D – Instrumenten groenbeleid

Geldend van 25-07-2023 t/m heden

Intitulé

D – Instrumenten groenbeleid

In dit hoofdstuk zijn de onderliggende instrumenten van het groenbeleid toegelicht. De instrumenten die zijn onderscheiden zijn als volgt:

  • Exoten en plagen

  • Openbaar groen en droogte

  • Bomen en veiligheid

  • Kapvergunningaanvragen

  • Meldingen inwoners

  • Evenementen

  • Landschappelijke inpassing

De uitgangspunten van de beschreven instrumenten worden verankert in het gemeentelijk beleid. In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders beslissen om gemotiveerd af te wijken van het vastgestelde beleid.

Exoten en plagen

  • 1. Omgang met invasieve exoten in het openbaar groen

In de Europese Unie zijn regels opgesteld met betrekking tot invasieve exoten die zijn opgenomen in de zogenaamde Unielijst. Er geldt een verbod op bezit, handel, kweek, transport en import van deze soorten. Ook dient voorkomen te worden dat deze soorten zich voortplanten. Bedrijven, particulieren en overheden kunnen maatregelen nemen om te voorkomen dat uitheemse planten in de natuur terechtkomen of zich verder verspreiden. Veel soorten laten zich lastig bestrijden. Elke soort vraagt om een specifieke aanpak. Verkeerde maatregelen kosten geld en leiden niet tot het gewenste resultaat.

De provincie is sinds 1-1-2018 bevoegd gezag en verantwoordelijk voor verwijderings-, beheer- en herstelmaatregelen voor de meeste invasieve exoten en voor het monitoren van ingrepen. Voor de reeds gevestigde invasieve soorten (artikel 19 van de EU-exotenverordening) heeft de provincie een grotere beleidsvrijheid en ligt het initiatief vooral bij de terreineigenaar/-beheerder. De beleidsvrijheid van de provincie varieert bijvoorbeeld van het (mede-) financieren van projecten, stimuleren of faciliteren van samenwerking, uitvoeren van onderzoek tot informatievoorziening. Provincies kunnen kosten-batenafwegingen maken en de inzet van middelen afwegen binnen het totaalpakket aan natuurmaatregelen, gericht op het bereiken van de internationale natuuropgaven.

Provincie Limburg houdt in haar plan van aanpak invasieve soorten (2021) de volgende indeling in categorieën aan:

  • 1.

    Exoten van de Unielijst: Provincie neemt het initiatief: te verwijderen invasieve soorten Aziatische hoornaar, wasbeer, grote vlotvaren, Pallas’ eekhoorn, rosse stekelstaart, muntjak en waterhyacint.

  • 2.

    Exoten van de Unielijst: Provincie biedt ondersteuning, de terreineigenaar- of -beheerder blijft verantwoordelijk: beheersen of indammen van de aanwezige populatie van bijvoorbeeld Nijlganzen, hemelboom, reuzenberenklauw, reuzenbalsemien, grote waternavel en waterteunisbloem.

  • 3.

    Overige invasieve exoten: Provincie ondersteunt alleen daar waar Natura2000-doelen of soorten uit de actieve soortenbescherming in het geding zijn. Daarbuiten zijn en blijven de terreinbeheerder en -eigenaar verantwoordelijk. Wel biedt de provincie subsidiemogelijkheden aan. Doel is het verwijderen van nieuw gevestigde invasieve soorten en beheersen van reeds gevestigde soorten. Voorbeelden hiervan zijn Amerikaanse eik, Robinia, de verschillende soorten Aziatische duizendknopen, watercrassula, bamboesoorten, vlinderstruik en Amerikaanse vogelkers.

De gemeente heeft een rol binnen de omgang met de soorten uit categorie 2 en 3. De gemeente Valkenburg aan de Geul hanteert de volgende uitgangspunten bij de omgang met invasieve soorten:

  • Invasieve soorten worden niet meer in het openbaar groen aangeplant. Hierbij wordt de actuele overzichtslijst van invasieve landplanten en de overzichtslijst van invasieve oever- en waterplanten aangehouden, zoals die gepubliceerd is op de website van de NVWA.

  • Bij het uitvoeren van maaiwerkzaamheden worden plekken met invasieve exoten niet gemaaid. Dit om ongecontroleerde verspreiding van zaden en wortelstokken te voorkomen.

  • Voor het bestrijden van invasieve soorten volgt de gemeente de beleidslijn van de provincie Limburg.

  • Groeiplaatsen met invasieve exoten hebben een eigen beheerregime, waarbij uitgegaan wordt van de landelijke richtlijnen/adviezen ten aanzien van het verwijderen/bestrijden van deze planten.

  • Bij projecten met grondverzet wordt ervoor gezorgd dat de grond vrij is van zaden en plantendelen van invasieve exoten. Dit geldt vooral voor soorten als de duizendknopen. Komen op een werkterrein groeiplaatsen van invasieve soorten voor, dan worden deze apart behandeld bij de opruimingswerkzaamheden en het grondverzet.

  • Groenafval afkomstig van invasieve exoten wordt beschouwd als restafval, niet als composteerbaar groenafval, tenzij het groenafval aantoonbaar wordt aangeboden aan een gecertificeerd verwerker van invasieve exoten (https://bvor.nl/invasieve-exoten/).

  • 1. Omgang met plaagsoorten in het openbaar groen

Plaagsoorten zijn die soorten die zich op gelijkwaardige wijze gedragen als invasieve soorten, maar zich door de klimaatwijziging op eigen kracht in ons land hebben weten te vestigen, zoals de eikenprocessierups, de kastanjemineermot en de letterzetter. Voor deze soorten is het vooral van belang de plaagdruk onder controle te houden en preventieve maatregelen te treffen in het kader van de zorgplicht.

Om de plaagdruk onder controle te houden, hanteert de gemeente twee basis uitgangspunten.

  • 1.

    In het gemeentelijk openbaar groen wordt de 10-20-30 diversiteitsrichtlijn aangehouden. Zo blijft een grootschalige uitbraak van plaagsoorten beheersbaar. Dit betekent:

    • a.

      Maximaal 10% van het totale bomenbestand mag van dezelfde soort zijn (bijvoorbeeld zomereik).

    • b.

      Maximaal 20% van het totale bomenbestand mag van hetzelfde geslacht zijn (bijvoorbeeld eik; de verschillende soorten).

    • c.

