niet toestaan van bepaalde risicovolle activiteiten en (zeer) (beperkt) kwetsbare objecten;

  • Objectgerichte ambities over het al dan niet toestaan van bepaalde ontwikkelingen binnen de veiligheidszone rondom het bedrijf Sachem;

  • Organisatorische (ambities waarin afspraken zijn vastgelegd over wie wanneer bij de behandeling van een EV-relevant initiatief moet worden betrokken).

De ambities in de visie zijn naast de wettelijke regels met name van toepassing bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven.

1.4 Aanleiding beleidsvisie

De directe aanleiding voor het opstellen van deze beleidsvisie is de invoering van de Omgevingswet.

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Externe veiligheid (EV) krijgt daarom een belangrijke plaats in de omgevingsvisie en het omgevingsplan. Daarnaast beschikt gemeente Zaltbommel over een Beleidsvisie externe veiligheid (EV), maar de looptijd hiervan (2014 – 2018) is inmiddels verstreken. Er is aanleiding om bepaalde ambities net iets anders te formuleren. Gemeente Maasdriel beschikt momenteel niet over een beleidsvisie externe veiligheid3. Omdat beide gemeenten nadrukkelijker met elkaar optrekken richting de naderende inwerkingtreding van de Omgevingswet, is besloten om het actualiseren c.q. het introduceren van de beleidsvisie EV samen te doen. In het kader van de Omgevingswet wordt uiteindelijk een integrale omgevingsvisie opgesteld (2.0 versie), waarin het aspect externe veiligheid een onderdeel zal zijn.

Ter voorbereiding van het opstellen van de beleidsvisie:

  • is (opnieuw) gekeken naar de risicobronnen die binnen de gemeente aanwezig zijn (zie ook bijlage 2);

  • zijn bij het formuleren van de ambities op het gebied van externe veiligheid de ervaringen met het toepassen van de ambities in de huidige beleidsvisie van Zaltbommel meegenomen (zie hieronder bij paragraaf 1.6);

  • is geanticipeerd op de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid (zie paragraaf 1.7);

  • is rekening gehouden met de relevante wijzigingen in de EV-regelgeving (zie paragraaf 1.8).

1.5 Doel van een beleidsvisie externe veiligheid

De ‘Beleidsvisie Externe Veiligheid Zaltbommel en Maasdriel’ is opgesteld met als primair doel om een goede bouwsteen te hebben voor de Omgevingsvisie (2.0 versie) en het Omgevingsplan. Daarnaast bevat de beleidsvisie een beoordelingskader om bepaalde taken door de gemeente en ODR (namens gemeente) sneller, uniformer en beter uit te kunnen voeren dan zonder een dergelijk kader. Hiermee worden ad hoc besluiten zo veel mogelijk voorkomen. Het gaat dan met name om de beoordeling van:

  • -

    initiatieven voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten nabij activiteiten met EV-risico's;

  • -

    vergunningaanvragen en meldingen voor activiteiten met EV-risico's;

  • -

    vergunningaanvragen voor bouwen van activiteiten op korte afstand van specifieke activiteiten met EV-risico's.

1.6 Ervaringen EV-beleid

In gemeente Zaltbommel is al meerdere jaren met een beleidsvisie externe veiligheid gewerkt. Hieruit is gebleken dat:

  • 1.

    de huidige ambitie voor het in beginsel niet toelaten van een “bijzonder kwetsbaar object” binnen 200 m van de Waal mogelijk te scherp is;

  • 2.

    het niet altijd duidelijk is wat beschouwd moet worden als een “bijzonder kwetsbaar object”;

  • 3.

    het niet toelaten van een BRZO-bedrijf en een BEVI (of een met BEVI vergelijkbaar) bedrijf op een ander bedrijventerrein dan het zuidelijk deel van De Wildeman I, als onnodig belemmerend werd ervaren;

  • 4.

    een ambitie ontbreekt voor de aanpak/werkwijze bij het toelaten en/of uitbreiden van activiteiten met EV-risico’s, waarbij de gemeente niet het bevoegd gezag is, zoals het verhogen van risicoplafonds langs het spoortraject Meteren - Den Bosch (door Ministerie I&W).

Hierdoor konden ontwikkelingen geen doorgang vinden terwijl de EV-risico's relatief klein waren of moesten er, om de vestiging van een BEVI-bedrijf mogelijk te maken, zwaardere procedures worden doorlopen.

Verder heeft gemeente Maasdriel nog niet gewerkt met een EV-visie. Door het ontbreken van richtinggevende ambities zijn in enkele situaties ad-hoc-beslissingen genomen om kwetsbare functies nabij risicobronnen (onder voorwaarden) toe te staan. Een EV-beleid met ambities had meer richting kunnen geven aan de besluitvorming.

1.7 Modernisering omgevingsveiligheid

Landelijke ervaringen met het externe veiligheidsbeleid zijn aanleiding geweest voor accentverschuivingen, die verwerkt zijn in de Omgevingswet. Eén van de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet is het bereiken en in stand houden van een veilige fysieke leefomgeving.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1. Integrale beschouwing leefomgeving

De Omgevingswet gaat over het zoeken van de balans tussen aspecten in de leefomgeving (zoals omgevingsveiligheid) en andere belangen en belanghebbenden (zoals inwoners en initiatiefnemers). Het bevoegd gezag bepaalt volgens de instructieregels uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) of en wanneer mensen voldoende zijn beschermd tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit wordt gerealiseerd door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd tegen de gevaren van een brand, explosie of gifwolk door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het veilig inrichten en gebruiken van de leefomgeving is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van publieke en private partijen en niet enkel een taak van de overheid.

In de omgevingsvisie geeft het bevoegd gezag een integrale langetermijnvisie (10-15 jaar) op noodzakelijke en gewenste ontwikkelingen binnen haar grondgebied met de omgevingskwaliteit die daarbij gewenst is. Externe Veiligheid (EV) is een relevant aspect van de gewenste leefomgevingskwaliteit. Het is daarom van belang dat het bevoegd gezag een keuze maakt over het gewenste beschermingsniveau in relatie tot de gevaren van een brand, explosie of gifwolk.

In het omgevingsplan vindt een evenwichtige toedeling van functies aan locaties plaats. Daarnaast worden hierin de beschermingsdoelstellingen verder uitgewerkt. Het bevoegd gezag heeft hierbij de bestuurlijke afwegingsruimte om regels toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities. De beschermingsdoelstellingen worden in het omgevingsplan geformuleerd aan de hand van planregels. Hierbij kan gedacht worden aan regels over de te bereiken doelen, omgevingswaarden, open of gesloten normen en beoordelingsregels.

De Omgevingswet treedt naar verwachting in werking op 1 januari 2024. Vanaf dat moment is de toepassing van het gemoderniseerde omgevingsveiligheidsbeleid juridisch verplicht. Overheden hoeven echter niet te wachten met het toepassen van het beleid. Zij kunnen nu al voorsorteren op de Omgevingswet en het nieuwe omgevingsveiligheidsbeleid.

1.8 Wijzigingen in EV-regelgeving

In deze paragraaf worden de belangrijkste wijzigingen in de externe veiligheid regelgeving ten gevolge van de Omgevingswet behandeld. Achtereenvolgens komen aan de orde: de aandachtsgebieden, het beschermen van zeer kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties, het aanwijzen van voorschriftengebieden en de aanscherping van de regels voor het toelaten van milieubelastende activiteiten. Hoe de gemeenten daarmee om willen gaan, komt in hoofdstuk 2 “Ambities” aan bod.

1.8.1 Aandachtsgebieden in plaats van groepsrisico

Onder de oude wetgeving werd het ‘groepsrisico’ gehanteerd als instrument om risico’s in beeld te brengen rondom activiteiten met gevaarlijke stoffen. Dit groepsrisico werd als een technisch en abstract begrip ervaren en was moeilijk uit te leggen aan bestuurders en burgers. Daarom is onder de Omgevingswet besloten hiervoor een toegankelijker en begrijpelijker model te ontwikkelen: de aandachtsgebieden. In de wet worden drie soorten aandachtsgebieden onderscheiden. Deze aandachtsgebieden vormen samen 'schillen' met verschillende afstanden tot de risicobron:

  • -

    De binnenste schil is het brandaandachtsgebied, omdat het effect van een brand vaak minder ver reikt dan de effecten van een explosie of gifwolk. Bij hogedruk aardgasleidingen is het brandaandachtsgebied echter relatief groot en gelden geen andere aandachtsgebieden;

  • -

    Daaromheen ligt het explosieaandachtsgebied;

  • -

    De buitenste schil is het gifwolkaandachtsgebied.

Dit zijn de gebieden rondom een activiteit met EV-risico’s waarin mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen, onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Aandachtsgebieden:

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk

De aandachtsgebieden maken inzichtelijk in welk gebied zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor personen in gebouwen kunnen voordoen. Het gaat hier om het resterend risico van risicovolle activiteit. Binnen het aandachtsgebied moet worden nagedacht over het ontwerpen van een veilige omgeving. Deze aandachtsgebieden zijn in een aantal gevallen kleiner (zie bijlage 2) dan "invloedsgebieden", waarbinnen op grond van de huidige EV-regelgeving een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten. In hoofdstuk 2 is uitgewerkt hoe de gemeente in de toekomst met ontwikkelingen binnen de aandachtsgebieden om wil gaan.

In bijlagen 2 en 3 en op de online EV-signaleringskaart is aangegeven welke risicobronnen relevant zijn en welke externe veiligheidszones van toepassing zijn op grond van de huidige en nieuwe regelgeving. Daarnaast zijn daar de consequenties van de nieuwe regelgeving en van de nieuwe ambities van deze beleidsvisie beschreven.

