Subsidieregeling Samenleving Beverwijk

Geldend van 14-07-2023 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling Samenleving Beverwijk

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Beverwijk;

Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk;

Overwegende dat het wenselijk is om nadere regels (hierna te noemen: subsidieregeling) vast te stellen voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten in het sociaal domein;

Besluit

vast te stellen de Subsidieregeling Samenleving Beverwijk

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling en reikwijdte

Artikel 1.4 Uitgangspunten verstrekken van subsidies

Artikel 1.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

Artikel 1.7 Berekening van de subsidie

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

Artikel 1.9 Verplichtingen

Artikel 1.10 Opschortende voorwaarde en uitbetaling subsidie

Artikel 1.11 Doorwerking voorwaarden hogere overheid

Artikel 1.12 Aanvraag met meerdere beleidsthema’s

Artikel 1.13 Verdeling van een subsidieplafond

Hoofdstuk 2 Subsidieregels Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Algemene bepalingen subsidies Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2.2 Doel en reikwijdte

Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen

Jaarlijkse subsidies Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team

Artikel 2.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 2.5 Doelgroep

Jaarlijkse subsidies Mantelzorgondersteuning

Artikel 2.6 Doel en reikwijdte

Artikel 2.7 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 2.8 Doelgroep

Artikel 2.9 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 2.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Artikel 2.11 Wegingscriteria

Artikel 2.12 Aanvullende verplichtingen

Artikel 2.13 Verantwoording

Jaarlijkse subsidies stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet

Artikel 2.14 Doel en reikwijdte

Artikel 2.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 2.16 Doelgroep

Artikel 2.17 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 2.18 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Artikel 2.19 Wegingscriteria

Artikel 2.20 Aanvullende verplichtingen

Artikel 2.21 Verantwoording

Jaarlijkse subsidies Sociale cohesie, welzijn en participatie

Artikel 2.22 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 2.23 Doelgroep

Eenmalige subsidies Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2.24 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 2.25 Doelgroep

Artikel 2.26 Berekening van de subsidie

Artikel 2.27 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Artikel 2.28 Aanvullende verplichtingen

Artikel 2.29 Verantwoording

Hoofdstuk 3 Subsidieregels Kunst en cultuur

Algemene bepalingen subsidies Kunst en cultuur

Artikel 3.1 Doel en reikwijdte

Artikel 3.2 Doelgroep

Artikel 3.3 Aanvullende verplichtingen

Jaarlijkse subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eenmalige subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.5 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 3.7 Berekening van de eenmalige subsidie

Artikel 3.8 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Jaarlijkse subsidies voor vieringen en herdenkingen

Artikel 3.9 Doel en reikwijdte

Artikel 3.10 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 3.11 Doelgroep

Hoofdstuk 4 Subsidieregels Sport en gezonde leefstijl

Algemene bepalingen subsidies Sport en gezonde leefstijl

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 4.2 Doel en reikwijdte

Jaarlijkse subsidies Sportstimulering

Artikel 4.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 4.4 Doelgroep

Artikel 4.5. Aanvullende verplichtingen

Jaarlijkse subsidies Jeugdsport

Artikel 4.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 4.7 Doelgroep

Artikel 4.8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 4.9 Berekening van de subsidie

Artikel 4.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Eenmalige subsidies sportstimulering

Artikel 4.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 4.12 Berekening van de subsidie

Artikel 4.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Hoofdstuk 5 Subsidieregels Brede Regeling Combinatiefuncties

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 5.3 Doelgroep

Artikel 5.4 Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 5.5 Subsidiabele kosten

Hoofdstuk 6 Subsidieregels Jeugd

Algemene bepalingen subsidies Jeugd

Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 6.2 Doel en reikwijdte

Artikel 6.3 Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 6.4 Aanvullende verplichtingen

Jaarlijkse subsidies kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning

Artikel 6.5 Doel en reikwijdte

Artikel 6.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Jaarlijkse subsidies Jeugdgezondheidszorg

Artikel 6.7 Doel en reikwijdte

Artikel 6.8 Doelgroep

Artikel 6.9 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 6.10 Verdeling van het subsidieplafond Kansrijke start

Eenmalige subsidies nieuwe activiteiten Jeugd

Artikel 6.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Hoofdstuk 7 Subsidieregels Onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang

Algemene bepalingen subsidies onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang

Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 7.2 Doel en reikwijdte

Artikel 7.3 Doelgroep

Artikel 7.4 Aanvullende weigeringsgronden

Artikel 7.5 Aanvullende verplichtingen

Jaarlijkse subsidies peuteropvang en VVE

Artikel 7.6 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

Artikel 7.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Artikel 7.8 Procedurebepalingen

Artikel 7.9 Berekening van de subsidie

Artikel 7.10 Aanvullende verplichtingen

Artikel 7.11 Heroverweging van de subsidie

Jaarlijkse subsidies Onderwijsachterstanden

Artikel 7.12 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 7.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Artikel 7.14 Aanvullende verplichtingen per categorie

Eenmalige subsidies onderwijsachterstanden

Artikel 7.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Artikel 7.16 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Artikel 8.2 Inwerkingtreding en intrekking

Artikel 8.3 Citeertitel

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, dan wel een natuurlijk persoon, die voor subsidie in aanmerking wil komen;

  • b.

    ASV: de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    beschikking: het besluit tot subsidieverlening of het besluit tot vaststelling (bij directe vaststelling van de subsidie);

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk;

  • f.

    deelregeling: een onderdeel van deze subsidieregeling dat betrekking heeft op één beleidsthema;

  • g.

    gemeente: gemeente Beverwijk;

  • h.

    inwoner: een persoon woonachtig in de gemeente Beverwijk;

  • i.

    professioneel: waar beroepsmatig en betaald op grond van een dienstverband of overeenkomst werkzaamheden worden verricht (voor een organisatie);

  • j.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk;

  • k.

    rijksoverheid: de centrale bestuurslaag waar landelijke wetgeving, landelijke regels en landelijk beleid wordt vastgesteld;

  • l.

    sociaal domein: alle sectoren die te maken hebben met de sociale kant van het gemeentelijke beleid, zoals: zorg, welzijn, sport, onderwijs, gezondheidszorg, kunst en cultuur, opvoeding, inburgering, positieve gezondheid, sociale activering, werk en inkomen;

  • m.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • n.

    subsidieontvanger: de aanvrager die subsidie heeft ontvangen;

  • o.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • p.

    subsidieregeling: de Subsidieregeling Samenleving Beverwijk;

  • q.

    subsidieregels: nadere regels ter uitwerking van de Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk (op grond van artikel 3 lid 2 van deze verordening);

  • r.

    subsidie hogere overheid: subsidie die tot doel heeft uitvoering te geven aan wetgeving of beleid van een hogere overheid, waarbij de in dat kader te verstrekken subsidie ook (grotendeels) wordt bekostigd door de hogere overheid;

  • s.

    tijdvak: een aanvraagtijdvak bij een subsidieplafond waarin aanvragen voor subsidie op grond van de deelregeling kunnen worden ingediend;

  • t.

    VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag waaruit blijkt dat het justitiële verleden van een persoon of rechtspersoon geen bezwaar vormt voor de functie;

  • u.

    vrijwilliger: iemand die zich zonder een dienstverband onbetaald en belangeloos inzet voor anderen of de samenleving;

  • v.

    vrijwilligersorganisatie: een organisatie die (vrijwel) uitsluitend draait op de inzet van vrijwilligers.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

De ASV is op deze hele subsidieregeling van toepassing, tenzij daarvan in deze subsidieregeling nadrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregeling is van toepassing op het verstrekken van subsidies die gericht zijn op het realiseren van de doelen zoals vastgelegd in gemeentelijke beleidsnota’s en/of overig beleid, wet en regelgeving op de volgende beleidsthema’s:

    • -

      maatschappelijke ondersteuning en participatie;

    • -

      kunst en cultuur;

    • -

      sport;

    • -

      jeugd;

    • -

      onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang.

  • 2. In aanvulling op de algemene bepalingen in dit hoofdstuk zijn in hoofdstuk 2 tot en met 7 per beleidsthema als bedoeld in het eerste lid specifieke subsidieregels opgenomen.

Artikel 1.4 Uitgangspunten verstrekken van subsidies

Bij het verstrekken van subsidies worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd:

  • a.

    Toegankelijkheid: activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend moeten in beginsel voor alle inwoners van de gemeente openstaan. Bij de uitvoering van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt verstrekt, worden zoveel mogelijk sociale, fysieke of praktische belemmeringen weggenomen zodat iedereen voor wie de activiteit is bedoeld daadwerkelijk mee kan doen.

  • b.

    Eigen financiële bijdragen: Bij subsidieverstrekking wordt uitgegaan van reële eigen bijdragen van organisaties, leden, deelnemers en/of bezoekers.

  • c.

    Samenwerking: de gemeente gaat uit van integrale dienstverlening en samenwerking binnen het sociaal domein. Aanvragers van subsidie signaleren kansen en zoeken verbinding met andere organisaties of voorzieningen binnen de gemeente.

  • d.

    Fondsenverwerving of cofinanciering: er wordt zoveel mogelijk uitgegaan van een reële inspanning van de aanvrager om ook bijdragen vanuit fondsen of andere cofinanciering te krijgen voor de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • e.

    Kennis en ervaring: de aanvrager beschikt over voldoende kennis, ervaring of capaciteit om de activiteiten uit te voeren. Voor activiteiten waar professionele inzet noodzakelijk is, zorgt de aanvrager voor passend gekwalificeerd personeel met actuele kennis en ervaring.

  • f.

    Participatie en draagvlak: de aanvrager werkt vraaggericht en betrekt waar nodig de buurt, wijk of dorp bij het opstellen van het plan en/of het uitvoeren van de activiteiten.

Artikel 1.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:

  • -

    informatie over de toepassing van de uitgangspunten zoals genoemd in artikel 1.4 van deze subsidieregeling.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 11 van de ASV weigert het college een subsidie geheel of gedeeltelijk als:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd al is gestart of heeft plaatsgevonden;

    • b.

      financiering op grond van een andere regeling is voorgeschreven of mogelijk is;

    • c.

      de activiteiten onvoldoende bijdragen aan het doel of de doelen van deze subsidieregeling;

    • d.

      de activiteit tot de reguliere (kern)activiteit(en) of (jaar)programmering van de aanvrager behoort waarvoor al subsidie wordt ontvangen;

    • e.

      er voor uitvoering van de activiteiten meer uren of een hoger bedrag wordt gerekend dan door het college redelijk wordt geacht of de kosten niet in verhouding staan tot de gewenste resultaten;

    • f.

      de activiteiten geheel of deels gericht zijn op het behalen van winst.

  • 2. Het college kan een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien niet wordt voldaan aan één of meerdere algemene uitgangspunten uit artikel 1.4 van deze subsidieregeling.

Artikel 1.7 Berekening van de subsidie

De subsidie bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten, tenzij in deze subsidieregeling hiervan wordt afgeweken.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

  • 1. Alle kosten die, na aftrek van bijdragen van derden, voor subsidie in aanmerking komen, direct te relateren zijn aan de activiteit en naar het oordeel van het college aantoonbaar noodzakelijk zijn om de activiteit te ontplooien, tenzij in deze subsidieregeling hiervan wordt afgeweken.

  • 2. Huisvestings-of onderhoudskosten kunnen alleen onder subsidiabele kosten vallen als deze kosten aan een gebouw nodig zijn om de gesubsidieerde activiteiten te kunnen (blijven) uitvoeren. De kosten moeten wel in verhouding staan tot de gesubsidieerde activiteiten.

  • 3. Niet voor subsidie in aanmerking komen de onvoorzienbare kosten of ‘post onvoorzien’ op een begroting van een aanvrager.

  • 4. Niet voor subsidie in aanmerking komen de kosten die gemaakt worden vóór de datum toekenning van de subsidie en ná de einddatum van de activiteiten.

