Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR699324
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR699324/2
Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023Het college van Heerde;
Gelet op de bepalingen in de “Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020” en de “Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023”;
besluit:
vast te stellen de volgende beleidsdocument tevens beleidsregels:
Artikel 1 Begrippenlijst
- •
Algemene voorziening schoon en leefbaar huis (AVSLH): algemene voorziening met een aanbod van activiteiten gericht op het ondersteunen in het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis.
- •
Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning: een aanbod van activiteiten gericht op het realiseren van het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis met daarbij passende in te zetten professionals.
- •
Gebruikelijke (voorliggende) voorziening: bij gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen gaat het om producten of diensten die de inwoner kunnen helpen bij zelfredzaamheid en participatie en die algemeen verkrijgbaar zijn, of toegankelijk zijn met een lichte toegangstoets. Het gaat hier om voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruikspatroon van de aanvrager behoren.
- •
Gebruikelijke hulp/zorg: Gebruikelijke hulp/zorg is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt dus bepaald door wat op dat moment normaal is en kan in de loop van de tijd veranderen. In onze samenleving is het normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid (zie bijlage 2).
- •
Inwoner: in de verordening wordt gesproken over “cliënten”, waar we in de beleidsregels spreken over “inwoners”.
- •
Leefeenheid: een persoon of een groep mensen bestaande uit mannen en vrouwen, meerderjarigen en minderjarigen die op hetzelfde adres wonen.
- •
Onafhankelijke cliëntondersteuner: een vertrouwenspersoon die inwoners op hun verzoek ondersteunt in het contact met de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en/of Veilig Thuis.
- •
Prikkelarme ruimte: onder een prikkelarme ruimte wordt verstaan een kamer (verblijfsruimte) waarin een inwoner met psychische problemen die gedragsproblemen heeft, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
- •
STIP (Steun en informatiepunt) Heerde: een welzijns- en ondersteuningsorganisatie waar inwoners met alle vragen op sociaal gebied terecht kunnen, met een laagdrempelig inloopcentrum in kern Heerde en kern Wapenveld.
- •
Wettelijk voorliggende voorziening: een wettelijk voorliggende voorziening is een voorziening die op grond van een andere wet dan de Jeugdwet of de Wmo kan worden verstrekt.
- •
Woning: een woning kan zowel een eigen woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van een woning.
Artikel 2 Algemene bepalingen
2.1 Eigen kracht en eigen netwerk
- a.
Onder eigen kracht verstaan wij de mogelijkheden die mensen hebben om hun leven zo in te richten dat zij hun problemen bij zelfredzaamheid of ondersteuning zelf verminderen of voorkomen.
- b.
Iedere inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leven en daarmee voor de eigen zelfredzaamheid en participatie. De inwoner wordt gestimuleerd om zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Hierbij wordt van de inwoner gevraagd dat hij ook gebruik maakt van de mogelijkheden in zijn omgeving. Hieronder valt het beroep op familie of mensen uit zijn of haar sociaal netwerk. Hulp uit het sociaal netwerk is niet afdwingbaar, maar er kan wel onderzocht worden welke mogelijkheden er zijn.
- c.
Voor zover ondersteuning en zorg door de inwoner zelf geregeld kan worden of plaats kan vinden vanuit het sociaal netwerk is er geen indicatie voor een voorziening. We gaan uit van zelfredzaamheid en samenredzaamheid. Mensen kunnen het probleem immers zelf oplossen. Daarbij is het van belang om oog te hebben voor de draagkracht en draaglast-verhouding van de mensen die zorg- of ondersteuningstaken overnemen.
Artikel 3 Specifieke bepalingen Wmo:
3.1 Algemene voorziening schoon en leefbaar huis
- a.
De Algemene voorziening schoon en leefbaar huis heeft als toegangscriteria:
- •
De inwoner heeft zijn hoofdverblijf in de gemeente Heerde;
- •
Er is sprake van een beperking in het voeren van een huishouden bij de inwoner en zijn leefeenheid;
- •
De inwoner en zijn leefeenheid kunnen zelf regie voeren over het huishouden.
- •
- b.
Binnen 6 weken na aanvang van de huishoudelijke schoonmaakondersteuning en voor het einde van de inzet van de algemene voorziening schoon en leefbaar huis, vindt er door de aanbieder samen met de inwoner een evaluatie plaats over het afgesproken resultaat en de toegangscriteria. Indien tijdens het evaluatiemoment blijkt dat de inwoner en zijn leefeenheid niet meer voldoen aan de toegangscriteria wordt de algemene voorziening gestopt. Indien voortgang van de algemene voorziening of inzet van een maatwerkvoorziening noodzakelijk wordt geacht wordt dit gemeld bij de gemeente.
3.2 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
- a.
De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning heeft als toegangscriteria:
- 1.
Er is sprake van een beperking in het voeren van het huishouden bij de inwoner en zijn leefeenheid. Hierdoor is de leefeenheid niet in staat gezamenlijk of met gebruik van voorliggende of algemene voorzieningen, deze beperking in voldoende mate op te heffen;
- 2.
De inwoner kan geen gebruik maken van een voorliggende of gebruikelijke voorziening;
- 3.
De inzet van huishoudelijke werkzaamheden valt buiten de basale werkzaamheden die uitgevoerd kunnen worden vanuit de Algemene voorziening schoon en leefbaar huis namelijk:
- a.
Het tijdelijk bieden van opvang voor kinderen in crisissituaties;
- b.
Het overnemen van zorgtaken voor kinderen (wassen, kleden, maaltijden);
- c.
Indien er medisch gezien een hoger niveau van hygiëne wordt vereist zonder dat er sprake is van WLZ zorg hiervoor;
- d.
De situatie waarin er een combinatie noodzakelijk is van huishoudelijke ondersteuning met regie op het huishouden;
- e.
Het volledig overnemen van lichte huishoudelijke werkzaamheden of wasverzorging.
- a.
- 1.
- b.
Voor het bepalen van de intensiteit van de maatwerkvoorziening wordt gebruik gemaakt van het HHM normenkader (normenkader van KPMG Plexus en Bureau HHM).
3.3 Maatwerkvoorziening wonen
- a.
De maatwerkvoorziening voor verplaatsen in en om de woning alsook het wonen in een geschikte woning wordt alleen verstrekt als er sprake is van een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen waardoor de inwoner belemmeringen ervaart ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning of het gebruik van de woning, waardoor de inwoner onvoldoende zelfredzaam is;
- b.
Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;
- c.
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als belanghebbende daar het hoofdverblijf heeft en niet verstrekt voor de volgende woonruimten:
- o
Hotels/pensions;
- o
Trekkerswoonwagens/toer- en stacaravans;
- o
Kloosters;
- o
Tweede woningen/vakantiewoningen/recreatiewoningen;
- o
Gehuurde kamer;
- o
Specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen en dan met name voor voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
- o
- d.
Het uitgangspunt is dat een woning in ieder geval via één ingang bereikbaar is. Een tweede ingang kan noodzakelijk zijn om de berging, de tuin of het terras te bereiken;
- e.
Gemeente Heerde past het verhuisprimaat toe. Als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is, is dit voorliggend;
- f.
Voorzieningen om een woning bezoekbaar te maken worden alleen verstrekt als de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). In de regel wordt één woning bezoekbaar gemaakt;
- g.
Prikkelarme ruimte: de criteria voor het verstrekken van een prikkelarme ruimte zijn:
- •
De inwoner (vaak minderjarige kind) heeft psychische problemen;
- •
Betrokkene beschadigt zichzelf (zelfverwonding);
- •
Betrokkene beschadigt de omgeving (vernielzucht);
- •
Er is sprake van ongecontroleerde driftbuien of overmatige apathie.
- •
- h.
Er worden geen woningaanpassingen uitgevoerd aan gemeenschappelijke ruimten, met uitzondering van het toegankelijk maken. Dit laatste geldt niet voor woongebouwen die specifiek gericht zijn op ouderen en mensen met beperkingen, wanneer het gaat om voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie meegenomen kunnen worden;
- i.
Dubbele woonlasten worden vergoed als deze niet te vermijden zijn en te maken hebben met het aanpassen van de woning. In beginsel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed. Huurderving in verband met dubbele woonlasten is ook bedoeld als vergoeding voor de verhuurder om een aangepaste woning niet direct te verhuren, maar eerst te kijken of er iemand is die de aanpassing kan gebruiken. De eerste maand leegstand komt niet voor vergoeding in aanmerking.
