Regeling vervallen per 01-01-2024

Beleidsregel erfgoedsubsidies Roermond 2023

Geldend van 01-01-2024 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleidsregel erfgoedsubsidies Roermond 2023

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS

VAN DE GEMEENTE ROERMOND,

gezien het voorstel van 5 juni 2023;

overwegende dat;

restauraties van kleine religieuze monumenten door vrijwilligers, het uitvoeren van beleidsondersteunende erfgoedprojecten en het onderhoud van bepaalde categorieën van gemeentelijke monumenten van algemeen belang zijn en een gemeentelijk ondersteuning nodig hebben.

gelet op het bepaalde in artikel 3, vierde lid van de Algemene subsidieverordening 2008 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

Vast te stellen de Beleidsregel erfgoedsubsidies Roermond 2023.

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES

Artikel 1 definities

Deze beleidsregel verstaat onder:

Beleidsondersteunende activiteiten:

Door derden te organiseren activiteiten die ondersteunend werken aan het vastgestelde beleid op het gebied van monumentenzorg en/of archeologie.

Casco:

De muren en de kap inclusief de fundering. Hiertoe worden ook de buitenafwerking en de ramen, vensters, kozijnen en deuren in de buitenmuren gerekend.

College:

Het college van burgemeester en wethouders van Roermond.

Eigenaar:

De natuurlijke persoon of rechtspersoon, die het recht van eigendom dan wel een ander zakelijk recht op een monument heeft.

Gebouw voor de eredienst:

Gemeentelijk monument van oorsprong en in hoofdzaak ontworpen en gebouwd voor het vieren van een eredienst.

Gemeentelijk monument:

Onroerende zaken die bij besluit van het college als gemeentelijk monument zijn aangewezen.

Industrieel monument:

Gemeentelijk monument van oorsprong ontworpen en gebouwd ten behoeve van fabrieksmatige productie, nutsvoorzieningen, infrastructuur of daarmee verwante of daaraan gerelateerde functies.

Inspectierapport;

Een rapport waarin de technische staat van het monument is beschreven. Het rapport geeft inzicht in de gebreken, oorzaken en eventuele gevolgen daarvan. Het bevat adviezen over de uit te voeren werkzaamheden in volgorde van urgentie en over de termijnen van aanpak.

Klein religieus erfgoed:

Stoffelijke uitingen van devotie in de openbare ruimte.

Klooster:

Gemeentelijk monument van oorsprong ontworpen en gebouwd ten behoeve van een kloosterorde of kloostergemeenschap.

Omgevingsvergunning:

Een vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

Prestatieverklaring:

Een door de aanvrager ondertekende verklaring waaruit blijkt dat de gesubsidieerde werkzaamheden met uitzondering van de in deze verklaring gemelde afwijkingen, volledig zijn uitgevoerd en dat de aan de subsidieverstrekking verbonden voorschriften zoals die voor en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden van toepassing waren, zijn nageleefd. Eventuele afwijkingen daarvan zijn eerder gemeld of worden in de verklaring aangegeven. Wanneer een gemachtigde het formulier ondertekent, is toezending van een machtiging noodzakelijk.

School:

Gemeentelijk monument van oorsprong ontworpen en gebouwd ten behoeve van het onderwijs.

Subsidiabele kosten:

De voor een subsidie in aanmerking komende kosten zoals beschreven in hoofdstuk 3 van deze beleidsregel.

Subsidieplafond:

Het bedrag dat gedurende een kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze beleidsregel.

Technische omschrijving:

Een beschrijving van de geplande werkzaamheden waaruit blijkt:

  • 1.

    waarom de werkzaamheden noodzakelijk zijn (eventueel geïllustreerd met foto’s);

  • 2.

    hoe en met welke materialen de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Verdedigingswerk:

Tot gemeentelijk monument aangewezen bouwwerk of aardwerk bedoeld om een nederzetting of landstreek te verdedigen tegen aanvallen.

HOOFDSTUK 2 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 2 Indienen van een aanvraag van subsidie.