Opgemerkt wordt dat bepaalde zaken in het nieuwe omgevingsveiligheidsbeleid vrijwel ongewijzigd zijn gebleven. Dit betreft onder meer de wettelijke norm voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6/jaar). Deze norm geldt ter plaatse van (zeer) kwetsbare gebouwen/locaties als grenswaarde en moet zodoende in acht moet worden genomen. Ter plaatse van beperkt kwetsbare gebouwen en locaties geldt deze norm als richtwaarde of standaardwaarde. De online EV-signaleringskaart is vooralsnog niet openbaar en uitsluitend toegankelijk voor medewerkers van de deelnemende gemeenten, omgevingsdienst en veiligheidsregio. Een groot deel van de kaartbeelden in de online EV-signaleringskaart is voor een ieder te raadplegen via https://www.risicokaart.nl/kaarten/openbare-risicokaart.

1.8.2 Het beschermen van (zeer) kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen of locaties

De te beschermen personen kunnen zich volgens de definities uit het BKL bevinden in zeer kwetsbare gebouwen of (beperkt) kwetsbare gebouwen/locaties. De indeling in kwetsbaarheid wordt met name bepaald door de mate van zelfredzaamheid van de personen. Waar in de gemeenten welke objecten zijn toegestaan kan worden vastgelegd in bestemmingsplannen of het omgevingsplan.

afbeelding binnen de regeling

De zeer kwetsbare gebouwen vormen in het omgevingsveiligheidsbeleid een nieuwe categorie ten opzichte van de huidige EV-regelgeving. In de huidige EV-visie van Zaltbommel zijn echter al wel ambities voor deze zeer kwetsbare objecten opgenomen. Het gaat hierbij om gebouwen waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld basisscholen, ziekenhuizen of kinderdagverblijven.

1.8.3 Het beschermen van mensen op (beperkt) kwetsbare locaties binnen attentiegebieden

In de Omgevingswet ontbreekt een afwegingskader voor mogelijke maatregelen om de veiligheid voor mensen op buitenlocaties te verhogen, zowel voor kleine als grote incidenten met gevaarlijke stoffen. Mensen op buitenlocaties, bijvoorbeeld op campings, sportvelden en evenemententerreinen, zijn niet beschermd door een gebouw en worden daarom blootgesteld aan meer warmtestraling, overdruk en hogere concentraties giftige stoffen. Bovendien kunnen mensen, door de mogelijke afwezigheid van bebouwing, ook buiten de aandachtsgebieden onvoldoende beschermd zijn tegen de gevaren van brand, explosie en/of een gifwolk. In veel gevallen kunnen zij zich niet in veiligheid brengen. Aandachtsgebieden zijn meestal te klein om het gesprek over voldoende bescherming of risicoacceptatie voor mensen op locaties buiten op gang te brengen, terwijl de Omgevingswet wel vereist rekening te houden met relevante aspecten van branden, rampen en crises op kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties. Om inzichtelijk te maken in welk gebied zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties kunnen voordoen is in de handreiking “Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties” het begrip attentiegebieden geïntroduceerd. Binnen deze gebieden kunnen zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties voordoen. Ook kan in specifieke situaties hulpverlening niet plaatsvinden binnen dit gebied, omdat de warmtestraling daar te hoog voor is. Binnen een attentiegebied moeten mensen die zich in de buitenlucht bevinden snel in staat zijn te vluchten of te schuilen. Daarom wordt door veiligheidsregio’s geadviseerd om ambities voor het toelaten van kwetsbare locaties binnen attentiegebieden in visies, programma’s en plannen op te nemen. Bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare locatie binnen attentiegebieden moeten dan extra maatregelen overwogen worden. De ambities voor het toelaten van buitenlocaties binnen attentie- brand-, explosie en gifwolkaandachtsgebieden zijn in § 2.4.3 “ambities voor nieuwe situaties” uitgewerkt.

1.8.4 Het aanwijzen van voorschriftengebieden

De gemeente kan ervoor kiezen om in een omgevingsplan een brand- en/of explosieaandachtsgebied aan te wijzen als brand- en/of explosievoorschriftengebied. In zo’n voorschriftengebied gelden op grond van het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna BBL) dan extra bouwvoorschriften (of gelijkwaardige maatregelen) gericht op bescherming tegen een brand en/of explosie. Deze voorschriften gelden echter alleen bij nieuwbouw! De gemeente kan er ook voor kiezen om een kleiner of geen brand- of explosievoorschriftengebied aan te wijzen. Alleen voor locaties voor nieuwe “zeer kwetsbare gebouwen” gelegen binnen een brand- of explosieaandachtsgebied geldt dat deze verplicht als voorschriftengebied moeten worden aangewezen. Een gifwolkaandachtsgebied daarentegen kan niet worden aangewezen als voorschriftengebied. Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet geldt overigens wel voor alle nieuwbouw dat een mechanisch ventilatiesysteem centraal afschakelbaar moet zijn. Het beleid ten aanzien van het aanwijzen van voorschriftengebieden is uitgewerkt in hoofdstuk 3 van deze visie.

1.8.5 Aanscherping regels voor toelaten milieubelastende activiteit met EV-risico's

De regels voor het toelaten van nieuwe meldingsplichtige milieubelastende activiteiten met veiligheidsafstanden, zoals nieuwe propaantanks, zijn aangescherpt. De hoofdregel is dat de veiligheidsafstand blijft binnen de begrenzing, waarbinnen de activiteit wordt verricht. Over het algemeen betreft dit het perceel waarop de onderneming is gevestigd. Van deze hoofdregel kan relatief eenvoudig worden afgeweken als voldaan wordt aan (één van de) voorwaarden die genoemd zijn in het Besluit Activiteiten Leefomgeving.

1.8.6 Register Externe Veiligheidsrisico’s

Onder de Omgevingswet gebeurt het verzamelen en beheren van gegevens over externe veiligheidsrisico's met het Register Externe Veiligheidsrisico's door de ODR. Eenieder kan de informatie uit het Register Externe Veiligheidsrisico's (REV) bekijken op een kaart via de Atlas Leefomgeving. Zo kan een beeld worden verkregen van de risico's in een betreffende leefomgeving. Het register is ook van belang voor het bevoegd gezag, die de informatie gebruikt in de besluitvorming over omgevingsvergunningen en omgevingsplannen.

2 Ambities gemeenten Zaltbommel en Maasdriel

2.1 Inleiding

Om in een vroeg stadium helder te krijgen wat op het gebied van externe veiligheid wettelijk moet en waar afwegingsruimte zit, is deze beleidsvisie externe veiligheid opgesteld. Deze visie is gebaseerd op de Omgevingswet versie november 2022. Bij het toelaten van nieuwe kwetsbare functies nabij risicovolle activiteiten én het toelaten of uitbreiden van risicovolle activiteiten zijn de wettelijke regels van toepassing en daarnaast ook de ambities die in dit hoofdstuk zijn uitgewerkt.

In onderstaande ambities is onderscheid gemaakt in ambities voor bestaande situaties (§ 2.3) en ambities voor nieuwe situaties (§ 2.4). Daarnaast is het gewenst om per te onderscheiden gebiedstype ambities te hanteren, deze zijn uitgewerkt in § 2.4.3. Tot slot is voor de directe omgeving van het bedrijf Sachem een objectgerichte ambitie geformuleerd4 (zie § 2.4.2.).

De ambities hebben in veel gevallen betrekking op (de omgeving van) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in de bijlagen VII tot en met X van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna BKL) en vuurwerkverkooppunten.

De ambities kunnen op grond van zowel de huidige regelgeving als Omgevingswet worden gebruikt. Daarnaast kan deze visie, voor wat betreft het aspect externe veiligheid, worden gebruikt als input c.q. inspiratiedocument voor de Omgevingsvisie 2.0 versie, Programma en/of Omgevingsplan.

2.2 Bestuurlijke afwegingsruimte

De Omgevingswet en het gemoderniseerde omgevingsveiligheidsbeleid bieden ruimte voor het bevoegd gezag om binnen kaders eigen afwegingen te maken over de kwaliteit en bescherming van de fysieke leefomgeving. Bestuurlijke afwegingsruimte biedt het bevoegd gezag (het decentrale bestuur) ruimte om regelgeving toe te spitsen op de lokale situatie en de lokale ambities.

In deze EV-visie is daaraan voor nieuwe situaties invulling aangegeven door het opnemen van:

  • Beoordelingsprincipes bij het toelaten of uitbreiden van milieubelastende activiteiten met EV-risico's (zie ambities 10 en 12);

  • Beoordelingsprincipes bij het toelaten van (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties binnen aandachtsgebieden (zie ambitie 10);

  • Beoordelingsprincipes bij het toelaten van nieuwe (beperkt) kwetsbare locaties binnen (grote) attentiegebieden (zie ambitie 11);

  • Voorwaarden voor het toestaan van beperkt kwetsbaar objecten binnen PR 10-6 contouren van Sachem (zie ambitie 9);

  • Gebiedsgerichte ambities met veel/weinig restricties (ja, ja-mits, nee-tenzij, nee) voor nieuwe risico-veroorzakende en risico-ontvangende activiteiten (zie ambitie 13, 14 en 15);

  • Dichthedenbeleid bij het toelaten van (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties binnen (delen van) aandachtsgebieden (zie ambitie 10.d.);

  • Organisatorische ambities voor de uitvoering van EV-taken (zie ambitie 1 t/m 8);

  • Uitgangspunten voor aanwijzing van (bouw)voorschriftengebieden in het omgevingsplan (zie hoofdstuk 3.