Artikel 1.9 Verplichtingen

  • 1. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 4 van de ASV kunnen aan de subsidie een of meer van de volgende verplichtingen worden verbonden:

    • a.

      een geldige VOG voor in te zetten vrijwilligers die in één op één contactsituaties werken en voor vrijwilligers die ingezet worden voor complexe informele respijtzorg. Deze verplichting is niet van toepassing op vrijwilligers die eenmalig vrijwillige activiteiten verrichten;

    • b.

      bekendmaking van de activiteiten door de subsidieontvanger via daarvoor geëigende communicatiekanalen;

    • c.

      bij de bekendmaking van de activiteiten vermeldt de subsidieontvanger dat de activiteit (mede) dankzij financiële steun van de gemeente mogelijk is gemaakt;

    • d.

      de subsidieontvanger zorgt voor de nodige vergunningen, ontheffingen en overige toestemmingen;

    • e.

      de subsidieontvanger is voldoende verzekerd;

    • f.

      op verzoek van de gemeente werkt de subsidieontvanger mee aan onderzoeken die verband houden met de uitgevoerde activiteiten waarvoor de subsidie is verleend;

    • g.

      op verzoek van de gemeente neemt de subsidieontvanger deel aan bijeenkomsten voor het delen van kennis of het geven van input en informatie.

  • 2. Het college kan naast de genoemde verplichtingen in de ASV en in deze subsidieregeling ook andere doelgebonden verplichtingen opleggen in de beschikking.

Artikel 1.10 Opschortende voorwaarde en uitbetaling subsidie

  • 1. Aan het verlenen van een subsidie kan de opschortende voorwaarde worden verbonden dat alle van overheidswege vereiste vergunningen voor het initiatief zijn verkregen.

  • 2. De subsidie wordt niet eerder uitbetaald aan de aanvrager totdat aan deze opschortende voorwaarde is voldaan.

Artikel 1.11 Doorwerking voorwaarden hogere overheid

Wanneer de subsidie is gebaseerd op een subsidie of uitkering van een hogere overheid aan de gemeente voor de uitvoering van een wet, beleid of hogere regeling kunnen de door de hogere overheid gestelde voorwaarden worden opgenomen in de beschikking aan de subsidieontvanger.

Artikel 1.12 Aanvraag met meerdere beleidsthema’s

Wanneer een aanvraag betrekking heeft op meerdere beleidsthema’s zoals vastgelegd in deze subsidieregeling, kan het college de regels toepassen uit de verschillende deelregelingen die zij nodig acht voor het rechtmatig verlenen van de subsidie.

Artikel 1.13 Verdeling van een subsidieplafond

Indien door het college op grond van artikel 5 lid 1 van de ASV een subsidieplafond is bepaald maar een verdeling in deze subsidieregeling van dat subsidieplafond ontbreekt, zal het college tegelijkertijd met het vaststellen van het subsidieplafond de verdeling van het subsidieplafond vaststellen. Bij de publicatie van het subsidieplafond zal ook de van toepassing zijnde verdeling worden opgenomen.

Hoofdstuk 2 Subsidieregels Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Algemene bepalingen subsidies Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:

  • a.

    respijtzorg: het ontlasten van een mantelzorger;

  • b.

    Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 2.2 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidie gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, participatie en gezondheidspreventie zoals vastgelegd in de gemeentelijke beleidsnota’s en/of overig beleid, wet en regelgeving.

  • 2. In deze regeling zijn nadere regels opgenomen voor subsidies op de beleidsthema’s:

    • a.

      Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team (jaarlijks);

    • b.

      Mantelzorgondersteuning (jaarlijks);

    • c.

      Stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet (jaarlijks);

    • d.

      Sociale cohesie, welzijn en participatie (jaarlijks);

    • e.

      Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning (eenmalig).

  • 3. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het tweede lid de volgende maatschappelijke doelen na:

    • a.

      Inwoners groeien veilig en gezond op, kunnen zoveel mogelijk zelfstandig een huishouden voeren en kunnen deelnemen aan de samenleving.

    • b.

      In de gemeente is een goed en passend aanbod van algemeen toegankelijke voorzieningen om inwoners van jong tot oud waar nodig te ondersteunen.

    • c.

      De voorzieningen in de gemeente zijn van goede kwaliteit en laagdrempelig. Maatschappelijke partners zijn daarvoor mede verantwoordelijk.

    • d.

      Iedereen draagt naar vermogen bij en niemand staat aan de kant. De gemeente luistert daarbij naar inwoners, en maakt gebruik van hun kennis, ervaring en initiatieven.

    • e.

      Mantelzorgers en vrijwilligers worden door de gemeente gewaardeerd en waar nodig geholpen en ondersteund om zich voor hun naasten en voor de samenleving te kunnen blijven inzetten.

    • f.

      Sociale problemen als armoede en schulden, taalachterstand en/of eenzaamheid worden zoveel mogelijk voorkomen, en we streven naar het verkleinen van gezondheidsverschillen in de gemeente die het gevolg zijn van sociaal economische omstandigheden.

    • g.

      De toegang tot hulp en ondersteuning is laagdrempelig, duidelijk en herkenbaar georganiseerd, dichtbij inwoners.

    • h.

      Vernieuwing en transformatie van hulp en ondersteuning in het sociale domein wordt gestimuleerd.

Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen

Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van de subsidie zoals genoemd in deze deelregeling de verplichting verbinden dat bij de verantwoording inzicht wordt gegeven in de effecten van de gesubsidieerde activiteiten alsmede in ontwikkelingen binnen dat beleidsveld, door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie in het jaarverslag.

Jaarlijkse subsidies Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team

Artikel 2.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten:

    • a.

      Het geven van informatie en advies aan (groepen van of individuele) inwoners met ondersteuningsvragen, gericht op meedoen in de samenleving en het versterken van de zelfredzaamheid;

    • b.

      Het kortdurend ondersteunen van inwoners met ondersteuningsvragen of toeleiden naar passende ondersteuning;

    • c.

      Het vroegtijdig signaleren of inwoners ondersteuning behoeven.

Artikel 2.5 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan maatschappelijke organisaties, bestaande uit professionele organisaties en vrijwilligersorganisaties, die zich toeleggen op onafhankelijke clientondersteuning en maatschappelijk werk en/of bijdragen aan de taken van het Sociaal team Beverwijk.

Jaarlijkse subsidies Mantelzorgondersteuning

Artikel 2.6 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van mantelzorgondersteuning.