3.4 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen
- a.
De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als er sprake is van een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen waardoor de inwoner belemmeringen ervaart ten aanzien van het zich lokaal kunnen verplaatsen, waardoor de persoon onvoldoende zelfredzaam is;
- b.
Het primaat voor een vervoersvoorziening ligt bij het collectief vervoer. De door de gemeente gecontracteerde vervoerder organiseert het collectief vervoer.
- 1.
In sommige situaties kan één medisch begeleider gratis mee in het Collectief vraagafhankelijk vervoer. Dit is het geval als:
- •
Men in het kader van de Wmo reist met het CVV; én
- •
De begeleiding van de chauffeur onvoldoende is. Hiervan kan sprake zijn wanneer:
- o
Tijdens de rit medische zorg nodig is;
- o.
Sprake is van gedragsproblematiek of angst die door begeleiding wordt opgeheven;
- o
Tijdens de rit hulp in algemeen dagelijkse levensverrichtingen noodzakelijk is.
- o
- •
-
Met een indicatie voor een medisch begeleider kan de inwoner geen gebruik maken van het CVV zonder zijn medisch begeleider.
- 2.
Sociale begeleiding is individuele begeleiding die op indicatie van de gemeente wordt afgegeven. Dit is het geval als men in het kader van de Wmo reist met het CVV én begeleiding tijdens de reis nodig is. De ritbijdrage van de sociaal begeleider is conform het Wmo-CVV tarief.
- 1.
- c.
Als verplaatsen via het collectief vervoer niet mogelijk is, kan een andere maatwerkvoorziening verstrekt worden;
- d.
Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen wordt beoordeeld of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen als daar sprake van is komt men in aanmerking voor een maatwerkvoorziening;
- e.
Er zijn situaties waar er door de gemeente gecontracteerde vervoerder of met behulp van een ander vervoermiddel geen passende oplossing geboden kan worden voor het ondervonden vervoersprobleem. In dat geval kan een tegemoetkoming meerkosten verstrekt worden voor de extra kosten van vervoer.
De maximale bedragen van deze tegemoetkomingen zijn opgenomen in het financieel besluit.
- f.
Bovenregionaal vervoer (>25 km vanaf het woonadres) wordt vergoed, als Valys geen passende oplossing is. Iemand dient hiervoor aan alle volgende criteria te voldoen:
- •
De inwoner heeft essentiële contacten buiten de gemeente Heerde, die alleen kunnen worden onderhouden door daar zelf op bezoek te gaan. Dat wil zeggen: de contacten die niet in staat zijn om de inwoner in Heerde te bezoeken;
- •
Het niet kunnen onderhouden van deze contacten heeft een dreigende vereenzaming of ontwrichting van het psychosociaal functioneren tot gevolg;
- •
De inwoner is op medische gronden niet in staat deze contacten te onderhouden door gebruik te maken van Valys volgens de daarvoor door Valys opgestelde bepalingen.
- •
- g.
Een autoaanpassing wordt alleen verstrekt als de auto in het bezit is van de inwoner. De kosten van de voorziening worden gemaximeerd op de hoogte van de totale tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi dan wel rolstoeltaxi afhankelijk van het feit of de gebruiker rolstoelafhankelijk is.
3.5 Maatwerkvoorziening om zich lokaal te kunnen verplaatsen voor het hebben van contacten met medemensen door het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten
- a.
Een sportvoorziening (in de vorm van een tegemoetkoming) in het kader van de Wmo 2015 kan verstrekt worden als er sprake zijn van een voorziening voor deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijk leven. De sportvoorziening moet gezien worden als een manier om de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met beperkingen te bevorderen;
- b.
De gemeente heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Belanghebbenden die speciale sportvoorzieningen nodig hebben om sport op topniveau te bedrijven, moeten uit eigen middelen, fondsenwerving of door middel van sponsoring de financiën bijeen brengen.
3.6 Langdurig noodzakelijk
- a.
Een voorziening wordt alleen verstrekt als deze langdurig noodzakelijk is. Dat wil zeggen dat de inwoner voor langere tijd (langer dan 6 maanden) aangewezen is op een aanpassing, hulpmiddel of dienst. Voor tijdelijke beperkingen worden geen maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo verstrekt. Dit betekent dat de situatie van een inwoner, voor zover dit beoordeeld kan worden, van blijvende aard moet zijn voordat er een Wmo-voorziening wordt verstrekt.
- b.
Een uitzondering op het criterium “langdurig noodzakelijk” kan gelden voor immateriële voorzieningen.
3.7 In overwegende mate op het individu gericht
De maatwerkvoorziening moet vooral op het individu gericht te zijn. Hiermee bedoelen wij:
- •
Dat de noodzaak voor het aanbrengen of leveren van een voorziening (bijvoorbeeld een deuropener in een gemeenschappelijke ruimte) altijd terug te voeren is op een inwoner voor wie deze aanpassing geïndiceerd is;
- •
Na onderzoek op aanvraag wordt deze voorziening verstrekt aan de inwoner.
Dit sluit niet uit dat, bij een voor een inwoner aangebrachte voorziening in een gemeenschappelijke ruimte, er op een later moment een andere bewoner eveneens gebruik kan maken van die voorziening.
3.6 De maatwerkvoorziening is reeds eerder verstrekt
Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt als eenzelfde voorziening al eerder is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt als:
- -
De eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan buiten de schuld van de aanvrager. Is een derde partij schuldig aan het verloren gaan van de voorziening, dan kan die aansprakelijk gesteld worden;
- -
Wanneer iemand van een adequate of aangepaste woning wil verhuizen naar een niet-adequate woning, dan wordt deze laatste woning niet opnieuw aangepast. In situaties waarbij de verhuizing niet te vermijden is zoals bij gezinsuitbreiding of echtscheiding, kan een uitzondering gemaakt worden. Deze uitzondering geldt eveneens voor de situatie dat een thuiswonend gehandicapt kind voor het eerst de ouderlijke woning gaat verlaten en zelfstandig gaat wonen.
Artikel 4 Contact
4.1. Clientinformatie:
informatie over vragen op het gebied van het sociale domein, die digitaal en via telefonisch contact vanuit STIP geboden wordt.
4.2 Cliëntondersteuning en cliëntadvies:
ondersteuning en informatie over vragen op het gebied van het sociale domein, die vanuit STIP geboden wordt door middel van telefonisch en/of schriftelijk contact.
4.3 Cliëntadviseur:
deze persoon doet de eerste vraagverheldering en beoordeling of er een Wmo-melding nodig is. Ook geeft hij/zij informatie over voorliggende voorzieningen, de sociale kaart en de procedure voor het indienen van een aanvraag.
4.4 Gespreksvoerders/gezinscoach:
medewerkers van de afdeling Sociaal maatschappelijke verbinding belast met de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015.
4.5 Onafhankelijke cliëntondersteuning:
-
1. Onafhankelijke cliëntondersteuning is er voor inwoners die hulp van een onafhankelijk persoon willen bij het doorlopen van het meld- en aanvraagproces in het kader van de Wmo 2015, Jeugdwet of Wlz;
-
2. De onafhankelijk cliëntondersteuning helpt bij het indienen van een bezwaar tegen een besluit van de gemeente;
-
3. Naast of in plaats van een (onafhankelijke) cliëntondersteuner mag de inwoner zich laten ondersteunen door iemand van uit zijn eigen netwerk.
4.6 Vertrouwenspersoon Jeugdwet:
het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg voert in opdracht van alle gemeenten, het onafhankelijk vertrouwenswerk voor de Jeugdwet uit.
4.7. Knelpuntencoördinator Wmo:
voor de Wmo is er bij de gemeente Heerde een knelpuntencoördinator die de functie van vertrouwenspersoon heeft.
Artikel 5 Het kunnen gebruiken van en het kunnen verplaatsen in en om de woning
5.1 Uitgangspunten bij het zich verplaatsen in en om de woning
- •
Het gaat om verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om inwoners die voor het dagelijks verplaatsen zijn aangewezen op zittend verplaatsen met een rolstoel;
- •
Een rolstoel wordt aangemerkt als een voorziening waar de inwoner (semi)permanent gebruik van maakt. Rolstoelen voor incidenteel gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes te gebruiken, vallen niet onder deze definitie;
- •
De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning;
- •
Accessoires voor rolstoelen worden alleen verstrekt wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en deze niet als gebruikelijk worden beschouwd;
- •
De volgende accessoires zijn gebruikelijk:
- o
(rolstoel)handschoenen, regenkleding, boodschappenmandje/-tas, bandenpomp, spiegels, schootkleed/voetenzak, zonnekap/-scherm;
- o
- •
Medisch noodzakelijke aanpassingen zijn onder andere:
- o
Orthesejas, zuurstoffleshouder, stokhouder en in sommige situaties spaakbeschermers.