  • 1. Subsidieaanvragen kunnen uitsluitend schriftelijk, gebruik makend van een door het college vastgesteld en door aanvrager volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier worden ingediend.

  • 2. Bij het in het eerste lid genoemde aanvraagformulier dienen de in dit formulier genoemde bijlagen te worden bijgevoegd.

  • 3. Na een verzoek tot aanvulling incompleet gebleven aanvragen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 3 Beslissing op een aanvraag van een subsidie

  • 1. Het college neemt een besluit op de aanvraag binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college kan zijn besluit eenmaal voor ten hoogste 6 weken verdagen. De aanvrager wordt hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 4 Sober doch doelmatig.

De te subsidiëren werkzaamheden en activiteiten dienen sober doch doelmatig van aard te zijn.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd

  • 1.

    voor zover door de verstrekking van de subsidie het betreffende subsidieplafond wordt overschreden.

  • 2.

    indien voor de werkzaamheden een omgevingsvergunning noodzakelijk is doch niet is verleend;

  • 3.

    indien met de werkzaamheden is begonnen voordat het college heeft beslist omtrent de aanvraag tot subsidie;

  • 4.

    voor zover het kosten van werkzaamheden betreft welke op grond van een verzekering worden gedekt;

  • 5.

    voor zover binnen de termijn van een redelijke onderhoudscyclus voor dezelfde werkzaamheden reeds eerder een subsidie op grond van deze of een andere gemeentelijke regeling is verstrekt;

  • 6.

    voor zover het monumenten betreft die voor huisvesting van de gemeentelijke organisatie gebruikt worden.

Artikel 6 Toestemming om alvast te mogen beginnen met de werkzaamheden.

Op schriftelijk verzoek van de aanvrager kan het college ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5, derde lid mits de eventueel benodigde omgevingsvergunning is verleend en de werking daarvan niet is opgeschort.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIES

Paragraaf 1 subsidies voor restauraties van kleine religieuze monumenten.

Artikel 7 de kosten van restauraties van kleine religieuze monumenten waarvoor een subsidie kan worden verleend

Het college kan een eenmalige subsidie verstrekken in de kosten van behoud van klein religieus erfgoed.

  • 1.

    De te subsidiëren werkzaamheden dienen voor een significant deel te worden uitgevoerd door (een) vrijwilliger(s).

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen de kosten van het te gebruiken materiaal en het huren van te gebruiken gereedschap. Indien de werkzaamheden vanwege de benodigde specifieke deskundigheid of gereedschappen redelijkerwijs niet door vrijwilligers kunnen worden uitgevoerd komen de kosten van de inhuur van derden eveneens in aanmerking voor een subsidie.

Artikel 8 de termijn waarbinnen een subsidie voor restauraties van klein religieus erfgoed kan worden aangevraagd

Subsidieaanvragen op basis van artikel 7 kunnen vanaf 1 januari van het betreffende begrotingsjaar worden ingediend.

Artikel 9 het subsidiepercentage voor subsidies voor restauraties van kleine religieuze monumenten.

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 10 het subsidieplafond en volgorde besluiten

  • 1. Voor de op basis van artikel 7 van deze beleidsregel te verlenen subsidies stelt het college, vóór aanvang van het tijdvak waarin ze kunnen worden aangevraagd, een subsidieplafond vast. Een verleende subsidie komt ten laste van het budget dat volgt uit het subsidieplafond met betrekking tot het jaar waarin de subsidie is aangevraagd.

  • 2. Op subsidieaanvragen wordt beslist op volgorde van ontvangst met dien verstande dat de datum van ontvangst van onvolledige aanvragen wordt gesteld op de datum waarop de aanvraag is gecompleteerd.

Artikel 11 Verlening, vaststelling en uitbetaling van een subsidie voor restauratie van kleine religieuze monumenten

  • 1. Subsidies op basis van artikel 7 worden verleend onder gelijktijdige vaststelling .

  • 2. Uitbetaling van de subsidie vindt uiterlijk zes weken na vaststelling van de subsidie plaats.