  • 2. Het college streeft op dit beleidsthema specifiek het volgende maatschappelijke doel na: een mantelzorgvriendelijk klimaat door de voortzetting en de stimulering van verdere ontwikkeling van mantelzorgondersteuning. Hierbij is van belang dat lokale expertise en de bekendheid van de lokale en regionale netwerken (sociale kaart) binnen de uitvoering behouden blijft.

Artikel 2.7 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:

    • a.

      het versterken van het netwerk en het bieden van ondersteuning aan mantelzorgers;

    • b.

      het bereiken van jonge mantelzorgers en mantelzorgers (moeilijk bereikbare groepen);

    • c.

      het stimuleren van mantelzorgvriendelijk werkgeverschap;

    • d.

      het stimuleren en bieden van een passend aanbod van respijtzorg en het werven, opleiden en ondersteunen van respijtvrijwilligers;

    • e.

      het uitvoeren van de mantelzorgwaardering en de behoeftepeiling onder mantelzorgers;

    • f.

      de inzet van een mantelzorgconsulent in het Sociaal team Beverwijk.

Artikel 2.8 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan één maatschappelijke organisatie die zich toelegt op mantelzorgondersteuning.

Artikel 2.9 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:

  • -

    Inschrijving in het handelsregister (Kamer van Koophandel);

  • -

    Bewijs van beroepsbekwaamheid door aansluiting bij de landelijke brancheorganisatie Mantelzorg.nl;

  • -

    Aantoonbare expertise op het gebied van mantelzorgondersteuning.

Artikel 2.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie.

  • 2. De verstrekking van deze subsidie geschiedt op basis van een tendersysteem.

  • 3. Een beoordelingsteam beoordeelt de aanvragen op volgorde van een rangschikking.

  • 4. Bij de rangschikking wordt afgewogen in hoeverre de aanvragen voldoen aan de wegingscriteria (artikel 2.11 van deze subsidieregeling).

  • 5. De beoordeling in deze subsidietender vindt plaats volgens de gewogen factormethode.

  • 6. De geselecteerde partij ontvangt de subsidie, mits aan de voorwaarden is voldaan, voor de duur zoals opgenomen in de subsidietender.

  • 7. Jaarlijks moet door de geselecteerde partij een aanvraag worden ingediend.

Artikel 2.11 Wegingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld op de volgende wegingscriteria:

BESCHIKKINGSCRITERIA

MAXIMAAL AANTAL PUNTEN

Prijs

0

Kwaliteit

100

K1: Netwerkversterking en ondersteuning

12,5

K2: Moeilijk bereikbare mantelzorgers

12,5

K3: Mantelzorgvriendelijk werkgeverschap

12,5

K4: Respijtzorg en respijtvrijwilligers

12,5

K5: Mantelzorgwaardering

12,5

K6: Mantelzorgconsulent in het Sociaal Team/Integrale Toegang Beverwijk resp. Serviceplein Heemskerk

12,5

K7: Casus

25

Totaal

100

Artikel 2.12 Aanvullende verplichtingen

Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.7 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat een verwerkersovereenkomst wordt afgesloten in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Artikel 2.13 Verantwoording

De subsidieontvanger dient in de jaarlijkse verantwoording van de subsidie de volgende onderdelen toe te lichten:

  • -

    Netwerkversterking en ondersteuning;

  • -

    Moeilijk bereikbare mantelzorgers;

  • -

    Mantelzorgvriendelijk werkgeverschap;

  • -

    Respijtzorg en respijtvrijwilligers;

  • -

    Mantelzorgwaardering;

  • -

    Mantelzorgconsulent in het Sociaal team Beverwijk.

Jaarlijkse subsidies stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet

Artikel 2.14 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van stimulering en ondersteuning van vrijwillige inzet binnen de gemeente.

  • 2. Het college streeft op dit beleidsthema specifiek het volgende maatschappelijke doel na:

    Het stimuleren en ondersteunen van vrijwillige inzet om vrijwillige inzet te bevorderen en te behouden door een steunfunctie voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Hierbij is van belang dat lokale expertise en de bekendheid van de lokale en regionale netwerken (sociale kaart) binnen de uitvoering behouden blijft.

Artikel 2.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie kan worden verstrekt voor een steunfunctie vrijwillige inzet met de volgende activiteiten:

  • -

    Een op de toekomst gericht eigen vrijwilligersbeleid van de Vrijwilligersorganisaties;

  • -

    Het dusdanig ondersteunen van organisaties met vrijwilligers zodat deze ondersteuning optimaal aansluit bij de specifieke behoefte en karakter van de werksoort;

  • -

    Het delen c.q. bundelen van kennis en samenwerking van organisaties waar vrijwilligers werken;

  • -

    Het zorgdragen voor voldoende kennis en vaardigheden van vrijwilligers;

  • -

    Het stimuleren van inwoners om zich vrijwillig in te zetten op een plek en manier die optimaal bij hen past;

  • -

    Het werven van voldoende vrijwilligers en het vervullen van vacatures met de juiste vrijwilligers;

  • -

    Het zorgdragen dat buurtbewoners elkaar gemakkelijk en veilig weten te vinden als ze hulp nodig hebben of willen aanbieden;

  • -

    Het zorgdragen dat jongeren in de middelbare schoolperiode kennis maken met vrijwilligerswerk en zo worden gestimuleerd om nu of in de toekomst vrijwilligerswerk te doen;

  • -

    Het zorgdragen dat organisaties waar vrijwilligers werken succesvol zijn bij het werven, begeleiden en behouden van (hun) jonge vrijwilligers;

  • -

    Het adequaat ondersteunen van zorgvrijwilligers en het goed bewaken van hun verantwoordelijkheid en belastbaarheid.

Artikel 2.16 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan één maatschappelijke organisatie die zich toelegt op stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet.

Artikel 2.17 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:

  • -

    Inschrijving in het handelsregister (Kamer van Koophandel);

  • -

    Het bewijs van aansluiting bij de landelijke brancheorganisatie (NVO);

  • -

    Het bewijs van aantoonbare expertise op het gebied van stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet.

Artikel 2.18 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie.

  • 2. De verstrekking van deze subsidie geschiedt op basis van een tendersysteem.

  • 3. Een beoordelingsteam beoordeelt de aanvragen op volgorde van een rangschikking.

