Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023

Geldend van 21-07-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023

Het college van de gemeente Lopik;

gelet op:

  • artikel 5, vijfde lid van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

  • artikel 35 van de Participatiewet;

  • artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Omschrijving van begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 1.

    Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      wet: Participatiewet (Pw);

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

    • c.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • d.

      bijzondere bijstand: de bijstand, bedoeld in artikel 35, eerste lid van de Participatiewet;

    • e.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom (WIL)

    • f.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat aangewend moet worden voor bijzondere en noodzakelijke kosten;

    • g.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de financiële draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;

    • h.

      gereserveerd bedrag: het geld waar belanghebbende over kan beschikken, zoals saldi, spaargeld en contanten;

    • i.

      NIBUD richtprijzen: de vastgestelde (geïndexeerde) prijzen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD);

    • j.

      incidentele woonkosten: kosten vanwege verhuizing zoals transportkosten, dubbele huur en administratiekosten;

    • k.

      complete woninginrichting: alle artikelen zoals genoemd in het inboedelpakket van de NIBUD Prijzengids;

    • l.

      gedeeltelijke woninginrichting: situaties waarin een belanghebbende een gedeeltelijke inrichting van de woning nodig heeft;

    • m.

      medische kosten: kosten voor medische behandelingen, waaronder tandartskosten en kosten voor medicijnen;

    • n.

      voorliggende voorziening: de voorziening als bedoeld in de artikelen 5 onder e en 15 lid 1 van de Participatiewet;

    • o.

      Inrichtingsnorm: de uitkeringsnorm bij verblijf in een inrichting als bedoeld in artikel 23 van de Participatiewet.

  • 2.

    Deze beleidsregels kennen in ieder geval onderstaande klantgroepen:

    • a.

      statushouders: verblijfsgerechtigden die de gemeente moet huisvesten;

    • b.

      belanghebbenden die zich in een crisissituatie bevinden of net daaruit komen, daaronder begrepen:

      • i)

        daklozen: personen die geen woning hebben en in opvangcentra verblijven of overnachten in leegstaande gebouwen of op straat;

      • ii)

        personen uit een opvanghuis: personen in de overgang van 18- naar 18+ die vanuit een instelling zelfstandig gaan wonen of personen die uit een blijf-van-mijn-lijfhuis of soortgelijke opvang zich vestigen in de Lekstroomregio;

      • iii)

        langdurig gedetineerden: personen die zich vanuit langdurige detentie vestigen in de Lekstroomregio en minimaal 6 maanden gedetineerd zijn geweest;

      • iv)

        personen die vanuit beschermd wonen of vanuit maatschappelijke opvang uitstromen: personen die door psychische problematiek, verstandelijke beperkingen of verslaving onder begeleiding staan en vallen onder de verantwoordelijkheid van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Algemeen (Basisvoorwaarden bij toekenning)

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1. Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten.

    Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van belanghebbende bepalen de bijzonderheid van de kosten.

  • 2. Belanghebbenden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als aan alle voorwaarden uit artikel 35 Pw is voldaan. De voorzienbaarheid van de kosten, de mogelijkheid er voor te reserveren en de aanwezige draagkracht zijn toetsingscriteria.

Artikel 3 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt het recht op bijzondere bijstand vast door middel van een door het dagelijks bestuur vastgesteld schriftelijk of digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Bijzondere bijstand moet worden aangevraagd binnen drie maanden nadat de kosten zijn opgekomen. Binnen deze termijn mogen de kosten voldaan zijn.

  • 3. In afwijking van lid 2 gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      alle kosten voortvloeiend uit verhuiskosten en kosten voor woninginrichting

    • b.

      medische kosten

    • c.

      woonkostentoeslag

    Deze kosten moeten in beginsel worden aangevraagd voordat de kosten opgekomen en betaald zijn.

Artikel 4 Hoogte van de bijstand

  • 1. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op individuele basis of op basis van NIBUD richtprijzen, tenzij uitdrukkelijk anders in deze beleidsregel is bepaald.

  • 2. Als uitgangspunt geldt dat de hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 5 Draagkracht (periode)

  • 1. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van een jaar gerekend vanaf de eerste van de maand waarin de aanvraag bijzondere bijstand is ingediend of vanaf de eerste van de maand waarin de kosten opgekomen zijn.

  • 2. In afwijking van het gestelde onder lid 1 loopt de draagkrachtperiode bij een Pw-uitkering tot het einde van deze Pw-uitkering en is er gedurende de looptijd van de Pw-uitkering geen drachtkracht.

  • 3. De vastgestelde draagkracht wordt in geval van incidentele bijzondere bijstand in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende noodzakelijke kosten.

  • 4. In geval van periodieke verlening van bijzondere bijstand wordt de draagkracht gespreid over 12 maanden waarover de bijzondere bijstand wordt verstrekt en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende noodzakelijke kosten.

  • 5. Het bedrag aan draagkracht uit inkomen en vermogen wordt op de volgende manier in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand:

    • a)

      eerst op het vermogen en dan op het inkomen, vervolgens;

    • b)

      eerst op de incidentele en vervolgens op de periodieke kosten, tot slot;

    • c)

      eerst op het om niet gedeelte en dan op het gedeelte lening.

  • 6. Bij een wijziging van het inkomen, het vermogen of de woon- en gezinssituatie kan de hoogte van de draagkracht volledig worden herzien. Dit vindt plaats op initiatief van het dagelijks bestuur of nadat belanghebbende feiten en omstandigheden heeft gemeld die van invloed zijn op het recht op of de hoogte van de bijzondere bijstand.

Artikel 6 Draagkracht (inkomen)

  • 1. De bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht op grond van het inkomen van belanghebbende en het gezin.

  • 2. De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen en vrijlatingen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de Participatiewet en de Beleidsregels giften en schadevergoedingen WIL 2021.

  • 3. Bij de vaststelling als bedoeld in het tweede lid geldt als uitgangspunt bij de inrichtingsnorm dat de inrichting voorziet in de voedingskosten. In het geval er niet wordt voorzien in voeding, maar er wel voedingsgeld beschikbaar wordt gesteld, is dit geen middel voor de bijstand.

    Wordt er voedingsgeld ontvangen en is er sprake van een volledig pakket thuis (vpt), dan wordt alleen dat deel van het voedingsgeld als middel aangemerkt dat samen met de overige middelen boven de toepasselijke inkomensgrens exclusief vakantietoeslag uitkomt.

  • 4. De kostendelersnorm wordt bij de beoordeling voor persoonlijke kosten buiten beschouwing gelaten. Voor gezamenlijke kosten wordt de kostendelersnorm wel toegepast.

  • 5. Voor de vaststelling van de draagkracht wordt 35% van het inkomen dat meer bedraagt dan de vastgestelde toepasselijke inkomensgrens van de gemeente waar belanghebbende woont in aanmerking genomen.

Artikel 7 Draagkracht (vermogen)

  • 1. De bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht op grond van het vermogen van belanghebbende en het gezin.

  • 2. Voor het vaststellen van het vermogen wordt aangesloten bij de artikelen 31 en 34 Pw en de Beleidsregels giften en schadevergoedingen WIL 2021.

  • 3. Als het vermogen de vermogensgrens overschrijdt wordt niet als vermogen in aanmerking genomen:

    • a.

      de eenmalige energietoeslag als bedoeld in artikel 35 vierde lid van de Participatiewet tot uiterlijk twee jaar na toekenningsdatum;

    • b.

      de tegemoetkomingen voor getroffen ouders in de toeslagenaffaire.

  • 4. Op het vastgesteld vermogen wordt eenmalig de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag in mindering gebracht.

  • 5. Het resterend vermogen boven het vrij te laten vermogen wordt voor 100% aangemerkt als draagkracht.

Artikel 8 Terugbetaling lening

  • 1. Bijzondere bijstand die wordt verstrekt in de vorm van een lening moet worden terugbetaald.

  • 2. De hoogte van het aflossingsbedrag is gelijk aan 5% van de toepasselijke netto bijstandsnorm. Hiervan kan worden afgeweken door af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

  • 3. De termijn waarbinnen verstrekte bijstand in de vorm van een lening dient te worden terugbetaald is 36 maanden.

  • 4. Zodra belanghebbende 36 maanden op de juiste wijze heeft terugbetaald, kan het restant worden kwijtgescholden. Ook wanneer belanghebbende een bedrag betaalt dat gelijk staat aan 36 maandelijkse terugbetalingen, kan het restant worden kwijtgescholden.

Artikel 9 Terugvordering

  • 1. Wanneer de verplichting tot terugbetaling niet of onvoldoende wordt nagekomen, zoals bedoeld in artikel 8, wordt de leenbijstand teruggevorderd, op grond van artikel 58 lid 2 Pw.

  • 2. Voor de wijze van terugvordering en de bepaling van de aflossingsbedragen wordt aangesloten bij hetgeen bepaald is in de Beleidsregels terugvordering en invordering WIL.

Hoofdstuk 3 Kostensoorten (Uitwerking specifieke kostensoorten)

Paragraaf 1. Woonkosten

Artikel 10 Incidentele woonkosten

  • 1. In afwijking van de hoofdregel op grond van artikel 35 Pw kan in bijzondere omstandigheden in individuele situaties bijzondere bijstand worden toegekend voor:

    • a.

      transportkosten: de werkelijk gemaakte kosten van huur van een aanhanger of busje (inclusief brandstof), met een maximum van € 200,-;

    • b.

      eerste huur en borg: huur van de eerste gebroken maand waarin belanghebbende zijn woning krijgt en de huur van de daaropvolgende eerste volledige kalendermaand en eventuele borg;

    • c.

      dubbele huur: goedkoopste huur inclusief administratiekosten minus eventueel recht op huurtoeslag;

    • d.

      overbruggingsuitkering: overbruggen van periode tot aan de eerstvolgende betaling van de algemene bijstand. De hoogte van de overbruggingsuitkering is opgenomen in de financiële bijlage

  • 2. Lid 1 van dit artikel heeft in ieder geval betrekking op de volgende klantgroepen bij wie ervan uitgegaan wordt dat sprake is van individuele bijzondere omstandigheden:

    • a.

      statushouders;

    • b.

      belanghebbenden die zich in een crisissituatie bevinden.

  • 3. Lid 1 sub a. en c. kunnen ook van toepassing zijn op een belanghebbende die in het kader van de verplichtingen voortvloeiend uit het recht op woonkostentoeslag naar een goedkopere of meer passende woning verhuist.

  • 4. Bijzondere bijstand voor de borg wordt als leenbijstand verstrekt.

  • 5. De terugbetaling van bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt start na het verstrijken van de eerste 3 maanden na toekenning van de bijzondere bijstand.

Artikel 11 Woonkostentoeslag

  • 1. Bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag kan onder voorwaarden worden verleend. Het gaat om situaties waarin zich onverwacht een verandering heeft voorgedaan in de financiële situatie van belanghebbende, waardoor er problemen ontstaan bij het voldoen van de woonkosten.

  • 2. Woonkostentoeslag wordt niet met terugwerkende kracht verleend.

