Beleidsregels Parttime Ondernemen 2023 gemeente Ridderkerk

Geldend van 22-07-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Beleidsregels Parttime Ondernemen 2023 gemeente Ridderkerk

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ridderkerk;

gelet op artikel 9, 17, 19, 31, 32 en 55 Participatiewet;

overwegende dat;

het gewenst is om een beleidsregels vast te stellen voor de verlening van bijstand aan personen die een uitkering ontvangen en werkzaamheden hebben anders dan in loondienst of als zelfstandig ondernemer als bedoeld in Bbz 2004;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregels Parttime Ondernemen 2023 gemeente Ridderkerk

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • b.

      loondienst: alle activiteiten en werkzaamheden die leiden tot een inkomen uit loondienst als bedoeld in artikel 3.1 onderdeel 2b Wet op de inkomstenbelasting;

    • c.

      parttime ondernemen (PTO): de activiteiten die de uitkeringsgerechtigde verricht, die als zodanig door het college is beoordeeld en inkomsten genereert door zelfstandige, productieve activiteiten uit te voeren, voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen als bedoeld in artikel 4 en niet kan worden aangemerkt als een zelfstandige als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Bbz 2004;

    • d.

      PTO-er: degene die de PTO-activiteiten uitvoert;

    • e.

      Pw: de Participatiewet;

    • f.

      uitkeringsgerechtigde: degene die op grond van de Participatiewet of IOAW een uitkering ontvangt en die als parttime ondernemer aangemerkt wil worden.

Toelichting

PTO omvat ook alle andere termen waarmee PTO in regelingen en verder gebruik wordt aangeduid, zoals:

  • ZZP-er;

  • Hybride ondernemer (zowel zelfstandig ondernemer als werkzaam in loondienst);

  • Freelancer;

  • Marginale zelfstandigen: deze activiteiten zijn bescheiden van aard en niet gericht op het (op termijn) zelfstandig kunnen voorzien in de kosten van het bestaan.

Algemene toelichting

Volledige uitstroom uit de bijstand naar regulier werk is het ultieme doel, maar in de praktijk niet altijd haalbaar. Soms kan tijdelijk of deeltijd werk een goede stap zijn naar volledige uitstroom. Dat kan zijn in de vorm van loondienst, maar soms is PTO een goed alternatief. Klanten die inkomen generen doen werkervaring op en verlagen de uitkeringslasten.

PTO is een vorm van deeltijdwerken. Niet elk bedrijfstype is geschikt voor PTO. PTO is vooral geschikt voor bedrijfstypen met lage vaste lasten, geen of weinig investeringen en een laag financieel afbreukrisico.

PTO vult het grijze gebied tussen de Participatiewet en de Bbz 2004. Wel is het belangrijk dat er duidelijke afspraken worden gemaakt. Deze zijn opgenomen in deze beleidsregels.

Artikel 2. Doelgroep

  • 1. PTO is het maximaal haalbare op het moment van uitvoeren van de onderneming.

  • 2. PTO vormt een opstap naar een (parttime) baan of uiteindelijk uitstroom naar volledig ondernemerschap.

Toelichting

Lid 1: een volledige werkbelasting is niet mogelijk, waardoor de belanghebbende niet geheel in het eigen levensonderhoud kan voorzien. De reden hiervoor is niet van belang. Het is wel een momentopname: het streven blijft op een volledige uitstroom.

Lid 2: PTO vergroot het netwerk. Het activeert belanghebbende en zorgt voor een kleinere afstand tot de arbeidsmarkt. Dit vormt een goede stap naar werk en indien mogelijk volledige uitstroom.

Er moet altijd gekeken worden of PTO passend is voor belanghebbende.

Artikel 3. Aanvraag en besluit

  • 1. Belanghebbenden die vanuit de uitkering in beperkte omvang zelfstandige werkzaamheden gaan uitvoeren, moeten hiervoor bij de klantmanager Werk toestemming vragen.

