Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023

Geldend van 01-08-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023

Het college van Heerde;

Gelet op de bepalingen in de “Verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020” en de “Nadere regels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023”;

besluit:

vast te stellen de volgende beleidsdocument tevens beleidsregels:

Artikel 1 Begrippenlijst

  • Algemene voorziening schoon en leefbaar huis (AVSLH): algemene voorziening met een aanbod van activiteiten gericht op het resultaat: het schoon en leefbaar houden van een huis.

  • Gebruikelijke (voorliggende) voorziening: bij gebruikelijke (voorliggende) voorzieningen gaat het om producten of diensten die de inwoner kunnen helpen bij zelfredzaamheid en participatie en die algemeen verkrijgbaar zijn, of toegankelijk zijn met een lichte toegangstoets. Het gaat hier om voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruikspatroon van de aanvrager behoren.

  • Inwoner: in de verordening wordt gesproken over “cliënten”, waar we in de beleidsregels spreken over “inwoners”.

  • Leefeenheid: een persoon of een groep mensen bestaande uit mannen en vrouwen, meerderjarigen en minderjarigen die op hetzelfde adres wonen.

  • Onafhankelijke cliëntondersteuner: een vertrouwenspersoon die inwoners op hun verzoek ondersteunt in het contact met de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling en/of Veilig Thuis.

  • Prikkelarme ruimte: onder een prikkelarme ruimte wordt verstaan een kamer (verblijfsruimte) waarin een inwoner met psychische problemen die gedragsproblemen heeft, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

  • STIP (Steun en informatiepunt) Heerde: een welzijns- en ondersteuningsorganisatie waar inwoners met alle vragen op sociaal gebied terecht kunnen, met een laagdrempelig inloopcentrum in kern Heerde en kern Wapenveld.

  • Wettelijk voorliggende voorziening: een wettelijk voorliggende voorziening is een voorziening die op grond van een andere wet dan de Jeugdwet of de Wmo kan worden verstrekt.

  • Woning: een woning kan zowel een eigen woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van een woning.

Artikel 2 Algemene bepalingen

2.1 Eigen kracht en eigen netwerk

  • a.

    Onder eigen kracht verstaan wij de mogelijkheden die mensen hebben om hun leven zo in te richten dat zij hun problemen bij zelfredzaamheid of ondersteuning zelf verminderen of voorkomen.

  • b.

    Iedere inwoner is primair zelf verantwoordelijk voor zijn eigen leven en daarmee voor de eigen zelfredzaamheid en participatie. De inwoner wordt gestimuleerd om zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Hierbij wordt van de inwoner gevraagd dat hij ook gebruik maakt van de mogelijkheden in zijn omgeving. Hieronder valt het beroep op familie of mensen uit zijn of haar sociaal netwerk. Hulp uit het sociaal netwerk is niet afdwingbaar, maar er kan wel onderzocht worden welke mogelijkheden er zijn.

  • c.

    Voor zover ondersteuning en zorg door de inwoner zelf geregeld kan worden of plaats kan vinden vanuit het sociaal netwerk is er geen indicatie voor een voorziening. We gaan uit van zelfredzaamheid en samenredzaamheid. Mensen kunnen het probleem immers zelf oplossen. Daarbij is het van belang om oog te hebben voor de draagkracht en draaglast-verhouding van de mensen die zorg- of ondersteuningstaken overnemen.

Artikel 3 Specifieke bepalingen Wmo:

3.1 Algemene voorziening schoon en leefbaar huis

  • a.

    De Algemene voorziening schoon en leefbaar huis heeft als toegangscriteria:

    • De inwoner heeft zijn hoofdverblijf in de gemeente Heerde;

    • Er is sprake van een beperking in het voeren van een huishouden bij de inwoner en zijn leefeenheid;

    • De inwoner en zijn leefeenheid kunnen zelf regie voeren over het huishouden.

  • b.

    Binnen 6 weken na aanvang van de huishoudelijke schoonmaakondersteuning en daarna elke 6 maanden vindt er door de aanbieder een evaluatie plaats over het afgesproken resultaat en de toegangscriteria. Indien tijdens het evaluatiemoment blijkt dat de inwoner en zijn leefeenheid niet meer voldoen aan de toegangscriteria wordt de algemene voorziening gestopt.

3.2 Maatwerkvoorziening schoon en leefbaar huis

  • a.

    De maatwerkvoorziening schoon en leefbaar huis heeft als toegangscriteria:

    • 1.

      Er is sprake van een beperking in het voeren van het huishouden bij de inwoner en zijn leefeenheid. Hierdoor is de leefeenheid niet in staat gezamenlijk of met gebruik van voorliggende of algemene voorzieningen, deze beperking in voldoende mate op te heffen;

    • 2.

      De inwoner kan geen gebruik maken van een voorliggende of gebruikelijke voorziening;

    • 3.

      De inzet van huishoudelijke werkzaamheden valt buiten de basale werkzaamheden die uitgevoerd kunnen worden vanuit de Algemene voorziening schoon en leefbaar huis namelijk:

      • a.

        Het tijdelijk bieden van opvang voor kinderen in crisissituaties;

      • b.

        Het overnemen van zorgtaken voor kinderen (wassen, kleden, maaltijden);

      • c.

        De situatie eist een specifiek toegeruste professional;

      • d.

        De situatie waarin er een combinatie noodzakelijk is van huishoudelijke ondersteuning met regie op het huishouden.

  • b.

    Voor het bepalen van de intensiteit van de maatwerkvoorziening wordt gebruik gemaakt van het HHM normenkader (normenkader van KPMG Plexus en Bureau HHM).

3.3 Maatwerkvoorziening wonen

  • a.

    De maatwerkvoorziening voor verplaatsen in en om de woning alsook het wonen in een geschikte woning wordt alleen verstrekt als er sprake is van een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen waardoor de inwoner belemmeringen ervaart ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning of het gebruik van de woning, waardoor de inwoner onvoldoende zelfredzaam is;

  • b.

    Er wordt geen voorziening toegekend voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • c.

    Een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening wordt uitsluitend verstrekt als belanghebbende daar het hoofdverblijf heeft en niet verstrekt voor de volgende woonruimten:

    • o

      Hotels/pensions;

    • o

      Trekkerswoonwagens/toer- en stacaravans;

    • o

      Kloosters;

    • o

      Tweede woningen/vakantiewoningen/recreatiewoningen;

    • o

      Gehuurde kamer;

    • o

      Specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen en dan met name voor voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

  • d.

    Het uitgangspunt is dat een woning in ieder geval via één ingang bereikbaar is. Een tweede ingang kan noodzakelijk zijn om de berging, de tuin of het terras te bereiken;

  • e.

    Gemeente Heerde past het verhuisprimaat toe. Als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is, is dit voorliggend;

  • f.

    Voorzieningen om een woning bezoekbaar te maken worden alleen verstrekt als de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). In de regel wordt één woning bezoekbaar gemaakt;

  • g.

    Prikkelarme ruimte: de criteria voor het verstrekken van een prikkelarme ruimte zijn:

    • De inwoner (vaak minderjarige kind) heeft psychische problemen;

    • Betrokkene beschadigt zichzelf (zelfverwonding);

    • Betrokkene beschadigt de omgeving (vernielzucht);

    • Er is sprake van ongecontroleerde driftbuien of overmatige apathie.

  • h.

    Er worden geen woningaanpassingen uitgevoerd aan gemeenschappelijke ruimten, met uitzondering van het toegankelijk maken. Dit laatste geldt niet voor woongebouwen die specifiek gericht zijn op ouderen en mensen met beperkingen, wanneer het gaat om voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie meegenomen kunnen worden;

  • i.

    Dubbele woonlasten worden vergoed als deze niet te vermijden zijn en te maken hebben met het aanpassen van de woning. In beginsel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed. Huurderving in verband met dubbele woonlasten is ook bedoeld als vergoeding voor de verhuurder om een aangepaste woning niet direct te verhuren, maar eerst te kijken of er iemand is die de aanpassing kan gebruiken. De eerste maand leegstand komt niet voor vergoeding in aanmerking.

3.4 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen

  • a.

    De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als er sprake is van een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen waardoor de inwoner belemmeringen ervaart ten aanzien van het zich lokaal kunnen verplaatsen, waardoor de persoon onvoldoende zelfredzaam is;

  • b.

    Het primaat voor een vervoersvoorziening ligt bij het collectief vervoer. De door de gemeente gecontracteerde vervoerder organiseert het collectief vervoer.

    • 1.

      In sommige situaties kan één medisch begeleider gratis mee in het Collectief vraagafhankelijk vervoer. Dit is het geval als:

      • Men in het kader van de Wmo reist met het CVV; én

      • De begeleiding van de chauffeur onvoldoende is. Hiervan kan sprake zijn wanneer:

        • o

          Tijdens de rit medische zorg nodig is;

        • o.

          Sprake is van gedragsproblematiek of angst die door begeleiding wordt opgeheven;

        • o

          Tijdens de rit hulp in algemeen dagelijkse levensverrichtingen noodzakelijk is.

    • Met een indicatie voor een medisch begeleider kan de inwoner geen gebruik maken van het CVV zonder zijn medisch begeleider.

    • 2.

      Sociale begeleiding is individuele begeleiding die op indicatie van de gemeente wordt afgegeven. Dit is het geval als men in het kader van de Wmo reist met het CVV én begeleiding tijdens de reis nodig is. De ritbijdrage van de sociaal begeleider is conform het Wmo-CVV tarief.

  • c.

    Als verplaatsen via het collectief vervoer niet mogelijk is, kan een andere maatwerkvoorziening verstrekt worden;

  • d.

    Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen wordt beoordeeld of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen als daar sprake van is komt men in aanmerking voor een maatwerkvoorziening;

  • e.

    Er zijn situaties waar er door de gemeente gecontracteerde vervoerder of met behulp van een ander vervoermiddel geen passende oplossing geboden kan worden voor het ondervonden vervoersprobleem. In dat geval kan een tegemoetkoming meerkosten verstrekt worden voor de extra kosten van vervoer.

    De maximale bedragen van deze tegemoetkomingen zijn opgenomen in het financieel besluit.

  • f.

    Bovenregionaal vervoer (>25 km vanaf het woonadres) wordt vergoed, als Valys geen passende oplossing is. Iemand dient hiervoor aan alle volgende criteria te voldoen:

    • De inwoner heeft essentiële contacten buiten de gemeente Heerde, die alleen kunnen worden onderhouden door daar zelf op bezoek te gaan. Dat wil zeggen: de contacten die niet in staat zijn om de inwoner in Heerde te bezoeken;

    • Het niet kunnen onderhouden van deze contacten heeft een dreigende vereenzaming of ontwrichting van het psychosociaal functioneren tot gevolg;

    • De inwoner is op medische gronden niet in staat deze contacten te onderhouden door gebruik te maken van Valys volgens de daarvoor door Valys opgestelde bepalingen.

  • g.

    Een autoaanpassing wordt alleen verstrekt als de auto in het bezit is van de inwoner. De kosten van de voorziening worden gemaximeerd op de hoogte van de totale tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi dan wel rolstoeltaxi afhankelijk van het feit of de gebruiker rolstoelafhankelijk is.

3.5 Maatwerkvoorziening om zich lokaal te kunnen verplaatsen voor het hebben van contacten met medemensen door het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

  • a.

    Een sportvoorziening (in de vorm van een tegemoetkoming) in het kader van de Wmo 2015 kan verstrekt worden als er sprake zijn van een voorziening voor deelname aan sportieve activiteiten in het maatschappelijk leven. De sportvoorziening moet gezien worden als een manier om de deelname aan het maatschappelijk verkeer van personen met beperkingen te bevorderen;

  • b.

    De gemeente heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Belanghebbenden die speciale sportvoorzieningen nodig hebben om sport op topniveau te bedrijven, moeten uit eigen middelen, fondsenwerving of door middel van sponsoring de financiën bijeen brengen.

3.6 Langdurig noodzakelijk

  • a.

    Een voorziening wordt alleen verstrekt als deze langdurig noodzakelijk is. Dat wil zeggen dat de inwoner voor langere tijd (langer dan 6 maanden) aangewezen is op een aanpassing, hulpmiddel of dienst. Voor tijdelijke beperkingen worden geen maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo verstrekt. Dit betekent dat de situatie van een inwoner, voor zover dit beoordeeld kan worden, van blijvende aard moet zijn voordat er een Wmo-voorziening wordt verstrekt.

  • b.

    Een uitzondering op het criterium “langdurig noodzakelijk” kan gelden voor immateriële voorzieningen.

3.7 In overwegende mate op het individu gericht

De maatwerkvoorziening moet vooral op het individu gericht te zijn. Hiermee bedoelen wij:

  • Dat de noodzaak voor het aanbrengen of leveren van een voorziening (bijvoorbeeld een deuropener in een gemeenschappelijke ruimte) altijd terug te voeren is op een inwoner voor wie deze aanpassing geïndiceerd is;

  • Na onderzoek op aanvraag wordt deze voorziening verstrekt aan de inwoner.

Dit sluit niet uit dat, bij een voor een inwoner aangebrachte voorziening in een gemeenschappelijke ruimte, er op een later moment een andere bewoner eveneens gebruik kan maken van die voorziening.

3.6 De maatwerkvoorziening is reeds eerder verstrekt

Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt als eenzelfde voorziening al eerder is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn nog niet is verstreken. Een uitzondering hierop wordt gemaakt als:

  • -

    De eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan buiten de schuld van de aanvrager. Is een derde partij schuldig aan het verloren gaan van de voorziening, dan kan die aansprakelijk gesteld worden;

  • -

    Wanneer iemand van een adequate of aangepaste woning wil verhuizen naar een niet-adequate woning, dan wordt deze laatste woning niet opnieuw aangepast. In situaties waarbij de verhuizing niet te vermijden is zoals bij gezinsuitbreiding of echtscheiding, kan een uitzondering gemaakt worden. Deze uitzondering geldt eveneens voor de situatie dat een thuiswonend gehandicapt kind voor het eerst de ouderlijke woning gaat verlaten en zelfstandig gaat wonen.

Artikel 4 Contact

4.1. Clientinformatie:

informatie over vragen op het gebied van het sociale domein, die digitaal en via telefonisch contact vanuit STIP geboden wordt.

4.2 Cliëntondersteuning en cliëntadvies:

ondersteuning en informatie over vragen op het gebied van het sociale domein, die vanuit STIP geboden wordt door middel van telefonisch en/of schriftelijk contact.

4.3 Cliëntadviseur:

deze persoon doet de eerste vraagverheldering en beoordeling of er een Wmo-melding nodig is. Ook geeft hij/zij informatie over voorliggende voorzieningen, de sociale kaart en de procedure voor het indienen van een aanvraag.

4.4 Gespreksvoerders/gezinscoach:

medewerkers van de afdeling Sociaal maatschappelijke verbinding belast met de uitvoering van de Jeugdwet en de Wmo 2015.

4.5 Onafhankelijke cliëntondersteuning:

  • 1. Onafhankelijke cliëntondersteuning is er voor inwoners die hulp van een onafhankelijk persoon willen bij het doorlopen van het meld- en aanvraagproces in het kader van de Wmo 2015, Jeugdwet of Wlz;

  • 2. De onafhankelijk cliëntondersteuning helpt bij het indienen van een bezwaar tegen een besluit van de gemeente;

  • 3. Naast of in plaats van een (onafhankelijke) cliëntondersteuner mag de inwoner zich laten ondersteunen door iemand van uit zijn eigen netwerk.

4.6 Vertrouwenspersoon Jeugdwet:

het Advies en Klachtenbureau Jeugdzorg voert in opdracht van alle gemeenten, het onafhankelijk vertrouwenswerk voor de Jeugdwet uit.

4.7. Knelpuntencoördinator Wmo:

voor de Wmo is er bij de gemeente Heerde een knelpuntencoördinator die de functie van vertrouwenspersoon heeft.

Artikel 5 Het kunnen gebruiken van en het kunnen verplaatsen in en om de woning

5.1 Uitgangspunten bij het zich verplaatsen in en om de woning

  • Het gaat om verplaatsingen die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om inwoners die voor het dagelijks verplaatsen zijn aangewezen op zittend verplaatsen met een rolstoel;

  • Een rolstoel wordt aangemerkt als een voorziening waar de inwoner (semi)permanent gebruik van maakt. Rolstoelen voor incidenteel gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes te gebruiken, vallen niet onder deze definitie;

  • De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning;

  • Accessoires voor rolstoelen worden alleen verstrekt wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en deze niet als gebruikelijk worden beschouwd;

  • De volgende accessoires zijn gebruikelijk:

    • o

      (rolstoel)handschoenen, regenkleding, boodschappenmandje/-tas, bandenpomp, spiegels, schootkleed/voetenzak, zonnekap/-scherm;

  • Medisch noodzakelijke aanpassingen zijn onder andere:

    • o

      Orthesejas, zuurstoffleshouder, stokhouder en in sommige situaties spaakbeschermers.

5.2 uitgangspunten bij het kunnen wonen in een geschikt huis

  • Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de voorzienbare ontwikkeling van die beperkingen. Er wordt uitgegaan van een ‘wooncarrière’, waarbij de woning wordt aangepast op de levensfase;

  • Wanneer verhuizen niet leidt tot het resultaat en een grote woningaanpassing nodig is (zoals een inpandige verbouwing of een aanbouw), worden eerst de mogelijkheden van een losse woonunit beoordeeld. Een losse woonunit is een verplaatsbare unit die tijdelijk wordt ‘vastgemaakt’ aan de woning. Bijvoorbeeld een slaapkamer en/of een natte cel;

  • De losse woonunit en aanbouw worden niet gerealiseerd uit de wens om een mantelzorgwoning te realiseren. Bij het realiseren van een mantelzorgwoning gaat het om het verkrijgen van een woning. Dit is geen resultaat binnen de Wmo;

  • Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen wordt rekening gehouden met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden. Een tillift die uitsluitend wordt gebruikt ten behoeve van de zorg door professionele aanbieders wordt door de aanbieder geleverd;

  • Bij het beoordelen of doelgroep gebouwen aangepast worden, worden afspraken gemaakt met de (toekomstige) eigenaar van de woningen;

  • Het kan noodzakelijk zijn om extra grond te verwerven ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek.

5.3 Het verhuisprimaat

  • A.

    Bij een plotseling optredend woonprobleem wordt beoordeeld wat de goedkoopst adequate oplossing is. Wanneer dit verhuizen is, wordt bij voorkeur het verhuisprimaat toegepast.

  • Factoren die meewegen bij het al dan niet toepassen van het verhuisprimaat:

    • De kosten voor een woningaanpassing;

    • Financiële consequenties van een verhuizing voor het gezin;

    • Sociale omstandigheden, zoals de beschikbaarheid van mantelzorg;

    • Sociale en psychische omstandigheden van belanghebbende;

    • De aangeboden woning moet aansluiten bij de omstandigheden qua gezinssamenstelling, inkomen, leeftijd en dergelijke van de cliënt;

  • B.

    Redenen voor het niet toepassen van een verhuisprimaat kunnen zijn:

    • De kosten voor de woningaanpassing bedragen minder dan het normbedrag voor een verhuiskostenvergoeding, genoemd in het Financieel Besluit);

    • De gevolgen van een verhuizing (dus niet de verhuizing zelf) zijn voor het gezin financieel niet op te brengen;

    • Er is mantelzorg beschikbaar in de oude woning en die komt in gevaar bij een verhuizing;

  • C.

    Tijdelijke huisvesting en huurderving

  • In uitzonderlijke situaties is het niet mogelijk om de woning te bewonen tijdens het aanpassen. Dubbele woonlasten worden vergoed als deze niet te vermijden zijn en te maken hebben met het aanpassen van de woning. In de regel worden deze kosten nooit langer dan 6 maanden vergoed.

  • Huurderving is bedoeld als vergoeding voor de verhuurder om een aangepaste woning niet direct te verhuren, maar eerst te kijken of er iemand is die een aangepaste woning nodig heeft.

5.4 Weigeren om te verhuizen

Als verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is voor het probleem dat een inwoner heeft bij het gebruik van de woning (met inachtneming van de afwegingen zoals hierboven omschreven), is de wens van de inwoner niet doorslaggevend. Een weigering om te verhuizen kan er toe leiden dat er geen maatwerkvoorziening verstrekt wordt. Het weigeren van een geschikte woning, wordt gelijkgesteld aan de weigering om te verhuizen.

5.5 Bezoekbaar maken

  • a.

    De aanvraag wordt ingediend door de inwoner en betreft een woning die niet de eigen woning is;

  • b.

    Bezoekbaar betekent dat de inwoner de woonruimte kan bereiken, de woonkamer en een toilet kan gebruiken;

  • c.

    Als een inwoner vraagt om een woning bezoekbaar te maken moet worden afgewogen of de woning regelmatig wordt bezocht (wekelijks of tweewekelijks). In de regel wordt één woning bezoekbaar gemaakt. Voor het bezoekbaar maken wordt een maximumbedrag gehanteerd. Dit bedrag is opgenomen in het Financieel Besluit Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2022.

5.6 Tegemoetkoming meerkosten voor de verhuiskosten

  • a.

    In 2 situaties kan een inwoner een tegemoetkoming meerkosten voor verhuiskosten krijgen, namelijk:

    • Het verhuizen naar een aangepaste woning vormt de meest goedkope en adequate oplossing voor het woonprobleem van de inwoner;

    • Door verhuizing wordt op het verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijgemaakt voor bewoning door een inwoner met een beperking.

  • b.

    Een tegemoetkoming meerkosten in de vorm van een verhuiskostenvergoeding kan niet verstrekt worden wanneer de inwoner:

    • Voor het eerst zelfstandig gaat wonen. Hierbij wordt het voor studie of opleiding ‘op kamers wonen’ niet als zelfstandig wonen beschouwd;

    • Verhuist vanuit of naar een woning die niet bedoeld is om het hele jaar bewoond te worden, zoals een vakantiewoning;

    • Verhuist naar een instelling of een verzorgingshuis;

    • Verhuist op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing gebruikelijk is;

    • Verhuist vanuit een adequate woning op eigen verzoek.

Elke bovenstaande situatie moet behandeld worden als maatwerk, waarbij rekening wordt gehouden met relevante jurisprudentie.

5.7 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen

  • a.

    Toegankelijkheid, doorgankelijkheid:

  • Veel oplossingen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):

  • de ondergrond van het toegangspad, de bestrating van het toegangspad, de aanleg van het benodigde (brede) toegangspad, drempelhulpen bij de toegangsdeuren, het aanbrengen van een steunpunt bij/op de deurpost, het plaatsen van een drempelhulp, het verwijderen van drempels, een tweede trapleuning, aanpassen van hang- en sluitwerk.

  • b.

    Keuken:

  • Veel oplossingen om het gebruik van de keuken te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): hendel kranen, keramische kookplaat, inductiekookplaat, korfladen.

  • c.

    Natte cel, toilet:

  • Veel oplossingen om het gebruik van de natte cel of toilet te verbeteren zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst):

  • Steunpunten, drempelhulpen, bad vervangen door een douche, douchebak vervangen door een inloopdouche, antisliptegels, thermostaatkranen, een eenvoudig douchezitje, verhoogde toiletpot.

  • Slechts in uitzonderlijke situaties zal het nodig zijn om een voorziening te treffen om het bad te kunnen gebruiken. Een tweede toilet op de verdieping is gebruikelijk en wordt in de regel niet verstrekt.

  • d.

    Niet elementaire gebruiksruimten:

  • Een hobby-, werk- of speel-/recreatieruimte wordt niet gerekend tot de elementaire woonfuncties en wordt dan ook niet aangepast in het kader van de Wmo 2015. Dit geldt ook voor het treffen van een voorziening uit oppas- of verzorgingsoogpunt.

  • e.

    Berging:

  • Een berging kan noodzakelijk zijn voor de stalling van een voorziening (bijvoorbeeld een scootmobiel). Een voorziening is niet adequaat als deze niet veilig en droog gestald kan worden. Het aanpassen van de berging is in dergelijke gevallen dan ook niet aan de orde.

  • Dit geldt ook voor het aanleggen of aanpassen van elektriciteit ten behoeve van het opladen van een voorziening. Dit is gebruikelijk en wordt niet verstrekt in het kader van de Wmo.

  • f.

    Tijdelijke voorzieningen:

  • Voorzieningen, die tijdelijk (korter dan 6 maanden) nodig zijn, kunnen worden geleend bij de thuiszorgwinkel. Dit wordt vergoed vanuit de Zorgverzekeringswet.

  • g.

    Losse woonvoorzieningen:

  • Verschillende losse woonvoorzieningen zijn gebruikelijk of algemeen gebruikelijk en vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Hierbij kan gedacht worden aan (geen limitatieve lijst): een eenvoudige douchestoel (niet verrijdbaar) of douchekruk, badplank, toiletstoel, vloerbedekking.

Artikel 6 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen

  • 1. Als ondersteuning noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid en participatie van een inwoner zal allereerst gekeken worden waaruit de vervoersbehoefte van de belanghebbende bestaat. Het analyseren van het verplaatsingsgedrag (waarom, waarheen, frequentie, wijze van verplaatsen) vormt de input voor de vervoersbehoefte. Dit betekent niet dat iedere wens gehonoreerd wordt. Er wordt een afweging gemaakt tussen de vervoersbehoefte en de goedkoopst adequate oplossing.

  • 2. Een tegemoetkoming meerkosten is alleen aan de orde bij ernstige beperkingen, waarbij gedacht kan worden aan sociaal/psychische factoren ten gevolge waarvan de privacy of de veiligheid van de inwoner of, bij een vervoersvoorziening, zijn medepassagier(s) niet is gegarandeerd, zoals:

    • Privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne ten gevolge hebben voor de inwoner;

    • Extreme gedragsstoornissen;

    • Extreme fobieën, die ook na uitvoerige therapeutische behandeling niet zijn verholpen.

  • 3. De tegemoetkoming kan aangewend worden voor een vergoeding voor het gebruik van een (rolstoel)taxi of het gebruik van de eigen, bruikleen- of leaseauto (alleen mogelijk als er voor het vervoersprobleem een auto aangeschaft moet worden).

  • 4. Autoaanpassingen: naast alle voorwaarden die gelden voor een maatwerkvoorziening vervoer, gelden de volgende aanvullende voorwaarden:

    • De aan te passen auto is niet ouder dan 7 jaar;

    • De inwoner gebruikt zijn eigen (gezins-)auto regelmatig (bijna dagelijks) voor deelname aan het maatschappelijk verkeer;

    • De beoordeling of een inwoner met een beperking in staat is om op een veilige manier met een auto deel te nemen aan het verkeer wordt gedaan door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Via de afdeling aanpassingen van het CBR wordt advies gegeven over de noodzakelijke technische aanpassingen om de auto veilig te kunnen besturen. De kosten voor dit advies komen voor de rekening van de inwoner;

    • Vergoeding voor aanpassing wordt maximaal eens in de 7 jaren verstrekt; d.w.z. dat bij inruil van de auto binnen deze periode de nieuwe auto niet opnieuw wordt aangepast;

    • Alleen medische veranderingen kunnen leiden tot een voorziening binnen deze termijn. Hierbij geldt het maximumbedrag voor 7 jaar ten opzichte van een tegemoetkoming voor vervoer in taxi of rolstoeltaxi;

    • Als niet aannemelijk is dat de autoaanpassing voor 7 jaar adequaat is, wordt het maximumbedrag voor de tegemoetkoming aangepast aan het verwachte aantal jaren;

    • Een inwoner moet in toereikende mate verzekerd zijn in geval van diefstal van of schade aan de auto.

  • 5. Algemene voorwaarden voor verstrekking van een voorziening voor lokale verplaatsingen:

    • De voorziening speelt een belangrijke rol in het dagelijkse verplaatsingspatroon en niet slechts incidenteel (bijvoorbeeld alleen bij mooi weer);

    • De inwoner beschikt over voldoende rijvaardigheid en verkeersinzicht;

    • De inwoner is in staat zorg te dragen voor dagelijks onderhoud van de voorziening;

    • Er is voldoende garantie voor veilige, droge en vorstvrije stalling/berging van de voorziening.

  • 6. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van een scootmobiel zijn:

    • Onvoldoende fysieke mogelijkheden om van een voorliggende (goedkopere) voorziening gebruik te maken;

    • De dagelijkse verplaatsingsdoelen kunnen niet lopend worden overbrugd;

    • Het vervoer per scootmobiel speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven van de inwoner;

    • Het is mogelijk om de scootmobiel te stallen en op te laden (dan wel dit te realiseren);

    • Door middel van rijlessen, onder leiding van een ergotherapeut, is de rijvaardigheid beoordeeld en is gebleken dat er veilig gebruik kan worden gemaakt van de scootmobiel.

  • 7. Criteria om in aanmerking te komen voor een driewielfiets zijn:

    • De inwoner heeft onvoldoende fysieke mogelijkheden om op een tweewielfiets te kunnen fietsen;

    • Fietsen op een tweewielfiets vraagt zoveel concentratie dat er onvoldoende aandacht aan het verkeer kan worden besteed;

    • De aanvrager is een jong kind in ontwikkeling voor wie het fietsen op een “speel” driewielfiets uit de reguliere handel niet mogelijk is. De driewielfiets wordt dan gezien als speel-/vervoermiddel in en om de woning en niet als voorziening voor lokale verplaatsing op korte en middellange afstanden.

  • 8. Criteria en voorwaarden voor het verstrekken van een rolstoelfiets zijn:

    • De inwoner is niet in staat om met behulp van een meer zelfstandige voorziening voor lokale verplaatsing (driewielfiets of tandem) in de vervoersbehoefte op korte of middellange afstand te voorzien;

    • Er is een begeleider aanwezig, die met de rolstoelfiets en het aankoppelstuk voor de rolstoel overweg kan.

  • 9. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van handbike zijn:

    • De inwoner is voor de verplaatsing afhankelijk van het gebruik van een rolstoel;

    • Er is onvoldoende beenfunctie aanwezig om zich fietsend te verplaatsen;

    • Er is voldoende arm-/handfunctie aanwezig om zich fietsend met behulp van handaandrijving te verplaatsen.

  • 10. Criteria en voorwaarden voor verstrekking van rolstoelscooters zijn:

    • De inwoner is volledig rolstoel gebonden;

    • De inwoner is niet in staat veelvuldige transfers te maken vanuit de rolstoel op een ander vervoermiddel;

    • De inwoner heeft onvoldoende motorische mogelijkheden om van een voorliggende (goedkopere) voorziening, zoals de handbike, gebruik te maken;

    • De inwoner heeft een dermate intensief verplaatsingspatroon dat vervoer per rolstoeltaxi niet als adequaat kan worden beschouwd.

  • 11. Accessoires aan vervoersvoorzieningen worden alleen verstrekt wanneer deze medisch noodzakelijk zijn en niet als gebruikelijk worden beschouwd.

Artikel 7 Maatwerkvoorziening zich lokaal kunnen verplaatsen voor het hebben van contacten met medemensen door het deelnemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

  • a.

    De rolstoel voor incidenteel gebruik kan verstrekt worden als het bedoeld is voor verplaatsingen waardoor het mogelijk wordt gemaakt om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten;

  • b.

    Een sportvoorziening (in de vorm van een tegemoetkoming) in het kader van de Wmo 2015 kan verstrekt worden. Bij elke vraag voor een sportvoorziening wordt het oordeel gevormd over de daadwerkelijke bijdrage die hieraan geleverd wordt door de sportvoorziening. In de regel zal een sportvoorziening alleen worden toegekend als de gebruiker actief lid van een sportvereniging is. Het bedrag voor een sportvoorziening, inclusief verzekering en onderhoud, is opgenomen in het Financieel Besluit;

  • c.

    De gemeente heeft geen resultaatsplicht voor topsportvoorzieningen. Dit laat onverlet dat een topsporter eventueel wel in aanmerking kan komen voor een "normale" sportvoorziening, die voldoende geschikt is om sport te kunnen beoefenen op een lager niveau.

Artikel 8 Persoonsgebonden Budget (PGB)

  • 1. Wanneer de inwoner een PGB wenst aan te vragen doet hij/zij dit middels het opsturen van een persoonlijk PGB-plan. In het PGB-plan legt de aanvrager vast:

    • a.

      Waarom hij een PGB wenst;

    • b.

      Wat hij wil inkopen met het PGB;

    • c.

      Bij wie hij dit wil inkopen;

    • d.

      Wat de kosten daarvan zijn;

    • e.

      Wat de doelen zijn die hij wil bereiken.

  • 2. De PGB-aanvrager is voor immateriële voorzieningen verplicht om de afspraken met de aanbieder van zorg/ondersteuning vast te leggen in één van de modelovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank (SVB);

  • 3. Aan het besteden van het PGB binnen het eigen netwerk worden voorwaarden gesteld. Dit gaat om zorg die door personen uit het gezin of het sociaal netwerk wordt geleverd en de gebruikelijke zorg overstijgt. Er dient zorgvuldig en steekhoudend onderbouwd te worden waarom de hulp uit het sociaal netwerk via een PGB ingezet dient te worden. Daarbij gelden de volgende randvoorwaarden:

    • a.

      Professionele hulp van een ouder/verzorger aan het eigen kind of het kind dat onder gezag staat kan niet gefinancierd worden uit het PGB;

    • b.

      Zorg die uitstijgt boven gebruikelijke zorg van een ouder aan een kind kan wel gefinancierd worden uit het PGB;

    • c.

      De informele hulp moet in staat zijn om de hulp te bieden die conform de doelstellingen in het ondersteuningsplan gesteld zijn;

    • d.

      De informele hulp mag niet overbelast zijn of dreigen overbelast te raken.

  • 4. Wanneer het PGB binnen het eigen netwerk wordt besteed, dient er een gezins- en bestedingsplan opgesteld te worden. De volgende elementen dienen daarin terug te komen:

    • a.

      De budgethouder moet motiveren waarom de hulp/ondersteuning die de persoon uit het sociaal netwerk levert niet onbetaald geleverd kan worden;

    • b.

      Vast moet staan dat de persoon uit het sociaal netwerk behoort tot de beroepsbevolking;

    • c.

      De budgethouder moet verklaren dat de persoon uit het sociaal netwerk geen enkele druk heeft uitgeoefend bij de keuze voor een PGB;

    • d.

      De persoon uit het sociaal netwerk moet in staat zijn om de zorg in te kopen; ondersteuning/hulp te bieden zonder dat dit leidt tot overbelasting van de persoon;

    • e.

      Er kan geen ondersteuning/hulp worden ingekocht bij een persoon uit het sociaal netwerk, terwijl deze overbelast is;

    • f.

      De budgethouder moet met de persoon uit het sociaal netwerk in samenspraak met de gezinscoach/gespreksvoerder bespreken in hoeverre deze in staat is om structureel kwalitatief goede en kwantitatief voldoende hulp/ondersteuning te regelen.

  • 5. Wanneer aan deze voorwaarden niet voldaan wordt, kan de gemeente besluiten dat het PGB niet ingekocht kan worden bij de persoon uit het sociaal netwerk;

  • 6. Bij professionele aanbieders maken de kosten van woon-werkverkeer deel uit van de indirecte kosten en wordt hiervoor geen extra budget toegekend. Als een budgethouder gebruik maakt van informele hulp, worden de kilometers van het huisadres van de informele hulp naar het huisadres van de budgethouder, voor zover deze meer bedragen dan 5 kilometer enkele reis, voor het kilometerbedrag dat voor de Wet op inkomstenbelasting belastingvrij kan worden vergoed tot maximaal € 20,00 per dag als PGB verstrekt;

  • 7. Budgethouders hebben geen beschikking over een vrij besteedbaar PGB;

  • 8. Steekproefsgewijs zullen kwaliteitsmedewerkers de kwaliteit van de ondersteuning in de vorm van een PGB controleren. Wanneer bij deze controle of bij een herindicatie blijkt dat de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is, wordt geen PGB meer verstrekt, maar – voor zover noodzakelijk - de ondersteuning voortgezet in natura;

  • 9. De budgethouder is niet verplicht belastingen en premies in te houden bij inkoop van ondersteuning/hulp voor 3 dagen per week of minder. Als de budgethouder toch gebruik wil maken van een salarisadministratie, dan kunnen de kosten hiervoor niet betaald worden uit het PGB. Is het voeren van een salarisadministratie wel verplicht, dan wordt dit door het SVB uitgevoerd;

  • 10. Bij het in staat zijn om de bij een PGB behorende taken op verantwoorde wijze uit te voeren hoort dat er geen hulp mag plaatsvinden bij het beheren van het PGB van een aanbieder die middels hetzelfde PGB wordt ingekocht1. De gemeente Heerde staat dit wel toe wanneer de ouder(s) van een jeugdige betaald wordt uit het PGB.

Artikel 9 Voorliggende voorzieningen

Artikel 9.1 - Voorliggende wettelijke voorzieningen

  • a.

    Voorliggende wettelijke voorzieningen hebben voorrang op voorzieningen uit de Jeugdwet of de Wmo.

  • b.

    De bewijslast ligt daarbij bij de gemeente; die moet aantonen dat er inderdaad sprake is van een (toereikende) voorliggende voorziening.

  • c.

    Daarbij wordt samenwerking en overleg gezocht met uitvoerders van andere wetten.

  • d.

    Er is pas sprake van een voorliggende voorziening als de inwoner ook daadwerkelijk aanspraak kan maken op die voorziening doordat hij voldoet aan de daarvoor opgestelde regels.

  • e.

    Van de inwoner kan dan worden verwacht dat hij gebruik maakt van die voorliggende voorziening.

Artikel 9.2 – Gebruikelijke voorzieningen

  • a.

    Voorzieningen of producten die gebruikelijk zijn, komen niet voor verstrekking in aanmerking. Het gaat hier om voorzieningen die naar de geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruikspatroon van de aanvrager behoren.

Artikel 9.3 – Algemene voorzieningen en algemeen- en vrij toegankelijke voorzieningen

  • a.

    Een algemene voorziening gaat voor op een individuele- of maatwerkvoorziening als deze een passende oplossing biedt voor de ondersteuningsvraag van de inwoner.

  • b.

    Om gebruik te maken van deze algemene voorzieningen is geen indicatie nodig van de gemeente. Vaak volstaat een lichte toegangstoets die voor de start van de algemene voorziening zelf wordt gedaan.

  • c.

    In Heerde bestaan twee algemene voorzieningen waaraan de gemeente een financiële bijdrage levert:

    • 1.

      Algemene Voorziening Schoon en Leefbaar Huis (AVSLH)

      De Algemene voorziening schoon en leefbaar huis is een bij een verordening aangewezen algemene voorziening die onder het abonnementstarief valt.

    • 2.

      De algemene voorzieningen geboden vanuit voorzieningen STIP. Voor de diensten die geboden worden vanuit de algemene voorziening van STIP wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Artikel 10 Individuele en Maatwerkvoorzieningen

  • 1. Voor alle individuele en maatwerkvoorzieningen bestaat een gelijkluidend afwegingskader. Vanuit dit afwegingskader beoordeelt de gezinscoach/gespreksvoerder in hoeverre de eigen kracht en het eigen netwerk, voorliggende voorzieningen of wetgeving en algemene voorzieningen kunnen leiden tot het verminderen of het wegnemen van de beperkingen. Dit betekent dat elke hulpvraag vanuit dezelfde methodiek wordt benaderd. Hierbij wordt rekening gehouden met het door de Centrale Raad van Beroep geformuleerde stappenplan.

  • 2. Persoonskenmerken, behoeften en voorkeuren van de inwoner spelen altijd een nadrukkelijke rol binnen het onderzoek. Ogenschijnlijk gelijksoortig aanvragen kunnen gelet op de omstandigheden waarin de inwoner verkeert leiden tot verschillende oplossingen.

Artikel 11 Aanvullend afwegingskader individuele voorziening jeugd

In bijlage 1 zijn aanvullende afwegingskaders opgenomen met daarin richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is van ouders voor jeugdigen met een regulier ontwikkelingsprofiel. Hier wordt aangegeven wat gebruikelijke hulp omvat en wat de uitzonderingen zijn. Ook wordt beschreven hoe de beoordeling van de situatie in samenhang dient te gebeuren waarbij er rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de jeugdige.

Artikel 12 Vervoer Jeugd

  • 1. De gemeentelijke toegang is gemandateerd vervoer te indiceren. De door de gemeente gecontracteerde vervoerder organiseert het vervoer.

  • 2. Als er geen gebruik gemaakt kan worden van de collectieve voorziening, wordt het vervoer als onderdeel van een individuele voorziening verstrekt via het reguliere aanvraagproces.

Artikel 13 Crisissituatie Jeugd

  • 1. Bij een crisis schakelt de huisarts als eerstaangewezen professional waar nodig de politie, een consultatiebureau of de Crisisdienst GGNet in. Zij beoordelen de ernst en noodzaak van een eventuele opname.

  • 2. Voor huiselijk geweld en/of kindermishandeling is Veilig Thuis het meldpunt voor de gemeente Heerde. Dit meldpunt is 7 dagen per week, 24 uur per dag beschikbaar.

  • 3. Wanneer er sprake is van crisis bij een kind wordt spoedzorg ingezet. Heerde heeft Spoedeisende Zorg bij Jeugdbescherming Gelderland ingekocht. Daar is een team dat 7 x 24 uur bereikbaar en beschikbaar is en binnen 3 uur ter plaatse kan zijn om de crisis te bezweren.

  • 4. Binnen 4 weken wordt door de Spoedeisende zorg een nadere analyse gemaakt van de thuissituatie en de problemen.

  • 5. Wanneer er sprake is van crisis bij een volwassene wordt hij of zij opgenomen in de crisisopvang. Crisisopvang is een combinatie van onderdak en begeleiding en kan maximaal voor een aaneengesloten periode van 8 weken ingezet worden.

Artikel 14 Afbakening maatwerkvoorzieningen beschermd thuis

Op basis van artikel 15 van de verordening Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2020 kan een inwoner in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening waarbij er verschillende producten verstrekt kunnen worden. De productkeuze voor een maatwerkvoorziening beschermd thuis en de producten Wonen/Verblijf, wordt bepaald op basis van cliëntprofielen uit het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2023.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Jeugdhulp en Maatschappelijke ondersteuning gemeente Heerde 2023”.

Ondertekening

Heerde, 11-07-2023,

Het college voornoemd,

secretaris,

burgemeester,

Bijlage 1: Richtlijnen gebruikelijke hulp Jeugd

Algemene richtlijnen per leeftijdscategorie

Hieronder per levensfase van de jeugdige richtlijnen ten aanzien van wat gebruikelijke hulp is van ouders voor jeugdigen met een regulier ontwikkelingsprofiel.

Is er sprake van boven gebruikelijke hulp, dan kan dit aanleiding zijn om een voorziening op grond van de Jeugdwet te verstrekken. Hiervoor is een individuele afweging van de gezinssituatie noodzakelijk. Binnen dat kader moet worden beoordeeld of het bieden van de boven gebruikelijke hulp wel of niet redelijkerwijs van de ouder(s) mag worden verwacht.

Jeugdigen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten, wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. jeugdige kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging, zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan jeugdigen is tot een leeftijd van 18 jaar gebruikelijke hulp, zowel in kortdurende als langdurige situaties.

Voor jongvolwassenen (18 – 21 jaar) geldt dat alle hulp die door de ouders geboden wordt aangemerkt moet worden als boven gebruikelijke hulp.

Aanvullingen

Gebruikelijke hulp omvat eveneens:

  • Handelingen die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen, maar die een gebruikelijke hulphandeling vervangen. Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen kunnen zijn: het geven van sondevoeding in plaats van eten; het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een jeugdige met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.

  • Handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen. Ook zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een jeugdige, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt. Bijvoorbeeld het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij jeugdigen met een lichamelijke beperking.

  • Handelingen die een jeugdige zelf kan uitvoeren dan wel kan aanleren;

  • Het leren omgaan van derden (familie/vrienden) met de jeugdige;

Uitzonderingen

Bij de individuele beoordeling wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met verschillen die tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Veel jeugdigen van 4 jaar zijn bijvoorbeeld overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een jeugdige van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.

Verder wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om niet vooraf te plannen hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van de jeugdige.

Ook de omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is. Voorbeeld: alle jeugdigen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.

Beoordeling in samenhang

Het uitgangspunt van de richtlijn is de hulp die ouders volgens heersende maatschappelijke opvattingen moeten bieden aan jeugdigen zonder beperkingen, rekening houdend met verschillen die bij jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan.

De hierboven genoemde richtlijnen en aanvullingen/uitzonderingen daarop moeten daarom telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van de jeugdige worden beoordeeld:

  • Zo kan een zorghandeling die naar zijn aard en omvang voor een jeugdige van een bepaalde leeftijdsgroep gebruikelijk is, in een individuele situatie veel vaker voorkomen (frequentie) waardoor deze hulp niet geheel als gebruikelijk kan worden aangemerkt.

  • Zo kan bij een jeugdige van een bepaalde leeftijd die is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde jeugdigen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.

Een concreet voorbeeld: het geven van medicatie (aard) bij een jeugdige van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp. Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.


Noot
1

CRVB 27-11-2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3761 en ECLI:NL:CRVB:2013:1488 en ECLI:NL:RBGEL:2018:3911.