Artikel 12 Begin en einde van de op basis van op basis van artikel 7 gesubsidieerde werkzaamheden

  • 1. De op basis van artikel 7 van deze beleidsregel gesubsidieerde werkzaamheden dienen

    • a.

      te zijn aangevangen binnen 26 weken na de datum van verzending van het besluit tot subsidieverstrekking.

    • b.

      te zijn voltooid binnen 52 weken na de datum van verzending van het besluit tot subsidieverstrekking.

  • 2. Van de aanvang en het einde van de op basis van artikel 7 van deze beleidsregel gesubsidieerde werkzaamheden doet de aanvrager terstond schriftelijk mededeling aan de gemeente.

  • 3. Het college dient in de gelegenheid te worden gesteld zich ter plekke op de hoogte te stellen van (het resultaat van) de op basis van artikel 7 van deze beleidsregel gesubsidieerde werkzaamheden.

Artikel 13 controle achteraf van een subsidie voor restauratie van kleine religieuze monumenten

Ten behoeve van steekproefsgewijze controle dienen kopieën van de facturen tot een jaar na voltooiing van de gesubsidieerde werkzaamheden of beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten ter beschikking van het college gehouden te worden. Deze facturen dienen eenduidig herleid te kunnen worden naar de begroting, op basis waarvan de subsidie is verstrekt. Wanneer niet aan deze verplichting wordt voldaan kan de subsidie worden ingetrokken of gewijzigd worden.

Paragraaf 2 Subsidies voor beleidsondersteunende activiteiten

Artikel 14 De kosten van beleidsondersteunende activiteiten waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd

Het college kan een subsidie verstrekken in de kosten van beleidsondersteunende activiteiten die naar het oordeel van het college het draagvlak voor het monumenten- en archeologiebeleid verbreden of in voldoende mate bijdragen aan de doelstelling van het gemeentelijk archeologie- en monumentenbeleid.

Artikel 15 De termijn waarbinnen een subsidie voor beleidsondersteunende activiteiten kan worden aangevraagd.

Subsidieaanvragen op basis van artikel 14 kunnen vanaf 1 januari van het betreffende begrotingsjaar worden ingediend.

Artikel 16 Het subsidiepercentage en het maximumbedrag voor subsidies voor beleidsondersteunende activiteiten

De subsidie als bedoeld in artikel 14 bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Wanneer de subsidie ten goede komt aan activiteiten die jaarlijks worden georganiseerd bedraagt deze een door het college vast te stellen vast bedrag per jaar.

Artikel 17 Weigering

Subsidie wordt, in aanvulling op het gestelde in artikel 5, in ieder geval geweigerd voor zover de te subsidiëren activiteiten reeds zijn uitgevoerd.

Artikel 18 Subsidieplafond

  • 1. Voor de op basis van artikel 14 van deze beleidsregel te verlenen subsidies stelt het college, vóór aanvang van het tijdvak waarin ze kunnen worden aangevraagd, een subsidieplafond vast. Een verleende subsidie komt ten laste van het budget dat volgt uit het subsidieplafond met betrekking tot het jaar waarin de subsidie is aangevraagd.

  • 2. Op subsidieaanvragen wordt beslist op volgorde van ontvangst met dien verstande dat de datum van ontvangst van onvolledige aanvragen wordt gesteld op de datum waarop de aanvraag is gecompleteerd.

Artikel 19 Verlening, vaststelling en uitbetaling van een subsidie voor beleidsondersteunende activiteiten

  • 1. Subsidies op basis van artikel 14 worden verleend onder gelijktijdige vaststelling .

  • 2. Uitbetaling van de subsidie vindt uiterlijk zes weken na vaststelling van de subsidie plaats.

Artikel 20 Begin en einde van de op basis van op basis van artikel 14 gesubsidieerde werkzaamheden

De op basis van artikel 14 van deze beleidsregel gesubsidieerde werkzaamheden dienen

  • 1.

    te zijn aangevangen binnen 26 weken na de datum van verzending van het besluit tot subsidieverstrekking.