  • 2. Het college neemt in haar besluit in ieder geval op de:

    • a.

      rechten en plichten van belanghebbende;

    • b.

      voorwaarden voor een bescheiden omvang van de werkzaamheden;

    • c.

      voorwaarden die gesteld worden aan de zelfstandige activiteiten;

    • d.

      afspraken over de verantwoording en verrekening de verdiensten.

Toelichting

Lid 1: het college neemt op de aanvraag een besluit, conform de gehanteerde termijn uit de Awb.

Artikel 4. Voorwaarden

  • 1. Een PTO-er voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de bedrijfs- of beroepsmatige activiteiten betreffen een bescheiden omvang die geen recht geven op de zelfstandigenaftrek (maximaal 1.225 uur per jaar);

    • b.

      de activiteiten worden voor eigen rekening en risico uitgevoerd;

    • c.

      de PTO-er gaat geen langlopende verplichtingen aan (of is deze aangegaan) die een snelle beëindiging van de zelfstandige activiteiten belemmeren;

    • d.

      voor investeringen en grote aankopen moet vooraf toestemming worden gevraagd;

    • e.

      de PTO-er moet jaarlijks belastingaangifte overleggen aan de gemeente;

    • f.

      de PTO-er moet zijn activiteiten aanbieden tegen marktconforme prijzen.

  • 2. Jaarlijks wordt geëvalueerd of belanghebbende zich aan de voorwaarden, verplichtingen en afspraken houdt. Op basis van deze evaluatie wordt de toestemming voor PTO verlengd of ingetrokken.

Toelichting

Lid 1:

sub a: de PTO-er mag zich bij de Belastingdienst niet als zelfstandigen presenteren en mag ook geen zelfstandigenaftrek aanvragen. Een PTO-er zal deze uren ook niet kunnen halen, gezien de gestelde ureneis in artikel 5.

Als de belanghebbende activiteiten ontwikkelt die meer zijn dan van bescheiden omvang, moet belanghebbende een keuze maken:

  • De activiteiten terugbrengen; of

  • De levensvatbaarheid van de activiteiten laten toetsen door een aanvraag als starter volgens de Bbz .

Sub c en d: In principe geldt dit voor iedere bijstandsgerechtigde. De voorwaarden worden hier expliciet benoemd om duidelijk te maken, dat het parttime ondernemerschap geen belemmering mag vormen om tot een volledige uitstroom te komen. Deze regeling is niet bedoeld om het parttime ondernemerschap tot een hoofdactiviteit te maken, waarbij de bijstandsverlening als een soort basis of vangnet wordt gebruikt. Volledige uitstroom blijft voorop staan.

Sub f: een marktconforme prijs moet worden gehanteerd ter voorkoming van oneerlijke concurrentie en belemmering van realisatie van eigen inkomen.

Lid 2: Een evaluatie vindt in ieder geval jaarlijks plaats. Mocht het nodig zijn om vaker te evalueren bij een belanghebbende, dan staat dit artikel daar niet aan in de weg.

Artikel 5. Uren

  • 1. De PTO-er mag niet meer dan 1.225 uur op jaarbasis als parttime ondernemer werken.

  • 2. De PTO-er houdt van de gewerkte uren een administratie bij.

  • 3. De in lid 1 genoemde urengrens geldt voor alle werkzaamheden, inclusief de uren die besteed worden administratie en boekhouding.

Toelichting

Lid 1: Het maximum van 1.225 uur komt overeen met het urencriterium van de zelfstandigenaftrek van 1.225 uur per jaar. Als een belanghebbende meer dan 1.225 uur per jaar werkt, dan is hij te beschouwen als een volledig zelfstandige en dus niet meer als een parttime ondernemer. De belanghebbende dient dan via de Bbz te worden ondersteund, indien nodig.