Voor de bestaande situatie is aan de bestuurlijke afwegingsruimte in deze EV-visie invulling gegeven door het opnemen van:

  • Een ambitie om onderzoek uit te voeren naar mogelijke maatregelen voor een betere bescherming van (groepen verminderd zelfredzame) personen rond (specifieke) bestaande risicovolle activiteiten (zie ambitie 1);

  • Een ambitie voor het z.s.m. aanpassen van vergunningen en ruimtelijke besluiten bij beëindiging van een risicovolle activiteit (zie ambitie 2);

  • Een ambitie op basis waarvan wordt geborgd dat een vergunning voor een risicovolle activiteit actueel is en voldoet aan de best bestaande technieken (zie ambitie 3);

  • Een ambitie op basis waarvan een adequaat toezicht op risicovolle activiteiten is geborgd (zie ambitie 4);

  • Een ambitie op basis waarvan een adequate verzameling, registratie en ontsluiting van relevante EV-gegevens is geborgd (zie ambitie 5).

2.3 Ambities voor bestaande situaties

De gemeenten hanteren de onderstaande ambities bij bestaande situaties van activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.

  • 1.

    Bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico’s worden geaccepteerd, maar in bepaalde situaties wordt gestreefd naar het reduceren van relevante risico's. Dit geldt in ieder geval voor situaties, waarbij personen in zeer kwetsbare gebouwen of een groot aantal personen in kwetsbare gebouwen/locaties binnen het meest relevante deel van een brand- of een explosieaandachtsgebied onvoldoende zijn beschermd. De gemeenten laten onderzoeken waar deze situatie aan de orde is, en welke zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn. Ter voorkoming of beperking van veiligheidsrisico’s worden de volgende rangorde van maatregelen worden aangehouden:

    • het toepassen van bronmaatregelen,

    • het toepassen van omgevingsmaatregelen (maatregelen in het overdrachtsgebied) en/of,

    • het organiseren van aanvullende risicocommunicatie.

  • 2.

    Bij beëindiging van een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, waarbij niet wordt voldaan aan de ambities voor nieuwe situaties, zal de relevante vergunning en het relevante bestemmings- c.q. omgevingsplan zo spoedig mogelijk worden aangepast zodat die activiteiten daarna daar niet meer kunnen plaatsvinden.

  • 3.

    Een vergunning voor een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, die niet actueel is, wordt zo spoedig mogelijk geactualiseerd.

  • 4.

    De gemeenten5 zorgen voor adequaat toezicht op activiteiten met externe veiligheidsrisico’s.

  • 5.

    De gemeenten zorgen voor een adequate verzameling, registratie en ontsluiting van alle relevante gegevens over externe veiligheidsrisico's (waarbij de gemeenten het bevoegd gezag zijn conform de bepalingen in hoofdstuk 10 van het Besluit kwaliteit leefomgeving) door deze taken uit te besteden aan Omgevingsdienst Rivierenland.

  • 6.

    Aan de inwoners van de gemeenten Zaltbommel en Maasdriel wordt door de gemeente bekend gemaakt waar zij informatie kunnen vinden over de aanwezige risico’s en de te volgen gedragsrichtlijn bij een calamiteit.

2.4 Ambities voor nieuwe situaties

2.4.1 Organisatorische ambities

De gemeenten hanteren bij:

  • het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving van aanwezige activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, en

  • het toelaten of uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico's, de onderstaande organisatorische ambities.

Ambitie 1

In samenwerking met de veiligheidsregio, omgevingsdienst en overige partners draagt de gemeente zorg voor een ruimtelijk ordeningsproces waarin veiligheidsrisico’s vroegtijdig, vanaf de eerste initiatieven, worden onderkend en meegewogen bij de inrichting en het gebruik van de ruimte (en de bouwwerken daarbinnen).

Ambitie 2

Een activiteit met externe veiligheidsrisico’s, die volgens de Omgevingswet6 niet als zodanig is aangewezen, wordt op een gelijke wijze behandeld als een activiteit, die volgens de Omgevingswet wel als zodanig is aangewezen. Vergelijkbare risicovolle activiteiten zijn bijvoorbeeld: het langdurig (> 24 uur) parkeren van tankwagens met gevaarlijke stoffen, buurtbatterijen, tankstations en vuurwerkverkooppunten en routes gevaarlijke stoffen.

Ambitie 3

Een specialist omgevingsveiligheid (van Omgevingsdienst Rivierenland en Veiligheidsregio Gelderland-Zuid) worden vanaf de initiatieffase betrokken bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied dat ligt binnen:

  • a.

    de 200 m zone van een aangewezen transportroute of een andere EV-relevante transportroute, indien een (zeer) (beperkt) kwetsbaar gebouw wordt toegelaten;

  • b.

    het invloedsgebied of aandachtsgebied (met een afkapgrens van 1500 m) van een aangewezen transportroute of een andere EV-relevante transportroute, indien een zeer kwetsbaar gebouw of (beperkt) kwetsbare locatie wordt toegelaten;

  • c.

    het invloedsgebied of aandachtsgebied van een relevante buisleiding;

  • d.

    de grootste EV-zone7 van een stationaire risicovolle activiteit.

De betreffende risicobronnen en de relevante zones zijn aangegeven op een EV-signaleringskaart.

Ambitie 4

Een standaard verantwoordingstekst, waarbij beknopt wordt ingegaan op de verplichte verantwoordingselementen, mag worden gebruikt bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied, waarbij de gevolgen op een zwaar ongeval zeer gering zijn en/of de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid/bestrijdbaarheid redelijk tot goed zijn. Hiervan is sprake indien:

  • -

    een plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een basisnetroute of een andere relevante transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, maar buiten de 200 meter van deze transportroute, mits,

  • -

    binnen het invloedsgebied geen zeer kwetsbaar gebouw of (beperkt) kwetsbare locatie wordt toegelaten8.

Ambitie 5

Een specialist externe veiligheid (van de Omgevingsdienst Rivierenland en zo nodig de Veiligheidsregio) worden vanaf de initiatieffase betrokken bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit op grond waarvan een nieuwe activiteit met externe veiligheidsrisico’s wordt toegelaten.

Ambitie 6

Bij het toelaten van activiteiten met EV-risico’s, waarbij de gemeente niet het bevoegd gezag is (zoals het verhogen van risicoplafonds voor het vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor Meteren-Den Bosch of de vergunningverlening voor een BRZO-bedrijf), zal de gemeente in een vroeg stadium in overleg treden met het relevante bevoegde gezag. De gemeente zal in goed overleg invloed uitoefenen en belangen afwegen.

Ambitie 7

Het college of een verantwoordelijk wethouder wordt in ieder geval actief betrokken bij:

  • a.

    een initiatief voor het toelaten van een risico-ontvanger binnen een gebied waarop de ambitie “Nee tenzij” van toepassing is;

  • b.

    een initiatief van een bedrijf met externe veiligheidsrisico’s, waarbij (geprojecteerde) (zeer) kwetsbare functies komen te liggen binnen een nieuw aandachtsgebied.

2.4.2 Objectgerichte ambities

Ambitie 8

Voor (de omgeving van) het bedrijf Sachem geldt dat:

  • a.

    de PR 10-6 contour bij een toekomstige uitbreiding van Sachem niet buiten de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone-bevi’, zoals aangegeven in bestemmingsplan Zaltbommel Van Voordenpark, mag komen te liggen;

  • b.

    vestiging van kwetsbare objecten binnen de onder a. genoemde ‘veiligheidszone-bevi’ niet is toegestaan.

Ambitie 9

Met betrekking tot de beoordeling van externe veiligheidsrisico’s vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de volgende ambities van toepassing:

  • a.

    Naast de aangewezen basisnetroutes voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen wordt het spoortraject Meteren-Boxtel beschouwd als een EV-relevante transportroute. Dit spoortraject is onder het Basisnet nog niet aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. Het is echter nu al duidelijk dat wanneer het traject gereed is, er structureel transport van gevaarlijke stoffen plaats zal vinden. Provinciale en gemeentelijke wegen worden niet als EV-relevante transportroute.

  • b.

    Indien binnen de Bommelerwaard het aantal transporten van met name brandbaar gas significant toeneemt, moeten we beoordelen of de route als een EV-relevante transportroute moet worden beschouwd.

  • c.

    Voor nieuwe ontwikkelingen met een relevant transport van gevaarlijke stoffen geldt dat deze wordt aangewezen als EV-relevante transportroute indien het aantal transportbewegingen van tankwagens met brandbaar gas (stofcategorie GF3) 500 of meer bedraagt.

2.4.3 Gebiedsgerichte ambities en beoordelingsprincipes

De gemeenten hanteren bij:

  • het toelaten van nieuwe (zeer/beperkt) kwetsbare objecten in de omgeving van aanwezige activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, en

  • het toelaten of uitbreiden van (nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico's, de onderstaande gebiedsgerichte ambities en beoordelingsprincipes.

Ambitie 10

Binnen een brand- of explosieaandachtsgebied9 geldt een maatwerk aanpak. Dit betekent dat maatregelen (van licht tot zwaar) worden overwogen en toegepast ter bescherming van personen in gebouwen en op locaties, waarbij de kans op relevante scenario's en de hoogte van het risico wordt meegewogen. Bij het ontwerpen van gebouwen, het inrichten van de omgeving en/of het toelaten van (nieuwe of uitbreiding van bestaande) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden de volgende opeenvolgende principes, die elkaar opvolgen als treden van een ladder:

  • a.

    Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase

    Initiatiefnemer geeft vorm aan een participatieproces waarbij belanghebbenden zoals omwonenden, de ODR en de VRGZ vroegtijdig worden geïnformeerd over het initiatief, de EV-risico’s en mogelijke maatregelen. De belangen en visie van de belanghebbenden worden in de uitwerking van het initiatief meegenomen.

  • b.

    Voorkom of beperk de risico’s:

    Onderzocht wordt in hoeverre zinvolle bronmaatregelen ter voorkoming of beperking van het risico kunnen worden getroffen. Als deze mogelijk en haalbaar zijn, worden deze maatregelen getroffen.

