Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht (Financiële verordening gemeente Dordrecht)

Geldend van 27-07-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht (Financiële verordening gemeente Dordrecht)

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 28 maart 2023;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Dordrecht:

Financiële verordening gemeente Dordrecht

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities en afkortingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de organisatie van de gemeente Dordrecht en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • -

    AU: Algemene uitkering Rijk, verdeeld op basis van objectieve maatstaven, voor de raad vrij afweegbare middelen;

  • -

    BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • -

    Begrotingscriterium: Is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • -

    Begrotingssaldo (-overschot of -tekort): Het bedrag dat ontstaat door de begrote lasten af te trekken van de begrote baten. Dit bedrag wordt begroot als resultaat (toevoeging aan het eigen vermogen) om de lasten en baten van exploitatiebegroting op elkaar te laten aansluiten. Indien de realisatie exact aansluit op de begroting is dit het rekeningresultaat, dat via bestemming doorgaans aan de algemene reserve (eigen vermogen) wordt toegevoegd/onttrokken. Bij een positief saldo is sprake van begrotingsoverschot, bij een negatief saldo van begrotingstekort.

  • -

    Bestuursperiode: De periode op de dag dat de gemeenteraad wordt geïnstalleerd na gemeenteraadsverkiezingen en eindigt op de dag dat de nieuwe gemeenteraad wordt geïnstalleerd na de daarop volgende gemeenteraadsverkiezingen.

  • -

    Bijdragenstaat: Een overzicht van bijdragen die deelnemers aan de regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten verschuldigd zijn aan de gemeente Dordrecht voor de uitvoering van taken die de gemeente Dordrecht voor één of meer van de deelnemende partijen uitvoert;

  • -

    Doelmatigheid: Het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt

  • -

    mogelijke inzet van middelen;

  • -

    Doeltreffendheid: De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het

  • -

    beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • -

    DU: Decentralisatie-uitkering Rijk, tijdelijke uitkering op basis van specifieke maatstaven, voor de raad vrij afweegbare middelen;

  • -

    Exploitatiebudget: Begrote baten en lasten voor een activiteit die direct in de jaarlijkse

  • -

    exploitatiebegroting worden verantwoord, waar eventueel een mutatie van een (bestemmings)reserve tegenover staat;

  • -

    Investering(skrediet): Kosten van de aanschaf of productie van een goed of verzameling

  • -

    identieke of met elkaar samenhangende goederen, met een gebruiksduur van 1 jaar

  • -

    of meer, waarvan de lasten in delen - in de vorm kapitaallasten - in de exploitatiebegroting worden verantwoord. Het door de raad gevoteerde krediet(bedrag) begrenst het mandaat van het college om uitgaven te doen;

  • -

    IU: Integratie-uitkering Rijk, verdeeld op basis van specifieke maatstaven, voor de raad vrij afweegbare middelen;

  • -

    Jaar: Een kalenderjaar.

  • -

    Kapitaallasten: Rente en afschrijvingen tezamen;

  • -

    Nieuw beleid: (Uitbreiding van) activiteiten, waarover de raad nog niet heeft besloten en/of nog geen dekking is opgenomen in de begroting;

  • -

    Meerjaren-investeringsplan: Het overzicht van de geplande investeringen voor de komende 4 jaar;

  • -

    Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium: Is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen;

  • -

    Personeelskosten: Werkgeverslasten van vast personeel (categorie 1.1 loonkosten vast personeel BBV) plus kosten van ingehuurd/gedetacheerd personeel (categorie 3.5.1 ingeleend personeel BBV);

  • -

    Planperiode: Een periode van een aantal jaren waarbinnen een activiteit of project uitgevoerd wordt, vaak gekoppeld aan reserves en investeringskredieten;

  • -

    Producten: Door het college vastgestelde indeling van eenheden waarin de programma's in overzichten en bedragen in het programmaplan zijn onderverdeeld;

  • -

    Rapporteringsgrens: Een afspraak, zoals de raad ook maakt met de externe accountant, waarbij de raad aangeeft boven welke rapporteringsgrens het college geconstateerde tekortkomingen in de rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf moet toelichten;

  • -

    Rechtmatigheidsverantwoording: De rapportage van college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • -

    Renteschema: Een vanuit BBV verplicht voorgeschreven overzicht met betrekking tot rente dat moet worden opgenomen in de paragraaf financiering van zowel de begroting als de jaarrekening;

  • -

    SPUK: Specifieke uitkering, meestal met een bestedingsverplichting en verantwoording richting Rijk en daarmee voor de raad niet vrij afweegbare middelen;

  • -

    Staand beleid: Uitvoering van wettelijke taken en activiteiten die zijn vastgelegd in de begroting óf een door de raad vastgesteld beleidsplan, waarvoor dekking in de begroting is opgenomen;

  • -

    Taakvelden: In het BBV verplicht voorgeschreven eenheden van soorten activiteiten die gemeenten uitvoeren en daarmee onderlinge vergelijking mogelijk maken;

  • -

    Verantwoordingsgrens: De grens, die ligt binnen de in het BBV toegestane bandbreedte, die het college toepast bij het vaststellen van onrechtmatigheden. Het college geeft in zijn rechtmatigheidsverantwoording aan of de geconstateerde afwijkingen onder de afgesproken grens zijn gebleven;

  • -

    Voorwaardencriterium: Is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

Hoofdstuk 2. Kiezen, sturen en verantwoorden

Artikel 2 Kiezen sturen en verantwoorden

Het college biedt de raad aan het begin van een nieuwe bestuursperiode de nota 'Kiezen, sturen en verantwoorden' ter vaststelling aan. In deze nota worden (wijzigingsvoorstellen op) de inhoudelijke en financiële inrichting van de programmabegroting, de beleidsindicatoren, de P&C-cyclus inclusief opleveringsdata en de onderwerpen waarover de raad (via extra paragrafen/bijlagen) in de P&C-cyclus geïnformeerd wordt vastgelegd.