  • 3. Het recht op woonkostentoeslag kan worden ingetrokken indien belanghebbende niet aan de volgende voorwaarden voldoet:

    • a.

      belanghebbende staat ingeschreven als woningzoekende bij Woningnet;

    • b.

      belanghebbende dient tenminste drie keer per maand te reageren op een woonruimte die voor hem financieel passend is;

    • c.

      belanghebbende kan verplicht worden om urgentie aan te vragen;

    • d.

      aan de verstrekking van de woonkostentoeslag wordt de voorwaarde verbonden dat belanghebbende binnen 12 maanden na aanvang van de woonkostentoeslag dient te verhuizen naar een passende woonruimte. Dat betekent woonruimte met een huur waarop de Wet op de huurtoeslag van toepassing is;

    • e.

      er is geen rechterlijke uitspraak die leidt tot ontruiming van de woning;

    • f.

      heeft belanghebbende een koopwoning die te koop staat dan wel te koop gezet gaat worden, dan gelden deze aanvullende verplichtingen:

      • 1.

        er is geen betalingsachterstand van de hypotheek dan wel tot een maximum achterstand van twee maanden van de hypotheek;

      • 2.

        als de krediethypotheek volledig is benut en de woonlasten zijn nog steeds boven de maximale huur, dan wordt alsnog een verhuisverplichting opgelegd;

      • 3.

        belanghebbende vraagt een reële en marktconforme prijs voor zijn woning;

      • 4.

        belanghebbende verricht concrete en aantoonbare inspanningen om de woning te verkopen en/of de verkoop van de woning te versnellen.

  • 4. Aan een belanghebbende aan wie een verhuisverplichting is opgelegd kan in voorkomende gevallen bijzondere bijstand worden verleend voor een deel van de noodzakelijke kosten van stoffering.

  • 5. Voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand voor woonkosten worden de gegevens van de woonkosten en de rekentool van toeslagen.nl, gebaseerd op de Wet op de huurtoeslag, gebruikt.

  • 6. Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag wordt maximaal 12 maanden verstrekt.

  • 7. Heeft men ondanks aantoonbare serieuze pogingen, of op grond van dringende individuele omstandigheden niet aan de verhuisvoorwaarden kunnen voldoen, dan kan de woonkostentoeslag eenmalig verlengd worden met maximaal zes maanden.

Artikel 12 Doorbetaling vaste lasten bij kortdurend verblijf in detentie

  • 1. In sommige situaties kan bijzondere bijstand voor het doorbetalen van de vaste lasten tijdens detentie worden toegekend. Dit kan ook wanneer sprake is van een maatschappelijk belang om de woning te behouden.

  • 2. De kosten die in aanmerking komen voor bijzondere bijstand:

    • a.

      huur minus huurtoeslag;

    • b.

      vastrecht elektra;

    • c.

      vastrecht gas;

    • d.

      vastrecht water;

    • e.

      kosten bewindvoering.

  • 3. Bijzondere bijstand is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de periode van detentie bedraagt ten minste één en ten hoogste zes maanden;

    • b.

      de bijzondere bijstand wordt uitsluitend uitbetaald aan de verhuurder, het nutsbedrijf en/of de bewindvoerder en niet aan de belanghebbende zelf;

    • c.

      heeft belanghebbende de beschikking over saldi/spaargeld/contanten, dan wordt dit aangemerkt als gereserveerd bedrag. Een vermogensvrijlating zoals vastgesteld in artikel 7 lid 3 van deze beleidsregels, is voor deze kostensoort niet van toepassing.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor maximaal de duur, ten minste één en ten hoogte zes maanden, van de detentie.

Paragraaf 2. Woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Artikel 13 Kosten voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

  • 1. In geval van bijzondere omstandigheden kan in individuele situaties in afwijking van de hoofdregel bijzondere bijstand toegekend worden voor:

    • a.

      volledige woninginrichting;

    • b.

      gedeeltelijke woninginrichting;

    • c.

      vervanging duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. Aan een aantal klantgroepen kan bijzondere bijstand toegekend worden voor de kosten zoals genoemd in lid 1 onder a en b van dit artikel, omdat bij deze klantgroepen in beginsel aangenomen wordt dat er sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden. Het gaat om de volgende klantgroepen:

    • a.

      statushouders;

    • b.

      belanghebbenden die zich in een crisissituatie bevinden.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van 60% van de NIBUD richtprijzen.

  • 4. In afwijking van het vorige lid geldt voor stoffering (vloer, verf en behang) een maximum van 100% van de NIBUD richtprijzen.

  • 5. In geval van een koelkast, wasmachine, kookplaat en/of een matras geldt, in afwijking van lid 3, dat maximaal 100% van de NIBUD richtprijzen van toepassing is, op voorwaarde dat belanghebbende deze nieuw aanschaft. Dit geldt alleen voor aanvragen buiten de aanvragen voor de volledige kosten voor woninginrichting.

  • 6. Bij kamerbewoning van een kale kamer bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand voor kosten van de woninginrichting een bedrag van 60% van de NIBUD richtprijzen die gelden voor één volwassene, met uitzondering van volledig gemeubileerde kamers. Bij gestoffeerde kamerbewoning kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor ontbrekende noodzakelijke inrichting.

  • 7. De bijzondere bijstand voor inrichtingskosten en duurzame gebruiksgoederen wordt, met uitzondering van de stofferingskosten als bedoeld in het vierde lid, in de vorm van een lening verstrekt. De hoogte van de inrichtingskosten en stofferingskosten is opgenomen in de financiële bijlage.

  • 8. De terugbetaling van bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt start na het verstrijken van de eerste 3 maanden na toekenning van de bijzondere bijstand.

Paragraaf 3. Bewindvoering, mentorschap en curatele

Artikel 14 Bewindvoering, mentorschap en curatele

  • 1. In dit artikel wordt met bewindvoering ook mentorschap en curatele bedoeld.

  • 2. De bijzondere bijstand kan toegekend worden voor onbepaalde tijd zolang dit noodzakelijk is.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten, maar bedragen maximaal de forfaitaire tarieven zoals deze zijn vastgesteld in de ministeriële regeling ‘Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren’. Indien de kantonrechter een afwijkend bedrag vaststelt, is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan dit afwijkende bedrag, mits dit bedrag gefactureerd wordt.