- o
5.2 uitgangspunten bij het kunnen wonen in een geschikt huis
- •
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen. Er wordt uitgegaan van een ‘wooncarrière’, waarbij de woning wordt aangepast op de levensfase;
- •
Wanneer verhuizen niet leidt tot het resultaat en een grote woningaanpassing nodig is (zoals een inpandige verbouwing of een aanbouw), worden eerst de mogelijkheden van een losse woonunit beoordeeld. Een losse woonunit is een verplaatsbare unit die tijdelijk wordt ‘vastgemaakt’ aan de woning. Bijvoorbeeld een slaapkamer en/of een natte cel;
- •
De losse woonunit en aanbouw worden niet gerealiseerd uit de wens om een mantelzorgwoning te realiseren. Bij het realiseren van een mantelzorgwoning gaat het om het verkrijgen van een woning. Dit is geen resultaat binnen de Wmo;
- •
Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen wordt rekening gehouden met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Een tillift die uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de zorg door professionele aanbieders wordt door de aanbieder geleverd;
- •
Bij het beoordelen of doelgroep gebouwen aangepast worden, worden afspraken gemaakt met de (toekomstige) eigenaar van de woningen;
- •
Het kan noodzakelijk zijn om extra grond te verwerven ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek.
5.3 Het verhuisprimaat
- A.
Bij een plotseling optredend woonprobleem wordt beoordeeld wat de goedkoopst adequate oplossing is. Wanneer dit verhuizen is, wordt bij voorkeur het verhuisprimaat toegepast.
-
Factoren die meewegen bij het al dan niet toepassen van het verhuisprimaat:
- •
De kosten voor een woningaanpassing;
- •
Financiële consequenties van een verhuizing voor het gezin;
- •
Sociale omstandigheden, zoals de beschikbaarheid van mantelzorg;
- •
Sociale en psychische omstandigheden van belanghebbende;
- •
De aangeboden woning moet aansluiten bij de omstandigheden qua gezinssamenstelling, inkomen, leeftijd en dergelijke van de cliënt;
- •
- B.
Redenen voor het niet toepassen van een verhuisprimaat kunnen zijn:
- •
De kosten voor de woningaanpassing bedragen minder dan het normbedrag voor een verhuiskostenvergoeding, genoemd in het Financieel Besluit);
- •
De gevolgen van een verhuizing (dus niet de verhuizing zelf) zijn voor het gezin financieel niet op te brengen;
- •
Er is mantelzorg beschikbaar in de oude woning en die komt in gevaar bij een verhuizing;
- •
- C.
Tijdelijke huisvesting en huurderving
-
In uitzonderlijke situaties is het niet mogelijk om de woning te bewonen tijdens het aanpassen. Dubbele woonlasten worden vergoed als deze niet te vermijden zijn en te maken hebben met het aanpassen van de woning. In de regel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed.
-
Huurderving is bedoeld als vergoeding voor de verhuurder om een aangepaste woning niet direct te verhuren, maar eerst te kijken of er iemand is die een aangepaste woning nodig heeft.
5.4 Weigeren om te verhuizen
Als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is voor het probleem dat een inwoner heeft bij het gebruik van de woning (met inachtneming van de afwegingen zoals hierboven omschreven), is de wens van de inwoner niet doorslaggevend. Een weigering om te verhuizen kan er toe leiden dat er geen maatwerkvoorziening verstrekt wordt. Het weigeren van een geschikte woning, wordt gelijkgesteld aan de weigering om te verhuizen.
5.5 Bezoekbaar maken
- a.
De aanvraag wordt ingediend door de inwoner en betreft een woning die niet de eigen woning is;
- b.
Bezoekbaar betekent dat de inwoner de woonruimte kan bereiken, de woonkamer en een toilet kan gebruiken;
- c.
Als een inwoner vraagt om een woning bezoekbaar te maken moet worden afgewogen of de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). In de regel wordt één woning bezoekbaar gemaakt. Voor het bezoekbaar maken wordt een maximumbedrag gehanteerd. Dit bedrag is opgenomen in het Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2022.
5.6 Tegemoetkoming meerkosten voor de verhuiskosten
- a.
In 2 situaties kan een inwoner een tegemoetkoming meerkosten voor verhuiskosten krijgen, namelijk:
- •
Het verhuizen naar een aangepaste woning vormt de meest goedkope en adequate oplossing voor het woonprobleem van de inwoner;
- •
Door verhuizing wordt op het verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijgemaakt voor bewoning door een inwoner met een beperking.
- •
- b.
Een tegemoetkoming meerkosten in de vorm van een verhuiskostenvergoeding kan niet verstrekt worden wanneer de inwoner:
- •
Voor het eerst zelfstandig gaat wonen. Hierbij wordt het voor studie of opleiding ‘op kamers wonen’ niet als zelfstandig wonen beschouwd;
- •
Verhuist vanuit of naar een woning die niet bedoeld is om het hele jaar bewoond te worden, zoals een vakantiewoning;
- •
Verhuist naar een instelling of een verzorgingshuis;
- •
Verhuist op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing gebruikelijk is;
- •
Verhuist vanuit een adequate woning op eigen verzoek.
- •
Elke bovenstaande situatie moet behandeld worden als maatwerk, waarbij rekening wordt gehouden met relevante jurisprudentie.
5.7 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen
- a.
Toegankelijkheid, doorgankelijkheid:
-
Veel oplossingen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):
-
de ondergrond van het toegangspad, de bestrating van het toegangspad, de aanleg van het benodigde (brede) toegangspad, drempelhulpen bij de toegangsdeuren, het aanbrengen van een steunpunt bij/op de deurpost, het plaatsen van een drempelhulp, het verwijderen van drempels, een tweede trapleuning, aanpassen van hang- en sluitwerk.
- b.
Keuken:
-
Veel oplossingen om het gebruik van de keuken te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): hendel kranen, keramische kookplaat, inductiekookplaat, korfladen.
- c.
Natte cel, toilet:
-
Veel oplossingen om het gebruik van de natte cel of toilet te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):
-
Steunpunten, drempelhulpen, bad vervangen door een douche, douchebak vervangen door een inloopdouche, antisliptegels, thermostaatkranen, een eenvoudig douchezitje, verhoogde toiletpot.
-
Slechts in uitzonderlijke situaties zal het nodig zijn om een voorziening te treffen om het bad te kunnen gebruiken. Een tweede toilet op de verdieping is gebruikelijk en wordt in de regel niet verstrekt.
- d.
Niet elementaire gebruiksruimten:
-
Een hobby-, werk- of speel-/recreatieruimte wordt niet gerekend tot de elementaire woonfuncties en wordt dan ook niet aangepast in het kader van de Wmo 2015. Dit geldt ook voor het treffen van een voorziening uit oppas- of verzorgingsoogpunt.
- e.
Berging:
-
Een berging kan noodzakelijk zijn voor de stalling van een voorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel). Een voorziening is niet adequaat als deze niet veilig en droog gestald kan worden. Het aanpassen van de berging is in dergelijke gevallen dan ook niet aan de orde.
-
Dit geldt ook voor het aanleggen of aanpassen van elektriciteit ten behoeve van het opladen van een voorziening. Dit is gebruikelijk en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo.
- f.
Tijdelijke voorzieningen:
-
Voorzieningen, die tijdelijk (korter dan 6 maanden) nodig zijn, kunnen worden geleend bij de thuiszorgwinkel. Dit wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet.
- g.
Losse woonvoorzieningen:
-
Verschillende losse woonvoorzieningen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): een eenvoudige douchestoel (niet verrijdbaar) of douchekruk, badplank, toiletstoel, vloerbedekking.
Artikel 6 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen
-
1. Als ondersteuning noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid en participatie van een inwoner zal allereerst gekeken worden waaruit de vervoersbehoefte van de belanghebbende bestaat. Het analyseren van het verplaatsingsgedrag (waarom, waarheen, frequentie, wijze van verplaatsen) vormt de input voor de vervoersbehoefte. Dit betekent niet dat iedere wens gehonoreerd wordt. Er wordt een afweging gemaakt tussen de vervoersbehoefte en de goedkoopst adequate oplossing.