Artikel 3 Kadernota

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks een Kadernota ter vaststelling aan waarin de kaders voor de begroting zijn opgenomen.

  • 2.

    De Kadernota beslaat het lopende jaar en de 4 kalenderjaren volgend op het jaar van vaststelling van de Kadernota.

  • 3.

    In de Kadernota worden beleidsvoorstellen opgenomen die een beroep doen op aanvullende middelen.

  • 4.

    De basis voor de Kadernota vormen:

    • a.

      de hoofddoelstellingen van het gemeentelijk beleid;

    • b.

      informatie over de financiële positie en verwachte inkomsten en uitgaven van de gemeente, gebaseerd op autonome ontwikkelingen én voorgestelde beleidskeuzes.

    • c.

      structurele effecten van (verwachte) financiële afwijkingen in het lopende jaar.

  • 5.

    Gelijktijdig met de Kadernota biedt het college de raad de "prognose grondbedrijf" en de "herijking parkeerexploitatie" aan, waarin de ramingen van deze exploitaties en bijbehorende reserves worden geactualiseerd en de meerjarenbegroting hierop wordt aangepast. Voorstellen voor nieuw beleid voor deze onderdelen worden opgenomen in de Kadernota en/of apart aan de raad voorgelegd.

Artikel 4 Programmabegroting en begrotingswijzingen

  • 1.

    De programmabegroting wordt opgesteld conform de door de raad bij de nota "Kiezen, sturen en verantwoorden" vastgestelde indeling.

  • 2.

    De (meerjaren)begroting beslaat de 4 kalenderjaren volgend op het jaar van vaststelling van de Kadernota.

  • 3.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting en de financiële positie:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      de ramingen op de onderdelen algemene dekkingsmiddelen, overhead, vennootschapsbelasting en onvoorzien;

    • c.

      de mutaties van reserves;

    • d.

      de opgenomen investeringen in het meerjaren investeringsplan per product.

  • 4.

    Onder elk van de programma's worden ter informatie de baten en lasten per product weergegeven.

  • 5.

    Bij het onderdeel overhead wordt het saldo van lasten en baten op de volgende onderdelen afzonderlijk gepresenteerd:

    • Personeelskosten overheadfuncties;

    • Huisvesting en facilitaire zaken;

    • ICT kosten;

    • Overige lasten en baten.

  • 6.

    Vervangingsinvesteringen, routinematige investeringen, en jaarlijkse exploitatiebudgetten (w.o. die van grondexploitaties) voor staand beleid worden jaarlijks in de meerjarenbegroting toegevoegd aan de laatste jaarschijf en geautoriseerd met het vaststellen van de begroting.

  • 7.

    Bij in de begroting opgenomen nieuw beleid worden de extra opgenomen exploitatiebudgetten en/of investeringskredieten expliciet toegelicht.

  • 8.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke exploitatiebudgetten en van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie wil ontvangen;

  • 9.

    Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan voor welke investeringen en/of exploitatiebudgetten een specifieker autorisatieniveau geldt.

  • 10.

    In de begroting wordt een aansluitingstabel opgenomen waaruit per programma blijkt welke mutaties zijn doorgevoerd ten opzichte van de meerjarenbegroting, die het jaar ervoor door de raad is vastgesteld en de afwijkingen tussen de nieuw toegevoegde jaarschijf en die ervoor.

  • 11.

    Het college streeft naar een zo actueel mogelijke (meerjaren)begroting, waarbij alle beschikbare informatie zoveel en zo goed mogelijk is verwerkt in de programma's en begrotingswijzigingen op een later moment worden beperkt.

  • 12.

    Voor exploitatie-activiteiten en investeringen die niet vallen onder het staand beleid of uitgezonderd zijn op grond van lid 9 van dit artikel, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een (investering)voorstel aan de raad voor;

  • 13.

    Posten groter dan € 100.000 worden als zij naar hun aard incidenteel zijn opgenomen in de staat van incidentele lasten en baten. Posten kleiner dan € 100.000 worden als structureel beschouwd.

  • 14.

    Bij voorstellen die wijziging van de begroting tot gevolg hebben wordt de begrotingswijzing direct bij het raadsvoorstel aan de raad voorgelegd. Indien dit niet mogelijk is wordt de begroting later gewijzigd via een Bestuursrapportage.

  • 15.