  • 4. De draagkrachtperiode bij een aanvraag voor bewindvoeringskosten die is gebaseerd op een beschikking van de kantonrechter wordt, in afwijking van artikel 5 lid 1 van deze beleidsregel, vastgesteld voor onbepaalde tijd.

  • 5. Aan een belanghebbende kan inzage worden gevraagd in het plan van aanpak met als doel om duidelijkheid te verkrijgen over de looptijd van de bewindvoering en de afspraken die gemaakt zijn over uitstroom uit bewind.

  • 6. In afwijking van artikel 11 Pw en artikel 3 lid 2 van deze beleidsregel komen de griffiekosten die in relatie staan tot de bewindvoeringskosten wel in aanmerking voor bijzondere bijstand als deze al voldaan zijn en dateren van langer dan drie maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum. Dit kan alleen als de aanvraag bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten wel binnen drie maanden na het opkomen van de kosten is ingediend.

  • 7. Bij verlenging van bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten kan, in afwijking van artikel 11 Pw, bijzondere bijstand worden toegekend als de kosten al zijn voldaan.

Paragraaf 4. Medische kosten

Artikel 15 Medische kosten en tandartskosten

  • 1. In afwijking van artikel 15 Pw kan éénmalig bijzondere bijstand worden toegekend voor noodzakelijke medische kosten en/of tandartskosten tot het in lid 3 genoemde bedrag indien sprake is van individuele bijzondere omstandigheden.

  • 2. Indien er in het huidige kalenderjaar bijzondere bijstand voor medische kosten en/of tandartskosten is toegekend, wordt verwacht dat belanghebbende met ingang van het volgende kalenderjaar is overgestapt naar de collectieve zorgverzekering (basisverzekering en aanvullende verzekering) dan wel een andere passende zorgverzekering en hiervan gebruik maakt. Vanaf het nieuwe kalenderjaar kan er geen bijzondere bijstand meer verstrekt worden voor medische kosten en/of tandartskosten die vergoed zouden worden op basis van de collectieve zorgverzekering.

  • 3. Vergoedingen van medische kosten zijn nooit hoger dan de vergoedingen zoals opgenomen in de polisvoorwaarden bij de zorgverzekeraar waarmee de gemeente een collectief arrangement heeft afgesloten. De vergoeding waarop belanghebbende recht heeft op basis van zijn of haar huidige zorgverzekering wordt hierop in mindering gebracht.

  • 4. Als het buitenwettelijk begunstigend beleid uit lid 3 van dit artikel niet toereikend is, kan in zeer uitzonderlijke situaties een extra bedrag worden toegekend met een maximum van € 300,00 per individu per kalenderjaar.

Artikel 16 Overige kosten medisch gerelateerd

  • 1. In afwijking van artikel 35 Pw kan bijzondere bijstand worden toegekend voor overige medisch gerelateerde kosten als deze uitkomen boven de door het NIBUD vastgestelde richtprijzen indien sprake is van individuele bijzondere omstandigheden.

  • 2. Aan de volgende medisch gerelateerde meerkosten kan worden gedacht:

    • a.

      extra stookkosten;

    • b.

      extra waterverbruik;

    • c.

      kledingslijtage door bewassing;

    • d.

      kosten voor een noodzakelijk speciaal dieet.

    Deze lijst is niet limitatief.

Paragraaf 5. Collectieve zorgverzekering

Artikel 17 De voorwaarden en gemeentelijke bijdrage

  • 1. Er is een gemeentelijke bijdrage mogelijk voor belanghebbenden die zich collectief laten verzekeren. De hoogte hiervan is vastgesteld in de financiële bijlage.

  • 2. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de collectieve zorgverzekering:

    • a.

      het inkomen is lager dan de toepasselijke inkomensgrens. De inkomensgrenzen zijn door de gemeenten afzonderlijk bepaald en terug te vinden in de financiële bijlage;

    • b.

      de kostendelersnorm en de inrichtingsnorm worden in de beoordeling buiten beschouwing gelaten;

    • c.

      het vermogen wordt in de beoordeling buiten beschouwing gelaten;

    • d.

      belanghebbenden kunnen de collectieve zorgverzekering alleen afsluiten bij de zorgverzekeraar waarmee de gemeente een collectief arrangement heeft afgesloten.

  • 3. In afwijking van de Participatiewet geldt voor studenten en scholieren (boven de 18 jaar) naast de voorwaarden van lid 2 van dit artikel dat er wordt uitgegaan van het feitelijk inkomen waarover een belanghebbende beschikt.

  • 4. De bijdrage als bedoeld in lid 1 wordt door de zorgverzekeraar verrekend met de door de belanghebbende verschuldigde premie.

Paragraaf 6. Reiskosten

Artikel 18 Reiskosten – en fietsvergoeding voor statushouders

  • 1. Deze bijzondere bijstand geldt voor statushouders en hun gezinsleden jonger dan 18 jaar met een uitkering op grond van de Pw of met een minimuminkomen die een inburgeringscursus of extra taalonderwijs volgen bij een onderwijsinstelling waarmee de gemeente een samenwerkingsovereenkomst gesloten heeft.

  • 2. De belanghebbende kan kiezen om de reisafstand per fiets af te leggen en maakt daarbij aanspraak op een eenmalige fietsvergoeding van maximaal € 250,- (inclusief verlichting en slot). Het recht op reiskostenvergoeding vervalt dan in zijn geheel.

  • 3. De belanghebbende kan in afwijking van lid 2 kiezen om aanspraak te maken op een reiskostenvergoeding.

  • 4. De vergoeding wordt berekend op basis van de goedkoopste manier van reizen met het openbaar vervoer zoals berekend bij 9292 tussen het woonadres en het adres van de onderwijsinstelling

  • 5. In afwijking van artikel 11 Pw is bijzondere bijstand mogelijk voor reiskosten die betaald zijn uiterlijk drie maanden voorafgaand aan de aanvraag.

  • 6. Indien belanghebbende met de auto naar de onderwijsinstelling gaat, is de vergoeding per kilometer gelijk aan het gangbare fiscaal beleid.