-
2. Een tegemoetkoming meerkosten is alleen aan de orde bij ernstige beperkingen, waarbij gedacht kan worden aan sociaal/psychische factoren ten gevolge waarvan de privacy of de veiligheid van de inwoner of, bij een vervoersvoorziening, zijn medepassagier(s) niet is gegarandeerd, zoals:
- •
Privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne ten gevolge hebben voor de inwoner;
- •
Extreme gedragsstoornissen;
- •
Extreme fobieën, die ook na uitvoerige therapeutische behandeling niet zijn verholpen.
- •
-
3. De tegemoetkoming kan aangewend worden voor een vergoeding voor het gebruik van een (rolstoel)taxi of het gebruik van de eigen, bruikleen- of leaseauto (alleen mogelijk als er voor het vervoersprobleem een auto aangeschaft moet worden).
-
4. Autoaanpassingen: naast alle voorwaarden die gelden voor een maatwerkvoorziening vervoer, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
- •
De aan te passen auto is niet ouder dan 7 jaar;
- •
De inwoner gebruikt zijn eigen (gezins-)auto regelmatig (bijna dagelijks) voor deelname aan het maatschappelijk verkeer;
- •
De beoordeling of een inwoner met een beperking in staat is om op een veilige manier met een auto deel te nemen aan het verkeer wordt gedaan door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Via de afdeling aanpassingen van het CBR wordt advies gegeven over de noodzakelijke technische aanpassingen om de auto veilig te kunnen besturen. De kosten voor dit advies komen voor de rekening van de inwoner;
- •
Vergoeding voor aanpassing wordt maximaal eens in de 7 jaren verstrekt; d.w.z. dat bij inruil van de auto binnen deze periode de nieuwe auto niet opnieuw wordt aangepast;
- •
Alleen medische veranderingen kunnen leiden tot een voorziening binnen deze termijn. Hierbij geldt het maximumbedrag voor 7 jaar ten opzichte van een tegemoetkoming voor vervoer in taxi of rolstoeltaxi;
- •
Als niet aannemelijk is dat de autoaanpassing voor 7 jaar adequaat is, wordt het maximumbedrag voor de tegemoetkoming aangepast aan het verwachte aantal jaren;
- •
Een inwoner moet in toereikende mate verzekerd zijn in geval van diefstal van of schade aan de auto.
- •
-
5. Algemene voorwaarden voor verstrekking van een voorziening voor lokale verplaatsingen:
- •
De voorziening speelt een belangrijke rol in het dagelijkse verplaatsingspatroon en niet slechts incidenteel (bijvoorbeeld alleen bij mooi weer);
- •
De inwoner beschikt over voldoende rijvaardigheid en verkeersinzicht;
- •
De inwoner is in staat zorg te dragen voor dagelijks onderhoud van de voorziening;
- •
Er is voldoende garantie voor veilige, droge en vorstvrije stalling/berging van de voorziening.
- •
-
6. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van een scootmobiel zijn:
- •
Onvoldoende fysieke mogelijkheden om van een voorliggende (goedkopere) voorziening gebruik te maken;
- •
De dagelijkse verplaatsingsdoelen kunnen niet lopend worden overbrugd;
- •
Het vervoer per scootmobiel speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven van de inwoner;
- •
Het is mogelijk om de scootmobiel te stallen en op te laden (dan wel dit te realiseren);
- •
Door middel van rijlessen, onder leiding van een ergotherapeut, is de rijvaardigheid beoordeeld en is gebleken dat er veilig gebruik kan worden gemaakt van de scootmobiel.
- •
-
7. Criteria om in aanmerking te komen voor een driewielfiets zijn:
- •
De inwoner heeft onvoldoende fysieke mogelijkheden om op een tweewielfiets te kunnen fietsen;
- •
Fietsen op een tweewielfiets vraagt zoveel concentratie dat er onvoldoende aandacht aan het verkeer kan worden besteed;
- •
De aanvrager is een jong kind in ontwikkeling voor wie het fietsen op een “speel” driewielfiets uit de reguliere handel niet mogelijk is. De driewielfiets wordt dan gezien als speel-/vervoermiddel in en om de woning en niet als voorziening voor lokale verplaatsing op korte en middellange afstanden.
- •
-
8. Criteria en voorwaarden voor het verstrekken van een rolstoelfiets zijn:
- •
De inwoner is niet in staat om met behulp van een meer zelfstandige voorziening voor lokale verplaatsing (driewielfiets of tandem) in de vervoersbehoefte op korte of middellange afstand te voorzien;
- •
Er is een begeleider aanwezig, die met de rolstoelfiets en het aankoppelstuk voor de rolstoel overweg kan.
- •
-
9. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van handbike zijn:
- •
De inwoner is voor de verplaatsing afhankelijk van het gebruik van een rolstoel;
- •
Er is onvoldoende beenfunctie aanwezig om zich fietsend te verplaatsen;
- •
Er is voldoende arm-/handfunctie aanwezig om zich fietsend met behulp van handaandrijving te verplaatsen.
- •
-
10. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van rolstoelscooters zijn:
- •
De inwoner is volledig rolstoel gebonden;
- •
De inwoner is niet in staat veelvuldige transfers te maken vanuit de rolstoel op een ander vervoermiddel;
- •
De inwoner heeft onvoldoende motorische mogelijkheden om van een voorliggende (goedkopere) voorziening, zoals de handbike, gebruik te maken;
- •
De inwoner heeft een dermate intensief verplaatsingspatroon dat vervoer per rolstoeltaxi niet als adequaat kan worden beschouwd.
- •
-
11. Accessoires aan vervoersvoorzieningen worden alleen verstrekt wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en niet als gebruikelijk worden beschouwd.
Artikel 7 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen voor het hebben van contacten met medemensen door het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten
- a.
De rolstoel voor incidenteel gebruik kan verstrekt worden als het bedoeld is voor verplaatsingen waardoor het mogelijk wordt gemaakt om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten;
- b.
Een sportvoorziening (in de vorm van een tegemoetkoming) in het kader van de Wmo 2015 kan verstrekt worden. Bij elke vraag voor een sportvoorziening wordt het oordeel gevormd over de daadwerkelijke bijdrage die hieraan geleverd wordt door de sportvoorziening. In de regel zal een sportvoorziening alleen worden toegekend als de gebruiker actief lid van een sportvereniging is. Het bedrag voor een sportvoorziening, inclusief verzekering en onderhoud, is opgenomen in het Financieel Besluit;
- c.
De gemeente heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Dit laat onverlet dat een topsporter eventueel wel in aanmerking kan komen voor een "normale" sportvoorziening, die voldoende geschikt is om sport te kunnen beoefenen op een lager niveau.
Artikel 8 Persoonsgebonden Budget (PGB)
-
1. Wanneer de inwoner een PGB wenst aan te vragen doet hij/zij dit middels het opsturen van een persoonlijk PGB-plan. In het PGB-plan legt de aanvrager vast:
- a.
Waarom hij een PGB wenst;
- b.
Wat hij wil inkopen met het PGB;
- c.
Bij wie hij dit wil inkopen;
- d.
Wat de kosten daarvan zijn;
- e.
Wat de doelen zijn die hij wil bereiken.
- a.
-
2. De PGB-aanvrager is voor immateriële voorzieningen verplicht om de afspraken met de aanbieder van zorg/ondersteuning vast te leggen in één van de modelovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB);
-
3. Aan het besteden van het PGB binnen het eigen netwerk worden voorwaarden gesteld. Dit gaat om zorg die door personen uit het gezin of het sociaal netwerk wordt geleverd en de gebruikelijke zorg overstijgt. Er dient zorgvuldig en steekhoudend onderbouwd te worden waarom de hulp uit het sociaal netwerk via een PGB ingezet dient te worden. Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:
- a.
Professionele hulp van een ouder/verzorger aan het eigen kind of het kind dat onder gezag staat kan niet gefinancierd worden uit het PGB;
- b.
Zorg die uitstijgt boven gebruikelijke zorg van een ouder aan een kind kan wel gefinancierd worden uit het PGB;
- c.
De informele hulp moet in staat zijn om de hulp te bieden die conform de doelstellingen in het ondersteuningsplan gesteld zijn;
- d.