    Het college is bevoegd in de begroting te schuiven tussen investeringskredieten, mits:

    • deze verschuiving binnen hetzelfde product en taakveld plaatsvindt én;

    • deze verschuiving niet leidt tot wijziging van in de begroting vastgestelde doelen en activiteiten én;

    • deze verschuiving niet leidt tot hogere structurele lasten in de exploitatiebegroting én;

    • deze verschuiving binnen de vastgestelde planperiode blijft én;

    • deze kredieten geen onderdeel zijn van door de raad aangewezen uitgezonderde onderdelen zoals genoemd in lid 9 van dit artikel.

Artikel 5 Bestuursrapportages

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks twee Bestuursrapportages ter vaststelling aan over de te verwachten afwijkingen aan het einde van het begrotingsjaar op de uitvoering van de vastgestelde begroting(swijzigingen) van de gemeente.

  • 2.

    In

    • a.

      de 1e Bestuursapportage neemt het college, gelijktijdig met de Kadernota, voorstellen op voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen/bijsturen van het beleid o.b.v. gesignaleerde afwijkingen voor het lopende jaar;

    • b.

      de 2e Bestuursapportage neemt het college voorstellen op voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten en het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten voor het lopende jaar.

  • 3.

    De Bestuursrapportage bevat ten minste een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e;

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4.

    In de Bestuursrapportage worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting ongeacht het bedrag toegelicht. Afwijkingen kleiner dan € 100.000 worden alleen opgenomen indien deze politiek relevant zijn of structurele aanpassing van de meerjarenbegroting onvermijdelijk is.

  • 5.

    Indien de voorgestelde begrotingswijziging leidt tot een geactualiseerde begroting met een negatief begrotingsresultaat wordt het voorstel voorzien van (mogelijke) beleidsmaatregelen om te komen tot een sluitende begroting. Het college onderbouwt in dat geval het voorgestelde besluit om in te teren op het eigen vermogen, danwel het voorgestelde besluit om beleidsmaatregelen te nemen om dat te voorkomen. In geval van het laatste wordt aangegeven welk effect dat heeft op de beleidsdoelen en vastgestelde activiteiten in de begroting.

  • 6.

    De raad geeft bij de behandeling aan of hij een (aanvullend) voorstel wil ontvangen voor het bijstellen van beleid.

  • 7.

    Bij de Bestuursrapportage wordt de begroting van het lopende jaar gewijzigd. Structurele effecten worden voorzover hier niet op kan worden bijgestuurd opgenomen in de eerstvolgende Kadernota en/of Begroting.

Artikel 6 (Rijks)bijdragen / Circulaires

  • 1.

    Begrotingswijzigingen als gevolg van gewijzigde (rijks)bijdragen die vrij afweegbaar zijn (AU/IU/DU), worden ter vaststelling een raadsvoorstel aan de raad voorgelegd.

  • 2.

    Voor het verwerken van financiële effecten uit circulaires worden raadsvoorstellen gemaakt met een begrotingswijziging. Indien verwerking van (een deel van de) financiële effecten via een regulier P&C-document (Kadernota, Begroting of Bestuursrapportage) plaatsvindt worden deze duidelijk toegelicht.

  • 3.

    Bedragen die bij circulaires beschikbaar zijn gesteld en waarover de raad voor het einde van het jaar nog geen besluit heeft genomen vallen vrij in het resultaat en worden als onderdeel van de resultaatbestemming toegevoegd aan de algemene reserve, tenzij de raad eerder anders heeft bepaald. Indien het college op een later moment een voorstel aan de raad voorlegt om uitvoering te geven aan taakmutaties en/of alsnog een beroep wil doen op deze middelen, geldt als dekking, in de volgende volgorde: een positief begrotingssaldo, onvoorzien, algemene reserve.

Artikel 7 Jaarverslag, jaarrekening en budgetoverheveling

  • 1.

    Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      welke beoogde beleidsdoelen zijn bereikt;

    • b.

      de activiteiten en projecten die uitgevoerd zijn om de beleidsdoelen te realiseren;

    • c.

      wat de lasten en baten zijn geweest;

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de programmabegroting gestelde doelen.

  • 2.

    Financiële afwijkingen groter dan € 100.000 worden per oorzaak toegelicht. Kleinere verschillen worden niet toegelicht, tenzij deze tezamen per saldo meer bedragen dan € 250.000 per programma.

  • 3.

    Contracten en overeenkomsten, waaruit toekomstige verplichtingen kunnen voortkomen die groter zijn dan € 1 miljoen en waarvoor geen dekking in de meerjarenbegroting is opgenomen worden opgenomen in de gekwantificeerde risicoregistratie. Indien de verplichtingen (vrijwel) zeker zijn:

    • a.

      en de oorzaak betrekking heeft op het verleden, wordt een voorziening gevormd;

    • b.

      en de verplichtingen groter zijn dan € 5 miljoen en toerekenbaar zijn aan toekomstige jaren,

  • worden deze toegelicht bij het onderdeel "niet uit de balans blijkende verplichtingen".

  • 4.

    In een aansluitingstabel wordt per programma inzichtelijk gemaakt op basis van welke raadsbesluiten de programmabegroting, zoals deze oorspronkelijk door de raad is vastgesteld, is gewijzigd.

  • 5.

    Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat. De raad besluit over het overhevelen (bestemmen) van resterend exploitatiebudget en investeringskredieten bij vaststelling van de Jaarstukken op basis van:

    • a.

      een voorstel tot resultaatbestemming voor, op basis van een eerder raadsvoorstel incidenteel verstrekte exploitatiebudgetten, waarvan de uitvoering is vertraagd en het resterende bedrag groter is dan € 100.000, voorzien van een toelichting per onderdeel;

    • b.

      een begrotingswijziging (jaar t+1) waarin nieuwe onttrekkingen uit reserves zijn opgenomen voor reserves (waarvoor geldt dat onttrekking o.b.v. werkelijke lasten plaatsvindt), voorzien van een toelichting op onderdelen waarvoor de verschuiving buiten de planperiode van de reserve valt;

    • c.

      een tabel van investeringen, waarin de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten is opgenomen en wordt aangegeven welke kredieten worden afgesloten en welke worden doorgeschoven, voorzien van een toelichting op onderdelen waarvoor de verschuiving buiten de planperiode van het krediet valt.

  • 6.

    Het college is bevoegd ná afloop van enig boekjaar door te gaan met uitvoering van niet afgeronde activiteiten en projecten, ook al leidt dit tot (tijdelijke) begrotingsonrechtmatigheid, mits:

    • a.

      het een incidentele of tijdelijke activiteit betreft waarmee de raad op basis van een eerder raadsvoorstel heeft ingestemd óf een structurele activiteit betreft die naar verwachting binnen de nieuwe begroting (t+1) kan worden gedekt, én;

    • b.

      binnen de daarbij vastgestelde kaders gewerkt wordt, waaronder het restantbudget of restantkrediet, én;

    • c.

      de resterende middelen zijn/worden opgenomen in de Jaarstukken als voorstel om door te schuiven naar het volgend boekjaar, én;

    • d.

      de raad niet anders heeft besloten.

Artikel 8 EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 9 Overige budgetregels

  • 1.

    Verwachte tekorten op een exploitatiebudget worden in eerste instantie opgelost binnen het product en als dat niet kan, binnen het programma.

  • 2.

    Verwachte tekorten op een jaarschijf van een investeringskrediet worden in eerste instantie opgelost binnen de resterende jaarschijven van het investeringskrediet en als dat niet kan, binnen de overige investeringskredieten, binnen het product.

  • 3.

    Afwijkingen die niet voldoen aan lid 1 of 2 óf politiek relevant zijn worden bij de Bestuursrapportage óf via een separaat raadsvoorstel aan de raad voorgelegd, waarbij een voorstel is opgenomen voor de dekking van de afwijking.

  • 4.

    Lagere dan begrote uitgaven mogen worden ingezet ter compensatie van tegenvallers binnen hetzelfde programma, indien ingezet voor staand beleid.

  • 5.

    Hogere dan begrote inkomsten mogen worden ingezet voor uitgaven in dat begrotingsprogramma indien de externe partij waarvan de bate is ontvangen afdwingbare voorwaarden heeft opgenomen over de besteding van deze middelen, zoals bij een SPUK én deze uitgaven passen binnen het staand beleid. Indien er geen afdwingbare voorwaarden zijn gesteld en/of sprake is van nieuw beleid wordt aan de raad een voorstel voorgelegd voor inzet van de middelen, inclusief een begrotingswijziging voor de aanpassing van de lasten en de baten.

  • 6.

    Voor het lopende jaar wordt zoveel als mogelijk nieuw beleid of intensivering van staand beleid integraal afgewogen bij de Kadernota. Hierop gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      Voorstellen voor nieuw beleid of intensivering mogen tussentijds worden voorgelegd wanneer het voorstel onuitstelbaar en onvermijdelijk is. Wanneer de financiële gevolgen meer dan € 100.000 bedragen worden deze met een separaat raadsvoorstel inclusief begrotingswijziging aan de raad voorgelegd;

    • b.

      Bij een voorstel in het lopende jaar, waarvoor geen dekking kan worden gevonden binnen het programma en/of aanvullende middelen van derden, wordt als dekking aangegeven (in deze volgorde): het begrotingsoverschot, de post onvoorzien, de algemene reserve.

Artikel 10 Wensen en bedenkingen grote onderwerpen

  • 1.

    Het college beslist in ieder geval niet eerder over, onverminderd het bepaalde in de Nota Grondbeleid en Nota garantstellingen en leningen:

    • a.

      de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 600.000, die niet het direct gevolg zijn van de uitvoering van een eerder raadsbesluit - waaronder de uitvoering van de programmabegroting, de structuurvisie en vastgestelde grondexploitaties- en;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties indien:

      • i.

        de weerstandsratio in het geding komt, of;

      • ii.

        de aanvrager herhaalde problematische betalingservaringen heeft gehad, of;

      • iii.

        een marktpartij betrokken is (PPS), en;

    • c.

      het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • ,dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van college te brengen.

  • 2.

    Indien het college acht dat er noodzaak is om snel(ler) te handelen, neemt het college een besluit en informeert zij de raad zo snel mogelijk, zoals beschreven in artikel 11.

  • 3.

    Balansmutaties als gevolg van lid 1 worden daarnaast toegelicht in de Jaarrekening.

Artikel 11 Actieve informatieplicht financiële gevolgen

  • 1.

    Het college en de burgemeester voorzien de raad van alle informatie, die financiële gevolgen heeft of kan hebben, die de raad voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft en neemt daarbij de volgende artikelen in acht.