  • 2.

    te zijn voltooid binnen 52 weken na de datum van verzending van het besluit tot subsidieverstrekking.

Artikel 21 controle achteraf van een subsidie voor beleidsondersteunende activiteiten

Ten behoeve van steekproefsgewijze controle dienen kopieën van de facturen tot een jaar na voltooiing van de gesubsidieerde werkzaamheden of beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten ter beschikking van het college gehouden te worden. Deze facturen dienen eenduidig herleid te kunnen worden naar de begroting, op basis waarvan de subsidie is verstrekt. Wanneer niet aan deze verplichting wordt voldaan kan de subsidie worden ingetrokken of gewijzigd worden.

Paragraaf 3 subsidies voor onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten

Artikel 22 De categorieën van monumenten en kosten waarvoor een subsidie kan worden aangevraagd

  • 1. De volgende categorieën van gemeentelijke monumenten komen in aanmerking voor een subsidie:

    • a.

      gebouwen voor de eredienst;

    • b.

      scholen;

    • c.

      kloosters;

    • d.

      industriële monumenten;

    • e.

      verdedigingswerken.

  • 2. Het college kan aan de eigenaar van een gemeentelijk monument in de categorieën zoals genoemd in het eerste lid een eenmalige subsidie verstrekken in de kosten van:

    • a.

      in een periode van zes kalenderjaren te verrichten onderhoudswerkzaamheden, maatregelen en voorzieningen welke het behoud van monumentale waarden en / of het casco ten doel hebben.

    • b.

      Werkzaamheden ten behoeve van een herbestemming van het monument welke het behoud van het monument mede ten doel hebben.

Artikel 23 De termijn waarbinnen een subsidie voor onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten kan worden aangevraagd

  • 1. Subsidieaanvragen op basis van artikel 22 van deze beleidsregel kunnen vanaf 1 januari van het eerste jaar van de periode van zes kalenderjaren waarvoor subsidie wordt gevraagd worden ingediend.

  • 2. Subsidieaanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld.

Artikel 24 Het subsidiepercentage en het minimum subsidiebedrag voor een subsidie in de kosten van onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten

  • 1. Het subsidiebedrag bedraagt 60% van de subsidiabele kosten

  • 2. Subsidies kleiner dan in totaal € 5.000 worden niet verleend.

Artikel 25 Subsidieplafond

  • 1. Voor subsidieverlening op basis van artikel 22 geldt een subsidieplafond van jaarlijks € 100.000,-.

  • 2. Op subsidieaanvragen wordt beslist op volgorde van ontvangst met dien verstande dat de datum van ontvangst van onvolledige aanvragen wordt gesteld op de datum waarop de aanvraag is gecompleteerd.

Artikel 26 Berekening en vaststelling van de subsidiabele kosten voor een subsidie in de kosten van onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten

  • 1. De in artikel 22, tweede lid, genoemde kosten worden berekend op basis van een instandhoudingsplan dat ziet op de in de komende zes kalenderjaren, inclusief het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd, te verrichten werkzaamheden.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde instandhoudingsplan omvat:

    • a.

      een recent (niet ouder dan een jaar) inspectierapport van de Monumentenwacht Limburg of een ander erkend bedrijf waaruit de bouwkundige staat van het monument blijkt;

    • b.

      een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden en een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten, en

    • c.

      een meerjarenbegroting waarin wordt aangegeven welke werkzaamheden in elk van de in het eerste lid genoemde zes jaren worden verricht en wat de kosten daarvan zullen zijn.

  • 3. De subsidiabele kosten worden voor de gehele periode van zes kalenderjaren per jaar bepaald.

  • 4. De subsidieontvanger mag na verlening van de subsidie het in het eerste lid genoemde plan qua volgorde van de uit te voeren werkzaamheden wijzigen.

Artikel 27 Verlening van de subsidie in de kosten van onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten

Subsidies op basis van artikel 22 worden voor de gehele in artikel 22, tweede lid onder a genoemde periode verleend.

Artikel 28 Voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend

De subsidie wordt verleend onder voorwaarde dat:

  • 1.

    De subsidieontvanger het college tussentijds bericht over de voortgang van de werkzaamheden;

  • 2.

    De gesubsidieerde werkzaamheden uiterlijk zes jaren na de subsidieverlening worden voltooid;

  • 3.

    voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een Casco-All-Risks verzekering wordt afgesloten;

  • 4.

    vanaf de aanvang van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op eigen kosten het monument wordt verzekerd dan wel verzekerd gehouden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de werkzaamheden daartegen verzekerd te houden.

  • 5.

    door de subsidieontvanger na twee, vier en zes jaar na de subsidieverlening een inspectierapport van de Monumentenwacht Limburg of een ander erkend bedrijf wordt aangeleverd.

Artikel 29 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Het college kan de subsidieontvanger verplichten:

  • 1.

    Mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het monument;

  • 2.

    Mee te werken aan een onderzoek door een deskundige naar de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden;

  • 3.

    Het monument te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het monument.

Artikel 30 uitbetaling en bevoorschotting van de subsidie in de kosten van onderhoud aan bijzondere categorieën van gemeentelijke monumenten

  • 1. Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, verleent het college de eigenaar een voorschot van 100% van het subsidiebedrag.

  • 2. Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt, kan het college de eigenaar een voorschot verlenen tot 100% van het subsidiebedrag.

  • 3. De verlening van het voorschot geschiedt gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening.

  • 4. De uitkering van het voorschot geschiedt in jaarlijkse of meerjaarlijkse termijnen, op bij de beschikking aan te geven tijdstippen.

  • 5. Indien de liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger om een ander betaalritme vraagt, kan het college in afwijking van het vierde lid een groter of kleiner deel van de subsidie in door het college te bepalen termijnen als voorschot betalen.

  • 6. Het college kan aanvrager verzoeken om aanlevering van een bankgarantie als voorwaarde voor de uitbetaling van een subsidietermijn.

Artikel 31 Verantwoording en subsidievaststelling.

  • 1. Uiterlijk op 30 maart van het kalenderjaar, volgend op het laatste kalenderjaar van het subsidietijdvak waarover de subsidie is verstrekt wordt een aanvraag tot subsidievaststelling ingediend. Deze aanvraag gaat vergezeld van kopieën van de rekeningen van de gesubsidieerde kosten. De in deze rekeningen genoemde bedragen dienen herleidbaar te zijn tot de begroting op basis waarvan de subsidie is verleend.

  • 2. Indien de subsidie € 25.000 of meer bedraagt gaat de aanvraag tot subsidievaststelling vergezeld van een prestatieverklaring waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Voor zover uit de prestatieverklaring volgt dat niet alle activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn uitgevoerd of de subsidieontvanger zich niet aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen heeft gehouden, bevat de prestatieverklaring de redenen hiervoor.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid, toont de subsidieontvanger op verzoek van het college aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 32 Eigendomsoverdracht

  • 1. indien de subsidieontvanger de eigendom of een ander zakelijk recht van een monument aan een derde overdraagt, dient de subsidieontvanger binnen drie maanden na de overdracht een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college..

  • 2. Na de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan het college op verzoek van de eigenaar aan wie de eigendom of het zakelijk recht is overgedragen, aan die eigenaar subsidie verstrekken ten behoeve van de afronding van het instandhoudingsplan. Artikel 30 en 312 zijn van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 34 Overgangsrecht

  • 1. Op subsidies die zijn verstrekt op grond van de Erfgoedverordening 2018 blijven de regels van die verordening van toepassing.

  • 2. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel een aanvraag om een subsidie op grond van de Erfgoedverordening 2018 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop beslist met toepassing van deze beleidsregel.

Artikel 35 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel erfgoedsubsidies Roermond 2023’.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond in zijn vergadering van 6 juni 2023.

het college van burgemeester en wethouders,

De (wnd) secretaris,

S.C.J. Scheepers

de (wnd) burgemeester,

O. Hoes