De informele hulp mag niet overbelast zijn of dreigen overbelast te raken.
- a.
-
4. Wanneer het PGB binnen het eigen netwerk wordt besteed, dient er een gezins- en bestedingsplan opgesteld te worden. De volgende elementen dienen daarin terug te komen:
- a.
De budgethouder moet motiveren waarom de hulp/ondersteuning die de persoon uit het sociaal netwerk levert niet onbetaald geleverd kan worden;
- b.
Vast moet staan dat de persoon uit het sociaal netwerk behoort tot de beroepsbevolking;
- c.
De budgethouder moet verklaren dat de persoon uit het sociaal netwerk geen enkele druk heeft uitgeoefend bij de keuze voor een PGB;
- d.
De persoon uit het sociaal netwerk moet in staat zijn om de zorg in te kopen; ondersteuning/hulp te bieden zonder dat dit leidt tot overbelasting van de persoon;
- e.
Er kan geen ondersteuning/hulp worden ingekocht bij een persoon uit het sociaal netwerk, terwijl deze overbelast is;
- f.
De budgethouder moet met de persoon uit het sociaal netwerk in samenspraak met de gezinscoach/gespreksvoerder bespreken in hoeverre deze in staat is om structureel kwalitatief goede en kwantitatief voldoende hulp/ondersteuning te regelen.
- a.
-
5. Wanneer aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, kan de gemeente besluiten dat het PGB niet ingekocht kan worden bij de persoon uit het sociaal netwerk;
-
6. Bij professionele aanbieders maken de kosten van woon-werkverkeer deel uit van de indirecte kosten en wordt hiervoor geen extra budget toegekend. Als een budgethouder gebruik maakt van informele hulp, worden de kilometers van het huisadres van de informele hulp naar het huisadres van de budgethouder, voor zover deze meer bedragen dan 5 kilometer enkele reis, voor het kilometerbedrag dat voor de Wet op inkomstenbelasting belastingvrij kan worden vergoed tot maximaal € 20,00 per dag als PGB verstrekt;
-
7. Budgethouders hebben geen beschikking over een vrij besteedbaar PGB;
-
8. Steekproefsgewijs zullen kwaliteitsmedewerkers de kwaliteit van de ondersteuning in de vorm van een PGB controleren. Wanneer bij deze controle of bij een herindicatie blijkt dat de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is, wordt geen PGB meer verstrekt, maar – voor zover noodzakelijk - de ondersteuning voortgezet in natura;
-
9. De budgethouder is niet verplicht belastingen en premies in te houden bij inkoop van ondersteuning/hulp voor 3 dagen per week of minder. Als de budgethouder toch gebruik wil maken van een salarisadministratie, dan kunnen de kosten hiervoor niet betaald worden uit het PGB. Is het voeren van een salarisadministratie wel verplicht, dan wordt dit door het SVB uitgevoerd;
-
10. Bij het in staat zijn om de bij een PGB behorende taken op verantwoorde wijze uit te voeren hoort dat er geen hulp mag plaatsvinden bij het beheren van het PGB van een aanbieder die middels hetzelfde PGB wordt ingekocht1. De gemeente Heerde staat dit wel toe wanneer de ouder(s) van een jeugdige betaald wordt uit het PGB.
-
11. Beleidsregels voor het Toekennen van een Persoonsgebonden Budget rondom Beschermd Thuis
Wanneer er bij een maatwerkvoorziening Beschermd Thuis een PGB aanvraag komt, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
- a.
Zelfstandig Ondernemers en Juridische Constructies
Zelfstandige ondernemers, dan wel andere juridische constructies die geacht kunnen worden niet of nauwelijks overheadkosten te maken, kunnen in beginsel niet in aanmerking komen voor het uitvoeren van integrale hersteltrajecten via een pgb, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Hierbij moet worden gegarandeerd dat zij de vereiste complexe zorgbehoeften, veiligheid, continuïteit en samenwerking kunnen waarborgen.
- b.
Complexe Zorgbehoefte
Integrale hersteltrajecten zijn gericht op inwoners met zeer intensieve ondersteuningsbehoeften op diverse leefgebieden, waaronder medisch, sociaal en persoonlijk herstel. Deze trajecten vereisen een breed scala aan professionele ondersteuning en zorg, waaronder medische zorg, daginvulling, financiële stabilisatie en sociale integratie. Zelfstandige ondernemers hebben doorgaans niet de middelen en expertise om de vereiste diverse ondersteuning te bieden. Daarom komen integrale hersteltrajecten in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door zelfstandig ondernemers, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste complexe zorgbehoefte kunnen begeleiden (zie art. 14.1.b).
- c.
Veiligheid en Continuïteit
Kenmerkend voor beschermd thuis is de 24 uurs bereikbaarheid/beschikbaarheid. De aanbieder biedt een snelle interventie bij incidenten en calamiteiten en de cliënt kan 24 uur per dag terugvallen op deskundig en bekwame medewerkers. De gemeenten eisen dat de 24-uurs bereikbaarheid en beschikbaarheid is georganiseerd en geborgd. Voor de doelgroep is dus een veilige omgeving met 24/7 urgente hulp essentieel. Alleen als deze veiligheid gegarandeerd kan worden, komt ondersteuning in aanmerking voor pgb.
Dit vereist een gestructureerde omgeving en toegang tot crisisopvang indien nodig. De gecontracteerde partijen zijn georganiseerd om deze veiligheid en continuïteit te waarborgen, inclusief nachtelijke ondersteuning en crisisinterventie. Zelfstandig ondernemers kunnen deze veiligheid en continuïteit niet op dezelfde schaal en intensiteit bieden. Daarom komen deze vormen van ondersteuning niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zelfstandig ondernemer, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste veiligheid en continuïteit kunnen bieden.
- d.
Samenwerking en Systeemgerichte Aanpak
Integrale hersteltrajecten vereisen samenwerking tussen verschillende zorg- en ondersteuningsinstanties, waaronder lokale overheden, gezondheidszorgaanbieders en sociale diensten.
Deze samenwerking is cruciaal om de complexe behoeften van de inwoner integraal aan te pakken.
Zelfstandig ondernemers missen doorgaans de benodigde infrastructuur en samenwerkingsverbanden om deze brede ondersteuning te coördineren en te leveren. Daarom komen deze vormen van ondersteuning in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zelfstandig ondernemer, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de vereiste samenwerkingsstructuren en integrale aanpak.
- e.
Voorwaarden voor Instellingen
Instellingen kunnen in aanmerking komen voor het leveren van ondersteuning via pgb wanneer zij voldoen aan de geldende kwaliteitseisen voor gecontracteerde partijen. De gemeente beoordeelt vooraf of de instelling aan deze kwaliteitseisen voldoet via een aangewezen commissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van toezicht, kwaliteit en contractbeheer.
- a.
Artikel 9 Voorliggende voorzieningen
Artikel 9.1 - Voorliggende wettelijke voorzieningen
- a.
Voorliggende wettelijke voorzieningen hebben voorrang op voorzieningen uit de Jeugdwet of de Wmo.
- b.
De bewijslast ligt daarbij bij de gemeente; die moet aantonen dat er inderdaad sprake is van een (toereikende) voorliggende voorziening.
- c.
Daarbij wordt samenwerking en overleg gezocht met uitvoerders van andere wetten.
- d.
Er is pas sprake van een voorliggende voorziening als de inwoner ook daadwerkelijk aanspraak kan maken op die voorziening doordat hij voldoet aan de daarvoor opgestelde regels.
- e.
Van de inwoner kan dan worden verwacht dat hij gebruik maakt van die voorliggende voorziening.
Artikel 9.2 – Gebruikelijke voorzieningen
- a.
Voorzieningen of producten die gebruikelijk zijn, komen niet voor verstrekking in aanmerking. Het gaat hier om voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruikspatroon van de aanvrager behoren.
Artikel 9.3 – Algemene voorzieningen en algemeen- en vrij toegankelijke voorzieningen
- a.
Een algemene voorziening gaat voor op een individuele- of maatwerkvoorziening als deze een passende oplossing biedt voor de ondersteuningsvraag van de inwoner.
- b.
Om gebruik te maken van deze algemene voorzieningen is geen indicatie nodig van de gemeente. Vaak volstaat een lichte toegangstoets die voor de start van de algemene voorziening zelf wordt gedaan.
- c.
In Heerde bestaan twee algemene voorzieningen waaraan de gemeente een financiële bijdrage levert:
- 1.