  • 4. Bij de rangschikking wordt afgewogen in hoeverre de aanvragen voldoen aan de wegingscriteria (artikel 2.19 van deze subsidieregeling).

  • 5. De beoordeling in deze subsidietender vindt plaats volgens de gewogen factormethode.

  • 6. De geselecteerde partij ontvangt de subsidie, mits aan de voorwaarden is voldaan, voor de duur zoals opgenomen in de subsidietender.

  • 7. Jaarlijks moet door de geselecteerde partij een aanvraag worden ingediend.

Artikel 2.19 Wegingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld op de volgende wegingscriteria:

BESCHIKKINGSCRITERIA

MAXIMAAL AANTAL PUNTEN

Prijs

0

Kwaliteit

100

K1 Netwerkversterking

60

K 2 Ondersteuning van vrijwilligers

40

Totaal

100

Artikel 2.20 Aanvullende verplichtingen

Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.15 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat een verwerkersovereenkomst wordt afgesloten in verband met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Artikel 2.21 Verantwoording

De subsidieontvanger dient in de jaarlijkse verantwoording van de subsidie de volgende onderdelen toe te lichten:

  • -

    Netwerkversterking;

  • -

    Ondersteuning van vrijwilligers.

Jaarlijkse subsidies Sociale cohesie, welzijn en participatie

Artikel 2.22 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten:

    • a.

      het stimuleren, faciliteren of organiseren van activiteiten, gericht op meedoen aan de samenleving, ontmoeting en sociale samenhang in buurt, wijk en dorp;

    • b.

      het bieden van een laagdrempelige en toegankelijke ontmoetingsplek waar dergelijke activiteiten plaats kunnen vinden door verenigingen en inwoners;

    • c.

      Het verbinden van (groepen) inwoners, maatschappelijke en andere organisaties en vrijwilligers, gericht op een sociale en leefbare buurt, wijk of dorp;

    • d.

      de belangenbehartiging van (groepen) inwoners, gericht op het versterken van eigen regie en het wegnemen van achterstanden;

    • e.

      het voorkomen van en bemiddelen bij sociale problemen tussen individuele of groepen inwoners;

    • f.

      het ondersteunen van (groepen van of individuele) inwoners die kampen met taalachterstanden, armoede en/of schulden, zodat zij weer kunnen meedoen in de samenleving en hun zelfredzaamheid wordt versterkt;

    • g.

      activiteiten gericht op bewustwording en bevordering van gezondheid en gezonde leefstijl en bestrijding van eenzaamheid;

    • h.

      het ondersteunen van (groepen van of individuele) inwoners met afstand tot de arbeidsmarkt, gericht op toeleiding naar (vrijwilligers-)werk en meedoen naar vermogen;

    • i.

      het stimuleren, faciliteren of organiseren van vrij toegankelijke inloop- en/of dagactiviteiten voor kwetsbare inwoners, waaronder inwoners met een verstandelijke, psychische of psychiatrische beperking; gericht op structuur en ondersteuning, persoonlijke ontplooiing en meedoen naar vermogen.

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en het voorkomen van verergering van problemen;

    • b.

      bij te dragen aan een zo integraal mogelijke inzet in buurt, wijk en dorp op het gebied van welzijn en participatie, preventieve zorg en gezondheid, jeugd, wonen en veiligheid.

    • c.

      invulling te geven aan de preventieve taken van de gemeente op gebied van de Wmo, Participatiewet, Jeugdwet en Wet publieke gezondheid, rekening houdend met de raakvlakken met en samenwerking met onder andere onderwijs, sportverenigingen, culturele organisaties, wooncorporaties, politie, handhaving;

    • d.

      gericht te zijn op inclusie en integratie.

Artikel 2.23 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan maatschappelijke organisaties, bestaande uit professionele organisaties en vrijwilligersorganisaties, die zich toeleggen op een of meer van de volgende onderwerpen:

  • a.

    welzijnswerk;

  • b.

    het verbeteren van sociale samenhang en leefbaarheid in buurt, wijk of dorp;

  • c.

    belangenbehartiging van groepen inwoners;

  • d.

    ondersteuning van (groepen van) inwoners bij taalachterstanden, armoede en/of schulden, of gezondheidsachterstanden;

  • e.

    sociale activering en laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten of dagactiviteiten voor kwetsbare groepen.

Eenmalige subsidies Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2.24 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor eenmalige activiteiten die bijdragen aan vernieuwing en verbetering van hulp en ondersteuning in het sociale domein (maatschappelijke ondersteuning).

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      gericht te zijn op het verbeteren van stabiliteit, regie en controle van inwoners op zelfredzaamheid, het vergroten van maatschappelijke participatie van inwoners, het versterken van de eigen kracht en/of onderlinge hulp van inwoners; en

    • b.

      vernieuwend te zijn en/of te leiden tot omvorming en verbetering van bestaande activiteiten. Er moet aantoonbaar sprake zijn van een nieuwe activiteit of vernieuwende aanpak die duidelijk afwijkt van een regulier activiteitenpakket van een vereniging of stichting; en

    • c.

      het werkveld van maatschappelijke ondersteuning en welzijn te ondersteunen, waarbij wordt gestreefd naar een integrale blik en een brede samenwerking; en

    • d.

      bij te dragen aan preventie en/of te leiden tot een afname van meer gespecialiseerde zorg en ondersteuning.

Artikel 2.25 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde of werkzame verenigingen of stichtingen of natuurlijke personen of een samenwerkingsverband daarvan.

Artikel 2.26 Berekening van de subsidie

Een subsidie als bedoeld in artikel 2.24 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal 75 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

Artikel 2.27 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze eenmalige subsidies.

  • 2. Het beschikbare bedrag wordt gelijk verdeeld over twee tijdvakken: van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot en met 31 december.

  • 3. Per tijdvak kan dezelfde aanvrager maximaal één aanvraag indienen.

  • 4. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen per tijdvak totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 5. Indien een deel van het beschikbare bedrag op de laatste dag van het tijdvak niet is uitgeput, worden de resterende middelen toegevoegd aan de middelen van het volgende tijdvak van hetzelfde kalenderjaar.