  • 7. Wanneer rechthebbende in deeltijd taalscholing volgt, dan worden de reiskosten vastgesteld op basis van het gemiddeld aantal dagen per week.

  • 8. Een reiskostenvergoeding wordt verstrekt voor de duur van het inburgeringstraject. Hieronder vallen ook een intake voorafgaand aan het traject en/of examens na afloop van het traject.

  • 9. De vergoeding wordt per jaar vastgesteld en maandelijks uitgekeerd na declaratie. Voor ISK-trajecten geldt dat er een vergoeding wordt verstrekt voor een jaarabonnement per schooljaar.

  • 10. Bij een reisafstand van minder dan 2 km wordt de belanghebbende geacht deze afstand lopend te kunnen afleggen en is er geen fietsvergoeding, noch een reiskostenvergoeding mogelijk.

Paragraaf 7. Diverse kosten

Artikel 19 Babyuitzet (basispakket)

  • 1. Voor het toekennen van bijzondere bijstand voor een babyuitzet basispakket gelden de volgende minimale voorwaarden:

    • a.

      het gaat om het eerste kind van het gezin;

    • b.

      de aanvraag kan worden ingediend vanaf de 4de maand van de zwangerschap en niet later dan 3 maanden na de bevalling.

  • 2. De hoogte is vastgesteld op 100% van de NIBUD richtprijzen.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 20 Legeskosten

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor legeskosten in verband met een toegekende aanvraag voor woningurgentie en/of een gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 21 Eigen bijdrage CAK

  • 1. Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de eigen bijdrage CAK.

  • 2. Deze kosten komen voor bijzondere bijstand in aanmerking als een belanghebbende nog niet passend verzekerd is met een maximum van 1 jaar. Artikel 13, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Uitvaartkosten

  • 1. De erfgenamen die verantwoordelijk zijn voor de kosten van een uitvaart kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

  • 2. Voor een deel van de algemene kosten alsmede voor een deel van de begrafenis- dan wel crematiekosten kan bijzondere bijstand worden toegekend. De kostensoorten zijn opgenomen in de financiële bijlage.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand voor een begrafenis of crematie is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van 100% van de NIBUD richtprijzen.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding en duur beleidsregel

  • 1. De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De beleidsregel Beleidsregels bijzondere bijstand WIL 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik van 11 juli 2023,

De secretaris,

F. Jonker

de burgemeester,

L.J. de Graaf

Toelichting bij de beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023

Algemeen

Deze beleidsregel maakt onderscheid in een algemeen deel met basisvoorwaarden voor het toekennen van bijzondere bijstand en een deel met een lijst van specifieke kostensoorten. Uitgangspunt is artikel 35 van de Pw. Voor de inwoners begunstigende afwijkingen zijn vastgelegd in het beleid dat is vastgesteld door de Lekstroomgemeenten.

Het aantal aanvragen van een specifieke kostensoort bepaalt de volgorde in deze beleidsregel. De kostensoort komt voor indien sprake is van een afwijking van artikel 35 van de Pw. Een aantal kostensoorten dat vaak aangevraagd wordt, staat ook in dit beleid. Ondanks dat toekenning op basis van artikel 35 Pw sec mogelijk is. De ervaring leert dat het benoemen van deze kostensoorten zowel voor aanvrager als behandelaar duidelijkheid geeft over de afhandeling hiervan.

Recht op maatwerk/gelijk effect

De bedoeling van de Pw is het garanderen van het bestaansminimum. De Pw gaat er complementair vanuit dat inwoners in eerste instantie zelf middelen kunnen verwerven. Daarom is het belangrijk om inwoners te ondersteunen om zo snel mogelijk duurzaam werk te vinden, of als dat niet lukt vrijwilligerswerk of een andere vorm van dagbesteding. De drie hoofddoelen van het sociaal domein (1. Het leiden van een menswaardig bestaan, 2. Het complementaire karakter van de wetgeving en 3. Het bevorderen van de zelfredzaamheid) komen dan ook samen in de Pw.

Om de grondwaarde van de Pw, het garanderen van het bestaansminimum, goed te kunnen uitvoeren is de mogelijkheid om maatwerk te leveren vastgelegd in artikel 18, eerste lid Pw: ‘Het college stemt de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.’ Dit artikel biedt veel ruimte aan de gemeente om rekening te houden met de persoonlijke situatie van de aanvrager.

Het geeft ruimte aan de behandelaar om de aanvraag met het benodigde maatwerk af te handelen. Maatwerk waarin rekening gehouden wordt met de persoonlijke omstandigheden van de inwoner en waarin een gelijk effect voor alle inwoners gerealiseerd kan worden.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1Omschrijving van begrippen

In artikel 1 lid 2 is een aantal klantgroepen benoemd. Voor deze klantgroepen zijn bij voorbaat een aantal van de criteria om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand, zoals genoemd in artikel 35 Pw, vastgesteld. Er is iets bijzonders aan de hand waardoor de persoonlijke omstandigheden bijzonder zijn. De behandelaar hoeft geen onderzoek naar dit onderdeel te doen en de aanvrager hoeft hierover geen gegevens te overleggen.

De groep jongeren in de overgang van 18- naar 18+ die vanuit een instelling zelfstandig gaan wonen is aan deze klantengroepen toegevoegd, aangezien deze groep in sommige gevallen over het hoofd gezien wordt en tussen wal en schip dreigt te raken. Door deze groep specifiek te benoemen wordt hier extra aandacht voor gevraagd.

Hoofdstuk 2 Algemeen (Basisvoorwaarden bij toekenning)

Alle bijzondere bijstandsaanvragen gaan in beginsel gepaard met de toets of de gevraagde kosten voorzienbaar waren, ervoor gereserveerd kon worden en of er voldoende draagkracht aanwezig is. Dit geldt ook voor de in deze beleidsregel genoemde kostensoorten en voor alle klantgroepen.