      Maximaal 30% van het totale bomenbestand mag van dezelfde familie zijn (bijvoorbeeld de napjesdragers: eik, tamme kastanje en beuk).

  • 2.

    De aanwezigheid van de natuurlijke vijanden van de plaagsoorten wordt in het openbaar groen gestimuleerd. Een groot aantal vogelsoorten bijvoorbeeld weet intussen om te gaan met de brandharen van de eikenprocessierups. Daarnaast is een aantal vleermuissoorten, waaronder grootoorvleermuizen en laatvlieger, bedreven in de jacht op de vlinders. Het aanbrengen van nest- en vleermuiskasten kan dus een bijdrage leveren aan het vergroten van het aantal predatoren in de nabijheid van bekende gebieden met deze plaagsoort. Overigens biedt de insectenwereld ook een keur aan parasitaire soorten die de populatie van bijvoorbeeld de eikenprocessierups onder controle houden. Het volledig voorkomen van overlast is echter niet mogelijk. Op probleemlocaties dient dus aanvullend ingegrepen te worden.

De klimaatverandering leidt onverbiddelijk tot nieuwe introducties waartegen de inheemse natuur het in de eerste jaren onvermijdelijk aflegt. Een voorbeeld hiervan is de letterzetter die dankbaar gebruik weet te maken van de droge zomers en zo complete percelen naaldhout om zeep helpt. De soort heeft het vooral gemunt op fijnspar, maar ook lariks, Douglasspar en gewone zilverspar zijn niet veilig voor de soort. In de gemeente Valkenburg aan de Geul zijn genoemde soorten gelukkig slechts in klein aantal aanwezig. Aandacht gaat daarom vooral uit naar de zorgplicht: het tijdig verwijderen van dode en aangetaste bomen om zo overlast in de openbare ruimte te voorkomen.

Voor de bestrijding van plaagsoorten in het openbaar groen hanteert de gemeente aanvullend op de basisuitgangspunten de volgende kaders:

  • Eikenprocessierups: de gemeente volgt de ‘Leidraad beheersing eikenprocessierups, update 2019’ (of recenter indien beschikbaar) bij het maken van keuzes in het groenbeheer. Sinds 2021 maakt de gemeente Valkenburg aan de Geul deel uit van het verband ‘Samenwerkende gemeenten Zuid-Limburg’ met betrekking tot de bestrijding van de eikenprocessierups. In de samenwerking wordt gestreefd naar een eenduidige en op het juiste moment gerichte communicatie over en (preventieve) bestrijding van de eikenprocessierups, waarbij de uitvoering van de bestrijding wordt gecoördineerd vanuit de gemeente Sittard-Geleen.

  • Kastanjemineermot: De paardenkastanjes laten weliswaar hun blad vervroegd vallen, in beginsel is de mineermot niet schadelijk voor de boom. Door in de zomer reeds actief bladafval te ruimen wordt de plaagdruk in het jaar erop verminderd. De mineermot zorgt echter wel voor een verminderde conditie, mede door het huidige klimaat, die de boom vatbaarder maakt voor de Kastanjebloedingsziekte. Daarom hanteert de gemeente ten aanzien van deze bomen een verhoogde zorgvuldigheid. Dat wil zeggen dat de bomen minimaal 1x per jaar gecontroleerd worden in het kader van de zorgplicht.

  • Letterzetter: Voor zover de favoriete bomen van dit insect, naaldbomen, tot het openbaar domein behoren is het uitgangspunt dat deze bomen in goede conditie verkeren. De letterzetter tast namelijk als eerste bomen aan met een verslechterde conditie. Dat kan dus inhouden dat deze bomen in droge periodes een extra watergift krijgen. Daarnaast geldt voor de betreffende naaldbomen een verhoogde zorgvuldigheid om activiteit van de letterzetter tijdig te signaleren. Daarnaast worden particulieren met dode of afstervende naaldbomen in de rand van de tuin actief aangeschreven door de gemeente indien de betreffende boom of bomen een potentieel gevaar vormen voor de gebruikers van de aanpalende openbare ruimte.

Openbaar groen en droogte

In het huidige klimaat krijgt de gemeente steeds meer te maken met lange aaneengesloten droge periodes al dan niet gecombineerd met extreem hoge temperaturen. Voor openbaar groen binnen de bebouwde kom en voor jonge bomen en struiken in het buitengebied kan dit grote gevolgen hebben, doordat de beschikbaarheid van water in de bodem geleidelijk afneemt en niet per definitie in de natte(re) delen van het jaar weer geheel wordt aangevuld. De gemeente geeft daarom in droge perioden actief water aan beplantingen die dit nodig hebben.

In tijden van extreme droogte echter, wanneer ook het Waterschap Limburg een onttrekkingsverbod van oppervlaktewater instelt, wordt de watergift door de gemeente beperkt tot enkel het besproeien van sportvelden (omdat voor het behoud van de grasmat het aanvullen van het vochttekort noodzakelijk is, en renovatie van een veld een onvoorziene hoge kostenpost met zich meebrengt), jonge bomen en nieuwe beplanting (om te voorkomen dat nieuwe aanplant uitdroogt, een hoge vervangings-kostenpost voorkomen wordt en een goede en gezonde ontwikkeling in de eerste levensjaren van belang is om een goed wortelpakket te ontwikkelen).

Vanuit de ruimtelijke opgave om hemelwater zoveel als mogelijk in de ondergrond te laten inzijgen daar waar het valt, anticipeert de gemeente zoveel als redelijkerwijs mogelijk is op de droge periodes. Het aanvullen van de grondwatervoorraad en daarmee het bevorderen van de beschikbaarheid van capillair opstijgend grondwater in lössbodems en het behoudt van kweldruk onderaan de hellingen, zodat bronnen niet te snel opdrogen, is van levensbelang voor al het groen en de biodiversiteit die ermee samenhangt.

Ook stuurt de gemeente bij in het sortiment bomen, struiken, sierheesters, bodembedekkers en vaste planten dat wordt toegepast in het openbaar groen om zo tot een meer droogteresistente samenstelling van het openbaar groen te komen op die plekken die het meest gevoelig zijn voor verdroging.

Bomen en veiligheid

Bomen kunnen veiligheidsrisico’s met zich meedragen en schade veroorzaken door bijvoorbeeld tak- of stambreuk. De boomeigenaar is hierbij in beginsel niet aansprakelijk, tenzij nalatigheid geconstateerd wordt als het gaat om onvoldoende onderhoud of controle die gerelateerd kan worden aan het incident of het letsel dat is ontstaan. Bij incidenten met bomen draait het om schuldaansprakelijkheid in de zin van artikel 6:162 BW (Burgerlijk wetboek) en niet om risico- aansprakelijkheid.