Artikel 2.28 Aanvullende verplichtingen

Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van subsidie voor de activiteiten als bedoeld in artikel 2.24 van deze subsidieregeling de verplichting verbinden dat de ervaringen van de subsidieontvanger actief of op aanvraag gedeeld worden met andere organisaties die hiervan kennis willen nemen.

Artikel 2.29 Verantwoording

De subsidieontvanger dient in de verantwoording aan te geven of en in welke mate het doel van vernieuwing en verbetering van hulp en ondersteuning in het sociale domein is gerealiseerd en (indien van toepassing) hoe een vervolg wordt gegeven aan de in gang gezette vernieuwing.

Hoofdstuk 3 Subsidieregels Kunst en cultuur

Algemene bepalingen subsidies Kunst en cultuur

Artikel 3.1 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies kunst en cultuur, gericht op het realiseren van het gemeentelijk cultuurbeleid, zoals vastgelegd in de gemeentelijke beleidsnota en/of overig beleid, wet en regelgeving.

  • 2. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het eerste lid de volgende maatschappelijke doelen na:

    • a.

      kunst en cultuur is voor alle inwoners van de gemeente toegankelijk;

    • b.

      inwoners kunnen meedoen aan activiteiten en genieten van een breed aanbod;

    • c.

      kunst en cultuur(historie) dragen bij aan een brede persoonlijke ontwikkeling en sociale verbondenheid;

    • d.

      met name de jeugd kan kennis maken met de verschillende vormen van kunst en cultuur(historie);

    • e.

      een goede culturele infrastructuur komt tot stand bestaande uit diverse culturele voorzieningen (breed aanbod) en onderlinge samenwerking;

    • f.

      kunst en cultuur(historie) dragen bij aan (het stimuleren van) vernieuwing en creativiteit, en bieden economische meerwaarde;

    • g.

      de uitingen van kunst en cultuur(historie) zijn goed zichtbaar.

Artikel 3.2. Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde of volledig/grotendeels in de gemeente actieve rechtspersonen, professionele cultuurmakers en vrijwilligersorganisaties die zijn gericht op kunst, cultuur en/of erfgoed; of een samenwerkingsverband daarvan.

Artikel 3.3 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen voor activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:

    • a.

      dat door de subsidieontvanger bij de verantwoording inzicht wordt gegeven in de effecten van de gesubsidieerde activiteiten door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie in het jaarverslag;

    • b.

      dat de subsidieontvanger verbinding zoekt met lokale organisaties op kunst en cultuur.

Jaarlijkse subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.4 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

  • 1. Een jaarlijkse subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het stimuleren en/of uitvoeren van amateurkunst;

    • b.

      het verzorgen van een passend aanbod aan podiumkunsten en het bieden van podia aan professionele en amateurkunstvoorstellingen en -uitvoeringen;

    • c.

      het stimuleren en verzorgen van cultuur- en erfgoededucatie in de vrije tijd, en in het onderwijs;

    • d.

      het verzorgen van (jaarrond) kunstexposities;

    • e.

      het tentoonstellen en onder de aandacht brengen van lokaal erfgoed en historie;

    • f.

      het organiseren van jaarlijks terugkerende culturele activiteiten en evenementen;

    • g.

      het bevorderen van cultuurparticipatie .

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      een jaarrond of jaarlijks terugkerend karakter te hebben (eventueel met uitzondering van een seizoenstop); en

    • b.

      bij te dragen aan een of meer van de volgende doelstellingen:

      • i.

        laagdrempelig, breed toegankelijk te zijn en cultuurparticipatie te stimuleren;

      • ii.

        talentontwikkeling te stimuleren;

      • iii.

        bij te dragen aan de lokale culturele infrastructuur en onderlinge samenwerking te laten zien;

      • iv.

        bij te dragen aan een grotere zichtbaarheid van kunst, cultuur en erfgoed in de gemeente, en de culturele identiteit en het cultureel klimaat in de etalage te zetten;

      • v.

        vernieuwing en (co-)creativiteit te stimuleren.

Eenmalige subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.5 Activiteiten die voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen

  • 1. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      die een vernieuwende bijdrage of stimulans geven aan het lokale aanbod kunst, cultuur en erfgoed in de gemeente, aan een specifieke tak van kunst, cultuur en erfgoed, dan wel voor een specifieke doelgroep;

    • b.

      die als project, manifestatie, evenement, experiment of proeftuin in alle kunstdisciplines en mengvormen daartussen zijn aan te duiden;

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      aantoonbaar vernieuwing en (co)creativiteit te stimuleren; en

    • b.

      aantoonbaar nieuw te zijn of een vernieuwende aanpak te kennen die duidelijk afwijkt van een regulier activiteitenpakket van een vereniging of stichting; en

    • c.

      bij te dragen aan een of meerdere van de volgende doelstellingen:

      • i.

        laagdrempelig, breed toegankelijk te zijn en cultuurparticipatie te stimuleren;

      • ii.

        talentontwikkeling te stimuleren;

      • iii.

        bij te dragen aan de lokale culturele infrastructuur en toont onderlinge samenwerking.

      • iv.

        bij te dragen aan een grotere zichtbaarheid van kunst, cultuur en erfgoed in Beverwijk en Wijk aan Zee, en de culturele identiteit en het cultureel klimaat in de etalage te zetten.

Artikel 3.6 Aanvullende weigeringsgronden eenmalige subsidies

  • 1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling weigert het college de subsidie indien:

    • a.

      een soortgelijke activiteit al eerder door de gemeente is gesubsidieerd;

    • b.

      de activiteit geen openbaar toegankelijk presentatiemoment in de gemeente bevat;

    • c.

      de activiteit in het kader is van of als onderdeel is van een (kunstvak)opleiding;

    • d.

      de kosten naar het oordeel van het college niet in verhouding staan tot of niet nodig zijn voor de gewenste culturele activiteiten en/of het publieksbereik;

    • e.

      het gaat om de productie van boeken, geluidsdragers, beeldend kunstwerken, podcasts, films en documentaires en deze een winstoogmerk hebben en/of deze niet openbaar te gebruiken zijn en/of onvoldoende ten goede komen aan de inwoners van de gemeente.