  • 2.

    Het college informeert de raad tijdig nadat het college een beslissing heeft genomen over een onderwerp of kennis heeft genomen van informatie die ook voor de raad politiek bestuurlijk relevant is.

  • 3.

    Het college en de burgemeester informeren de raad kort en bondig en geeft daarbij, indien relevant, aan welke achterliggende stukken bestaan en waar deze ter inzage liggen, evenals - indien gewenst door het college of de burgemeester - de mogelijkheid en termijn waarbinnen op de informatie kan worden gereageerd.

  • 4.

    Bij het voorzien van informatie worden de bepalingen van de Gemeentewet (art. 25) evenals de Wet Open Overheid gerespecteerd; in deze gevallen zal de niet-openbaarheid c.q. vertrouwelijkheid uitdrukkelijk kenbaar worden gemaakt en zal het college de raad zo veel mogelijk op hoofdlijnen informeren. Het college voorziet de raad in ieder geval van informatie, wanneer er sprake is van de volgende omstandigheden:

    • a.

      Art. 169 lid 4 Gemeentewet, m.a.w. bij de uitoefening van de bevoegdheden van het college genoemd in artikel 160, eerste lid onder e, f, g en h Gemeentewet, indien de raad daarom verzoekt;

    • b.

      Art. 169 lid 5 Gemeentewet, m.a.w. kan de uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in art. 160, eerste lid, onder f, geen uitstel lijden, dan informeert het college de raad zo spoedig mogelijk na het genomen besluit;

    • c.

      Er kan voorzienbaar niet binnen een door de raad vastgesteld kader worden gebleven;

    • d.

      Het gaat om een politiek relevant onderwerp of situatie; dit is o.a. het geval als:

      • i.

        de raad over het onderwerp gaat;

      • ii.

        er voor het onderwerp media-aandacht bestaat;

      • iii.

        het onderwerp actueel leeft in de samenleving.

    • e.

      Er is sprake van een bestuurlijk risico doordat o.a.:

      • i.

        het een conflict betreft met een andere overheid;

      • ii.

        het mogelijk de integriteit van het bestuur kan aantasten;

      • iii.

        er sprake is van een conflict bij een door de gemeente gesubsidieerde maatschappelijke organisatie;

      • iv.

        er aanzienlijke financiële belangen van de gemeente in het geding zijn.

  • 5.

    Ook wordt informatie verschaft:

    • a.

      over stagnerende voortgang van en over eventuele afwijkingen en/of bijstellingen in de vastgestelde bestuurlijke planner.

    • b.

      over stagnerende voortgang van projecten.

    • c.

      over de afhandeling van in de raadsvergadering door portefeuillehouders gedane toezeggingen indien deze niet (geheel) uitvoerbaar blijken.

    • d.

      over in de raad aangenomen moties, voor zover deze niet (geheel) uitvoerbaar blijken.

    • e.

      over de voortgang van vastgestelde bestuursopdrachten.

  • 6.

    Actieve informatie wordt in beginsel verschaft middels een raadsinformatiebrief, ondertekend door het college.

  • 7.

    In afwijking van het vorige lid wordt informatie verschaft:

    • a.

      middels totaallijsten, die telkens bij de raadstukken zijn gevoegd, over de afhandeling van door portefeuillehouders gedane toezeggingen evenals over in raadsvergaderingen aangenomen amendementen en moties, in het geval deze uitvoerbaar zijn;

    • b.

      middels de college-besluitenlijst, over besluiten die het college heeft genomen;

      • i.

        Deze besluitenlijst van de vergadering van het college wordt dusdanig opgesteld dat de onderwerpen evenals de besluiten die hierover zijn genomen, voor de raad inzichtelijk (lees: duidelijk en zelfstandig leesbaar) zijn;

      • ii.

        Het college publiceert het openbare gedeelte van de besluitenlijsten van de vergaderingen van het college binnen dezelfde week na de definitieve vaststelling op de website van de gemeente Dordrecht.

    • c.

      middels persberichten van het college, die gelijktijdig per email naar de pers en naar de griffie ter verspreiding onder de raadsleden worden verzonden

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 12 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1.

    In de rechtmatigheidsverantwoording in de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 2% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 2.

    In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onzekerheden) toegelicht indien deze de rapporteringstolerantie van het jaarlijks vastgestelde controleprotocol overschrijden. In dat geval geeft het college aan waar de bevindingen/afwijkingen betrekking op hebben en voor welk bedrag.

Artikel 13 Voorwaardencriterium

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (externe en interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. De interne wet- en regelgeving betreffen de wet- en regelgeving die door de raad zijn vastgesteld.

  • 2.

    Het college operationaliseert het normenkader in een controleplan en controleprotocol ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 14 Begrotingscriterium

  • 1.

    De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 4.

  • 2.

    Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 3.

    Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als rechtmatig beschouwd in de volgende situaties:

    • a.

      er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren;

    • b.

      er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling;

    • c.

      er is sprake van verplichte bijdragen aan verbonden partijen;

    • d.

      de overschrijding past binnen het staand beleid en is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage aan de raad.

  • 4.

    Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaand beleid van de raad, worden wel opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 15 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Het college stelt regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 16 Lokale heffingen

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een nota Lokale heffingen ter vaststelling aan. In deze nota wordt:

    • a.

      ingegaan op het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

    • b.

      inzichtelijk gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die ten hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden:

    • c.

      vastgelegd wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen;

    • d.

      toegelicht hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

    • e.

      een beschrijving gegeven van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor onroerendezaakbelastingen, parkeerbelasting, hondenbelasting, precariobelasting, logiesheffing, marktgelden, reinigingsrecht, binnenhavengelden, rioolheffing, afvalstoffenheffing, lijkbezorgingsrechten en leges.

  • 3.

    Het college neemt in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV, in ieder geval op:

    • a.

      de kostentoerekening van de geraamde rentekosten, overheadkosten en de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • b.

      een overzicht van geraamde en/of gerealiseerde bedragen voor kwijtscheldingen van lokale heffingen.

Artikel 17 Risicomanagement en weerstandsvermogen

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een nota risicomanagement en weerstandsvermogen ter vaststelling aan. In deze nota wordt:

    • a.

      ingegaan op de beleidskaders van risicomanagement, het opvangen van risico's door het treffen van adequate preventieve maatregelen;

    • b.

      de beschikbare weerstandscapaciteit gedefinieerd;

    • c.

      de norm voor het gewenste weerstandsvermogen bepaald.

  • 2.

    Het college neemt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor dotaties en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelastingen als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan.

Artikel 18 Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een beleidsnota over onderhoud aan kapitaalgoederen ter vaststelling aan. In dit beleid wordt ingegaan op het beoogde onderhoudsniveau, de planning voor het onderhoud en de kosten van onderhoud voor de openbare ruimte, gebouwen en riolering.

  • 2.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte ter vaststelling aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen (incl. kunstwerken, verkeersinstallaties en straatmeubilair).

  • 3.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een rioleringsplan ter vaststelling aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud.

  • 4.

    Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een onderhoudsplan ter vaststelling aan, voor elk ander onderdeel waarvoor een onderhoudsvoorziening is gevormd. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud.

Artikel 19 Financieringsfunctie (treasury)

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een financieringsstatuut en een nota garantstellingen en leningen ter vaststelling aan.

  • 2.

    In het financieringsstatuut wordt het treasurybeleid opgenomen omtrent financieringsactiviteiten, zoals het aantrekken van geldleningen, de daarbij behorende taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • 3.

    In de nota garantstellingen en leningen worden de kaders opgenomen voor het verstrekken van garantstellingen en leningen aan derden.

Artikel 20 Verbonden partijen

Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een nota verbonden partijen ter vaststelling aan. In deze nota worden de kaders voor deelname aan verbonden partijen opgenomen.

Artikel 21 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een nota grondbeleid ter vaststelling aan. In deze nota wordt in ieder geval ingegaan op:

    • a.

      de strategische visie van het grondbeleid van de gemeente (vorm, doel);

    • b.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • c.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan;

    • d.

      bijbehorende instrumenten;

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks een grondprijzenbrief vast met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond, die ter kennisname aan de raad wordt aangeboden.

  • 3.

    De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen eindwaarde.

Artikel 22 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad, als bijlage bij deze verordening, een nota Reserves en Voorzieningen ter vaststelling aan.

  • 2.

    In deze nota wordt ingegaan op het beleid omtrent reserves en voorzieningen, waaronder kaders over vorming en besteding, doel, hoogte, looptijd en voeding van reserves en voorzieningen.

  • 3.

    In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de programma's, producten en taakvelden plaats, conform art. 27 lid 6.

Artikel 23 Waardering & afschrijving vaste activa

1. Het college biedt de raad jaarlijks een meerjaren-investeringsplan ter vaststelling aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende periode.

2. Immateriële en materiële activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in het afschrijvingsbeleid, dat als bijlage bij deze verordening is opgenomen.

Artikel 24 Actualisatie verordening, nota's en statuten

Het college beziet voor op grond van artikelen 16 t/m 23 genoemde documenten afzonderlijk en voor de verordening in zijn geheel, ten minste iedere 4 jaar, of er aanleiding is deze te actualiseren en stemt dit af met de auditcommissie.

Artikel 25 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2.

    Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      hondenbelasting;

    • d.

      parkeerbelasting;

    • e.

      rioolheffing;

    • f.

      afvalstoffenheffing;

  • wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 100.000, een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het gemiddelde werkelijke percentage oninbaarheid van de afgelopen drie jaar.

Artikel 26 Overhead

  • 1.

    De overheadkosten worden administratief gesplitst in "algemene overhead" (lasten en baten die nodig zijn om te kunnen werken, zoals leiding, secretariaat, kantoorartikelen) en "overheaddiensten" (servicetaken, die ook als dienst worden uitgevoerd voor andere gemeenten, zoals ICT, communicatie, financiële administratie).

  • 2.

    De algemene overhead wordt toegerekend aan producten, diensten en heffingen naar rato van de loonsom van het overige personeel (inclusief het onderdeel overheaddiensten). De lasten van het onderdeel overheaddiensten worden vervolgens, na aftrek van de baten, ook toegerekend aan producten, diensten en heffingen naar rato van de loonsom van de overige producten, diensten en heffingen.

Artikel 27 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, wordt daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw) betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe personeelskosten die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe personeelskosten.

  • 6.