  • c.

    Houd afstand tot de risicobron:

    Ter bescherming van personen in een (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouw of locatie binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt onderzocht in hoeverre de afstand tot de risicobron kan worden vergroot. Het aanhouden van een relatief grote afstand is vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen, locaties met veel personen en woongebieden. Als zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen.

  • d.

    Beperk de (toename) omvang en dichtheid van de bevolking:

    Onderzocht wordt in hoeverre zinvolle maatregelen kunnen worden getroffen om het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in (zeer) kwetsbare gebouwen of locaties kunnen worden beperkt. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Als het groepsrisico verwaarloosbaar is, is onderzoek naar maatregelen niet zinvol.

  • e.

    Ontwerp bouwwerken en omgeving die bescherming bieden en snel te verlaten zijn:

    Ter bescherming van personen in (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- of explosieaandachtsgebied wordt onderzocht in hoeverre zinvolle omgevingsmaatregelen (zoals een grindbed, greppel of aarden wal) kunnen worden getroffen. Daarnaast wordt onderzocht in hoeverre gebouwen en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen. Binnen nader te bepalen zones of contouren binnen de aandachtsgebieden, bijvoorbeeld de 100% letaalzones van een fakkelbrand bij breuk van een aardgasleiding, is van groot belang dat een nieuw zeer kwetsbaar gebouw zodanig wordt uitgevoerd dat er geen slachtoffers binnenshuis kunnen vallen.

  • f.

    De omgeving maakt snel en effectief optreden van de hulpdiensten mogelijk:

    Ter bescherming van personen in (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties binnen een brand- en aandachtsgebied, wordt onderzocht in hoeverre de fysieke leefomgeving zodanig is ingericht dat deze bijdraagt aan snelle en effectieve hulpverlening. Hulpverleners kunnen bijvoorbeeld sneller optreden wanneer bereikbaarheid en aanrijdroutes van gebieden, bouwwerken, bedrijven en evenemententerreinen doordacht zijn. Adequate voorzieningen voor bluswater zorgen voor een snelle en effectieve bestrijding van incidenten waardoor de gevolgen van incidenten beperkt worden.

  • g.

    Toepassen aanvullende bouwkundige maatregelen (via aanwijzing voorschriftengebied):

    Binnen brand- en/of explosievoorschriftengebieden gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw als aanvulling op andere (omgeving)maatregelen die voor het gehele brand- en/of aandachtsgebied gelden. Uitgangspunt is dat deze voorschriftengebieden voor nieuwe kwetsbare gebouwen worden aangewezen waar ze zinvol zijn10. Eventueel kunnen gelijkwaardige maatregelen worden getroffen, waarmee de kans op een ongewoon voorval of het overlijden van een persoon in een (zeer) kwetsbaar gebouw kleiner wordt.

Bovenstaande beoordelingsprincipes zijn in onderstaande tabel samengevat.

afbeelding binnen de regeling

Als mensen door maatregelen onvoldoende (kunnen) worden beschermd tegen de gevolgen van een relevant ongevalsscenario waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen, kiest de gemeente voor het accepteren van het resterend risico (bijvoorbeeld o.b.v. een zeer kleine kans en/of een laag groepsrisico) of verleent zij geen medewerking aan het mogelijk maken van het (buitenplans) initiatief.

Ambitie 11

Binnen een gifwolkaandachtsgebied en attentiegebied gelden de volgende principes:

  • a.

    Participatie en communicatie (over risico’s) vanaf de initiatieffase tot en met de gebruiksfase Initiatiefnemer geeft vorm aan een participatieproces waarbij belanghebbenden zoals omwonenden, de ODR en de VRGZ vroegtijdig worden geïnformeerd over het initiatief, de EV-risico’s en mogelijke maatregelen De belangen en visie van de belanghebbenden worden in de uitwerking van het initiatief meegenomen.

  • b.

    Ter bescherming van personen in een (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouw binnen een gifwolkaandachtsgebied en in een (kwetsbare) locatie binnen een attentiegebied wordt onderzocht in hoeverre gebouw(en) en omgeving voldoende mogelijkheden bieden om te schuilen en/of deze veilig te ontvluchten. Indien zinvolle maatregelen mogelijk en haalbaar zijn, worden deze getroffen.

Ambitie 12

In aanvulling op bovengenoemde principes gelden voor nieuwe activiteiten of uitbreiding van bestaande activiteiten met (middelgrote of grote) externe veiligheidsrisico’s de volgende principes:

  • a.

    De relevante contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6 contour) moet zijn gelegen binnen de begrenzing van de locatie waarop de activiteit plaatsvindt of binnen gronden van derden met de bestemming verkeer, groen en/of water. Indien deze contour vanwege de vergunde situatie hieraan niet voldoet, mag deze niet worden vergroot. Wat betreft Sachem verwijzen we naar ambitie 9.

  • b.

    Er is sprake van een gunstige aanvoerroute11 indien regelmatig aanvoer van brandbaar gas nodig is.

Ambitie 13

Voor de toepassing van de gebiedsgerichte ambities onderscheidt de gemeente vier gebiedstypen:

  • a.

    Woon- en kantoorgebieden: Dit zijn gebieden met veel restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's.

  • b.

    Bedrijventerreinen type A: Dit zijn gebieden met de minste restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's, maar veel restricties voor (zeer) kwetsbare functies.

  • c.

    Bedrijventerreinen type B: Dit zijn gebieden met veel restricties voor activiteiten met externe veiligheidsrisico's, maar geen restricties voor (zeer) kwetsbare functies.

  • d.

    Landelijk gebied: Dit zijn gebieden met weinig restricties voor gebiedseigen activiteiten met externe veiligheidsrisico's.

De indicatieve begrenzing van deze gebieden zijn aangegeven op de EV-signaleringskaart (zie bijlage 3 en/of de online viewer).

Ambitie 14

Ambities voor ontwikkelingen binnen specifieke risicozones

Type risicozone

Nieuwe (beperkt) kwetsbare functies

 

Zeer kwetsbaar gebouw

Kwetsbaar gebouw

Kwetsbare locaties

Beperkt kwetsbaar gebouw

Beperkt kwetsbare locatie

Brand- of explosie-

aandachtsgebieden

Nee tenzij***:

  • -

    er sprake is van een zwaarwegend belang

  • -

    ambitie 10 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 10 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 10 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 10 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 10 voldoende is verantwoord

Gifwolk-

aandachtsgebieden

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Attentiegebieden

Ja

Ja

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

Ja

Ja mits:

  • -

    ambitie 11 voldoende is verantwoord

  • *

    Tot in werking treden van de Omgevingswet gaat het ook om invloedsgebieden (of standaardtekstzones) aan weerszijden van relevante transportroutes tot een maximum van 1500 of 4000 meter. Mogelijk worden bij of na het inwerking treden van de Omgevingswet ook gifwolkaandachtsgebieden aan weerszijden van deze transportroutes met 300 of 1500 meter aangewezen.

  • **

    De attentiegebieden zijn nog niet in beeld, maar zijn over het algemeen groter dan de aandachtsgebieden.

  • ***

    “Nee tenzij” in deze ambitie is niet van toepassing op ontwikkelingen binnen de explosieaandachtsgebieden, welke in het kader van de Omgevingswet mogelijk nog voor de Waal, het Kanaal van St. Andries en de Maas worden aangewezen. Voor het toelaten van zeer kwetsbare gebouwen binnen de explosieaandachtsgebieden van deze transportroutes geldt dan de ambitie “Ja mits”.

Ambitie 15

Ambities voor woon- en kantoorgebied, landelijk gebied en bedrijventerreinen

Type gebied

Nieuwe en uitbreiding van bestaande activiteiten met EV-risico’s

Nieuwe (beperkt) kwetsbare functies (buiten EV-zones)

 

Klein

Middelgroot

BRZO

Zeer kwetsbare gebouwen

Kwetsbare gebouwen en locaties

Beperkt kwetsbare gebouwen en locaties

Woon- en kantoorgebieden

Nee tenzij:

*1 en *3

Nee

Nee

Ja

Ja

Ja

Landelijk gebied

Ja

Nee tenzij:

- *2 en

-  *4

Nee

Ja

Ja

Ja

Bedrijventerrein type A

Ja

Ja, mits:

- *4

Nee, tenzij:

- *3 en

-  *4

Nee

Nee, tenzij:

- *3

Ja

Bedrijventerrein type B

Ja

Nee tenzij:

- *3 en

-  *4

Nee

Ja

Ja

Ja

  • 1*

    het een gasdrukregel- en meetstation of een buurtbatterij t.b.v. lokale energieopslag betreft. Bij het toestaan hiervan zijn de wettelijke regels van toepassing.

  • 2*

    het betreft de uitbreiding van een bestaande vergunde activiteit met externe veiligheidsrisico’s, de vestiging van een tankstation, het langdurig parkeren van tankwagens met gevaarlijke stoffen of de vestiging van een gebiedseigen risicobron (zoals een propaantank met bevoorrading > 5 keer per jaar) of het realiseren van een ammoniakkoelinstallatie.

  • 3*

    er sprake is van een zwaarwegend belang12 voor de realisatie.

  • 4*

    De beoordelingsprincipes onder ambitie 10 en 12 voldoende zijn verantwoord.

Definitie activiteiten met EV-risico’s:

  • Klein: meldingsplichtige risicovolle activiteiten zonder aandachtsgebied en propaantanks met bevoorradingsfrequentie van maximaal 5x per jaar. Hieronder vallen ook risicovolle activiteiten als buurtbatterijen en tankstations (zonder verkoop van LPG, waterstof, CNG of LNG) waarvoor nu nog geen afstandseisen gelden maar op termijn mogelijk wel.