Artikel 3.7 Berekening van de subsidie

Een subsidie als bedoeld in artikel 3.5 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal € 7.500,- per aanvraag.

Artikel 3.8 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze eenmalige subsidies.

  • 2. Het beschikbare bedrag wordt gelijk verdeeld over twee tijdvakken: van 1 januari tot 1 juli en van 1 juli tot en met 31 december.

  • 3. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen per tijdvak totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 4. Indien een deel van het beschikbare bedrag op de laatste dag van het tijdvak niet is uitgeput, worden dit bedrag toegevoegd aan de middelen van het volgende tijdvak in hetzelfde kalenderjaar.

Jaarlijkse subsidies voor vieringen en herdenkingen

Artikel 3.9 Doel en reikwijdte

Deze regeling heeft als doel activiteiten te subsidiëren die passen in het lokale aanbod van landelijke vieringen en herdenkingen. Deze regeling is beperkt tot de volgende dagen: Koningsdag en de Herdenkingen.

Artikel 3.10 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor lokale activiteiten die betrekking hebben op een landelijke viering of herdenking.

  • 2. De activiteiten dienen breed toegankelijk te zijn voor alle inwoners van de gemeente.

Artikel 3.11 Doelgroep

Het college verstrekt, in afwijking van artikel 3.2 van deze subsidieregeling, uitsluitend subsidie aan vrijwilligersorganisaties die in de gemeente hun werkgebied hebben.

Hoofdstuk 4 Subsidieregels Sport en gezonde leefstijl

Algemene bepalingen subsidies Sport en gezonde leefstijl

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:

  • a.

    jeugdlid: een contributie betalend lid, woonachtig in de gemeente, die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

  • b.

    NOC*NSF: de Nederlandse sportorganisatie die als doel heeft de (top)sport te bevorderen;

  • c.

    sportevenement: een georganiseerd evenement waarbij het hoofddoel is om sportdeelname te stimuleren;

  • d.

    sportvereniging: een vereniging, die sportbeoefening van haar leden tot doel heeft.

Artikel 4.2 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van stimulering van sport en een gezonde leefstijl.

  • 2. In deze deelregeling zijn subsidieregels opgenomen voor subsidies op het gebied van sportstimulering voor de volgende categorieën:

    • a.

      Sportstimulering (jaarlijks);

    • b.

      Jeugdsportsubsidie (jaarlijks);

    • c.

      Sportstimulering (eenmalig).

  • 3. Het college streeft op de beleidsthema’s als bedoeld in het tweede lid de volgende maatschappelijke doelen na:

    • a.

      iedere bewoner te laten profiteren van de positieve effecten van sport en bewegen;

    • b.

      de fysieke en mentale gezondheid, participatie, vitaliteit en gezonde leefstijl van inwoners te bevorderen;

    • c.

      het verbinden van maatschappelijke partijen die investeren in leefstijl, gezondheidspreventie, vroege signalering van gezondheidsproblematiek en gezondheidsbevordering.

Jaarlijkse subsidies Sportstimulering

Artikel 4.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:

    • a.

      het ondersteunen van verenigingen om de sportdeelname onder inwoners met een beperking te vergroten;

    • b.

      het bevorderen van de zwemveiligheid;

    • c.

      het bevorderen en betaalbaar houden van de zwemsport (wedstrijdzwemmen en waterpolo);

    • d.

      het organiseren van toernooien en sportevenementen;

    • e.

      Het organiseren van activiteiten ter stimulering van sporten in het algemeen;

    • f.

      Het bevorderen van verbinding tussen sport en onderwijs.

  • 2. De activiteiten (met uitzondering van lid 1 onder d) dienen:

    • a.

      te passen binnen het gemeentelijke sportbeleid; en

    • b.

      met name gericht te zijn op:

      • -

        het stimuleren van sporten en bewegen onder doelgroepen die daarbij beperkingen ondervinden en/of waarbij deelname aan sport en bewegingsactiviteiten sterk achterblijft; en/of

      • -

        het vergroten van de zwemveiligheid onder doelgroepen voor wie het volgen van zwemles niet vanzelfsprekend is; en

    • c.

      aan te sluiten op de maatschappelijke doelstellingen in het sociaal domein waar het gaat om het bevorderen van gezondheid, meedoen in de samenleving, een gezonde leefstijl en preventie van eenzaamheid.

  • 3. De activiteit zoals genoemd in lid 1 onder d dient aan het volgende te voldoen:

    • -

      Het evenement is onderscheidend ten opzichte van andere georganiseerde sportieve evenementen;

    • -

      Het evenement heeft een aantoonbaar positief effect op het sportieve imago van de gemeente.

Artikel 4.4 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan in de gemeente gevestigde, of volledig/grotendeels in de gemeente actieve rechtspersonen (professionele als vrijwilligersorganisaties), zelfstandig ondernemers of een samenwerkingsverband daarvan.

Artikel 4.5. Aanvullende verplichtingen

Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.3 van deze subsidieregeling verplichtingen verbinden die te maken hebben met een veilig sportklimaat.

Jaarlijkse subsidies Jeugdsport

Artikel 4.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie kan worden verstrekt voor de bevordering van de sportbeoefening van jeugdleden.

Artikel 4.7 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.6 van deze subsidieregeling aan sportverenigingen die zijn gevestigd binnen de gemeente of die voornamelijk betalende jeugdleden hebben die woonachtig zijn binnen de gemeente en deze sportverenigingen zijn aangesloten bij een door NOC*NSF erkende landelijke sportbond of sportunie.

Artikel 4.8 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 8 van de ASV legt de aanvrager bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende gegevens over:

  • -

    Een bewijs van afdracht aan de landelijke sportbond en een opgave van het aantal gemeentelijke jeugdleden per 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, op basis van de geboortedata en de postcodegegevens;

  • -

    Wanneer het een eerste subsidieaanvraag betreft:

    • o

      een kopie van de inschrijving bij de NOC*NSF erkende landelijke sportbond;

  • -

    In de aanvraag wordt inzichtelijk gemaakt hoe de vereniging de subsidie ten goede wil laten komen aan de jeugdleden van de vereniging.

Artikel 4.9 Berekening van de subsidie

  • 1. De subsidie wordt berekend op basis van het aantal jeugdleden van de sportvereniging, woonachtig in deze gemeente.