Algemene Voorziening Schoon en Leefbaar Huis (AVSLH)
De Algemene voorziening schoon en leefbaar huis is een bij een verordening aangewezen algemene voorziening die onder het abonnementstarief valt.
- 2.
De algemene voorzieningen geboden vanuit voorzieningen STIP. Voor de diensten die geboden worden vanuit de algemene voorziening van STIP wordt geen eigen bijdrage gevraagd.
- 1.
Artikel 10 Individuele en Maatwerkvoorzieningen
-
1. Voor alle individuele en maatwerkvoorzieningen bestaat een gelijkluidend afwegingskader. Vanuit dit afwegingskader beoordeelt de gezinscoach/gespreksvoerder in hoeverre de eigen kracht en het eigen netwerk, voorliggende voorzieningen of wetgeving en algemene voorzieningen kunnen leiden tot het verminderen of het wegnemen van de beperkingen. Dit betekent dat elke hulpvraag vanuit dezelfde methodiek wordt benaderd. Hierbij wordt rekening gehouden met het door de Centrale Raad van Beroep geformuleerde stappenplan.
-
2. Persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de inwoner spelen altijd een nadrukkelijke rol binnen het onderzoek. Ogenschijnlijk gelijksoortig aanvragen kunnen gelet op de omstandigheden waarin de inwoner verkeert leiden tot verschillende oplossingen.
Artikel 11 Aanvullend afwegingskader individuele voorziening jeugd
In bijlage 1 en 2 zijn aanvullende afwegingskaders opgenomen met daarin richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is. Hier wordt aangegeven wat gebruikelijke hulp omvat en wat de uitzonderingen zijn. Ook wordt beschreven hoe de beoordeling van de situatie in samenhang dient te gebeuren waarbij er rekening wordt gehouden met de omstandigheden.
Artikel 12 Vervoer Jeugd
-
1. De gemeentelijke toegang is gemandateerd vervoer te indiceren. De door de gemeente gecontracteerde vervoerder organiseert het vervoer.
-
2. Als er geen gebruik gemaakt kan worden van de collectieve voorziening, wordt het vervoer als onderdeel van een individuele voorziening verstrekt via het reguliere aanvraagproces.
Artikel 13 Crisissituatie Jeugd
-
1. Bij een crisis schakelt de huisarts als eerstaangewezen professional waar nodig de politie, een consultatiebureau of de Crisisdienst GGNet in. Zij beoordelen de ernst en noodzaak van een eventuele opname.
-
2. Voor huiselijk geweld en/of kindermishandeling is Veilig Thuis het meldpunt voor de gemeente Heerde. Dit meldpunt is 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar.
-
3. Wanneer er sprake is van crisis bij een kind wordt spoedzorg ingezet. Heerde heeft Spoedeisende Zorg bij Jeugdbescherming Gelderland ingekocht. Daar is een team dat 7 x 24 uur bereikbaar en beschikbaar is en binnen 3 uur ter plaatse kan zijn om de crisis te bezweren.
-
4. Binnen 4 weken wordt door de Spoedeisende zorg een nadere analyse gemaakt van de thuissituatie en de problemen.
-
5. Wanneer er sprake is van crisis bij een volwassene wordt hij of zij opgenomen in de crisisopvang. Crisisopvang is een combinatie van onderdak en begeleiding en kan maximaal voor een aaneengesloten periode van 8 weken ingezet worden.
Artikel 14 Afbakening maatwerkvoorzieningen Beschermd Thuis
De criteria zoals die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2024 zijn opgenomen, zijn van toepassing op alle producten uit het domein Wmo (dus ook MO/BW), waarvoor het college een inwoner in aanmerking kan laten komen wanneer deze voldoet aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de verordening artikel 15.
Het college van de gemeente Heerde heeft in 2017 de volgende convenanten ondertekend:
- •
Convenant Landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang, inclusief de daarbij behorende handreiking: Landelijke toegang maatschappelijke opvang.
- •
Convenant Landelijke toegankelijkheid Beschermd Wonen, inclusief de daarbij behorende handreiking en beleidsregels: Landelijke toegang Beschermd Wonen.
Daarnaast hebben de colleges van de samenwerkende regiogemeenten Noord Oost Veluwe (Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde en Voorst) besloten om de in deze handreikingen vastgelegde beleidsregels ongewijzigd over te nemen als de geldende beleidsregels voor de desbetreffende gemeenten.
- 1.
Maatwerkvoorzieningen
- a.
Als het college heeft bepaald dat een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, dan zijn er verschillende producten te kiezen. De productkeuze voor een maatwerkvoorziening Beschermd Thuis wordt door het college bepaald op basis van cliëntprofielen uit het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV. Voor deze en andere productbeschrijvingen wordt verwezen naar het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV https://www.zorgregiomijov.nl/aanbieders/104-documenten-en-downloads
- b.
Bij Begeleiding crisis, begeleiding intensief, begeleiding perspectief en de Integrale Hersteltrajecten is, gezien de vereiste professionaliteit de inzet van informele hulp niet mogelijk zoals geformuleerd in de productbeschrijvingen op Zorgregio MIJOV. Hierbij is sprake van acute en hoge intensiteit van zorg of begeleiding gericht op ontwikkeling, waarvoor formele hulp in natura ingezet moet worden.
- a.
Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2023.
-
2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023”.
Ondertekening
Heerde, 11-07-2023,
Het college voornoemd,
secretaris,
burgemeester,
Bijlage 1: Richtlijnen gebruikelijke hulp Jeugd
Algemene richtlijnen per leeftijdscategorie
Hieronder per levensfase van de jeugdige richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is van ouders voor jeugdigen met een regulier ontwikkelingsprofiel.
Is er sprake van boven gebruikelijke hulp, dan kan dit aanleiding zijn om een voorziening op grond van de Jeugdwet te verstrekken. Hiervoor is een individuele afweging van de gezinssituatie noodzakelijk. Binnen dat kader moet worden beoordeeld of het bieden van de boven gebruikelijke hulp wel of niet redelijkerwijs van de ouder(s) mag worden verwacht.
Jeugdigen van 0 tot 3 jaar
- •
hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;
- •
ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;
- •
zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Jeugdigen van 3 tot 5 jaar
- •
kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;
- •
kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;
- •
hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;
- •
hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten, wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;
- •
hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;
- •
zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Jeugdigen van 5 tot 12 jaar
- •
hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;
- •
kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. jeugdige kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);
- •
hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging, zoals het zich wassen en tanden poetsen;
- •
hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;
- •
zijn overdag zindelijk en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;
- •
hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;
- •
hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Jeugdigen van 12 tot 18 jaar
- •
hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;
- •
kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;
- •
kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;
- •
kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;
- •
hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;
- •
hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;
- •
hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);
- •
hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;
- •
hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.
Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.
Voor jongvolwassenen (18 – 21 jaar) geldt dat alle hulp die door de ouders geboden wordt aangemerkt moet worden als boven gebruikelijke hulp.
Aanvullingen
Gebruikelijke hulp omvat eveneens:
- •
Handelingen die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen, maar die een gebruikelijke hulphandeling vervangen. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen kunnen zijn: het geven van sondevoeding in plaats van eten; het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een jeugdige met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
- •
Handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Ook zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een jeugdige, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt. Bijvoorbeeld het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij jeugdigen met een lichamelijke beperking.
- •
Handelingen die een jeugdige zelf kan uitvoeren dan wel kan aanleren;
- •
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de jeugdige;
Uitzonderingen
Bij de individuele beoordeling wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Veel jeugdigen van 4 jaar zijn bijvoorbeeld overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een jeugdige van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
Verder wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om niet vooraf te plannen hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van de jeugdige.
Ook de omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is. Voorbeeld: alle jeugdigen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
Beoordeling in samenhang
Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan jeugdigen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.
De hierboven genoemde richtlijnen en aanvullingen/uitzonderingen daarop moeten daarom telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van de jeugdige worden beoordeeld:
- •
Zo kan een zorghandeling die naar zijn aard en omvang voor een jeugdige van een bepaalde leeftijdsgroep gebruikelijk is, in een individuele situatie veel vaker voorkomen (frequentie) waardoor deze hulp niet geheel als gebruikelijk kan worden aangemerkt.