  • Middelgroot: alle overige meldings- en vergunningplichtige risicovolle activiteiten met uitzondering van BRZO-bedrijven.

  • BRZO: risicovolle activiteiten waarop het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 2015) van toepassing is.

3 Aanwijzen van voorschriftengebieden

In paragraaf 1.4 van deze visie is vermeld dat de gemeente ervoor kan kiezen om in een omgevingsplan een brand- en/of explosieaandachtsgebied, of een deel daarvan, aan te wijzen als brand- en/of explosievoorschriftengebied. In een voorschriftengebied gelden op grond van het BBL extra bouwvoorschriften gericht op bescherming tegen een brand- en/of explosie. Deze voorschriften zijn alleen van toepassing bij nieuwbouw. Voor locaties in het omgevingsplan waar een zeer kwetsbaar gebouw is toegelaten binnen een aandachtsgebied heeft de gemeente geen afwegingsruimte. De gemeente is verplicht deze locaties als voorschriftengebied aan te wijzen.

Daarom zullen de locaties met nog niet benutte bebouwingsmogelijkheden voor nieuwbouw van een "zeer kwetsbaar gebouw" binnen een brand- of explosieaandachtsgebied, worden geïnventariseerd en op de signaleringskaart worden aangegeven. Na deze inventarisatie zal worden onderzocht of het mogelijk is:

  • de brand- en explosieaandachtsgebieden zodanig te verkleinen dat de geïnventariseerde locaties niet meer liggen binnen deze aandachtsgebieden,

  • de bebouwingsmogelijkheden voor een "zeer kwetsbaar gebouw" ongedaan te maken, of

Indien bovenstaande maatregelen niet mogelijk zijn en het aannemelijk is dat een zeer kwetsbaar gebouw op korte termijn zal worden uitgebreid of gerealiseerd, zullen voorbereidingen met betrekking tot het vaststellen van een voorschriftengebied worden getroffen.

Voor nieuwbouw van "(beperkt) kwetsbare gebouwen" geldt geen verplichting tot aanwijzing van brand- of explosieaandachtsgebieden als voorschriftengebieden. Omdat de uitvoering van de extra bouwvoorschriften hoge kosten met zich mee brengen en deze maatregelen niet altijd de gewenste bescherming bieden, zal ten aanzien van de bescherming van (beperkt) kwetsbare objecten terughoudend worden omgegaan met de aanwijzing van voorschriftengebieden. Dit betekent dat in de toekomst, in het kader van de vaststelling van het omgevingsplan, per situatie nut en noodzaak van de aanwijzing van een voorschriftengebied zal worden afgewogen.

In de afweging voor het aanwijzen van een voorschriftengebied zullen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • +*

    Het aanwijzen van een voorschriftengebied geeft mogelijkheid tot een gesprek tussen bevoegd gezag en initiatiefnemer over eventueel extra beschermingsmaatregelen.

  • +

    De initiatiefnemer voor een plan in een voorschriftengebied mag bij het bevoegd gezag een plan indienen om op een gelijkwaardige wijze te voldoen aan de bouwkundige maatregelen uit het BBL.

  • -**

    De bouwkundige maatregelen uit het BBL leveren niet op elke afstand van de risicobron voldoende bescherming. Dicht bij de risicobron hebben de bouwkundige veiligheidsmaatregelen doorgaans geen effect. In voorkomende gevallen vragen we advies bij de Veiligheidsregio.

  • -

    Er is grote diversiteit in de gebouwen die bouwkundig beschermd dienen te worden. Het beschermen van personen in bedrijfshallen (met een lage personendichtheid en verblijftijd) heeft minder prioriteit dan het beschermen van personen in bijvoorbeeld woningen.

  • -

    Omgevingsmaatregelen (maatregelen in de omgeving die bijdragen aan de veiligheid van een gebied waarin mensen (in gebouwen) verblijven) hebben doorgaans de voorkeur boven bouwkundige maatregelen aan individuele gebouwen. Omgevingsmaatregelen kunnen effectiever (meer veiligheidswinst) en efficiënter (bescherming meerdere gebouwen) zijn.

* Het plusteken (+) staat voor ‘voordeel’

** Het minteken (-) staat voor ‘nadeel’

4 Implementatie van het externe veiligheidsbeleid

Na vaststelling door de gemeenteraad van de Beleidsvisie EV, passen wij tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet uitgangspunten en ambities uit deze visie toe bij het vaststellen van omgevingsbesluiten en de vergunningverlening voor risicobedrijven. Dit doen we uiteraard naast het in acht nemen van de wettelijke regels.

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet hebben we andere instrumenten tot onze beschikking waarmee de uitgangspunten en ambities uit deze visie kunnen worden geborgd. De belangrijkste instrumenten zijn:

  • de omgevingsvisie;

  • het omgevingsplan;

  • en het programma.

Hieronder is uitgewerkt hoe we om willen gaan met deze instrumenten.

De omgevingsvisie

In de omgevingsvisie 2.0 wordt uitgewerkt op welke wijze wij gebiedsgericht omgevingsbeleid willen toepassen. Deze EV-visie zal worden gebruikt als bouwsteen of als inspiratiedocument voor het onderdeel omgevingsveiligheid in de omgevingsvisie.

Zolang dit beleid nog niet is verwerkt in de 2.0 versie van de omgevingsvisie worden de uitgangspunten en ambities in deze visie naast de wettelijke regels toegepast bij de beoordeling van en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen waarbij externe veiligheid/omgevingsveiligheid een rol speelt.

Het omgevingsplan

Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet neemt de gemeente in een nog op te stellen omgevingsplan de instructieregels ‘omgevingsveiligheid’ uit het Besluit kwaliteit leefomgeving in acht. Het grootste deel van deze instructieregels kent geen keuzemogelijkheden voor het bevoegd gezag. Voor het toedelen van functies aan gebieden en de omgang met aandachts- en voorschriftengebieden (zie § 1.4 en H3) is er wel beleidsruimte. De ambities ten aanzien van het al dan niet toelaten van functies en activiteiten in woon- en kantoorgebieden, in landelijk gebied en op bedrijventerreinen, evenals de omgang met de aandachts- en voorschriftengebieden zijn verwoord in § 2.4.3 “Gebiedsgerichte ambities” en hoofdstuk 3. Deze ambities worden (voor zover mogelijk) geborgd in het omgevingsplan.

Dit kan door:

  • in het omgevingsplan een vergunningplicht op te nemen voor de risicovolle activiteiten indien volgens deze EV-visie voor de vestiging daarvan “Nee tenzij” of “Ja mits” aan de orde is;

  • In het omgevingsplan een vergunningplicht op te nemen voor (zeer) kwetsbare gebouwen indien volgens deze EV-visie voor de vestiging daarvan “Nee tenzij” of “Ja mits” aan de orde is;

  • deze (deels) op te nemen in de (beoordelings)regels van het omgevingsplan;

  • in het omgevingsplan vast te leggen dat binnen bepaalde gebieden nader omschreven functies en activiteiten in beginsel niet zijn toegestaan. Het initiatief kan vervolgens worden getoetst aan de ambities uit deze visie (eventueel vast te leggen in een programma omgevingsveiligheid). Uit die toetsing moet blijken of de buitenplanse omgevingsplanactiviteit door middel van een omgevingsvergunning kan worden toegestaan.

Het programma omgevingsveiligheid

De uitgangspunten en ambities uit hoofdstuk 2 van deze visie kunnen desgewenst worden opgenomen in een nog op te stellen programma omgevingsveiligheid. De beoordeling en besluitvorming rondom activiteiten en ontwikkelingen, waarbij externe veiligheid c.q. omgevingsveiligheid een rol speelt, moet dan volgens het programma omgevingsveiligheid worden uitgevoerd. Op deze wijze wordt geborgd dat de in de omgevingsvisie m.b.t. omgevingsveiligheid opgenomen (globale) gebiedsgerichte doelstellingen worden gerealiseerd.

BIJLAGE 1: Gehanteerde begrippen en afkortingen

Attentiegebied

Binnen dit gebied kunnen zich bij een incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor mensen op buitenlocaties voordoen. In de Omgevingswet ontbreekt een geografische afbakening van het gebied waar zich bij een groot incident met gevaarlijke stoffen nog levensbedreigende gevolgen voor personen kunnen voordoen. De Omgevingswet vereist echter wel rekening te houden met relevante aspecten van branden, rampen en crises (Bkl 5.2) op kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties. Om hier invulling aan te geven is het begrip “Attentiegebieden” in de handreiking “Omgevingsveiligheid Mensen op buitenlocaties, versie 2.5; 18 juli 2019” geíntroduceerd.

Basisnet

Basisnet als bedoeld in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De overheid ontwikkelde het Basisnet: om gevaarlijke stoffen te kunnen blijven vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen binnen Nederland en om de risico's voor omwonenden langs de transportroutes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het Basisnet maakt gemeenten verder duidelijk waar nog nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gebouwd, zoals woningen.

Bestrijdbaarheid

De bestrijdbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit.

Bevoegdgezag

Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving.

Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen.

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes.

BKL

Besluit kwaliteit leefomgeving

BLEVE

Een bleve is een afkorting voor "boiling liquid expanding vapour explosion" (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Een bleve kan voorkomen bij een houder die gevuld is met een stof die onder atmosferische omstandigheden en temperatuur een gas is maar op lage temperatuur en of hogere druk een vloeistof zoals lpg. De houder bevat dan een laag vloeistof met een laag gas erboven.

BLEVE koud

Een koude BLEVE wordt veroorzaakt door een externe beschadiging, bijvoorbeeld een botsing. Hierdoor scheurt de ketel open. LPG komt vrij en ontsteekt direct. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De effecten van een koude BLEVE zijn warmtestraling, overdruk en scherfwerking . Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken.