Wettelijk gezien is er geen plicht tot zorg ten aanzien van bomen. Wel kan het nalaten van ‘voldoende zorg’ onrechtmatig zijn en dus kan ‘voldoende zorg’ een manier zijn om aansprakelijkheid te voorkomen. Hierbij kan de gemeente zich oriënteren op twee maatgevende uitspraken van de rechtbank, te weten het ‘kelderluik-arrest’ (ECLI:NL:HR:1965:AB7079) en het ‘plakoksel-arrest’ (ECLI:NL:HR:2013:102). Het laatste arrest bijvoorbeeld verklaart de provincie niet aansprakelijk voor het letsel dat is ontstaan door het uitbreken van een plakoksel uit een boom langs een provinciale weg, omdat de provincie voldoende zorg had besteed aan de betreffende boom en de situatie met plakoksel al 25 jaar probleemloos had bestaan.

Het verlenen van ‘voldoende zorg’ aan het bomenbestand dat tot het eigendom en/of het beheer van de gemeente behoort is op te delen in verschillende maten van zorg. In de volgende paragrafen wordt dit nader toegelicht.

  • 1. Algemene zorgvuldigheid

Hieronder valt naast het reguliere beheer en onderhoud, de regelmatige controle op uitwendig zichtbare gebreken. Inwendig onderzoek is in dit kader niet vereist. De uitwendige boomcontrole dient systematisch te zijn en regelmatig plaats te vinden. Dit betreft de ‘algemene zorgvuldigheid’. Met regelmatig wordt hier minder dan 1x per jaar bedoeld. Een norm bestaat echter niet. Gemeente Valkenburg aan de Geul hanteert een controlefrequentie van 1x per 3 jaar. Daarbij hanteert de gemeente de uitgangspunten uit het Handboek bomen van het Norminstituut Bomen.

  • 2. Verhoogde zorgvuldigheid

Een ‘verhoogde zorgvuldigheid’ ontstaat op het moment dat een verhoogde gevaarzetting bestaat. Dit geldt voor situaties waarin het uitbreken van bijvoorbeeld een tak in potentie veel schade kan veroorzaken. Hierbij moet gedacht worden aan bomen langs drukke wegen en op drukke pleinen. Hier controleert de gemeente de bomen minimaal 1x per jaar.

  • 3. Nader onderzoek

Nader onderzoek is noodzakelijk indien bij de algemene of verhoogde zorgvuldigheid een uitwendig zichtbaar gebrek wordt geconstateerd of aanwijzingen voor de aanwezigheid van een gebrek worden gesignaleerd, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van ‘gebrekkige bomen’ in de directe omgeving. Hieronder vallen ook boomziekten zoals Massaria bij platanen. De gemeente heeft hier de plicht om ook ogenschijnlijk gezonde bomen aan een nader onderzoek te onderwerpen.

  • 4.

    Natuurlijk en ecologisch groen/bosbeheer

Bij het toepassen van een natuurlijk of ecologisch groen/bosbeheer waarbij dood hout niet uit een boom verwijderd wordt en/of dode bomen blijven staan geldt dat het risico op letsel aanvaardbaar laag dient te zijn. Gemeente Valkenburg aan de Geul hanteert daarom het uitgangspunt dat natuurlijk en ecologisch groen/bosbeheer (betreffende de bomen en struiken) niet wordt toegepast in de directe nabijheid van wegen, paden en andere gevoelige plekken, bijvoorbeeld daar waar hellingbos grenst aan tuinen.

  • 5. Verkeersveiligheid

De gemeentelijke bomen vormen geen onlosmakelijk onderdeel van de weg en dienen dan ook als zodanig behandeld te worden. De gemeente is dus pas (deel-)aansprakelijk voor het ontstaan van letsel in het verkeer als zij nalatig geweest is in het controleren van de bewuste boom die is omgevallen of waaruit de tak is gebroken, dan wel te kort is geschoten in het opruimen van obstakels op de weg.

De gemeente heeft wel de plicht om te voorzien in voldoende doorrijhoogte voor het verkeer door het tijdig opkronen van bomen. Daarbij hanteert de gemeente het Handboek bomen van het Norminstituut Bomen. Overigens bestaan redenen voor het laten prevaleren van landschapskwaliteit boven verkeersveiligheid. Het moet hierbij dan wel gaan om situaties waarbij de aanwezige situatie geaccepteerd wordt door de omgeving (of zelfs zo door protest is afgedwongen) en goede alternatieve ‘veilige’ routes beschikbaar zijn. De weggebruiker heeft hier dus een realistische keuze waarvoor deze zelf verantwoordelijk gehouden kan worden.

  • 6. Boomwortels

Boomwortels kunnen tot tal van problemen leiden. De controle op wortelopdruk is daarom ook onderdeel van de algemene en verhoogde zorgvuldigheid. Daarnaast is het echter ook zo, dat aanpalende eigenaren gebruik dienen te maken van hun wortelkaprecht uit artikel 5:44 lid 2 BW. Dat houdt dus in dat de gemeente niet per definitie aansprakelijk is bij een schadeclaim naar aanleiding van bijvoorbeeld scheuren in een fundering die worden veroorzaakt door een boomwortel. De controle van de technische gesteldheid van het pand is immers een plicht van de woningeigenaar. Een vergelijkbare situatie geldt bij wortels die huisaansluitingen en riolering binnen groeien. De eigenaar dient het wortelkaprecht te gebruiken.

De gemeente heeft echter wel een zorgplicht indien zij er bewust voor kiest om bomen dicht op de erfgrens te planten. Vanuit de risicoafweging is in een dergelijke situatie te voorzien in bijvoorbeeld een wortelscherm op de erfgrens.

Vanuit de klimaatopgave stelt de gemeente hierbij als uitgangspunt dat elke straat en elk plein in beginsel voorzien moet kunnen worden van een bomenstructuur, voor zover deze (nog) niet aanwezig is. Dat betekent een ordelijk omgang met de positionering en bundeling van kabel- en leidingen ondergronds. Daarbij hanteert de gemeente de afspraken uit de Overeenkomst Gemeenten en Nutsbedrijven in de provincie Limburg (OGN2021).