Lid 3: er wordt hierin dus onderscheid gemaakt tussen directe en indirecte uren. Directe uren zijn de voor de onderneming gewerkte uren, waarin daadwerkelijk geld wordt verdiend. De indirecte uren zijn de uren die besteed worden aan administratie, werven opdrachten, studie etc. Voor parttime ondernemers met een uitkering gelden zowel de directe als de indirecte uren als zelfstandige werkuren. Er kan dus niet meer dan 20 uur per week aan de onderneming besteed worden. De parttime ondernemer moet zoveel mogelijk met een rooster werken, zodat inzichtelijk is hoeveel uren aan de zelfstandige activiteiten besteed worden.

Artikel 6. Wettelijke vereisten

De PTO-er moet voldoen aan de wettelijke eisen die verband houden met zijn activiteiten, waaronder het beschikken over:

  • a.

    de benodigde vergunningen;

  • b.

    een geldige inschrijving bij de Kamer van Koophandel;

  • c.

    een Btw-nummer;

  • d.

    een verklaring omtrent het gedrag (VOG) als dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

Artikel 7. Arbeidsverplichting

  • 1. Op de PTO-er blijft, in beginsel voor de volle omvang van de werkzame uren, de verplichtingen als bedoeld in artikel 9 en 18 lid 4 Pw van toepassing.

  • 2. De omvang van de arbeidsverplichting wordt voor iedere individuele PTO-er vastgelegd in een plan van aanpak of trajectplan.

Toelichting

Het doel van deze regeling is dat personen met een uitkering op termijn onafhankelijk worden van een uitkering. Of dat ze een deel van de uitkering terugverdienen (schadelastbeperking). De zelfstandige activiteiten mogen geen belemmering vormen voor het aanvaarden of verrichten van arbeid in loondienst.

Echter, kan het college een gedeeltelijke ontheffing geven van de arbeidsverplichting, als bedoeld in artikel 9 lid 2 Pw , als er sprake is van een (tijdelijke) beperking.

Artikel 8. Administratieve verplichting

  • 1. De PTO-er overlegt maandelijks een:

    • a.

      inkomstenopgave; en

    • b.

      urenadministratie (indien van toepassing).

  • 2. De PTO-er moet een aparte bankrekening hebben voor de zakelijke transacties.

  • 3. Als de PTO-er in een maand geen zelfstandige activiteiten heeft verricht, moeten de in lid 1 genoemde overzichten wel ingeleverd worden.

Artikel 9. Boekhouding

  • 1. De PTO-er houdt een deugdelijke boekhouding bij die voldoet aan de criteria van de Belastingdienst.

  • 2. De in lid 1 genoemde boekhouding moet jaarlijks na afloop van het boekjaar maar vóór 1 mei aan het college worden verstrekt.

Toelichting

Een deugdelijke boekhouding bestaat in ieder geval uit een:

  • kopie van de aangifte en aanslag inkomstenbelasting. Als de aanslag inkomstenbelasting nog niet ontvangen is, wordt deze zo snel mogelijk na ontvangst ingeleverd; en

  • jaarrekening inclusief balans, winst- en verliesrekening en toelichting; of

  • kasboek inclusief Btw-aangifte (indien van toepassing).

Het ontbreken van zo’n administratie kan leiden tot intrekking van de toestemming.

Lid 2: De klantmanager kan deze deadline verlengen als dat in het specifieke geval noodzakelijk is.

Tijdens het definitief vaststellen van de inkomsten wordt ook beoordeeld of belanghebbende (nog) voldoet aan de verplichtingen, gericht op recht- en doelmatigheid.

Artikel 10. Kosten

  • 1. Noodzakelijke kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden mogen als kosten in mindering worden gebracht op de omzet als het college deze heeft goedgekeurd. Belanghebbende moet bewijsstukken van deze kosten overleggen.

  • 2. De PTO-er moet ervoor zorgen dat de bedrijfskosten in een reële verhouding staan tot de omzet. Dit maakt hij inzichtelijk via zijn boekhouding;

  • 3. De volgende kosten kunnen in ieder geval niet in mindering worden gebracht op de omzet:

    • a.

      huur;

    • b.

      investeringen;

    • c.

      rentelasten;

    • d.

      kosten die worden opgevoerd in strijd met de belastingwetgeving;

    • e.

      kosten van activiteiten die in strijd zijn met de bepalingen van deze beleidsregels.