Dit kan betekenen dat kostensoorten die in deze beleidsregel genoemd worden geheel of gedeeltelijk afgewezen worden op deze gronden.

Artikel 3De wijze en het tijdstip van aanvragen

Opgekomen kosten. Wat is het? We sluiten hiervoor aan bij actuele jurisprudentie. Of een aanvraag voor kosten in aanmerking komt voor bijzondere bijstand is het allereerst van belang wanneer de kosten zijn opgekomen. Dat wil zeggen: is de aanvraag tijdig ingediend? Het dagelijks bestuur heeft geen beleidsruimte bij de beantwoording van de vraag op welk moment kosten opkomen (op welke moment de kosten zijn gemaakt), maar wel op welk moment de aanvraag moet worden ingediend na het opkomen van de kosten.

Lid 3:

In deze gevallen moet in de regel een aanvraag vooraf worden ingediend, omdat anders de noodzaak van de kosten niet kan worden vastgesteld. Je dient de aanvraag in op het moment dat je weet dat er kosten aan zitten te komen waarvoor je een vergoeding wenst. Ook kunnen de mogelijkheden om de kosten te voorkomen achteraf niet altijd meer beoordeeld worden.

Er kunnen zich situaties voordoen waarin vooraf aanvragen niet kan worden gevraagd van een belanghebbende. Denk daarbij aan een spoedbezoek aan de tandarts in het weekend.

Artikel 6Draagkracht (inkomen)

De vrijlatingen genoemd in lid 2 zijn gelijk aan de vrijlatingen die gelden voor de algemene bijstand.

Individuele inkomenstoeslag en individuele studietoeslag worden niet als middel aangemerkt.

Voedingskosten zien op eten en drinken. Het gaat om al het gebruikelijke eten en drinken. Naast de 3 maaltijden omvat het ook voldoende drinken, tussendoortjes, fruit, koffie, thee en dergelijke. Het eten en drinken moet voldoen aan de basale kwaliteitseisen van bijvoorbeeld het Voedingscentrum.

In lid 3 wordt onderscheid gemaakt tussen persoonlijke kosten en gezamenlijke kosten. Gezamenlijke kosten zien o.a. op woonlasten, boodschappen en verzekeringen.

Artikel 7Draagkracht (vermogen)

De toepasselijke bijstandsnorm genoemd in lid 4 betreft de feitelijke bijstandsnorm die een belanghebbende ontvangen heeft.

Artikel 8 Terugbetaling lening

Artikel 9Terugvordering

In de hiervoor geldende beleidsregel bijzondere bijstand waren de artikelen 8 en 9 bekend onder de artikelen 13 en 14. Laatstgenoemde artikelen zijn nog als zodanig genoemd in artikel 9 van de Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom 2018. Daarvoor kan nu dus gelezen worden: “dit dient te worden bezien in samenhang met artikel 8 en 9 van de beleidsregel bijzondere bijstand 2023”.

Hoofdstuk 3 Kostensoorten (Uitwerking specifieke kostensoorten)

De titel van het artikel benoemt de kostensoort. Vervolgens legt het artikel uit wie voor deze kostensoort in aanmerking komt. Afwijkende voorwaarden waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen staan in de daaropvolgende leden. Tot slot benoemt het artikel de hoogte en de duur van de bijzondere bijstand.

Paragraaf 1.Woonkosten

Artikel 10Incidentele woonkosten

Lid 1 geeft een aantal mogelijke kostensoorten aan. Deze kosten moeten per onderdeel aangevraagd worden.

Lid 1 onder b:

Indien een huurovereenkomst direct ingaat op de eerste van de maand, dan wordt alleen bijzondere bijstand verstrekt voor die eerste hele maand minus huurtoeslag.

Onder de bijzondere bijstand voor woninginrichting kan een kostenpost vervoerskosten vallen. Te denken valt aan de kosten voor het ophalen van spullen die op marktplaats gekocht worden.

Lid 3:

Een belanghebbende kan ook voor kosten komen te staan vanwege een verhuizing op verzoek van de woningbouwvereniging van groot naar beter passend. Onderzocht moet worden welke kosten de woningbouwvereniging in dit soort gevallen vergoed. Te denken valt aan transport- en stofferingskosten. Overige te maken kosten kunnen mogelijk in aanmerking komen voor vergoeding.

Lid 4 en 5:

Leenbijstand moet worden terugbetaald. De terugbetaling van leenbijstand start na het verstrijken van de eerste 3 maanden na toekenning van de bijzondere bijstand.

Artikel 12Doorbetaling vaste lasten bij kortdurend verblijf in detentie

Uitzondering maatschappelijk belang.

Het verlies van de woning tijdens detentie kan grotere maatschappelijke consequenties met zich meebrengen. Vanzelfsprekend wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden van belanghebbende om zelf de kosten van zijn woning te voldoen. Gedacht kan worden aan de huur zelf betalen vanuit opgebouwde reserves (spaargeld) dan wel de woning tijdelijk onder te verhuren.

Als die mogelijkheden er niet zijn, kan bij wijze van uitzondering bijzondere bijstand worden verstrekt.

Paragraaf 2.Woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Artikel 13Kosten voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Volledige woninginrichting

Met dit bedrag worden spullen aangeschaft met betrekking tot de inrichting van de woning. Dit bedrag kan ook worden aangewend voor de aanschaf van onderstaande spullen:

  • mobiel

  • computer (laptop)

  • fiets

Deze lijst is niet limitatief.

Hierbij is rekening gehouden met de mogelijkheid om sommige spullen tweedehands aan te schaffen.

Volgorde vormen van bijstand:

  • Geldlening

  • Verstrekking om niet

Verf, behang, en vloerbedekking

De vergoeding voor verf, behang en vloerbedekking wordt niet als lening verstrekt, maar om niet, in tegenstelling tot de rest van de kosten voor (een gedeeltelijke) woninginrichting.

De vergoeding voor genoemde kosten, die om niet wordt verstrekt, moet in mindering gebracht worden op de leenbijstand die wordt toegekend voor de complete woninginrichting.

Volledige woninginrichting wordt in beginsel niet toegekend aan belanghebbenden die:

  • zich voor het eerst zelfstandig huisvesten;

  • een woning aanvaarden waarvan de huur boven de huurtoeslaggrens ligt;

  • een woning aanvaarden die geen wezenlijke oplossing biedt voor hun medische of sociale problematiek;

  • moeten verhuizen door leeftijdsgebonden problematiek, aangezien deze te voorzien zijn;

  • verhuizen naar een tijdelijke woonruimte;

  • verhuizen zonder individueel bijzondere omstandigheden.

Gedeeltelijke woninginrichting

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de goederen die nog aangeschaft moeten worden. De aanvrager moet zelf een overzicht verstrekken waarop staat welke spullen nodig zijn.

Woninginrichting en statushouders

Bij het toekennen van kosten voor woninginrichting aan statushouders vinden twee momenten van betaling plaats. De eerste betaling vindt plaats zodra een woning toegewezen is. De tweede betaling na het overleggen van de aankoopbonnen/bewijzen van spullen voor de woninginrichting.

Bij gezinshereniging in het kader van taakstelling komt een deel van het gezin bij de reeds gevestigde familieleden wonen.

Duurzame gebruiksgoederen

Voor duurzame gebruiksgoederen geldt het principe dat een normaal gebruik een normale levensduur oplevert. Bijzondere bijstand kan niet worden toegekend wanneer duurzame gebruiksgoederen verwijtbaar de gebruikelijke levensduur niet hebben behaald.

Paragraaf 3.Bewindvoering, mentorschap en curatele

Artikel 14Bewindvoering, mentorschap en curatele

Lid 2:

Machtiging van de rechtbank in verband met wijziging tarief dan wel andere kosten die noodzakelijk zijn geacht door de rechtbank (te denken aan PGB-beheer, verhuiskosten etc).

Lid 6:

Bijzondere bijstand voor kosten bewindvoering, mentorschap en curatele moet zo snel als mogelijk aangevraagd worden. In principe geldt de termijn van 3 maanden na de datum waarop de rechter uitspraak heeft gedaan. De bijzondere bijstand wordt dan toegekend vanaf de dag van de uitspraak. Mocht bijvoorbeeld pas 4 maanden na de uitspraak een aanvraag worden ingediend, dan wordt 1 maand afgewezen en 3 maanden toegekend.

Paragraaf 4.Medische kosten

Artikel 15Medische- en tandartskosten

Lid 1 en 2:

Gebruik is gemaakt van de woorden ‘en/of’: meestal zal het gaan om medische kosten óf tandartskosten, maar in een enkel geval (denk aan aangezichtsletsel) kan het gebeuren dat iemand voor zowel medische kosten als tandartskosten komt te staan. In zo’n geval kan voor beide soorten kosten bijzondere bijstand worden toegekend.

Tandartskosten

Kronen komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat het niet de goedkoopst adequate oplossing is.

Kosten die medisch noodzakelijk worden geacht:

  • Wortelkanaalbehandeling

  • Vullingen

  • Tanden / kiezen trekken

Deze lijst is niet limitatief.

Kosten die esthetisch of preventief worden geacht:

  • Orthodontie tot 18 jaar die niet wordt vergoed vanuit de basisverzekering.

Deze lijst is niet limitatief.

Lid 3:

Hiervan kan worden afgeweken:

  • Wanneer er sprake is van een zeer uitzonderlijke situatie (bijzondere omstandigheden), of

  • Wanneer belanghebbende om medische redenen niet kan overstappen naar de collectieve aanvullende verzekering (lock-in effect)

Het gaat om medisch noodzakelijke behandelingen, die acuut en niet uitstelbaar zijn.

Lid 4:

Bij zeer uitzonderlijke situaties kan gedacht worden aan:

  • Ongevallen

  • Ernstige gezondheidsproblemen

  • Plotseling medisch achteruitgaan

Deze lijst is niet limitatief.

Paragraaf 5.Collectieve zorgverzekering

Artikel 17De voorwaarden en gemeentelijke bijdrage

Lid 3:

Bij studenten wordt gekeken naar het besteedbaar inkomen. We kijken hiervoor naar de hoogte van de daadwerkelijke lening plus de bijverdiensten. Er wordt rekening gehouden met de daadwerkelijk ontvangen inkomsten.

Dit buitenwettelijk begunstigend beleid voor studenten is een wens vanuit de gemeenten om studenten met hoge zorgkosten te kunnen laten deelnemen aan de gemeentepolis. De werkwijze zorgt voor maatwerk en is makkelijk uitvoerbaar.

Beëindiging collectieve zorgverzekering

Wanneer sprake is van onder meer de volgende omstandigheden eindigt het recht op deelname aan de collectieve zorgverzekering:

o einde Pw-uitkering

collectief loopt tot 31 december van dat kalenderjaar

o stijging inkomen

collectief loopt tot 31 december van dat kalenderjaar

o verhuizing buiten de WIL-gemeenten

collectief loopt tot datum verhuizing

o pensioengerechtigd*

collectief loopt tot 31 december van dat kalenderjaar

o 21 jaar of ouder*

collectief loop tot 31 december van dat kalenderjaar

o overlijden

collectief loopt tot de dag na het overlijden

Deze lijst is niet limitatief.

  • *

    Voor inwoners die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken geldt dat deelname aan de gemeentepolis onder voorwaarden wel toegestaan blijft. Het lopende recht moet beëindigd worden en de inwoner dient een nieuwe aanvraag in te dienen voor de start van het nieuwe kalenderjaar.