Kapvergunningaanvragen

In de oude situatie is de rechtsbescherming van bomen vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (A.P.V.). In principe is iedere boom en houtopstand kapvergunningplichtig, terwijl in de praktijk blijkt dat niet iedere boom en iedere houtopstand beschermingswaardig is. De gemeente Valkenburg aan de Geul wenst een duidelijk, objectief kader waarmee kapvergunningaanvragen efficiënter beoordeeld kunnen worden. In dit hoofdstuk worden objectieve criteria voor het beoordelen van kapvergunningaanvragen benoemd. Onderdeel hiervan is een beschrijving van de definities ‘beeldbepalend’ en ‘monumentaal’.

  • 7. Afbakening provinciale en gemeentelijke bevoegdheid aangaande bomen en houtopstanden

In de Omgevingswet is voorzien in de verplichte aanduiding van een bebouwde kom houtkap (artikel 5.165b uit het Besluit kwaliteit leefomgeving). Deze grens duidt de scheiding tussen de bevoegdheid van de gemeente binnen de bebouwde kom en de bevoegdheid van gemeente EN provincie buiten de bebouwde kom. De anno 2022 actuele begrenzing van de bebouwde kom houtkap is weergegeven op de kaart hiernaast.

De provincie ziet buiten de bebouwde kom houtkap toe op het behoud van houtopstanden, voor zover deze groter zijn dan 10 are (1.000 m2) of in rijbeplanting uit minimaal 20 bomen bestaan. Kleinere, zelfstandige groenobjecten vallen dus buiten de reikwijdte van de afdeling 11.3 ‘Activiteiten die houtopstanden, hout en houtproducten betreffen’ uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit geldt niet voor een enkele boom die onderdeel is van een minimaal 10 are grote houtopstand of onderdeel is van een rijbeplanting van minimaal 20 bomen. Daarvoor dient wel melding gemaakt te worden en daarvoor geldt wel de herplantplicht binnen de kaders van afdeling 11.3 van het Bal.

In de praktijk komt het erop neer dat de regelgeving uit afdeling 11.3 van het Bal voornamelijk van toepassing is op de gebieden die reeds onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland.

De gemeente stelt binnen het domein van de provinciale toetsing slechts nadere regels ten aanzien van monumentale bomen, voor zover die niet vallen onder een wettelijk beschermd erfgoedensemble. Dit betreft bijvoorbeeld oude markeringsbomen, bomen bij veldkruisen en kapellen of bomen die behoorden tot de oorspronkelijke inrichting van een landgoed/kloostergoed, maar buiten de bescherming van het monument zelf vallen. Dit betreft vaak bomen die tevens een markant onderdeel vormen van de openbare ruimte in het buitengebied en het toeristisch-recreatief routenetwerk.

De gemeentelijke bomenstructuur buiten de bebouwde kom houtkap is niet vrijgesteld van een kapmelding, aangezien aan rijbeplanting van minimaal 20 bomen langs een weg al snel voldaan wordt. In het kader van het klimaat- en het biodiversiteitsvraagstuk kiest de gemeente ervoor het behoud van opgaand groen te laten prevaleren boven kapvrijheid. Daarom kiest de gemeente ervoor om de eigen bomen in het buitengebied integraal omgevingsvergunningplichtig te maken, zodat ook voor de gemeente een herplantplicht van toepassing is, net als voor ieder ander.

Kleine landschapselementen in het buitengebied, zoals hagen, graften, oude knotbomen, tuin- en parkaanleg valt doorgaans buiten de regelgeving uit afdeling 11.3 van het Bal, maar vallen wel binnen de kaders van het toekomstige Omgevingsplan Valkenburg aan de Geul 2020. Dat betekent dat ter plekke de dubbelbestemming ‘Waarde – landschapselement’ van toepassing is. De dubbelbestemming zorgt ervoor dat ingrepen aan kleine landschapselementen niet zonder omgevingsvergunning mogelijk zijn. Daarbovenop ligt de toetsing aan de provinciale omgevingsverordening inzake de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Tezamen bieden ze een goede beschermingsbasis voor kleine landschapselementen in het buitengebied. Met uitzondering van de provinciale beleidsregel natuurcompensatie ontbreekt echter een eenduidig toetsingskader voor de omgang met omgevingsvergunningaanvragen voor het rooien van een klein landschapselement in het buitengebied. Daarom stelt de gemeente een nader toetsingskader op voor de omgang met ingrepen aan kleine landschapselementen in het buitengebied. Net als binnen grote houtopstanden die onder de bevoegdheid van de provincie vallen, wordt ook hier gekozen voor een aanvullende bescherming van de monumentale groenelementen binnen het buitengebied.

  • 8. De groene parels van de gemeente Valkenburg aan de Geul

Het oude systeem van de gemeente Valkenburg aan de Geul was volgend. De gemeente toetste pas zodra een kapvergunningaanvraag binnenkwam. De gemeente kiest er nu voor om over te schakelen op een actieve houding, waarbij een beoordelingskader is opgesteld en een gemeente dekkende inventarisatie is uitgevoerd naar alle beschermingswaardige bomen en houtopstanden. Eigenaren van zulke bomen en houtopstanden worden dan (analoog/digitaal) aangeschreven en dus bewust gemaakt van het feit dat zij zo’n boom of houtopstand hebben. Een dergelijke lijst kan worden gekoppeld aan een grotere bewustwordingscampagne op gebied van klimaat en die andere functies van groen. Inwoners die een aangewezen waardevolle of monumentale boom bezitten, worden na vaststelling van de (geactualiseerde) lijst in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen tegen plaatsing op de lijst. Aanvullend kunnen ook kalkrijke schrale bermen benoemd worden als groene parel, indien deze (potentieel) hoge natuurwaarden bezitten.

Voor het opstellen van de lijst beschermingswaardige bomen en houtopstanden, is het van belang een eenduidige beoordelingsmethodiek te creëren. Daarbij dienen zoveel mogelijk objectieve, meetbare, kenmerken gebruikt te worden, die bij een vergunningaanvraag als onderbouwing gebruikt worden. Deze bomen en houtopstanden kunnen zowel publiek als privaat eigendom zijn. Of ze op de lijst worden opgenomen als groene parel hangt af van de beoordeling van de totale waarde van de geïnventariseerde kenmerken.

Wanneer over bomen en houtopstanden gesproken wordt, wordt het volgende bedoeld:

  • Bomen: solitaire boom, bomenrij, singel, laan, bomenweide (waarvan de hoogstamfruitboomgaard een voorbeeld is) en boomgroep.