  • 4. Kosten die niet als aftrekbaar in aanmerking worden genomen, worden niet verrekend met het inkomen.

  • 5. Wanneer de activiteiten als zelfstandige zich uitbreiden of wanneer de PTO-er investeringen wil doen om uit te breiden, wordt de PTO-er doorgeleid naar de Bbz.

Toelichting

Lid 1: noodzakelijke kosten zijn kosten die echt nodig zijn voor het uitvoeren van de werkzaamheden.

Lid 2: wanneer sprake is van een reële verhouding betreft een individuele beoordeling.

Lid 3: kosten die de PTO-er ook zou hebben als hij geen parttime ondernemer was, zijn geen noodzakelijke kosten.

De in dit artikel genoemde kosten vormen geen limitatieve opsomming. Het college bepaalt of kosten wel of niet kunnen worden opgevoerd. Daarbij wordt tevens aangesloten bij de regels van de Belastingdienst hieromtrent.

Lid 3 sub b: Bij parttime ondernemen is het uitgangspunt dat deze activiteiten ook op korte termijn beëindigd kunnen worden. Er kunnen dus geen langlopende verplichtingen aangegaan worden zoals het huren van een bedrijfspand of het aannemen van personeel. Dergelijke kosten kunnen dan ook niet in mindering worden gebracht op de omzet. Er kan (indirect) dus geen bijstand worden verleend voor schulden of investeringen in het bedrijf.

Het is in beginsel dus niet mogelijk om investeringen te verrekenen met het inkomen. Er kan een uitzondering worden gemaakt voor bepaalde bedrijfsmiddelen die de parttime ondernemer financiert met eigen geld. Eventuele afschrijvingskosten zijn echter voor eigen rekening en worden gecorrigeerd op de jaarrekening bij de jaarlijkse afrekening.

Artikel 11. Inkomstenverrekening

  • 1. Maandelijks worden de volledige inkomsten op de uitkering in mindering gebracht.

  • 2. De inkomsten moeten worden gemeld via een Meldingsformulier Uitkeringen.

  • 3. De inkomsten betreffen de omzet minus de in aanmerking te nemen kosten als bedoeld in artikel 10 lid 1 (exclusief Btw).

  • 4. De inkomsten worden definitief afgerekend op jaarbasis gelijklopend aan een boekjaar.

  • 5. Als de uiteindelijke inkomsten lager zijn geweest dan waarmee rekening is gehouden, vindt een nabetaling plaats van wat er te veel is verrekend. Dit wordt vastgelegd in een beschikking.

  • 6. Als de uiteindelijke inkomsten hoger zijn geweest dan waarmee rekening is gehouden, dan wordt de bijstand teruggevorderd op grond van artikel 58 lid 2 onderdeel e Pw en de beleidsregels Terugvordering en Verhaal 2023 Ridderkerk.

Toelichting

De PTO-er mag eventuele verliezen niet afwentelen op de bijstand. Als een parttime ondernemer verlies of géén winst heeft gemaakt, zal dit gevolgen hebben voor de toestemming om met behoud van uitkering als zelfstandige te blijven werken. Uit het oogpunt van bijstandverlening is het maken van verlies of geen winst immers niet verantwoord, onder andere in verband met het ontstaan van schulden.

Lid 3: de PTO-er reserveert het bedrag voor de betaling van eventuele inkomstenbelasting zelf.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden. In gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2023 en worden aangehaald als ‘Beleidsregels Parttime Ondernemen gemeente 2023 Ridderkerk’.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt ingetrokken de ‘Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz Onderdelen Inkomen, Vermogen, Boeten, Terugvordering&Verhaal en Regeling Kinderopvang Ridderkerk 2017’.

Ondertekening