BLEVE warm

Een warme BLEVE wordt veroorzaakt doordat een aanwezige brand de druk in de ketel doet oplopen. Hierdoor verzwakt en bezwijkt de ketel. LPG komt vrij en ontsteekt. Er ontstaat een vuurbal en een drukgolf. De effecten van een warme BLEVE zijn warmtestraling, overdruk en scherfwerking. Deze effecten kunnen slachtoffers, schade en brand in de omgeving veroorzaken.

Brandaandachtsgebied

Brandaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

Brandvoorschriftengebied

Brandvoorschriftengebied als bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

Bronmaatregelen

Maatregelen bij de bron van risico’s, gericht op het wegnemen of terugdringen van de oorzaken van de gevaren.

Geprojecteerde (beperkt) kwetsbaar object / geprojecteerde risicobron

Nog niet aanwezig object c.q. niet aanwezige risicobron dat of die op grond van het voor het betrokken gebied geldende (onherroepelijke) bestemmingsplan toelaatbaar is.

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO 2015)

Effect

De effecten ten gevolge van:

  • explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling;

  • brand;

  • toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen;

  • calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Onder effecten verstaan we in dit externe veiligheidsbeleid uitsluitend dodelijke slachtoffers van een ongeval met gevaarlijke stoffen die direct ( dus niet na enige tijd) bij het zich voordoen van een calamiteit vallen.

Explosie

Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij:

  • brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG;

  • sommige vluchtige vloeistoffen;

  • patronen en andere munitie;

  • professioneel en consumentenvuurwerk;

  • sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest;

  • stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout.

Explosieaandachtsgebied

Explosieaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, tweede lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

Explosievoorschriftengebied

Explosievoorschriftengebied bedoeld in artikel 5.14, eerste lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

Gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan.

Gifwolkaandachtsgebied

Gifwolkaandachtsgebied als bedoeld in artikel 5.12, derde lid Besluit kwaliteit leefomgeving.

Grenswaarde plaatsgebonden risico

Door de beoordelingsregels kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning alleen verlenen als ze de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht neemt. De grenswaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. Deze grenswaarde geldt voor kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties. Het in acht nemen betekent dat het bevoegd gezag er niet van mag afwijken.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico volgens artikel 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het groepsrisico is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval. Dit geldt voor beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brandaandachtsgebied, een explosieaandachtsgebied en een gifwolkaandachtsgebied.

Hulpdiensten

Brandweer, geneeskundige hulpverlening en politie.

Instructieregel

Een instructieregel is een algemene regel waarmee een bestuursorgaan aan een ander bestuursorgaan aangeeft hoe dat orgaan een taak of bevoegdheid moet uitoefenen. Instructieregels gaan over de inhoud, toelichting of motivering van een instrument dat een bestuursorgaan op grond van de Omgevingswet kan inzetten.

Invloedsgebied

Gebied waarin volgens de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet) personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld.

Kwetsbare gebouwen of locaties

Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip kwetsbaar gebouw of kwetsbare locatie. Kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld woningen, ziekenhuizen, grote kantoorgebouwen etc. Kwetsbare locaties zijn bijvoorbeeld recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen, recreatief nachtverblijf voor meer dan 50 personen en evenementen in de open lucht voor ten minste 5.000 personen.

Letaliteit / Letaalafstand 100%

Onder letaliteit wordt verstaan de "mate van dodelijkheid" van een fenomeen (bijvoorbeeld blootstelling aan een gevaarlijk stof, een brand of een explosie) voor degenen die eraan worden blootgesteld. De 100% letaalafstand, is de afstand waarbinnen 100% van de aanwezigen, ten gevolge van een calamititeit komt te overlijden.

Oriëntatiewaarde (OW)

Betreft een toetsingswaarde, die het karakter heeft van een oriënterende waarde, waarvan op grond van de vigerende EV-regelgeving (nog van toepassing tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet) het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriëntatiewaarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status.

Plaatsgebonden Risico (PR)

Plaatsgebonden risico: risico als bedoeld in artikel 5.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. Het plaatsgebonden risico is de kans op het overlijden van een onbeschermd en continu aanwezig persoon buiten de begrenzing van de locatie waar een activiteit wordt verricht als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval veroorzaakt door die activiteit.

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer, kortweg PHS, is een programma van ProRail, NS en de diverse goederenvervoerders waarin gezocht wordt naar manieren om de huidige infrastructuur beter te benutten, zodat er op de drukste lijnen een patroon gereden kan worden met 6 stoptreinen, 6 intercity's en 2 goederentreinen per uur per richting.

Risicobron

De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij:

  • bedrijven, genoemd in het BEVI, waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen en drempelwaardelijst bedrijven;

  • routes en pijpleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.

Risicovolle activiteit

Activiteit met externe veiligheidsrisico’s als bedoeld in bijlage VII tot en met X bij het Besluit kwaliteit leefomgeving evenals vuurwerkverkooppunten, waarvoor veiligheidsafstanden gelden

Risicocontouren

Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

Standaardtekstekstzone

Binnen deze zone mag voor de verantwoording van het groepsrisico een standaard verantwoordingstekst worden gebruikt, waarbij beknopt wordt ingegaan op de verplichte verantwoordingselementen. In het kader van de beleidsvisie externe veiligheid Bommelerwaard mag deze worden gebruikt bij een ruimtelijk besluit voor een plangebied, waarbij de gevolgen op een zwaar ongeval zeer gering zijn en/of de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid/bestrijdbaarheid redelijk tot goed zijn. Hiervan is sprake indien:

  • -

    een plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een basisnetroute of een andere relevante transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, maar buiten de 200 meter van deze transportroute, mits,

  • -

    binnen het invloedsgebied geen zeer kwetsbaar gebouw of (beperkt) kwetsbare locatie wordt toegelaten .

Het gebruik van de standaard verantwoordingstekst is van toepassing tot het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Standaardwaarde plaatsgebonden risico (voorheen richtwaarde)

Het bevoegd gezag moet rekening houden met een standaardwaarde voor het plaatsgebonden risico. Deze standaardwaarde is ten hoogste 1 op de miljoen per jaar. De standaardwaarde geldt voor beperkt kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare locaties. Rekening houden met betekent een inhoudelijke sturing op de belangenafweging. Dit geeft het bevoegd gezag beoordelingsvrijheid. Het bevoegd gezag mag dus afwijken van deze standaardwaarde. Ze moet daar dan wel goede redenen voor hebben en ze moet dit goed motiveren.

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Zeer kwetsbare gebouwen

Onder bijlage VI van het Besluit kwaliteit leefomgeving is een definitie opgenomen van het begrip zeer kwetsbaar gebouw. Het gaat hierbij om gebouwen waar groepen personen verblijven met een beperkte zelfredzaamheid, zoals minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten. Zeer kwetsbare gebouwen zijn bijvoorbeeld ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, gevangenissen basisscholen en scholen voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking of kinderdagverblijven.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn:

  • preventieve voorlichting/communicatie;

  • planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een

  • verminderde zelfredzaamheid;

  • infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen e.d.;

  • maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;

  • mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimten (te controleren/reguleren), beter glas, nooduitgangen, etc

BIJLAGE 2: Activiteiten met externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeenten

  • Voor de gemeente zijn de volgende activiteiten met externe veiligheidsrisico's het meest relevant op grond van de huidige en nieuwe regelgeving:

Relevante risicobronnen

aantal

Grootste PR 10-6 contour, veiligheidsafstand of breedte belemmeringenstroken

(o.g.v. huidige en nieuwe regelgeving)

Grootste afstand tot grens van invloedsgebied

(o.g.v. huidige regelgeving)

Grootste afstand tot grens aandachtsgebied*

(o.g.v. nieuwe regelgeving)

Mogelijke consequenties van nieuwe regelgeving en ambities

1

Hogedruk aardgasleidingen

 

5 m

45 - 250 m

45 - 250 m

  • -

    Maximale omvang van EV-zones verandert niet; dat geldt ook voor de max. omvang van EV-zones die relevant zijn voor een maatwerkverantwoording bij het toelaten van woningen;

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij het realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brandaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied (dit heeft gevolgen voor locatie in Alem) **;

  • -

    Maasdriel: Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw “zeer kwetsbaar gebouw” (nee tenzij) binnen brandaandachtsgebied toe te laten;

  • -

    Zaltbommel: Nieuw is dat binnen buitenste deel van het brandaandachtsgebied in beginsel geen nieuw "zeer kwetsbaar gebouw" (nee tenzij) wordt toegelaten; volgens EV'-visie Zaltbommel 2014-2018 gold dit alleen binnen het binnenste deel van dit gebied (namelijk binnen de 100% letaalzone);

  • -

    Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brandaandachtsgebied vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen.

2

Kerosineleiding (defensie)

 

5 m

30 m

te berekenen

waarschijnlijk ca. 30 m

  • -

    Omvang brandaandachtsgebied nog niet bekend, maar waarschijnlijk circa 30 meter;

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brandaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied (heeft gevolgen voor enkele locatie in kern van Zaltbommel) **;

  • -

    Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw zeer kwetsbaar gebouw toe te laten binnen brandaandachtsgebied;

  • -

    Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brandaandachtsgebied vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen.

3

Betuweroute

 

30 m

4000 m

200 m

mogelijk 300 of 1500 m

  • -

    Op dit moment zijn alleen een brand- en explosieaandachtsgebied van resp. 30 en 200 m aangewezen. Mogelijk wordt ook een gifwolkaandachtsgebied van 1500 m aangewezen. Deze reikt niet meer tot het grondgebied van Bommelerwaard. De maximale omvang van de EV-zones wordt in ieder geval kleiner.

4

spoortraject Meteren-Den Bosch ***

 

0 m

ca. 1000 m

200 m

mogelijk 300 m

  • -

    Maximale omvang van EV-zones wordt kleiner, maar de relevante EV-zones voor een maatwerkverantwoording bij het toelaten van woningen veranderen niet;

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brand- en explosieaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied **;

  • -

    Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw zeer kwetsbaar gebouw toe te laten binnen brand- of explosieaandachtsgebied van max. 200 meter (volgens EV-visie Zaltbommel 2014-2018 gold dit nog niet voor het spoortraject);

  • -

    Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brand- en explosieaandachtsgebied (max. 200 meter) vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen. Dit beoordelingsprincipe is al eerder toegepast nabij het spoortraject, maar niet op grond van een ambitie.

5

A2

 

0 m

880 m

200 m

mogelijk 1500 m

  • -

    Maximale omvang van EV-zones wordt kleiner, maar de relevante EV-zones voor een maatwerkverantwoording bij het toelaten van woningen veranderen niet;

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brand- en explosieaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied **;

  • -

    Maasdriel: Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw “zeer kwetsbaar gebouw” (nee tenzij) binnen brandaandachtsgebied toe te laten; deze ambitie gold al volgens de EV-visie van Zaltbommel 2014-2018;

  • -

    Volgens nieuwe beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brand- en explosieaandachtsgebied (max. 200 meter) vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen. Dit beoordelingsprincipe is al eerder toegepast nabij de A2, maar niet op grond van een ambitie.

6

Waal, Kanaal van St.Andries en Maas in oostelijke richting

 

0 m

1000 m

mogelijk 30, 200 of 300 m

  • -

    Er zijn nog geen brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebieden aangewezen die reiken tot resp. 30, 200 en 300 m, maar mogelijk gaat dit wel gebeuren;

  • -

    Maasdriel: Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw “zeer kwetsbaar gebouw” (nee tenzij) toe te laten binnen brandaandachtsgebied van max. 30 m (volgens EV-visie Zaltbommel 2014-2018 gold dit voor de 200 m zones).

 

BRZO (Seveso) bedrijven

2

zie risicokaart

900-1200 m

te berekenen

  • -

    Zaltbommel: Voorwaarde uit vorige EV-visie dat nieuwe "bijzonder kwetsbare objecten" in beginsel niet gerealiseerd mogen worden binnen de PR 10-8 contour (met maximum van 200 m) vanwege een Bevi-inrichting, waarbij het vrijkomen van toxische stoffen een relevant scenario is, is niet overgenomen .

  • -

    Nieuwe ambitie om nieuwe BRZO (Seveso) bedrijven in beginsel niet (op bedrijventerreinen van type A) of niet (overig grondgebied) toe te laten.

8

Gaswinningslocatie Poederoijen

1

pm

??

te berekenen

  • -

    Min. van EZK is het bevoegd gezag; de actuele omvang van de PR 10-6 contour, het invloedsgebied en aandachtsgebieden is niet bekend;

  • -

    Zaltbommel: Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brand- en explosieaandachtsgebied vooral van belang voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen.

9

Covaco

1

ca. 80 m

1500 m

te berekenen

  • -

    Nieuwe ambitie voor treffen zinvolle maatregelen binnen een gifwolkaandachtsgebied bij toelaten zeer kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties;

  • -

    Zaltbommel: Voorwaarde uit vorige EV-visie dat nieuwe "bijzonder kwetsbare objecten" in beginsel niet gerealiseerd mogen worden binnen de PR 10-8 contour (met maximum van 200 m) vanwege een Bevi-inrichting, waarbij het vrijkomen van toxische stoffen een relevant scenario is, is niet overgenomen .

10

LPG-tankstations,

vergunningplichtige propaanopslag, en langdurige stalling van propaantankwagens

6

25 tot 105 m

160 m

rond grote propaantank langs A2 (nabij Bruchem) geldt een groter invloedsgebied

160 m

rond grote propaantank langs A2 (nabij Bruchem) en stalling tankwagens van Gulliker moeten actuele aandachtsgebieden nog berekend worden; mogelijk zijn deze groter dan het invloedsgebied;

  • -

    Door nieuwe inzichten moet in enkele gevallen een grotere PR 10-6 afstand aangehouden worden rond LPG-vulpunten; dit is echter niet op grond van ambities; daarnaast wordt de omvang van de maximale EV-zone rond de grote propaanopslag langs de A2 (nabij Bruchem) en stalling van tankwagens bij Gulliker mogelijk groter;

  • -

    Maasdriel: Nieuwe ambitie om in beginsel geen nieuw "zeer kwetsbaar gebouw" binnen brand- of explosieaandachtsgebied toe te laten; 

  • -

    Zaltbommel: Nieuw is dat binnen het buitenste deel van het aandachtsgebied in beginsel geen nieuw "zeer kwetsbaar gebouw" (nee tenzij) wordt toegelaten; volgens EV'-visie Zaltbommel 2014-2018 gold alleen binnen een het binnenste deel van dit gebied (namelijk de 100% letaalzone, ca. 160 m);

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brand- en explosieaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied **;

  • -

    Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brand- en explosieaandachtsgebied vooral van belang voor kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen.

  • -

    Nieuwe beoordelingsprincipes bij het toelaten van activiteiten met EV-risico’s binnen bepaalde gebieden;

11

Kleine propaantanks met grote bevoorradingsfrequentie ****

< 5

25-50 m

n.v.t.

160 m

  • -

    Omvang van grootste EV-zone wordt aanzienlijk groter.

  • -

    Aanvullende bouwtechnische eisen of gelijkwaardige maatregelen bij realiseren van geprojecteerd zeer kwetsbaar gebouw binnen brand- en explosieaandachtsgebied door wettelijk verplichte aanwijzing van een voorschriftengebied **;

  • -

    Volgens nieuw beoordelingsprincipe is aanhouden van relatief grote afstand binnen brand- en explosieaandachtsgebied (max. 160 meter) vooral van belang voor nieuwe kwetsbare gebouwen en locaties met veel personen.

  • -

    Nieuwe beoordelingsprincipes bij het toelaten van activiteiten met EV-risico’s;

12

Kleine propaantanks met beperkte bevoorradingsfrequentie ***

> 100

25-50 m

n.v.t.

30-50 m

  • -

    Omvang van grootste EV-zone wordt iets groter;

  • -

    Niet toegestaan binnen woon- of kantoorgebied. Verder geen aanvullende ambitie.

13

Bevi-opslag verpakte gevaarlijke stoffen

2

Max. 20 m

n.v.t.

n.v.t

pm

14

Bedrijf met ammoniakkoelinstallatie

1

ca. 80 m

n.v.t.

n.v.t.

pm

15

Overige activiteiten met EV-risico’s, waarvoor alleen een veiligheidsafstand geldt

 

meestal max. 20 m

soms tot 50 m

 
 
  • -

    Inventariseren van locaties risicobronnen met bijbehorende zones is nodig;

  • -

    Mogelijk vastleggen/beperken in omgevingsplan of maatwerkregels;

  • *

    Brand- en explosieaandachtsgebieden zijn met name belangrijk bij ontwerpprincipes voor veiligheid. Binnen een gifwolkaandachtsgebied kan worden volstaan met een centraal afsluitbare ventilatie, die na inwerkingtreden van de Omgevingswet gaat gelden voor alle nieuwbouw.

  • **

    Voor nieuwbouw van "(beperkt) kwetsbare gebouwen" geldt geen verplichting tot aanwijzing van brand- of explosieaandachtsgebieden als voorschriftengebieden, maar wel een motiveringsplicht om dit niet of slechts voor een deel te doen

  • ***

    Deze route is op dit moment nog niet aangewezen als een route voor het structureel vervoer van gevaarlijke stoffen. In verband met het openstellen van de zuidoostboog bij Meteren en (de lopende procedure voor) het realiseren van een nieuwe zuidwestboog zal dit trajectdeel door de Minister wel worden aangewezen als een dergelijke basisnetroute met nader te bepalen risicoplafonds.

  • ****

    Niet bekend is bij welke propaantanks sprake is van een grote bevoorradingsfrequentie, omdat dit veelal niet is vastgelegd in een melding Activiteitenbesluit

BIJLAGE 3: EV-signaleringskaart

Hieronder zijn de afbeeldingen weergegeven van de invloedsgebieden volgens de huidige regelgeving en een voorlopige indicatie van aandachtsgebieden volgens de nieuwe regelgeving. De relevante risicobronnen met bijbehorende zones volgens de huidige en nieuwe regelgeving zijn ook te raadplegen via een online EV-signaleringskaart. Op deze online kaart zijn ook de begrenzingen van woongebieden en bedrijventerreinen (type A en B) weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4. Relevante risicobronnen met invloedsgebieden (maatwerkzones en standaardtekstzones) volgens

de huidige regelgeving

afbeelding binnen de regeling

Figuur 5. Relevante risicobronnen met een voorlopige indicatie van de brand- en explosieaandachtsgebieden

BIJLAGE 4: Begrenzing gebiedstypen

Hieronder is een kaart weergegeven met de (indicatieve) begrenzing van de gebiedstypering. Deze kaart is ook beschikbaar op een online EV-signaleringskaart.

afbeelding binnen de regeling

Voor de typering en het vaststellen van de concrete begrenzingen van bedrijventerreinen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • -

    Voor de begrenzing van bedrijventerreinen is het actuele databestand van IBIS bedrijventerreinen13 leidend. Indien de begrenzing van een nieuw (of uitbreiding van een bestaand) bedrijventerrein, zoals De Wildeman 3 in Zaltbommel en nieuwe terreinen nabij afslag Hedel en rond de Schoofbandweg, nog niet is opgenomen in IBIS bedrijventerreinen kan na afweging van belangen ook gekozen worden voor een alternatieve begrenzing (zoals de begrenzing volgens een voorontwerp bestemmingsplan).