  • Houtopstanden: onder houtopstanden worden die landschapselementen verstaan die worden gedomineerd door bomen. Het gaat daarbij om graft- en holle wegbeplantingen, bosplantsoenen, houtwallen en houtkanten (houtwal zonder wal, doorgaans bosrelict of nieuwe natuur).

In paragrafen 3.2.1 tot en met 3.2.3 worden de beoordelingscriteria voor de status groene parel van Valkenburg aan de Geul en daarmee de plaatsing op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden toegelicht. Ter verduidelijking van de toetsingscriteria is tevens een ja/nee schema toegevoegd. In paragraaf 3.3 staat aangegeven hoe de lijst actueel gehouden dient te worden. Het gehele ja/nee schema is tevens toegevoegd als losse bijlage.

Voor de bescherming van kalkrijke schrale bermen komen de bermen van onverharde wegen op de kalkrijke schrale bodems in de gemeente in aanmerking. Deze bodems betreffen voornamelijk hellingen. Het voorstel is om de bermen inclusief onverharde weg aan te wijzen als groene parel. De reden hiervoor is dat de bermen op zich zelf vaak te smal zijn om (hoge) natuurwaarden te kunnen herbergen en dat bijvoorbeeld poelen/plassen op onverharde wegen plekken zijn waar bijzondere soorten als vroedmeesterpad kunnen voorkomen. Bermen van verharde wegen worden niet benoemd als groene parel door de aanwezigheid van veel natuur-verstorende aspecten als strooizout en bermvernieling door uitwijkende voertuigen.

In samenhang met het opstellen van de lijst van groene parels actualiseert de gemeente de regels voor het verlenen van een kapvergunning als onderdeel van het omgevingsplan. Het betreft immers regels over een activiteit in de fysieke leefomgeving. Ten behoeve van de toetsing van vergunningaanvragen wordt door de gemeente een quoteringssysteem opgesteld die een eenduidige reactie mogelijk maakt op de aanvragen en duidelijkheid biedt over de kaders waarbinnen een herplantplicht wordt opgelegd. Dit quoteringssysteem hangt enerzijds een waarde aan de beschermde boom (een monumentale boom is meer waard dan een waardevolle boom) en hangt anderzijds een waarde aan het verwijderingsbelang (waarbij een individueel belang minder waard is als een collectief belang). Dit verwijderingsbelang komt in drie vormen:

  • 1.

    Vitaliteit en gevaarzetting

  • 2.

    Bouw- en andere werkzaamheden

  • 3.

    Hinder en overlast

Vervolgens bepaalt de balans of voldoende grond bestaat om de vergunning te verlenen. Op basis van het verwijderingsbelang wordt ook de herplantplicht gedefinieerd. Waar de gemeente zichzelf in alle gevallen een herplantplicht oplegt in verband met haar maatschappelijke positie, geldt dit niet voor particulieren. Voor particulieren geldt de herplantplicht als volgt:

  • 1.

    Vitaliteit en gevaarzetting: geen herplantplicht, tenzij aantoonbaar menselijk falen (bij ondoordacht handelen of bewust doden van boom)

  • 2.

    Bouw- en andere werkzaamheden: altijd herplantplicht (andere soortkeuze is toegestaan, mits gelijke grootteklasse)

  • 3.

    Hinder of overlast: altijd herplantplicht (andere soortkeuze is toegestaan, mits gelijke grootteklasse)

  • 1. Basiscriteria waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden

De groene parels van Valkenburg aan de Geul worden als waardevol of monumentaal op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden geplaatst. Om te beoordelen of een boom of houtopstand waardevol of monumentaal is, wordt allereerst getoetst aan de hand van een aantal basiscriteria.

Vitaliteit

Een boom of houtopstand dient een positieve toekomstverwachting te hebben om in aanmerking te komen voor plaatsing op de lijst. Met een positieve toekomstverwachting wordt bedoeld, dat een boom of houtopstand een matige tot goede vitaliteit heeft en de toekomstverwachting zodanig is, dat deze zijn kwaliteit gedurende de komende tien jaar behoudt. Dit aspect wordt beoordeeld aan de hand van een globale visuele waardering. Indien reeds gevaarzetting aanwezig is (waarvan de inschatting is, dat deze niet verholpen kan worden), dan komt de boom of houtopstand niet op de lijst

Huidige bescherming

Is een boom of houtopstand al opgenomen op de lijst van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, dan is alleen de vaststelling van de toekomstverwachting van belang. Indien de toekomstverwachting positief is, dan wordt de boom of houtopstand automatisch als monumentaal op de lijst geplaatst.

Zichtbaarheidscriterium

Alleen bomen of houtopstanden die zichtbaar zijn vanuit het openbaar domein (met inbegrip van opengestelde wandelpaden in het buitengebied) komen in aanmerking voor plaatsing op de lijst. Uitzondering hierop zijn bomen of houtopstanden met een leeftijd van minimaal 80 jaar oud (stamdiameter van 65 cm of meer op 130 cm hoogte vanaf de stamvoet gemeten), die door de eigenaar voor plaatsing op de lijst worden voorgedragen.

Standplaatscriterium

Bomen dienen meer dan driekwart kroondiameter van de gevel van een woongebouw af te staan. Hiermee wordt bedoeld, dat de afstand tussen de hoofdstam van de boom en de meest nabij gelegen gevel minimaal driekwart van de totale kroondiameter van de boom dient te bedragen. Op deze manier wordt hinder en/of overlast van beschermde bomen en houtopstanden voor bewoners zoveel mogelijk voorkomen. Voorbeelden van de bedoelde hinder zijn problemen aan de fundering en het dak van een woning door de groei van wortels en (gestel)takken. Lei- en knotbomen zijn uitgezonderd van dit criterium.

Potentie waardevol

Indien een boom of houtopstand een stamdiameter van tenminste 35 cm (omtrek 100 cm) heeft, gemeten op een hoogte van 130 cm vanaf de stamvoet of aantoonbaar ouder dan 40 jaar is, dan is deze boom of houtopstand in potentie waardevol. Indien dit niet het geval is, dan wordt de boom of houtopstand niet gedocumenteerd.

Potentie monumentaal

Een monumentale boom of houtopstand moet een leeftijd van tenminste 80 jaar hebben. Hiermee wordt aangesloten op de systematiek van de Bomenstichting. Aangezien de leeftijd van een boom in het veld moeilijk te bepalen is wordt gewerkt met een omrekenfactor. Deze houdt in dat de omtrek (cm) gedeeld door 2,5 ongeveer overeenkomt met de leeftijd van de boom. In het geval van een 80 jaar oude boom komt dit neer op een minimale stamomtrek van 200 cm, of een stamdiameter van circa 65 cm. Indien een boom of houtopstand een stamdiameter van tenminste 65 cm (omtrek 200 cm) heeft, gemeten op een hoogte van 130 cm vanaf de stamvoet of aantoonbaar ouder dan 80 jaar is, dan is deze boom of houtopstand waardevol en in potentie monumentaal.

Bebouwde kom houtkap

Op basis van de Omgevingswet is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de beschermingsniveaus van groen en landschapselementen in het buitengebied (afdeling 11.3 Bal, provinciale omgevingsverordening, gemeentelijk omgevingsplan en gemeentelijke kapverordening) en binnen de bebouwde kom (gemeentelijk omgevingsplan en gemeentelijke kapverordening). De conclusie hierbij is, dat bomen en houtopstanden in het buitengebied afdoende bescherming kennen met uitzondering van de bescherming van individuele levende monumenten. Daarom worden deze op gemeentelijk niveau alsnog apart beschermd. Binnen de bebouwde kom worden zowel waardevolle als monumentale bomen en houtopstanden aangewezen en beschermd op basis van de hier beschreven beoordelingscriteria.

  • 2. Uitzonderingscategorieën

Positieve uitzonderingen:

  • Herdenkingsbomen worden als waardevol beschouwd, tenzij ze een stamdiameter van meer dan 65 cm hebben bereikt, dan worden ze als monumentaal beschouwd;

  • Bomen en houtopstanden die in het kader van een herplantverplichting worden aangeplant worden als waardevol op de lijst geplaatst;

  • Bomen die een essentieel onderdeel uitmaken van een grotere groep (bijvoorbeeld laan of boomgroep) worden afhankelijk van de waardering van de groep als waardevol of monumentaal beschouwd. Een boomgroep waarvan meer dan 50% van de bomen een stamdiameter van 65 cm of meer heeft, kan de monumentale status krijgen. Indien in die groep een jonge boom aanwezig is, wordt deze eveneens als monumentaal beschouwd. Een concreet voorbeeld is een laan waar in de loop der jaren ontstane gaten zijn opgevuld met jonge aanplant. Conform hetzelfde principe kan een jonge boom de waardevolle status krijgen;

  • Oude hakhoutstoven, waarvan de stammen direct als behorende tot één en dezelfde boom te herkennen zijn en de stoof een diameter heeft van minimaal 65 centimeter, kunnen in potentie als waardevol worden beschouwd. Heeft de stoof een diameter van minimaal 130 cm, dan is de boom waardevol en in potentie monumentaal;

  • Indien wetenschappelijk is aangetoond dat een boom of houtopstand een autochtone genenbron betreft, die een grote waarde vertegenwoordigt binnen de autochtone populatie van een soort in Nederland, dan wordt de boom of houtopstand als monumentaal beschouwd.

Negatieve uitzonderingen:

  • Boomgaarden bestaande uit appelbomen (Malus), perenbomen (Pyrus) of kersen-/pruimenbomen (Prunus) zijn uitgezonderd van plaatsing op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden gezien de beperkte ouderdom die de bomen kunnen bereiken en de economische functie die veelal op de weide rust.

  • Populieren (Populus), wilgen (Salix) en coniferen komen in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing op de lijst als beschermingswaardige boom of houtopstand, met uitzondering van knotwilgen, treurwilgen (Salix x sepulcralis ‘Chrysocoma’) en taxus (Taxus baccata). Echter, indien populieren, wilgen en coniferen een stamdiameter van minimaal 65 cm, gemeten op 130 cm vanaf de stamvoet, bereiken of aantoonbaar ouder dan 80 jaar zijn, dan krijgen ze de waardevolle status en kunnen ze in potentie net als de andere boomsoorten de monumentale status verwerven. Het gaat hierbij voornamelijk om coniferen in parken en in de openbare ruimte.

Nb: Met coniferen worden alle boomsoorten bedoeld die tot de kegeldragers (de coniferae ) behoren. Dit zijn naast de bekende coniferen uit de tuin (doorgaans Chamaecyparis , x Cupressocyparis of Thuja) onder andere de den ( Pinus ), de spar ( Picea ), de zilverspar ( Abies ), de ceder ( Cedrus ), de taxus (Taxus), de lariks ( Larix ) en de jeneverbes ( Juniperus ).

  • 1. Criteria ter vaststelling van de status waardevol en monumentaal

Naar aanleiding van de basiscriteria en de uitzonderingscategorieën is voor bomen en houtopstanden in potentie uitgesproken of deze een waardevolle of monumentale status kunnen krijgen. Aan de hand van onderstaande criteria, de esthetische kwaliteit, de cultuurhistorische kwaliteit en de ecologische kwaliteit, wordt bepaald of deze bomen of houtopstanden daadwerkelijk op de lijst komen te staan als waardevol of monumentaal. Indien 2 van de 3 criteria van toepassing zijn voor de boom of houtopstand wordt de status waardevol of monumentaal toegekend.

  • Esthetische kwaliteit: Een boom heeft een esthetische kwaliteit als deze bijvoorbeeld:

  • een gave en/of bijzondere groeivorm heeft als gevolg van natuurlijke oorzaken, bijv. twee- of meerstammigheid;

  • belangrijke lijnen in het landschap benadrukt;

  • beeldbepalend is vanuit de standplaats in relatie tot de omgeving (er staat bijv. weinig groen in de straat);

  • bepalend is voor het straatbeeld of het stadsbeeld;

  • de architectonische betekenis van één of meer gebouwen versterkt.

  • Cultuurhistorische kwaliteit: Een boom heeft cultuurhistorische kwaliteit als deze bijvoorbeeld:

  • een specifieke gebruiksvorm heeft, zoals een lei- of knotboom, of hakhout;

  • verwijst naar een specifieke historische gebeurtenis, bijv. rechts-, kronings- of geboorte-boom;

  • staat op een plek met een historische betekenis, bijv. bij een wegkruis of een kapel, of het cultuurhistorische karakter van een plek versterkt, bijv. een Linde bij een langgevelboerderij;

  • dateert van de eerste tuinaanleg, of dateert uit de periode van de aanleg van de buurt/wijk;

  • een typisch onderdeel vormt van een tuinstijl daterend uit de periode waarin deze stijl gangbaar was*;

  • staat op een plek ter markering van bijvoorbeeld grenzen in het agrarisch gebied of als baken;

  • een mythologische betekenis heeft, bijvoorbeeld kroezeboom;

  • geadopteerd is door bijvoorbeeld de bomenstichting, een vereniging of een school.

  • Voor deze categorie komen alleen bomen in villatuinen, op landgoederen en in klooster/kasteeltuinen in aanmerking.

  • Ecologische kwaliteit: Een boom heeft een ecologische kwaliteit als deze:

  • een belangrijke plaats in het ecosysteem inneemt, omdat in de boom vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van via afdeling 11.2 van Bal beschermde (streng) beschermde diersoorten, zoals vleermuizen, uilen, roofvogels en vogels met jaarrond beschermde nesten.

Actualisatie van de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden

Teneinde de lijst van beschermingswaardige bomen en gemeentelijke bomenstructuren actueel te houden, dient deze minstens eenmaal per vijf jaar te worden bijgewerkt en te worden vastgesteld door het College. De volgende wijzigingen dienen daarbij in ieder geval te worden doorgevoerd:

  • Afvoeren van bomen en houtopstanden van de lijst, waarvoor ontheffing van het kapverbod is verleend;

  • Afvoeren van bomen en houtopstanden van de lijst, die gezien de toekomstverwachting niet meer op de lijst kunnen worden gehandhaafd;

  • Toevoegen van bomen en houtopstanden die via de (financiële) herplantplicht zijn aangeplant. Deze bomen zouden namelijk zonder plaatsing op de lijst kapvergunningvrij zijn;

  • Toevoegen van bomen en houtopstanden die gezien hun groei in de laatste jaren als groene parel aan de lijst kunnen worden toegevoegd;

  • Wijzigen van de status van waardevolle bomen en houtopstanden in monumentaal, wanneer deze door hun groei in de laatste jaren zijn gaan voldoen aan de criteria voor deze status.

Meldingen inwoners

Meldingen van bewoners en bezoekers met betrekking tot hinder door en overlast van openbaar groen komen op verschillende manieren binnen bij de gemeente. Naast het algemeen telefoonnummer en -mailadres benutten mensen het daarvoor bestemde meldingsformulier op de gemeentelijke website, de buitenbeter-app, de mijngemeente-app en de fixi-app. Dat betekent dat meldingen op verschillende plekken de gemeentelijke organisatie binnenkomen.

Het ultieme doel van de gemeente is om te komen tot een eenduidig systeem waarin alle meldingen samenkomen, zodat de interne afhandeling ervan op vlotte en eenduidige wijze kan plaatsvinden.

De gemeente reageert adequaat en binnen vastgestelde termijnen op een melding. Dat wil echter nog niet zeggen dat de gemeente buiten direct aan het werk gaat om de inhoud van de melding op te lossen. Op basis van de aard van de melding volgt in eerste instantie een nadere afweging.

  • Is de melding van dien aard dat direct ingegrepen moet worden? De veiligheid van weggebruikers en/of aanwonenden is in het geding: direct of binnen voorzienbare termijn? Is dat het geval, dan wordt zo spoedig mogelijk ingegrepen, desnoods buiten reguliere werkuren (in evident gevaarlijk situaties, bijvoorbeeld na een storm).

  • Is geen sprake van een acute situatie, dan wordt zoveel mogelijk binnen de reguliere planning van het groenonderhoud gewerkt. De aard van de melding moet immers in verhouding staan tot de aard van de gemeentelijke inspanning om de melding buiten op te lossen.

  • In het geval een melding weliswaar niet acuut is, maar het voor het straatbeeld dan wel de conditie van de beplanting beter is om niet te lang te wachten (om erger te voorkomen), wordt wel eerder ingegrepen dan in de regulier planning van het groenbeheer is voorzien.

  • In het geval van vandalisme of vermeende overtreding van het Burenrecht wordt nagegaan in hoeverre de veroorzaker kan worden aangeklaagd.

Inzake het snoei- en kaprecht uit artikel 5:44 BW geldt dat de gemeente wel aangesproken kan worden, maar zij de bijzondere taak heeft om een redelijke afweging te maken tussen het algemene belang en het individuele belang. Het gemeentelijk groenbeleid voorziet hierin middels het groenstructuurplan en de onderbouwing van de functies die het openbaar groen heeft voor haar inwoners. Daarbij is het tevens nodig om een duidelijk beleid te formuleren over de omgang met hinderklachten. Hierin worden de verschillende vormen van hinder nader gedefinieerd, wat de gemeente preventief (kan) doet(n) om hinder te voorkomen of te verkleinen (bijvoorbeeld plaatsen bladkorven) en op welk moment voor de gemeente reden bestaat om betreffende beplanting te verwijderen. Daarbij moet de gemeente overigens ook accepteren, dat na het verstrijken van de aanmaning door een aanwonende, deze aanwonende het recht heeft om overhangende takken te snoeien. Deze snoei mag echter niet leiden tot aantasting van de conditie van de boom of het streefbeeld waarvoor de boom ooit is aangeplant. Snoei dient in een dergelijk geval altijd op aanwijzing van een boomdeskundige te worden uitgevoerd. In de bomenverordening kan wel een grens worden gesteld aan de omvang van de snoei, bijvoorbeeld dat maximaal 20% van het kroonvolume kapvergunningvrij gesnoeid mag worden.

De gemeente kiest ervoor de omgang met klachten over hinder van openbaar groen te bundelen in het op te stellen quoteringssysteem voor de omgang met kapvergunningaanvragen voor waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden. Zo kan op gelijkwaardige wijze worden omgegaan met zowel klachten van hinder als kapvergunningaanvragen op basis van ervaren hinder.

In de rechtspraak zal blad- en zaadval van gemeentelijke bomen, net als honingdauw niet snel leiden tot hinder die een kapvergunning rechtvaardigt, omdat deze vormen van hinder inherent zijn aan de natuur. Voor de definitie van de verschillende soorten hinder stelt de gemeente heldere kaders op in het quoteringssysteem, bijvoorbeeld ten aanzien van de omgang met bladafval in het openbaar domein en in hoeverre in bijvoorbeeld boomrijke buurten bladkorven worden geplaatst waarin omwonenden het bladafval van de gemeentelijke bomen kunnen achterlaten.