- •
Zo kan bij een jeugdige van een bepaalde leeftijd die is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde jeugdigen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Een concreet voorbeeld: het geven van medicatie (aard) bij een jeugdige van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Bijlage 2 Richtlijn gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp in de Wmo 2015
Gebruikelijke hulp
Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Wat onder gebruikelijke hulp valt, wordt dus bepaald door wat op dat moment normaal is en kan in de loop van de tijd veranderen. Volgens de regering is het op dit moment in onze samenleving normaal dat de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten waar nodig en mogelijk hun rol nemen in het huishouden, zeker wanneer er sprake is van een huisgenoot met een beperkte zelfredzaamheid.
Van wie wordt gebruikelijke hulp verwacht?
De leefeenheid van de cliënt die een beroep doet op ondersteuning is primair verantwoordelijk voor het functioneren van de leefeenheid. Dat betekent bijvoorbeeld dat van een leefeenheid wordt verwacht dat, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, gestreefd wordt naar een herverdeling van de huishoudelijke taken binnen die leefeenheid. De huisgenoten moeten meewerken aan het onderzoek dat noodzakelijk is om te bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp. Daarbij moeten de huisgenoten alles aangeven wat van belang kan zijn voor het onderzoek. Doen zij dit niet, dan kan dat inhouden dat de gemeente de noodzaak tot of de omvang van de maatwerkvoorziening niet kan vaststellen. Dit kan dus betekenen dat er geen maatwerkvoorziening kan worden verstrekt.
Leefeenheid
De leefeenheid waartoe cliënt behoort, bestaat, gelet op artikel 1.1.1 Wmo 2015, uit de:
- •
echtgenoot
- •
ouders
- •
inwonende kinderen, of
- •
andere huisgenoten waarmee cliënt een gezamenlijke huishouding voert.
Gelet op de definitie van gebruikelijke hulp in de Wmo 2015, en Memorie van Toelichting, kunnen meer dan twee volwassen personen tot de leefeenheid behoren. Het begrip gezamenlijke huishouding heeft betekenis in relatie tot ‘andere huisgenoten’. Hiermee is bedoeld om bijvoorbeeld kamerhuurders uit te sluiten of personen die omwille van hun zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.
Als de cliënt deel uitmaakt van een leefeenheid bestaande uit meerdere personen (meerpersoonshuishouden) moet de medewerker van de toegang vaststellen wat, gezien de samenstelling van die leefeenheid, in dat geval verstaan wordt onder gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar.
Hoofdverblijf in dezelfde woning
Het gaat erom dat men feitelijk zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. De enkele inschrijving in de Brp is onvoldoende om de vraag te beantwoorden waar iemand zijn woonadres heeft. Die vraag moet beantwoord worden aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Het enkele feit dat een persoon in het Brp is ingeschreven op het adres van de cliënt is onvoldoende om te spreken van hoofdverblijf in dezelfde woning.
Soms kan er twijfel bestaan of het gaat om huisgenoten of dat men feitelijk in twee verschillende woningen verblijft. Denk hierbij aan de situatie waarbij iemand woont in een apart bijgebouw. In die situatie kunnen de volgende factoren onderzocht worden om te bepalen of het gaat om één leefeenheid:
- •
zijn de woningen kadastraal gesplitst?
- •
hebben ze een eigen huisnummer?
- •
is er sprake van een huurovereenkomst?
- •
Is het mogelijk om huurtoeslag aan te vragen voor de woning?
- •
Beschikt de woning over algemeen gebruikelijke voorzieningen?
- •
Heeft de woning een eigen toegangsdeur?
Echtgenoot
Met een echtgenoot wordt gelijkgesteld (artikel 1.1.2 Wmo 2015):
- •
de geregistreerde partner
- •
de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad.
Gezamenlijke huishouding
Van een gezamenlijke huishouding is sprake wanneer twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
De algemene wettelijke definitie bevat drie eisen waaraan moet zijn voldaan (artikel 1.1.2 lid 3 Wmo):
- 1.
het moet gaan om twee personen;
- 2.
men moet het hoofdverblijf hebben in dezelfde woning;
- 3.
men moet blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.
Twee personen
Het is uitdrukkelijk niet mogelijk dat meer dan twee personen met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren. Het is wel mogelijk dat als meer dan twee personen in een woning wonen, twee daarvan een gezamenlijke huishouding voeren. Voorwaarde is dan wel dat die twee personen ten opzichte van elkaar blijk geven van een mate van zorg, die niet aanwezig is ten opzichte van de andere persoon of personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.
Behoren er meer dan twee personen tot de leefeenheid, en voeren twee daarvan een gezamenlijke huishouding, dan kan niettemin ten aanzien van de andere huisgenoten ook sprake zijn van gebruikelijke hulp. Echter, zal dan vastgesteld moeten worden wat gebruikelijke hulp is voor deze huisgenoten t.o.v. de cliënt.
Zorg dragen voor elkaar
Een ander belangrijk criterium voor het aannemen van een gezamenlijke huishouding wordt ook wel het verzorgingscriterium genoemd en is in de praktijk het lastigste om aan te tonen. De betrokkenen moeten voor elkaar zorgdragen door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. De aanwezigheid van een contract of van bewijsstukken dat huur of kostgeld wordt betaald, betekent niet dat de betrokkenen geen gezamenlijke huishouding kunnen voeren.
Het is niet vereist dat de geboden verzorging van weerszijden dezelfde omvang en intensiteit heeft.
Wanneer er echter enkel door één van beide personen zorg wordt geboden, is aan het verzorgingscriterium niet voldaan.
Bij (onder)huurders en kostgangers is sprake van een zuiver zakelijke relatie. Daarvan is geen sprake als er een mate van financiële verstrengeling aanwezig is, die verder reikt dan de betaling van de huur of het kostgeld en een wederzijdse verzorging die niet beperkt blijft tot het onderhoud van de gehuurde kamer of de levering van de overeengekomen diensten, zoals de maaltijden of de bewassing. Zoals dat ook het geval is in andere situaties waarin de betrokkenen beweren niet elkaars partners te zijn, kan het college een onderzoek instellen naar de feitelijke omstandigheden van de betrokkenen.
Gebruikelijke hulp door kinderen
Wanneer er gebruikelijke hulp van een kind wordt verwacht, dan moet er onderzoek gedaan worden naar het vermogen van dit kind (voor wat betreft het verrichten van huishoudelijk werk). Er moet rekening gehouden worden met wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht, de ontwikkelingsfase van het specifieke kind en het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties.
Verschil met mantelzorg
Gebruikelijke hulp en mantelzorg zijn elkaar uitsluitende begrippen. Bij mantelzorg wordt de normale (gebruikelijke) zorg in zwaarte, duur en/of intensiteit aanmerkelijk overschreden. Bovendien hoeven mantelzorgers niet per se een gezamenlijke huishouding te voeren met de zorgvrager. Een huisgenoot kan wel naast gebruikelijke hulp ook mantelzorg verlenen, omdat de zorg die hij verleent boven de gebruikelijke hulp uitstijgt. Deze bovengebruikelijke hulp (mantelzorg) kan, in tegenstelling tot gebruikelijke hulp, echter niet verplicht worden.
Wanneer kan geen gebruikelijke hulp worden verwacht?
Geobjectiveerde beperkingen / ontbreken kennis & vaardigheden
Wanneer partner, ouders, kind en/of elke andere huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist, hoeven zij geen gebruikelijke hulp te bieden. Tenzij de betreffende huisgenoot nog leerbaar is. In dat geval kan er alleen kortdurend ondersteuning toegekend worden, zodat de huisgenoot zich de vaardigheden eigen kan maken.
Niet-inwonende kinderen
Niet-inwonende kinderen hoeven geen gebruikelijke hulp te bieden, want zij behoren niet tot de leefeenheid. De medewerker van de toegang kan wel met de cliënt bespreken of niet-inwonende kinderen (op vrijwillige basis) een helpende hand kunnen bieden.
Dreigende overbelasting
Bij gebruikelijke hulp moet onderzocht worden of diegene waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, ook in staat is om deze gebruikelijke hulp te bieden of dat er sprake is van (dreigende) overbelasting.
Bij dat onderzoek moet het college aandacht besteden aan draaglast en draagkracht. Bekeken moet worden of de echtgenoot of huisgenoot, naast zijn/ haar werk en de door hem te verlenen zorg aan zijn echtgenoot of huisgenoot, fysiek en psychisch nog in staat is gebruikelijke hulp aan cliënt te verlenen. Als dat niet het geval is en er is dus sprake van (dreigende) overbelasting, zal het college (tijdelijk) een indicatie moeten verstrekken.