Paragraaf 7.Diverse kosten

Artikel 19Babyuitzet

Bij toekenning van de kosten voor een babyuitzet wordt gekeken of sprake is van de eerstgeborene binnen een gezin. Is er eerder een kind geboren dan kunnen de spullen van de eerstgeborene gebruikt worden. Dit geldt ook als er sprake is van een samengesteld gezin waarin één van de partners al een kind heeft uit een eerdere relatie.

Wanneer sprake is van een meerling of een nakomer wordt per situatie bekeken welke (extra) vergoedingen verstrekt kunnen worden.

Deze regeling geldt aanvullend voor de gemeente Lopik. Inwoners van Lopik kunnen in eerste instantie gebruik maken van de Regeling Maatschappelijke Participatie waar het Kindpakket onder valt.

Artikel 20Legeskosten

Leges zijn kosten die officiële overheidsinstanties in rekening brengen voor een dienst. Bijvoorbeeld voor het verstrekken van bepaalde officiële documenten.

Financiële bijlage (Vergoedingenlijst)

Deze financiële bijlage geeft een overzicht van de vergoedingen en maakt onderdeel uit van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023. Deze bedragen kunnen jaarlijks worden aangepast. Uiteraard geldt dit niet voor de normen die landelijk worden vastgesteld.

Inkomensgrenzen

De gemeenten hebben de volgende inkomensgrenzen vastgesteld:

Houten 100%

IJsselstein 110%

Lopik 100%

Nieuwegein 100%

Voor de berekening van de draagkracht telt het inkomen mee dat meer bedraagt dan de vastgestelde inkomensgrens afgezet tegen de voor de belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm.

Volledige woninginrichting

afbeelding binnen de regeling

Kamerbewoning bij kale huur

afbeelding binnen de regeling

Stofferingskosten

De hoogte van de toekenning om niet, voor verf, behang, en vloerbedekking (stofferingskosten) is vastgesteld op de volgende bedragen:

stoffering "om niet" 2022 volgens Nibud op basis van 60% Nibud

 
 

 
 
 
 
 

1 pers

2/3 pers

4/5 pers

6 en meer pers

vloer per m1

2022 60%

€ 28,80

16

17

21

24

 
 

€ 460,80

€ 489,60

€ 604,80

€ 691,20

verf per liter

2022 60%

€ 3,60

18

18

22

26

 
 

€ 64,80

€ 64,80

€ 79,20

€ 93,60

behang incl. lijm per aantal rollen

2022 60%

 
 
 
 
 

behang

€ 12,00

13

14

18

20

lijm

€ 7,80

3

3

4

4

totaal

 

€ 179,40

€ 191,40

€ 247,20

€ 271,20

 
 
 

 
 

totaal "om niet'

€ 705,00

€ 745,80

€ 931,20

€ 1.056,00

N.B. Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de NIBUD Prijzengids 2022-2023

Indien de daadwerkelijke kosten in totaal of voor één specifiek onderdeel lager zijn, dan wordt de bijzondere bijstand toegekend ter hoogte van de daadwerkelijke kosten. Voorbeeld:

Belanghebbende met 1-persoonshuishouden kan de vloer overnemen voor € 300,-. Voor de kosten van de vloer wordt € 300,- vergoed in plaats van de hogere bedragen die zijn vastgesteld met behulp van de NIBUD richtprijzen.

Voor de kosten van woninginrichting van een meerderjarig kind dat komt inwonen moet gekeken worden naar verstrekking van de volgende kosten: stoffering, bed, kast, bureau met bureaustoel.

Bij een vast bedrag kan worden uitgegaan van € 400,- (gebaseerd op 60% van de Nibud richtprijzen) inclusief € 100,- voor stofferingskosten.

Overbruggingsuitkering

De hoogte van de overbruggingsuitkering wordt als volgt berekend:

1 persoon

€ 500

2 personen

€ 700

3 personen of meer

€ 900

Af:

Minus eventuele inkomsten, conform artikel 6, lid 2 van deze beleidsregel

Voor een meerderjarig kind dat komt inwonen door een gezinshereniging geldt dat er een overbruggingsuitkering wordt verstrekt van € 200,-.

Collectieve zorgverzekering

Gemeente

Houten

IJsselstein

Lopik

Nieuwegein

 

 
 
 

Inkomensgrens

120%

125%

110%

130%

Bijdrage

€ 20,00

€ 25,00

€ 30,00

€ 27,00

Geen bijdrage

120-150%

N.v.t.

N.v.t.

130-150%

N.B. Bovenstaande grenzen en bedragen gelden voor 2023.

Reiskostenvergoeding voor statushouders

Voor het jaar 2023 is de vergoeding voor het reizen met de auto naar de onderwijsinstelling € 0,21 per kilometer.

Voor de hoogte van de vergoeding voor het reizen met het OV naar de onderwijsinstelling wordt verwezen naar de website van OV-reisplanner www.9292.nl.

Uitvaartkosten

Algemene kosten

 

akte van overlijden

€ 14,-

basistarief uitvaartverzorger

€ 1.850,-

overbrengen van overledene naar rouwcentrum of woonhuis

€ 270,-

laatste verzorging van overledene

€ 210,-

kist (spaanplaat eikenfineer)

€ 495,-

opbaren in uitvaartcentrum, incl. condoleancebezoek of

opbaren thuis, excl. dagelijkse controle en koeling overledene

€ 875,- of

€ 500,-

Rouwauto

€ 270,-

Begrafeniskosten

 

kosten algemeen graf (10 jaar gedeeld met vreemden), incl. openen en sluiten graf (ma/vr)

€ 1.500,-

gebruik aula begraafplaats (45 min)

€ 450,-

gebruik condoleanceruimte begraafplaats

€ 240,-

Crematiekosten

 

crematorium (crematie, dienst in aula, condoleanceruimte)

€ 1.500,-

N.B. Bovenstaande bedragen zijn gebaseerd op de NIBUD Prijzengids 2022-2023