    De rente die wordt toegerekend aan activiteiten is gelijk aan de in de begroting opgenomen omslagrente. De omslagrente wordt jaarlijks bij de begroting wordt vastgesteld o.b.v. het ingevulde renteschema. Het te gebruiken rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt jaarlijks door de raad bij de begroting vastgesteld. In de begroting wordt de berekening opgenomen, voorzien van een toelichting.

  • 7.

    In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend.

  • 8.

    Bij projectfinanciering worden de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van de omslagrente.

Artikel 28 Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarbij de betreffende levering als levering in het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 29 Paragrafen

  • 1.

    In de begroting en jaarrekening worden minimaal de in het BBV aangegeven verplichte paragrafen opgenomen. De verplichte paragrafen zijn:

    • a.

      Lokale heffingen;

    • b.

      Weerstandsvermogen en risicobeheersing;

    • c.

      Financiering;

    • d.

      Onderhoud kapitaalgoederen;

    • e.

      Verbonden partijen;

    • f.

      Grondbeleid;

    • g.

      Bedrijfsvoering;

    • h.

      Openbaarheidsparagraaf (Wet Open Overheid).

  • 2.

    In deze paragrafen wordt een toelichting gegeven en verantwoording afgelegd over het gevoerde (financiële) beleid. Het college gaat hierbij in op ten minste de verplichte onderdelen op grond van het BBV en de met de raad afgesproken aanvullende informatie.

  • 3.

    Het college neemt in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval op:

    • a.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

    • b.

      een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 12 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

    • c.

      een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

    • d.

      geconstateerde fraude door eigen medewerkers.

  • 4.

    De aanvullende informatie bevat ten minste bij Begroting en Jaarstukken:

    • a.

      De in het BBV verplichte (beleids)indicatoren én de door de raad vastgestelde extra indicatoren.

    • b.

      Een actuele bijdragenstaat per deelnemende partij o.b.v. de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten.

    • c.

      Lijst gebruikte afkortingen en de volgende informatie alleen bij Jaarstukken:

      • i.

        een actueel beeld van de staat van informatiebeveiliging;

      • ii.

        een toelichting op het EMU-saldo;

      • iii.

        het ingevulde Kader Interbestuurlijk Toezicht;

      • iv.

        ondernomen acties n.a.v. aanbevelingen van de Rekenkamer;

      • v.

        overzicht Wet Normering Topinkomens.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 30 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten, de geschatte marktwaarde van kunstwerken met een cultuur historische waarde;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 31 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatorische eenheden en functionarissen (Regels omtrent de ambtelijke organisatie).

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investerings¬kredieten (mandaatbesluit).

Artikel 32 Interne controle

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarbij informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 33 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De huidige Financiële verordening gemeente Dordrecht laatstelijk gewijzigd op 21 december 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2022 en op de begroting van het begrotingsjaar 2023.

  • 2.

    Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de Financiële verordening gemeente Dordrecht van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 34 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Dordrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 16 mei 2023.

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepster, A.W. Kolff

Bijlage 1 bij artikel 16 Nota lokale heffingen

Nota lokale heffingen

Bijlage 2 bij artikel 17 Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen

Nota Risicomanagement & Weerstandsvermogen

Bijlage 3 bij artikel 18 Nota onderhoud kapitaalgoederen

Nota onderhoud kapitaalgoederen

Bijlage 4 bij artikel 19 Financieringsstatuut en Nota garantstellingen en leningen

Financieringsstatuut

Nota garantstellingen en leningen

Bijlage 5 bij artikel 20 Nota verbonden partijen

Nota verbonden partijen

Bijlage 6 bij artikel 21 Nota Grondbeleid 2018 "Regie op Exploitatie"

Nota Grondbeleid 2018 "Regie op Exploitatie"

Bijlage 7 bij artikel 22 Nota reserves en voorzieningen

Nota reserves en voorzieningen

Bijlage 8 artikel 23 Afschrijvingsbeleid

Afschrijvingsbeleid

De ondergrens voor het activeren van investeringen met maatschappelijk nut wordt gesteld op € 100.000 (excl. btw).

De ondergrens voor het activeren van (enkelvoudige) investeringen met economisch nut wordt gesteld op € 25.000 (excl. btw).

De ondergrens voor het activeren van gelijksoortige investeringen met economisch nut die ook verzameld kunnen worden wordt gesteld op € 40.000 (excl. btw).

Wanneer een investering deze bedragen overstijgt, zal activering op de balans plaats moeten vinden. Investeringen met een lagere aanschafwaarde worden niet geactiveerd, maar direct in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie verantwoord.

Een uitzondering op het bovenstaande vormen de investeringen in gronden, terreinen en effecten (aandelen). Deze worden altijd geactiveerd, onafhankelijk van het bedrag. Hierop wordt ook niet afgeschreven.

Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht, tenzij sprake is van projectfinanciering.

Er wordt gestart met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het moment van ingebruikname, dit moment wordt gelijkgesteld aan het moment van administratieve afsluiting.

In sommige gevallen wordt bij de afschrijving rekening gehouden met een restwaarde. Hiervan is sprake bij de volgende activa:

Onderwijsgebouwen: maximaal 25% van de WOZ-waarde bij ingebruikname;

Kantoorpanden: maximaal 50% van de WOZ-waarde bij ingebruikname na aftrek van de boekwaarde van de grond;

Woningen, sportcomplexen, multifunctionele accommodaties, buurthuizen en ateliers: maximaal 25% van de WOZ-waarde bij ingebruikname.

In de overige gevallen is de restwaarde bepaald op nihil.

In onderstaande afschrijvingstabel worden de afschrijvingstermijnen en de afschrijvingsmethode van de verschillende activa weergegeven. Deze termijnen zijn richtinggevend en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van aangegeven afschrijvingstermijnen dient dit bij de kredietaanvraag te worden gemotiveerd.

In geval van een annuïteit wordt deze berekend op het moment van ingebruikname. Wanneer de rente wordt bijgesteld gedurende de afschrijvingsduur wordt enkel de rentecomponent van de kapitaallasten bijgesteld. De afschrijvingscomponent blijft gelijk. Hierna is er feitelijk geen sprake meer van een zuivere annuïteit.

Soort investering/activa

Termijn

E/M

L/A

 
 
 
 

Immateriële activa

 
 
 

(Dis)agio

looptijd lening

E

L

Kosten van onderzoek en ontwikkeling

5 jaar

E

A

 
 
 
 

Materiële vaste activa

 
 
 

Gronden en terreinen:

 
 
 

Gronden

-

E

A

Beschoeiing

20 jaar

M

A

Aanpassing/aanleg infrastructuur

20-30 jaar

M

A

Sportcomplexen (kunstgras)

5-40 jaar

E

A

Herinrichting/aanleg begraafplaats

40 jaar

M

A

 
 
 
 

Woonruimten:

 
 
 

(Geëxploiteerde) woningen

40 jaar

E

A

Verbouwing/renovatie woning

20-50 jaar

E

A

Woonwagens

20 jaar

E

A

Woonchalets

20 jaar

E

A

 
 
 
 

Bedrijfsgebouwen:

 
 
 

Bedrijfsgebouwen (algemeen)

40 jaar

E

A

Schoolgebouwen (nieuwbouw)

40 jaar

E

A

Bedrijfsgebouwen (tijdelijk)

gebruiksduur

E

A

Verbouwing/renovatie van gebouw

20-40 jaar

E

A

 
 
 
 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

 
 
 

Reconstructie/aanleg asfaltwegen

20 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg riolen

60 jaar

E

A

Reconstructie/aanleg (voetgangers)brug

20 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg wegen met elementenverharding-algemeen

30 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg wegen met elementenverharding – busrouters

20 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg met elementenverharding – zettingsgevoelige gebieden

15 jaar

M

A

Reconstructies aan kademuren en keermuren

50 jaar

M

A

Reconstructie stalen en composiet damwanden

50 jaar

M

A

Reconstructie houten damwanden

25 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg betonnen, stalen en composiet bruggen

50 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg houten bruggen

25 jaar

M

A

Reconstructie/aanleg groenvoorzieningen

30 jaar

M

A

Rioolgemaal bouwkundig

45 jaar

E

L

Rioolgemaal mechanisch/elektrisch

20 jaar

E

L

Vrijvervalriolen

60 jaar

E

L

Drukriolering

30 jaar

E

L

Klimaatregelen openbare ruimte

30 jaar

E

L

Klimaatmaatregelen

rioolprojecten

60 jaar

E

L

Drainage (grondwater openbare ruimte)

30 jaar

E

L

Openbare verlichting:lichtmasten, armaturen, kabelnet en voeding

25 jaar

M

A

Constructieve duikers

50 jaar

M

A

Steigers

25 jaar

M

A

Aanleg keldergraven

60 jaar

E

A

Urenmuur

20 jaar

E

A

Ruimingen graven

15 jaar

E

A

Spoorwegverbinding

40 jaar

M

A

Vervoermiddelen:

 
 
 

Personenauto

5 jaar

E

A

Bestelbus

7 jaar

E

A

Tractoren en overige tractiemiddelen

10 jaar

E

A

Aanbouwwerktuigen

7 jaar

E

A

Aanhangwagen

10 jaar

E

A

Grasmaaimachines

5 jaar

E

A

Boten

20 jaar

E

A

 
 
 
 

Machines, apparaten en installaties:

 
 
 

Technische installaties (algemeen)

10-20 jaar

E

A

Antennemast

25 jaar

E

A

Verkeersregelinstallaties constructie

30 jaar

M

A

Verkeersregelinstallaties apparatuur

15 jaar

M

A

Verlichtingsinstallaties

15 jaar

M

A

Lektriever

15 jaat

E

A

(Hulpverlenings)gereedschappen/apparatuur

5-10 jaar

E

A

Speelvoorzieningen

10-15 jaar

M

A

Telefooninstallatie en -toestellen

10 jaar

E

A

Snij- en bindmachines

5 jaar

E

A

Kopieermachines

5 jaar

E

A

Foto- en video

5 jaar

E

A

Meubilair e.d.

5-15 jaar

E

A

Hardware

3-5 jaar

E

A

Software

3-5 jaar

E

A

Noodstroomvoorziening

10 jaar

E

A

Netwerk apparatuur

5-10 jaar

E

A

Gereedschappen

5 jaar

E

A

E = Economisch nut

M = Maatschappelijk nut

L = Lineair afschrijven

A = Annuïtair afschrijven