In eerste instantie zal die indicatie van korte duur zijn om de gelegenheid te bieden de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke hulp met andere activiteiten, gaan werk en gebruikelijke hulp voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp. Dit kan alleen anders zijn als de vrijetijdsbesteding noodzakelijk is om niet overbelast te raken. Dit moet altijd in het individuele geval onderzocht worden.
Korte levensverwachting
In geval de zorgvrager een korte levensverwachting heeft, kan ter fysieke en psychische ontlasting van de leefeenheid van de zorgvrager besloten worden om geen toepassing te geven aan het uitgangspunt van de gebruikelijke hulp.
Respijtzorg
Respijtzorg doet zich voor in situaties waarin de huisgenoot, partner of ouder die feitelijk gebruikelijke hulp op zich moet nemen daartoe niet in staat is wegens (dreigende) overbelasting, die niet op een andere manier door hem is op te lossen. Het college moet de cliënt met beperkingen dan ondersteunen. Het college beoordeelt de situatie dan alsof de cliënt zonder gebruikelijke hulpverlener woont.
Er is een variëteit aan respijtvoorzieningen waarmee vervangende zorg vorm zou kunnen krijgen.
Hierbij kan. naast de inzet van vrijwilligers, gedacht worden aan begeleiding thuis, informele zorg, dagopvang, een logeerhuis en nachtzorg. Ook kan het maatwerk bestaan uit het bieden van diensten, hulpmiddelen of andere maatregelen die van belang zijn bij het ondersteunen van een cliënt door een mantelzorger.
Afweging gebruikelijke en bovengebruikelijke hulp
Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is. Daarbij omvat gebruikelijke hulp de zorg die iedereen nodig heeft (wassen, eten en dergelijke) maar ook de zorg die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt. Denk hierbij aan stomaverzorging in plaats van toiletgang en sondevoeding in plaats van eten.
Van bovengebruikelijke hulp is sprake wanneer mensen elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.
Voorbeeld: het is niet gebruikelijk dat een volwassene langdurig hulp nodig heeft bij de toiletgang.
Hier is dus sprake van bovengebruikelijke hulp.
Culturele diversiteit
Bij het inventariseren van de eigen mogelijkheden van het huishouden wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Er is sprake van een pluriforme samenleving waarin iedereen gelijke aanspraken op zorg kan maken.
Opvang en verzorging van kinderen
Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen, in het kader van de opvoeding. Dit houdt in het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid, en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van een kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte.
Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon, zoals de leeftijd en ontwikkeling van het kind vereisen. Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende mogelijkheden van zorgverlof. Indien dit niet mogelijk is dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening zoals crèche, buitenschoolse opvang, gastouderbureau e.d. Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden wordt redelijk geacht, onafhankelijk van de financiële omstandigheden. Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurende overbrugging nodig, dan kan hulp worden ingezet.
Indien er sprake is van uitval van de ouder in een eenoudergezin, en de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput, dan is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind hulp mogelijk tot 40 uur per week voor oppas, opvang, begeleiding en verzorging van gezonde kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (maximaal 3 maanden), met de bedoeling binnen deze termijn een eigen oplossing te realiseren.
Huishoudelijke verzorging
Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij huishoudelijke verzorging?
Volwassene
Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze alle huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt.
Uit een uitspraak van de CRvB volgt dat wanneer de echtgenoot, huisgenoot of inwonende zoon of dochter wel in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen maar weigert om huishoudelijke taken te verrichten, de gemeente geen hulp bij het huishouden hoeft te verstrekken met toepassing van de hardheidsclausule (ECLI:NL:CRVB:2016:3665).
Taken van een 18-23 jarige
Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:
- •
schoonhouden van wc en badkamer,
- •
schoonhouden van keuken, leefruimte en één slaapkamer,
- •
wasverzorging,
- •
boodschappen doen,
- •
maaltijd verzorgen,
- •
afwassen en opruimen.
Dit betekent dat er wel huishoudelijke verzorging kan worden toegekend voor het schoonhouden van overige slaapkamer(s) inclusief het verschonen van bedden, het schoonmaken van de hal/bijkeuken en het zemen van ramen aan de binnenzijde. Daarnaast kunnen 18-23 jarigeneventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.
Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat de medewerker van de toegang ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.
- •
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.
- •
Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien.
- •
Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.
Het aanleren van huishoudelijke activiteiten
Redenen als 'niet gewend zijn om’ of ‘geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een indicatie voor het overnemen van huishoudelijke taken. Als hiervoor motivatie aanwezig is, kan er een indicatie worden gesteld voor 6 weken zorg voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.
Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nog is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 75 jaar) kan, indien nodig, huishoudelijke verzorging voor die zwaar huishoudelijke taken worden geïndiceerd die anders tot de gebruikelijke hulp zouden worden gerekend.
Belasting door werk, studie, maatschappelijke participatie of zorgtaken
Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan ondersteuning te bieden. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren.
Ook studie of werkzaamheden vormen in principe geen reden om van de gebruikelijke hulp af te zien. Immers, iedereen die werkt zal naast zijn werk het huishouden moeten doen of hier eigen oplossingen voor zoeken (zoals het inhuren van particuliere hulp). Dat geldt ook voor tweeverdieners. Iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een normale baan of het volgen van een opleiding per definitie het leveren van gebruikelijke hulp niet in de weg. Gebruikelijke hulp gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.
Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke hulp. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding zijn niet te vragen het huishoudelijke werk aan te leren.
Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van een eigen keuze, zal daar geen rekening mee worden gehouden. De afwezigheid moet een verplichtend karakter hebben. Het gaat te ver, om chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de offshore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken.
In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een indicatie voor hulp bij het huishouden worden gesteld op onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. In eerste instantie zal getracht worden die indicatie van korte duur te laten zijn, om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het (plotseling) overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de inwonende kinderen.
Persoonlijke Verzorging
Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij persoonlijke verzorging?
Van belang is onderscheid te maken tussen:
- •
gebruikelijke persoonlijke verzorging van partners voor elkaar,
- •
gebruikelijke persoonlijke verzorging van volwassen huisgenoten voor elkaar, w.o. inwonende volwassen kinderen (> 18 jaar) voor hun ouders.
Onder partner wordt verstaan: De volwassene met wie de zorgvrager een intieme, emotionele relatie heeft èn een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert.
Partners onderling
Kortdurende situaties
Van partners wordt verwacht dat zij elkaar persoonlijke verzorging bieden als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie (hierbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden) met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt dat persoonlijke verzorging daarna niet langer is aangewezen.
De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichamelijke zorg inclusief assistentie bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, aandacht en begeleiding bij ziekte en psychosociale problemen. Een voorbeeld hiervan is de zorg voor een huisgenoot of partner tijdens een kortdurend gezondheidsprobleem als herstel na een operatie, griep, gekneusde ledematen e.d. Deze vorm van zorg is in principe (afhankelijk van de aard, omvang en duur) gebruikelijk.
Alleen als er gemotiveerd kan worden, in geval van een kortdurende zorgsituatie, dat een partner niet de persoonlijke verzorging kan bieden aan diens zorgbehoevende partner kan er alsnog een indicatie voor persoonlijke verzorging worden gegeven.
Langdurige situaties
Bij een zorgvraag die naar verwachting langer dan 3 maanden zal gaan duren, is persoonlijke verzorging ook tussen partners geen gebruikelijke hulp. Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke hulp. Er hoeft dan dus niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke hulp’ door partners geleverd te worden, alvorens zorg kan worden ingezet.
Wanneer de partner voor het deel dat de gebruikelijke hulp overstijgt, een aanvraag indient voor ondersteuning, dient dat te worden opgevat als een signaal dat geen mantelzorg wordt verleend.
Volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Persoonlijke verzorging van volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten, anders dan partners onderling, is geen gebruikelijke hulp.
Begeleiding
Van wie kan gebruikelijke hulp worden verwacht bij begeleiding?
Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten Onderling
Kortdurende situaties
Alle begeleiding van de cliënt door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurige situaties
Als het gaat om een chronische situatie is de begeleiding van een volwassen cliënt gebruikelijke hulp wanneer die begeleiding normaal gesproken door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een cliënt:
- •
Het begeleiden van cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.
- •
Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte cliënt werd uitgevoerd.
Aanleren aan derden
Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de cliënt is gebruikelijke hulp
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl