Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten

Geldend van 08-03-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden en de burgemeesters van de gemeente Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden, ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft;

Gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet;

In aanmerking nemende dat, in 2022 de Wet gemeenschappelijke regelingen is gewijzigd en besluiten zijn genomen over de bestuursstructuur in Opnieuw Verbinden;

Besluiten:

de "Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten" te wijzigen zodat deze komt te luiden als volgt:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • b.

    deelnemende gemeenten: de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden;

  • c.

    regeling: de Gemeenschappelijke regeling Samenwerking Kempengemeenten;

  • d.

    taakvelden:

    • i.

      SSC: Shared Service Center Informatie en communicatie technologie, waaronder Samenwerking geografische informatievoorziening en Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG);

    • ii.

      MD: Maatschappelijke Dienstverlening;

    • iii.

      VTH: Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving.

  • e.

    Samenwerking Kempengemeenten: het openbaar lichaam, bedoeld in artikel 2 van deze regeling;

  • f.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • g.

    raden: de gemeenteraden van Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden;

  • h.

    burgemeesters: de burgemeesters van de gemeenten Eersel, Oirschot en Reusel-Mierden;

  • i.

    bestuursorganen: de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten:

  • j.

    directeur: de directeur, bedoeld in artikel 16, eerste lid;

  • k.

    bestuurscommissie; een commissie bedoeld in artikel 25 van de Wgr en artikel 9 van deze regeling;

  • l.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Samenwerking Kempengemeenten;

  • m.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Samenwerking Kempengemeenten;

  • n.

    KempenPlus: de gemeenschappelijke regeling bedrijfsvoeringsorganisatie Participatiebedrijf KempenPlus;

  • o.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wgr, genaamd Samenwerking Kempengemeenten.

  • 2. De Samenwerking Kempengemeenten is gevestigd te Reusel.

Hoofdstuk 2 Belangen, taken en bevoegdheden

Artikel 3 Belangen

De regeling wordt getroffen ter gezamenlijke behartiging van de afzonderlijke en gemeenschappelijke belangen van de bestuursorganen op het gebied van:

  • a.

    informatie en communicatie technologie, waaronder Samenwerking geografische informatievoorziening en BAG (SSC);

  • b.

    de Wmo, Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Jeugdwet, Jeugdhulp (JH), minimaregelingen op grond van de Participatiewet (MD) en de bijzondere bijstand (tot en met 31 december 2023);

  • c.

    Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH).

Artikel 4 Taken en bevoegdheden

  • 1. Het algemeen bestuur heeft ten behoeve van de uitvoering van bevoegdheden van de colleges de overgedragen en opgedragen taken en/of bevoegdheden, bedoeld in het tweede tot en met het negende lid. Het algemeen bestuur kan de uitoefening van deze bevoegdheden delegeren of mandateren aan het dagelijks bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur is ten aanzien van het SSC belast met de taken:

    • a.

      aanschaf, ontwikkeling, onderhoud, beheer en exploitatie van data en telefonie hardware, -software, -netwerk infrastructuren, -applicaties en alle overige ICT ondersteunende systemen ten behoeve van de Samenwerking Kempengemeenten, het Participatiebedrijf en de deelnemende gemeenten;

    • b.

      landmeetkundige activiteiten ten behoeve van de Samenwerking Kempengemeenten en de deelnemende gemeenten;

    • c.

      vastgoedinformatievoorziening voor de deelnemende gemeenten;

    • d.

      uitvoering van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen voor de deelnemende gemeenten.

  • 3. Aan het algemeen bestuur worden de bevoegdheden van de colleges genoemd in de volgende wetten en daarop gebaseerde regelgeving op landelijk niveau overgedragen en alleen in die gevallen waarin delegatie op grond van wettelijke bepalingen niet mogelijk is in mandaat opgedragen:

    • a.

      de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (de minimaregelingen met als grondslag de Participatiewet en de bijzondere bijstand tot en met 31 december 2023 en de Participatieregeling 18+ Kempengemeenten);

    • b.

      de uitvoering van maatwerkvoorzieningen (waaronder begeleiding) ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie en het geven van informatie, advies en cliëntenondersteuning op dit onderdeel van de Wmo.

  • 4. Aan het algemeen bestuur worden ten aanzien van Jeugdhulp de volgende taken en bevoegdheden van de colleges genoemd in de Jeugdwet en daarop gebaseerde regelgeving op landelijk niveau overgedragen, behoudens de taken en bevoegdheden van het college van Oirschot:

    • a.

      het organiseren en uitvoeren van de Jeugdhulp conform het door de raden vastgestelde meerjarenbeleidskader Jeugdhulp in de Kempen en dienstverleningsmodel Jeugdhulp;

    • b.

      de coördinatie van beleidsvoorbereiding, uitvoeringsbeleid, evaluatie en verantwoording naar de colleges en raden.

  • 5. Het algemeen bestuur draagt ten aanzien van VTH namens de colleges en de burgemeesters, behoudens voor het college van de gemeente Bergeijk en Bladel zorg voor vergunningverlening, toezicht en handhaving op basis van door de colleges en de burgemeesters afzonderlijk vast te stellen mandaatbesluiten waarin aan het dagelijks bestuur mandaat, volmacht en machtiging ten aanzien van specifieke rechtshandelingen en feitelijke handelingen worden verleend. Uitvoering van de bevoegdheden, genoemd in de voornoemde mandaatbesluiten, vindt plaats overeenkomstig door de colleges en de burgemeesters te geven instructies als bedoeld in artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 6. Voorts is het dagelijks bestuur belast met:

    • a.

      afhandeling van klachten voor zover deze betrekking hebben op de Samenwerking Kempen-gemeenten, en

    • b.

      registratie, afhandeling, voortgangsbewaking en archivering ten aanzien van (digitale) aanvragen, verzoeken, correspondentie en overige post ten aanzien van de werkzaamheden voortvloeiende uit de taken en bevoegdheden.

  • 7. Het algemeen bestuur draagt zorg en is verantwoordelijk voor de beleidsvoorbereiding van de taken genoemd onder het tweede tot en met achtste lid en doet daartoe voorstellen aan de colleges of als de raden de beslissingsbevoegdheid hebben, via de colleges aan de raden. De deelnemende gemeenten kunnen over de beleidsterreinen waarop en de mate waarin de uitvoering op dit onderdeel wordt overgedragen aan de Samenwerking Kempengemeenten afspraken maken in een dienstverleningsovereenkomst.

  • 8. Het algemeen bestuur kan op verzoek van een deelnemer zorgdragen voor de inzet van een functionaris voor de gegevensbescherming voor die deelnemer.

  • 9. De specificatie en wijze van uitvoering van de taken en bevoegdheden als genoemd in het eerste tot en met achtste lid, kunnen tussen de deelnemende gemeenten en het dagelijks bestuur vastgelegd worden in een dienstverleningsovereenkomst.

Hoofdstuk 3 Het algemeen bestuur

Artikel 5 Samenstelling

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit per deelnemende gemeente uit drie leden.

    • a.

      De colleges wijzen uit hun midden drie collegeleden aan om zitting te nemen in het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval de burgemeesters van Eersel, Oirschot en Reusel-De Mierden. De colleges informeren de raden over de aanwijzing, bedoeld in de vorige zin.

    • b.

      De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt. Hetgeen in deze regeling is bepaald ten aanzien van een lid van het algemeen bestuur is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, tenzij de regeling anders bepaalt.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op het tijdstip waarop de zittingsperiode van het college afloopt.

  • 3. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens bij beëindiging van het lidmaatschap van het college waaruit het lid is aangewezen.

  • 4. Indien tussentijds een zetel van een lid van het algemeen bestuur vacant komt, wijst het college van de betreffende gemeente zo spoedig mogelijk een nieuw collegelid aan.

  • 5. Bij het bestaan van één of meer vacatures blijven de resterende bestuursleden bevoegd besluiten te nemen.

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn, of bij de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten of de gemeenschappelijke regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Participatiebedrijf KempenPlus in dienst zijn of op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

Artikel 6 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht, of twee leden van het algemeen bestuur daarom vragen, onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. In het algemeen bestuur heeft elk lid één stem.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen, voor zover in deze regeling niet anders is bepaald.

  • 4. Het algemeen bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

  • 6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer één vijfde gedeelte van de aanwezige leden, of een burgemeester hierom verzoekt en het algemeen bestuur hiertoe besluit of de voorzitter dit nodig acht en het algemeen bestuur dienovereenkomstig besluit. Voor het overige is ten aanzien van de openbaarheid artikel 23 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      de vaststelling van het liquidatieplan;

    • d.

      de vaststelling of wijziging van regelingen;

    • e.

      het verlenen van ontslag aan een lid van het dagelijks bestuur;

    • f.

      de vaststelling of wijziging van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • g.

      de oprichting van of deelname in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperaties en verenigingen, dan wel de ontbinding daarvan of beëindiging van deelneming daaraan.

  • 8. Derden kunnen worden uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen.

Artikel 7 Geheimhouding

Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen, genoemd in artikel 5.1 van de Wet open overheid, over het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken welke aan het algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen, totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 8 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle taken en bevoegdheden die in het kader van deze regeling niet zijn opgedragen aan het dagelijks bestuur, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 2. Tot de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur, bedoeld in het eerste lid, behoren in ieder geval:

    • a.

      het instellen van een vaste commissie;

    • b.

      instellen van bestuurscommissies zoals bedoeld in artikel 25 Wgr;

    • c.

      het vaststellen van de begroting;

    • d.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • e.

      resultaatbestemming en beleid

    • f.

      over risico’s en reserves;

    • g.

      het vaststellen van bestuursrapportages;

    • h.

      het vaststellen van de kadernota.

  • 3. Het algemeen bestuur besluit slechts tot oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen belang. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen. Het besluit wordt genomen bij twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt geen nadere regels over de wijze waarop belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten en de evaluatie kunnen worden betrokken.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt op voorstel van de raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk een commissie in als bedoeld in artikel 24a van de Wgr. Het algemeen bestuur stelt voor vergaderingen van de raadsadviescommissie een reglement van orde vast over de werkwijze.

Artikel 9 Bestuurscommissie

  • 1. Het algemeen bestuur kan, conform artikel 25 van de Wgr, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen. Het algemeen bestuur stelt vooraf de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte en stelt hen in de gelegenheid hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt in elk geval bestuurscommissies in voor:

    • a.

      Maatschappelijke Dienstverlening (MD);

    • b.

      Shared Service Center (SSC);

    • c.

      Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH)

    • d.

      Financiën en Bedrijfsvoering.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur is voorzitter van een commissie als bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Leden van de bestuurscommissies zijn uitsluitend de relevante portefeuillehouders of burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 5. De zittingsperiode van de leden van de bestuurscommissies en hun plaatsvervangers eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Lidmaatschap van een bestuurscommissie is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het bestuur van één van de deelnemende gemeenten dan wel door of vanwege het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit lid gelijkgesteld zij die aangesteld zijn bij één der deelnemende gemeenten dan wel daar op een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn, of bij de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten in dienst zijn of op grond van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 7. Besluitvorming vindt plaats bij gewone meerderheid.

  • 8. De colleges kunnen voor ieder lid tevens één plaatsvervangend lid uit hun midden aanwijzen, dat het lid bij verhindering of ontstentenis vervangt.

  • 9. Het onder lid 8 genoemde plaatsvervangend lid is afkomstig uit hetzelfde college van het lid wat vervangen wordt.

  • 10. Het algemeen bestuur delegeert de van de colleges van de gemeenten ontvangen bevoegdheden aan de bestuurscommissies, op die thema’s waar de bestuurscommissies betrekking op hebben.

  • 11. Bij de instelling wordt daarnaast in ieder geval geregeld:

    • a.

      de werkwijze;

    • b.

      de openbaarheid van vergaderingen;

    • c.

      het toezicht van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • d.

      de verhouding van de toegekende bevoegdheden tot die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • e.

      de verantwoording aan het algemeen bestuur;

    • f.

      wanneer de commissie is ingesteld voor bepaalde tijd, wordt tevens de einddatum van de commissie vastgesteld;

    • g.

      De wijze van ambtelijke voorbereiding van de bestuurscommissie.

Hoofdstuk 4 Het dagelijks bestuur

Artikel 10 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, waaronder de voorzitter.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur wijzen uit hun midden één lid per college aan om zitting te nemen in het dagelijks bestuur, dit met in achtneming van artikel 9, tweede, derde en vierde lid van deze regeling.

  • 3. Het lidmaatschap eindigt zodra een lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur dan wel ontslag neemt als lid van het dagelijks bestuur.

  • 4. Het lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt blijft in functie tot de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.

  • 5. Een lid van het dagelijks bestuur kan worden ontslagen, indien hij het vertrouwen niet meer bezit van het algemeen bestuur.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid aangewezen.

  • 7. Het lidmaatschap eindigt per direct bij beëindiging van het lidmaatschap van het college waaruit het lid is aangewezen.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen.

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert en besluit slechts indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 3. Het dagelijks bestuur besluit bij meerderheid van stemmen, voor zover daarvan niet is afgeweken in deze regeling. Elk lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan de uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden opdragen aan een of meer leden van dat bestuur.

  • 5. De opgedragen bevoegdheid wordt uit naam en onder verantwoordelijkheid van het dagelijks bestuur uitgeoefend.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan daarvoor alle aanwijzingen geven die het nodig acht.

  • 7. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.

Artikel 12 Taken en bevoegdheden

Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:

  • a.

    het dagelijks bestuur van de Samenwerking Kempengemeenten te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

  • b.

    beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

  • c.

    beschikkingen te nemen op basis van de in artikel 4 genoemde wetten en regelingen;

  • d.

    regels vast te stellen over de organisatie van de Samenwerking Kempengemeenten;

  • e.

    ambtenaren en personeel werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht binnen de Samenwerking Kempengemeenten te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

  • f.

    tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de Samenwerking Kempengemeenten te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 8, derde lid;

  • g.

    te besluiten namens de Samenwerking Kempengemeenten, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief of hoger beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist, en het behartigen van de belangen van de Samenwerking Kempengemeenten bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen waarmee contact voor de Samenwerking Kempengemeenten van belang is.

Hoofdstuk 5 De voorzitter

Artikel 13 Aanwijzing, taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter wordt door het algemeen bestuur aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur, met in achtneming van artikel 9, tweede, derde en vierde lid.

  • 3. Uit de overige leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen voor het dagelijks bestuur worden een of meerdere plaatsvervangend voorzitters aangewezen.

  • 4. De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij het tekenen van bepaalde stukken aan andere personen heeft opgedragen.

  • 5. De voorzitter vertegenwoordigt de Samenwerking Kempengemeenten in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 7 Inlichtingen en verantwoording

Artikel 14: Verantwoording algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de Samenwerking Kempengemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.

  • 3. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk maar in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van dat college of schriftelijk aan de raden verstrekt.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt regels over de wijze waarop de in het tweede lid bedoelde inlichtingen worden verstrekt.

  • 5. Het algemeen bestuur maakt vergaderstukken en verslagen van het algemeen bestuur actief openbaar.

  • 6. Het dagelijks bestuur maakt agenda’s en besluitenlijsten van het dagelijks bestuur actief openbaar.

Artikel 14a: Verantwoording leden algemeen bestuur

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat dit lid heeft aangewezen en de raad, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt aan het college dat dit lid heeft aangewezen, en aan de betreffende raad, de door een of meer leden van dat college of raad gevraagde inlichtingen. De verstrekking geschiedt mondeling of schriftelijk.

  • 3. Een college kan besluiten een door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van dat college niet meer bezit.

Artikel 15: Verantwoording dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 15a: Verantwoording voorzitter

  • 1. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2. De voorzitter geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3. De voorzitter geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Hoofdstuk 8 Personeel en directeur

Artikel 16 Personeel

  • 1. Bij de Samenwerking Kempengemeenten kan personeel werkzaam zijn voor de uitvoering van de aan de Samenwerking Kempengemeenten opgedragen taken.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur volgt bij de vaststelling van de regeling, bedoeld in het tweede lid CAO SGO.

Artikel 17 Directeur

  • 1. Aan het hoofd van de werkorganisatie Samenwerking Kempengemeenten staat een directeur.

  • 2. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de door het bestuur ingestelde commissies, waaronder bestuurscommissies en commissies van advies, bij de uitoefening van hun taak terzijde. De directeur vervult de functie van secretaris van de Samenwerking Kempengemeenten.

  • 3. De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur of van een door het bestuur ingestelde commissie uitgaan, worden door de directeur mede ondertekend.

  • 4. De directeur kan de uitoefening van een of meer van haar taken opdragen aan het personeel.

  • 5. De directeur zorgt voor een organisatiemodel dat ter besluitvorming aan het dagelijks bestuur wordt voorgelegd.

Hoofdstuk 9 Archief

Artikel 18 Archief

  • 1. De bepalingen bij en krachtens de Archiefwet zijn van overeenkomstige toepassing op de Samenwerking Kempengemeenten, voor zover deze bepalingen betrekking hebben op archiefbescheiden van gemeenten en waarvoor in dit artikel niet anders is voorzien. In deze bepalingen dient in plaats van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, te worden gelezen respectievelijk het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

  • 2. Overeenkomstig door hem vast te stellen beheerregels, draagt het dagelijks bestuur zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de Samenwerking Kempengemeenten voor zover deze betrekking hebben op de gedelegeerde taken, met uitzondering van taken die in mandaat worden uitgevoerd. Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht. Het dagelijks bestuur voorziet in voldoende ruimte voor de archiefbescheiden en hij stelt voldoende, deskundig, personeel aan.

  • 3. De op dat moment geldende en door de VNG vastgestelde Selectielijst archiefbescheiden gemeenten en intergemeentelijke organen is van toepassing voor de Samenwerking Kempengemeenten.

  • 4. Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe).

  • 5. Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe).

  • 6. Bij opheffing van de regeling worden de nog niet ingevolge het vorige lid overgebrachte archiefbescheiden, overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Reusel-De Mierden.

  • 7. De archivaris brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 8. Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de organen van het openbaar lichaam.

Artikel 19 Terbeschikkingstelling

  • 1. De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet zijn afgedaan, worden door de deelnemende gemeenten ter beschikking gesteld aan de Samenwerking Kempengemeenten, die deze zaken zal afdoen.

  • 2. De archiefbescheiden betreffende zaken welke op het moment van inwerkingtreding van deze regeling reeds zijn afgedaan blijven tot hun overbrenging naar de archiefbewaarplaats, berusten onder het archiefvormend overheidsorgaan, dat deze zaken heeft afgedaan. Indien noodzakelijk voor de taakuitvoering van de Samenwerking Kempengemeenten worden zij ter beschikking gesteld.

  • 3. Van de terbeschikkingstelling wordt een verklaring opgemaakt, die ten minste bevat een specificatie van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet ter beschikking waren gesteld.

  • 4. De Samenwerking Kempengemeenten, brengt slechts wijzigingen aan in de staat van ordening en toegankelijkheid van en vernietigt slechts uit de bescheiden na machtiging door het ter beschikking stellende overheidsorgaan.

  • 5. De kosten van het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden komen ten laste van de Samenwerking Kempengemeenten, de zorgdrager voor de archiefbescheiden van het overheidsorgaan dat de archiefbescheiden ter beschikking heeft gesteld, blijft in alle andere aangelegenheden de zorgdrager voor de archiefbescheiden.

  • 6. Indien de ordening van de in het tweede lid bedoelde archiefbescheiden zich verzet tegen terbeschikkingstelling, is de Samenwerking Kempengemeenten te allen tijde bevoegd inzage te nemen van die archiefbescheiden dan wel daarvan of daaruit reproducties, afschriften of uittreksels te vorderen.

Hoofdstuk 10 Begroting en jaarrekening

Artikel 20 Financiën algemeen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de nodige voorschriften vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en het geldelijk beheer van de Samenwerking Kempengemeenten.

  • 2. Met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie, het kasbeheer en de controle zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 21 Begroting en begrotingswijziging

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt voor 30 april:

    • a.

      de kadernota;

    • b.

      van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de ontwerpbegroting;

    • c.

      de voorlopige jaarrekening;

  • aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en begrotingswijzigingen twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De colleges van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor het voor een ieder ter inzage leggen van de ontwerpbegroting.

  • 4. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 5. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vierde lid, en van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde begroting binnen twee weken na vaststellen en voor 15 september aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

  • 7. Nadat de begroting is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8. In afwijking van het onder het tweede lid vermelde, kunnen begrotingswijzigingen, die niet leiden tot een aanpassing van de gemeentelijke bijdragen, direct worden vastgesteld door het algemeen bestuur.

Artikel 22 Bestuursrapportages

Het dagelijks bestuur stelt ten behoeve van het algemeen bestuur jaarlijks, minimaal één ontwerp bestuursrapportage op, die na vaststelling door het algemeen bestuur naar de raden worden gestuurd.

Artikel 23 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur legt over elk kalenderjaar verantwoording af over de inkomsten en uitgaven onder overlegging van de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van een onderzoek naar het getrouwe beeld van de baten en lasten en van een onderzoek naar de rechtmatigheid daarvan, ingesteld door een door het algemeen bestuur ingestelde deskundige overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening van het voorafgaande jaar voor 15 juli vast. Het dagelijks bestuur stuurt deze jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant en aan de raden.

  • 4. De vaststelling van de jaarrekening verleent aan het dagelijks bestuur décharge, behoudens later gebleken onregelmatigheden.

  • 5. In de jaarrekening wordt voor elk van de deelnemende gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt, onder verrekening van vergoedingen van eventuele diensten, die gemeenten aan de Samenwerking Kempengemeenten heeft geleverd.

  • 6. Artikelen 186 tot en met 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24 Batig en nadelig saldo

  • 1. Het algemeen bestuur beslist of een batig saldo van de begroting of jaarrekening:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk zal worden toegevoegd aan reserves, of

    • b.

      geheel of gedeeltelijk aan de deelnemers zal worden uitgekeerd.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de begroting of jaarrekening:

    • a.

      geheel of gedeeltelijk ten laste van het volgende dienstjaar zal worden gebracht of

    • b.

      geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht, of

    • c.

      geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht.

Artikel 25 Financiering

  • 1. Voorschotten voor de dienstverlening van het basispakket worden voor de aanvang van elk kwartaal door de Samenwerking Kempengemeenten aan de gemeenten gefactureerd. De basis hiervoor vormt de begroting van het betreffende jaar.

  • 2. De colleges zullen er steeds voor zorgdragen dat de Samenwerking Kempengemeenten over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 3. Indien het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 Gemeentewet.

Hoofdstuk 11 Toetreding, uittreding, wijziging en liquidatie

Artikel 26 Toetreding

  • 1. Dagelijkse besturen of burgemeesters van andere gemeenten of andere rechtspersonen, bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek kunnen een verzoek tot toetreding indienen bij het bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verzoek tot toetreding onverwijld door aan de bestuursorganen.

  • 3. De toetreding is tot stand gekomen indien de beoogd toetreder en de bestuursorganen, onverminderd artikel 1, van de wet, daartoe besluiten.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding.

Artikel 27 Uittreding

  • 1. Een college van burgemeester en wethouders en/of een burgemeester kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van het betreffende college en/of burgemeester na verkregen toestemming van de betreffende raad.

  • 2. In het geval diensten, taken en bevoegdheden door alle colleges en burgemeesters die de betreffende diensten, taken en bevoegdheden afnemen hebben gedelegeerd met ingang van dezelfde datum niet langer worden afgenomen c.q. niet langer worden gedelegeerd, stellen de colleges met elkaar een plan op waarin alle aspecten en gevolgen daarvan worden geregeld, zodat er geen sprake is van achterblijvende kosten en achterblijvend personeel.

  • 3. Een college of burgemeester zendt het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 4. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgend op de datum van de in het tweede lid bedoelde ontvangstdatum.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding van een college of burgemeester aan de overige deelnemers.

  • 6. De overige deelnemers kunnen gedurende een periode van 3 maanden na de toezending als bedoeld in het vorige lid een zienswijze toezenden aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur betrekt de zienswijzen bij het opstellen van het uittredingsplan.

  • 7. Indien een college of burgemeester besluit om een gedeelte van de taken welke zijn overgedragen niet langer over te dragen, wordt dit gelijkgeschakeld aan gedeeltelijk uittreden en treden de uittredingsbepalingen in werking. Onder gedeeltelijk uittreden wordt verstaan het vanaf een bepaalde datum niet langer afnemen van diensten van c.q. niet langer over dragen of delegeren van tot dan toe overgedragen of gedelegeerde taken en bevoegdheden aan de gemeenschappelijke regeling.

Artikel 28 Uittredingsplan

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. Het uittredingsplan regelt de gevolgen van de uittreding.

  • 2. Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële -, juridische -, personele - en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 3. Het uittredingsplan bepaalt de systematiek voor berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 4. De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 31, lid 1.

  • 5. Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het openbaar lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 6. Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig, te maken dan wel te dragen door het openbaar lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7. Het openbaar lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten en de waarde van de formatie die de uittredende gemeente overneemt, als bedoeld in artikel 31, lid 1, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom.

  • 8. Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 9. De in het derde lid bedoelde systematiek wordt gebaseerd op:

    • a.

      Relevante regelgeving;

    • b.

      Relevante jurisprudentie;

    • c.

      Feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding

    • d.

      Beleidswijzigingen, wijziging van economische omstandigheden en wijziging van inzichten die zich voordoen of opkomen na het moment van de daadwerkelijke uittreding kunnen niet worden betrokken bij de bepaling van de hoogte van de uittreedsom.

  • 10. Het openbaar lichaam alsmede de uittredende deelnemer is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het algemeen bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

  • 11. Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vierde lid wordt een risico-opslag van tien procent toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen.

  • 12. Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

Artikel 29 Externe deskundige

  • 1. Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De onafhankelijke deskundige kan, in overleg met het algemeen bestuur, voor specifieke onderdelen van het uittredingsplan andere deskundigen inschakelen.

  • 2. De kosten voor het inschakelen van de onafhankelijke externe deskundige en overige ingeschakelde deskundigen vallen onder de frictiekosten als bedoeld in artikel 28, lid 5.

  • 3. Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en het dagelijks bestuur. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van meerderheid van stemmen in het algemeen bestuur.

Artikel 30 Uittreedsom

  • 1. Ten minste 12 maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 28 en op de jaarrekening van het openbaar lichaam over het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 2. Uiterlijk 6 maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 28 en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 3. Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen. Als de uittredende deelnemer kiest voor betaling in termijnen kan het algemeen bestuur een rentevergoeding in rekening brengen.

Artikel 31 Verplichtingen uittreder

  • 1. De uittredende deelnemer is gehouden zich in te spannen om de formatie van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende deelnemer overneemt van het openbaar lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het openbaar lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Artikel 32 Wijziging

  • 1. De regeling kan gewijzigd worden bij daartoe strekkende besluiten van een meerderheid van de bestuursorganen, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wgr.

  • 2. Een ontwerp van te wijzigen regeling wordt door het algemeen bestuur gezonden aan de colleges en burgemeesters. De colleges en burgemeesters zenden het ontwerp van de wijziging aan de raden voor zienswijze.

  • 3. De raden kunnen binnen acht weken na toezending hun zienswijze bij het eigen college indienen.

  • 4. Het algemeen bestuur zendt vervolgens een voorstel tot wijziging naar de colleges, burgemeesters en de gemeenteraden, met verzoek om instemming c.q. toestemming tot wijziging van de gemeenschappelijk regeling Samenwerkende Kempengemeenten. Toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of algemeen belang.

  • 5. Een besluit tot wijziging dat conform het gestelde in de wet en het eerste lid tot stand is gekomen, treedt in werking op de in het wijzigingsbesluit genoemde datum.

Artikel 33 Liquidatie

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij unanieme besluiten van de bestuursorganen, na verkregen toestemming van de raden.

  • 2. In geval van opheffing stelt het algemeen bestuur een liquidatieplan vast, de bestuursorganen gehoord.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen van de opheffing voor het personeel.

  • 5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6. De organen van de regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 34 Evaluatie

  • 1. Het Algemeen bestuur voert iedere bestuursperiode, in het derde jaar van die bestuursperiode, een evaluatie uit naar de samenwerking of het functioneren van de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten.

  • 2. Het resultaat van in lid 1 genoemde evaluatie wordt vastgelegd in een evaluatierapport, dat ter informatie naar de colleges en de raden wordt gezonden.

Artikel 35 Rekenkameronderzoek

De rekenkamer(commissie)s van de deelnemende gemeenten, afzonderlijk en in samenwerking met elkaar, worden door het dagelijks bestuur in staat gesteld om alle informatie te verkrijgen die voor de wettelijke taakuitoefening nodig is, dit onverminderd het bepaalde in artikel 184 Gemeentewet.

Artikel 36 Recht van enquête

De raden van de deelnemende gemeenten gezamenlijk, op voorstel van een van de vertegenwoordigende organen van de deelnemers aan de betreffende regeling, kunnen een onderzoek instellen naar het door het openbaar lichaam gevoerde bestuur.

Artikel 37 Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil, als bedoeld in artikel 28 van de Wgr, de beslissing van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant wordt ingeroepen, legt het Algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De commissie, genoemd in lid 1 wordt als volgt samengesteld:

    • a.

      één lid aan te wijzen door de colleges van de deelnemende gemeenten die in geschil zijn;

    • b.

      één lid, aan te wijzen door het algemeen bestuur en

    • c.

      één lid, aan te wijzen door de leden, bedoeld onder a. en b., met dien verstande, dat bij het ontbreken van overeenstemming tussen hen gedeputeerde staten dat lid zal aanwijzen.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 38 Inwerkingtreding en duur

  • 1. De gewijzigde regeling treedt in werking op 1 juli 2023. Indien bekendmaking na die datum plaatsvindt, treedt de regeling in werking de dag na bekendmaking door het college van Reusel-De Mierden in het Gemeenteblad.

  • 2. Het college van Reusel-De Mierden draagt zorg voor inzending van de regeling aan Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant.

Artikel 39 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze regeling of de wet niet voorziet, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 40 Titel

Deze regeling kan worden aangehaald als Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempen-gemeenten.

Ondertekening

Aldus gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Bergeijk in zijn vergadering van 13 juni 2023

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 1 juni 2023

Aldus gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Bladel en de burgemeester van Bladel in zijn vergadering van 20 juni 2023

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 11 mei 2023

Aldus gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Eersel en de burgemeester van Eersel in zijn vergadering van 6 juni 2023

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 23 mei 2023

Aldus gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Oirschot en de burgemeester van Oirschot in zijn vergadering van 28 maart 2023

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 18 april 2023

Aldus gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden en de burgemeester van Reusel-De Mierden in zijn vergadering van 13 juni 2023

Na verkregen toestemming van de raad d.d. 30 mei 2023