  • -

    Een bedrijventerrein type A is in eerste instantie het deel van een (IBIS) bedrijventerrein, dat in de EV-beleidsvisie Zaltbommel 2014-2018 al was aangewezen voor het onder voorwaarden toelaten van Bevi-inrichtingen. Het gaat dan om het zuidelijk deel (hoven 3 en 4) van Bedrijventerrein De Wildeman 1.

  • -

    Verder komen de delen van een (IBIS) bedrijventerrein, waar een vergunningplichtige activiteit met EV-risico’s (zoals een BRZO/Seveso-activiteit, gaswinning en opslag van toxische vloeistoffen in een tank) plaatsvindt, daarvoor in aanmerking. Het gaat dan om de percelen van Sachem, Mainfreight, Covaco en de nabij Covaco gelegen gaswinningslocatie. Deze zijn daarom in beginsel aangewezen als bedrijventerrein Type A.

  • -

    Daarnaast zijn (nieuwe) bedrijventerreinen, die op ruime afstand van (geprojecteerde) woongebieden, zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen/locaties zijn gelegen en waarbij geen kwetsbare functies of bedrijfswoningen zijn of worden toegelaten, in beginsel geschikt om als Type A aangewezen te worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het nieuwe bedrijventerrein De Wildeman 3 en het nieuw te ontwikkelen terrein ter hoogte van afslag A2 Velddriel/Hedel. Vooralsnog worden deze als Type B aangewezen, maar na een zorgvuldige afweging van belangen, bijvoorbeeld tijdens een procedure voor vaststellen van een bestemmings-/omgevingsplan, kan worden gemotiveerd dat een (deel van een) bedrijventerrein wordt aangewezen als Type A terrein (waar activiteiten met EV-risico’s onder voorwaarden toelaatbaar zijn, maar (zeer) kwetsbare functies niet of in beginsel niet).

Voor de begrenzing van kantoorgebieden is de begrenzing van enkelbestemming ‘Kantoor’ in bestemmingsplan “Zaltbommel, Bedrijventerreinen” leidend.

Voor de begrenzing van woongebieden zijn de actuele grenzen van plangebieden van dorpskernen en aansluitende (nieuwe) woongebieden volgens vigerende bestemmingsplannen en beheerverordeningen leidend. Na afweging van belangen kan de gemeente (onder voorwaarden) ook kiezen voor een alternatieve begrenzing, zoals de grenzen van de bebouwde kommen op grond van de Wet natuurbescherming. In afwijking van deze grenzen wordt een (IBIS) bedrijventerrein binnen deze begrenzing niet als “woongebied” aangewezen;

Het landelijk gebied is het gebied buiten de hiervoor beschreven begrenzingen van woongebieden, kantoorgebieden en bedrijventerreinen.

BIJLAGE 5: Instrument Ruimtelijke Veiligheid

 

Instrument Ruimtelijke Veiligheid (IRV) 2.0

DOEL

De doelstelling van het instrument is het op praktische wijze ondersteunen van gemeenten bij het borgen van veiligheid ‘aan de voorkant’ door afgewogen keuzes te kunnen maken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Concreet kan de veiligheidsregio om advies worden gevraagd bij omgevingsvisies en omgevingsplannen.

BESCHRIJVING METHODE

In het instrument zijn de onderwerpen waarop geadviseerd wordt beschreven en zijn de bronnen waarop de adviezen gebaseerd zijn geborgd.

Dit helpt de IRV-adviseur een onderbouwd advies te geven, maar het geeft ook helderheid aan het bevoegd gezag (gemeente of provincie) dat een advies aanvraagt.

Gelet op de komst van de Omgevingswet en nieuwe ontwikkelingen binnen bijvoorbeeld de thema’s: energietransitie en natuurbrand, moet het instrument worden gezien als groeidocument: het zal de komende tijd nog regelmatig aangepast worden.

PRODUCTEN

Advies op een voorliggend omgevingsplan / omgevingsvisie

SOORT INSTRUMENT

Advieskader

PLANFASE

Initiatief en Ontwerp Fase

SCHAALNIVEAU

Wijk Gemeente Provincie

KWALITATIEF / KWANTITATIEF

Kwalitatief

THEMA’S

Omgevingsveiligheid (voorheen externe veiligheid), hoogwaterveiligheid, evenementenveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorziening, verkeersveiligheid, natuurbrand, sociale veiligheid, veilige energietransitie, extreem weer, overlast grote brandcompartimenten, vitale infrastructuur.

GEZONDHEIDSBEVORDERING

Het onderwerp ‘gezondheid’ is met de nieuwe versie (2021) komen te vervallen. Met de komst van de Omgevingswet is het onderwerp gezondheid sterk verankerd. De gemeente kan de GGD Gelderland-Zuid rechtstreeks om advies vragen.

SOCIALE KWALITEIT

Sociale veiligheid, zie IRV 2021

NATUUR EN WATER

Natuurbrandrisico, hoogwater, extreem weer

DUURZAAMHEID

-

EFFECTMAAT

Divers: o.a. aandachts- en voorschriftengebieden, zones- en risicocontouren vanaf de bron. Zie het IRV voor meer achtergrondinformatie.

TOETSTING AAN EEN NORM

Ja, aan wet- en regelgeving en verschillende richtlijnen

BENODIGDE GEGEVENS

Zie achtergrondinformatie in het IRV 2021

VOORWAARDEN

Niet bekend

VOORDELEN

Helderheid voor het bevoegd gezag en de IRV-adviseur welke onderwerpen beschouwd worden en daarbij inzicht in welke bronnen worden gehanteerd.

NADELEN

Niet bekend

HOE EN DOOR WIE UIT TE VOEREN

Adviseur veiligheidsregio en ruimtelijke ordenaar van de gemeente

EIGENAAR, CONTACTPERSONEN

Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ). Adviseurs Ruimtelijke Veiligheid:

  • -

    Michel van Haaften

  • -

    Jaap van der Donk

  • -

    Thimo Harts

U kunt de adviseurs bereiken via brandweergelderlandzuid@vrgz.nl

BRON (WEBLINK), INTRODUCTIEJAAR

https://www.vrgz.nl/voor-partners/ruimtelijke-veiligheid/

VOORBEELDPROJECTEN

-

EVALUATIE INSTRUMENT

IRV 2021, laatste versie met actualisatiedatum 7-6-2018 komt hiermee te vervallen alsmede de kennisdelen voor ruimtelijke ordenaar en veiligheidsadviseur.

OPMERKINGEN

-


Noot
1

De VRGZ heeft in 2015, samen met ruimtelijke ordenaars van gemeenten en met ketenpartners, een instrument ontwikkeld waarmee de VRGZ het bevoegd gezag in een vroeg stadium multidisciplinair kan adviseren bij ruimtelijke ontwikkelingen: het Instrument Ruimtelijke Veiligheid (IRV). Onder bijlage 5. is een beschrijving van het Instrument Ruimtelijke Veiligheid opgenomen.

Noot
2

Hoewel een windturbinepark in het kader van de Omgevingswet is aangewezen als activiteit met externe veiligheidsrisico's, is deze activiteit niet meegenomen in de beleidsvisie Externe veiiligheid Bommelerwaard. Gelet op de normstelling in de regelgeving en de bepalingen in het Handboek Omgevingsveiligheid is een zorgvuldige afweging van risico's voldoende geborgd.

Noot
3

De gemeente Maasdriel heeft in 2012 wel in concept een Beleidsvisie externe veilkigheid opgesteld. Echter onder meer omdat hierover geen inhoudelijke afstemming met de Veiligheidsregio had plaatsgevonden is deze concept visie niet door het college van b&w en de gemeenteraad vastgesteld.

Noot
4

Door deze ambitie wordt (een deel van) de overeenkomst welke de gemeente Zaltbommel met de provincie Gelderland en Sachem op 13 december 2012 heeft gesloten, geborgd.

Noot
5

Gemeente Zaltbommel en Maasdriel zijn als bevoegd gezag in het kader van de Wabo c.q. de Omgevingswet verantwoordelijk. Omgevingsdienst Rivierenland voert het daadwerkelijke toezicht op de naleving van de regels uit.

Noot
6

Het betreft de in de bijlagen VII tot en met X van het BKL genoemde activiteiten (zie bijlage 6 van deze beleidsvisie).

Noot
7

De grootste EV-zone voor (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen zijn

- tot inwerkingtreden OW: grootste PR 10-6 contour of veiligheidsafstand, of 1% letaalzone (voor zover relevant);

- na inwerkingtreden OW: grootste PR 10-6 contour of veiligheidsafstand of aandachtsgebied;

De grootste EV-zone voor (beperkt) kwetsbare locaties kan liggen tot op grote afstand buiten de aandachtsgebieden.

Noot
8

Deze ambitie geldt tot inwerkingtreden van Omgevingswet.

Noot
9

Dit geldt ook binnen 80 meter van een EV-relevante transportroute.

Noot
10

Opgemerkt wordt dat locaties voor nieuwe “zeer kwetsbare gebouwen” binnen een brand- of explosieaandachtgebied op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving verplicht als voorschriftengebied moeten worden aangewezen (zie §1.4.3).

Noot
11

Een gunstige route voor brandbaar gas is bijvoorbeeld een route over een rijksweg, over een provinciale weg of over een gemeentelijke weg, die is gelegen buiten een woon- of kantoorgebied en waarbij geen (geprojecteerd) zeer kwetsbaar gebouw is gelegen langs deze route.

Noot
12

Een voorbeeld van het een zwaarwegend belang is de verplaatsing van een bestaande activiteit met EV-risico's op ongunstige locatie naar een locatie die gunstiger is gelegen.

Noot
13

Integraal bedrijven informatiesysteem provincie Gelderland.