Ook zal schaduwwerking van bomen in het openbaar groen op zonnepanelen geen basis vormen voor het verlenen van een kapvergunning voor de betreffende boom of bomen, noch zal de gemeente overgaan tot (forse) snoei om schaduwwerking te beperken. Wel zal de gemeente bij toekomstige ontwikkelingen rekening houden met de positie van de aan te planten bomen in de openbare ruimte om zo de opwek van duurzame energie op de daken van panden op direct aangrenzende percelen niet onevenredig te belemmeren.

Evenementen

Evenementen komen voor in tal van gradaties. Dat maakt het opstellen van een eenduidige kader voor de toelaatbaarheid van een evenement niet eenvoudig.

Op basis van het in het omgevingsplan op te nemen evenementenbeleid wordt een onderscheid gehanteerd in het type evenement. In voorliggend kader wordt dezelfde indeling aangehouden:

  • Meldingsplichtig evenement: beperkt effect op de openbare orde, veiligheid en het milieu; bijvoorbeeld een straatfeest

  • A-evenement: laag risico, beperkte impact op de omgeving en beperkte gevolgen voor het verkeer; bijvoorbeeld een buurtfeest, rommelmarkt, carnavalsoptocht e.d.

  • B-evenement: gemiddeld risico, grote impact op de directe omgeving en/of grote gevolgen voor het verkeer; bijvoorbeeld doorkomst wielerevenement, Pop on Top, Cyclo-Cross e.d.

  • C-evenement: hoog risico, grote impact op de stad en/of grote regionale gevolgen voor het verkeer; bijvoorbeeld WK Wielrennen, Red Bull Crashed Ice, Amstel Gold Race.

Elke herhaling van het evenement wordt opnieuw getoetst aan de beleidskaders voor evenementen en kan dus mogelijk ook een wijziging van categorie opleveren.

Voor het toelaten van een evenement op een bepaalde locatie is o.a. het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing.

In relatie tot Natura2000-gebieden geldt (ook op ruime afstand) het volgende:

  • De inrichting van een evenemententerrein binnen het Natura2000-gebied is niet toegestaan.

  • De inrichting van een parcours, voor zover gebruikmakend van de bestaande wegen en paden, is alleen onder voorwaarden van de provincie toegestaan.

  • De externe werking van het evenement vormt geen overlast voor de doelsoorten van het Natura2000-gebied (o.a. geluid, licht, trilling).

  • De verkeersaanzuigende werking van het evenement en de locatie van de parkeervoorzieningen leveren geen ongewenste toename van de stikstofdepositie in het Natura2000-gebied. Hiervoor is een doorrekening in AERIUS noodzakelijk. Dit geldt in ieder geval voor B- en C- evenementen.

In relatie tot het Natuurnetwerk Limburg geldt het volgende:

  • De inrichting van een evenemententerrein binnen het Natuurnetwerk Limburg is niet toegestaan, tenzij het een meldingsplichtig of A-categorie natuurgerelateerd evenement betreft (bv een natuurwerkdag of open dag) georganiseerd door de terreinbeheerder zelf en met akkoord vanuit de provincie.

  • De inrichting van een parcours, voor zover gebruikmakend van de bestaande wegen en paden, is alleen onder voorwaarden van de terreineigenaar/-beheerder en de provincie toegestaan.

In relatie tot soortbescherming geldt het volgende:

  • Op en om een evenemententerrein kunnen beschermde diersoorten voorkomen. Voor een B- en C-evenement is daarom minimaal een eenvoudig verkennend natuurwaardenonderzoek noodzakelijk uitgevoerd door een deskundige.

  • Voor kleinschalige evenementen en evenementen in de oude stad (met uitzondering van de burchtruïne) geldt dat de gemeente zelf een inschatting maakt van eventuele negatieve effecten.

De geëigende locaties voor het houden van evenementen uit A categorie betreffen straten, pleinen en sportterreinen inclusief het openluchttheater voor zover het buitenevenementen betreft. Voor de categorieën B en C geldt dat sportcomplexen, de voormalige Valkenier, het terrein rondom Holland Casino en strategisch gelegen graslandpercelen in het buitengebied in aanmerking komen, mits de externe werking van het evenement geen belemmering vormt voor de omgeving, noch voor de natuur. Hoe grootser het evenement hoe belangrijker ook de afweging of de gemeente Valkenburg aan de Geul de juiste locatie is voor het evenement.

Daarnaast geldt voor elk evenement het uitgangspunt dat de kernkwaliteiten van het landschap belangrijker zijn dan de specifiek op het evenement gerichte en gewenste inrichting van het evenemententerrein. De jaarrond functionerende kwaliteit van het landschap is dus belangrijker dan de kortdurende belevingskwaliteit van het evenement. Het evenemententerrein wordt geïntegreerd in het bestaande landschap en de bestaande gemeentelijke groenstructuur, niet andersom.

Aansluitend krijgt elke evenementenorganisator dezelfde uitgangspunten mee voor de omgang met het (openbaar) groen als elke (bouw)aannemer. Daarmee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld beschadigingen kunnen optreden aan kroon, stam en wortelpakket van bomen. Ook gelden voor een evenementenorganisator dezelfde strafmaatregelen als voor een aannemer als het niet naleven van regels en/of schade wordt geconstateerd.

Landschappelijke inpassing

Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied die niet passen binnen het geldende bestemmingsplan, is het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) van toepassing. Het GKM vindt zijn grondslag in de Intergemeentelijke Structuurvisie Gulpen-Wittem, Vaals en Valkenburg aan de Geul. In 2022 is de huidige GKM regeling door de laatstgenoemde gemeente geëvalueerd en is geconcludeerd dat deze niet meer voldoet. Redenen hiervoor zijn o.a. dat de regeling erg complex is en daardoor lastig uitvoerbaar en dat de resultaten na toepassing van het GKM niet altijd overeenkomen met de verwachtingen van betrokken partijen. Daarbij is het ‘kostenonderdeel’, de financiële compensatie, op basis van de toekomstige Omgevingswet niet meer verankerd in de omgevingsvisie.

In de evaluatie van het huidige GKM is een voorstel gedaan voor een andere vormgeving van de regeling. Dit voorstel is in juli 2022 vastgesteld door de gemeenteraad. De regeling wordt conform de evaluatie verder uitgewerkt in de omgevingsvisie. Voor een compleet overzicht van de regeling wordt dan ook verwezen naar de (toekomstige) omgevingsvisie.

Ondertekening