  • 2. Het college bepaalt jaarlijks de hoogte van het subsidiebedrag per jeugdlid.

Artikel 4.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks het subsidieplafond voor deze subsidies.

  • 2. Het totaal beschikbare budget wordt evenredig verdeeld over het totaal aantal jeugdleden.

Eenmalige subsidies sportstimulering

Artikel 4.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan eenmalig worden verstrekt voor activiteiten die een vernieuwende bijdrage of stimulans geven aan het lokale sport- en beweegaanbod in de gemeente, aan een specifieke tak van sport dan wel voor een specifieke doelgroep.

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      vernieuwend te zijn en/of te leiden tot omvorming en verbetering van bestaande activiteiten;

    • b.

      evident af te wijken van een regulier activiteitenpakket van de aanvrager;

    • c.

      sport en bewegen te stimuleren, waarbij een brede blik op gezondheid en leefstijl en/of brede samenwerking wordt gevraagd.

Artikel 4.12 Berekening van de subsidie

Een subsidie als bedoeld in artikel 4.11 van deze subsidieregeling bedraagt maximaal 50 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,- per aanvraag.

Artikel 4.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks het subsidieplafond voor deze subsidies.

  • 2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt.

Hoofdstuk 5 Subsidieregels subsidies Brede Regeling Combinatiefuncties

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:

  • a.

    buurtsportcoach : functionaris met als specifieke opdracht het organiseren, initiëren en stimuleren van sport- en beweegaanbod in de buurt en het leggen van verbindingen tussen sport- en beweegaanbieders en andere sectoren als zorg, welzijn, jeugd(hulp), kinderopvang en onderwijs, cultuur en positieve gezondheid;

  • b.

    cultuurcoach: functionaris met als specifieke opdracht het organiseren van activiteiten en het bevorderen van cultuureducatie en cultuurparticipatie en het leggen van verbindingen tussen cultuur en andere sectoren, namelijk zorg, welzijn, jeugdzorg, sport en onderwijs.

Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de inzet van een buurtsportcoach of cultuurcoach wiens activiteiten bijdragen aan de volgende doelen:

    • a.

      een leven lang inclusief sporten en bewegen en deelnemen aan culturele activiteiten mogelijk maken, met inhoudelijke focus (maar niet uitsluitend) op:

      • i.

        (talent)ontwikkeling van jeugd en jongeren stimuleren;

      • ii.

        sporten en bewegen, en cultuureducatie op en rond scholen versterken;

      • iii.

        specifieke aandacht voor kwetsbare, minder kansrijke jongeren die (een risico op) een verminderde actieve leefstijl hebben;

      • iv.

        Inzetten op het in beweging krijgen van inwoners van jong tot oud die belemmeringen ondervinden of achterstand hebben bij het georganiseerde/niet-georganiseerde sporten en bewegen en bij het beoefenen van culturele activiteiten;

      • v.

        volwassen en gezinnen met een minimum inkomen helpen om financiële drempels weg te nemen, door toeleiding naar passende regelingen en fondsen;

      • vi

        ondersteuning bieden aan verenigingen / sport- en beweegaanbieders.

    • b.

      duurzame verbindingen en samenwerking tussen partijen voor zover dat nuttig en nodig is om meer inwoners deel te laten nemen aan sport, beweging en cultuur.

Artikel 5.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een rechtspersoon, die een combinatiefunctionaris in dienst neemt of inhuurt.

Artikel 5.4 Aanvullende weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien:

geen invulling wordt gegeven aan activiteiten zoals omschreven op het moment van de aanvraag geldende bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties.

Artikel 5.5 Subsidiabele kosten

De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de loonkosten van een combinatiefunctionaris die direct verbonden zijn aan de uitvoering van de in deze subsidieregeling bedoelde activiteiten.

Hoofdstuk 6 Subsidieregels Jeugd

Algemene bepalingen subsidies Jeugd

Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:

  • a.

    Jeugd/Jeugdigen: kinderen en jongeren tot 23 jaar;

  • b.

    ouder: [pleeg]ouder of verzorger die een huishouding voert waartoe een kind behoort, op wie de activiteit betrekking heeft / mee in relatie staat;

  • c.

    SPUK: de geldende specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis vanuit de rijksoverheid.

Artikel 6.2 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen met betrekking tot de jeugd in de gemeente.

  • 2. Het college streeft op het beleidsthema als bedoeld in het eerste lid de volgende maatschappelijke doelen na: in de gemeente kunnen jeugdigen gezond en veilig opgroeien, hun talenten, kennis en vaardigheden ontwikkelen en later een bij hen passende plek in de samenleving vinden.

Artikel 6.3 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien:

    • a.

      de algemene reserve van de aanvrager meer bedraagt dan 20% van de jaaromzet.

    • b.

      de activiteiten door middel van een inkooprelatie ingekocht zijn.

Artikel 6.4 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:

    • a.

      Het opnemen van prestatie-indicatoren;

    • b.

      Het betrekken van jeugdigen en/of ouders in de voorbereiding;

    • c.

      Het monitoren van de gesubsidieerde activiteiten en het verantwoorden hiervan door middel van kwalitatieve en waar mogelijk kwantitatieve informatie;

    • d.

      Desgevraagd medewerking verlenen aan door de gemeente uit te voeren tevredenheidsonderzoeken.

Jaarlijkse subsidies kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning

Artikel 6.5 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies gericht op het realiseren van de gemeentelijke doelstellingen op het gebied van kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning.

  • 2. Het college streeft op dit beleidsthema de volgende maatschappelijke doelen na:

    • a.

      Bevorderen van het welbevinden van jeugdigen en het geven van advies en eerste ondersteuning bij vragen en problemen van jeugdigen en ouders;

    • b.

      Het ontwikkelen van talenten;

    • c.

      Het bevorderen van participatie;

    • d.

      Bijdragen aan het voorkomen van overlast en het aanbieden van de juiste ondersteuning aan jeugdigen die overlast (dreigen) te veroorzaken;

    • e.

      Bevorderen dat jeugdigen opgroeien in een positief opvoed- en opgroeiklimaat.

Artikel 6.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die gericht zijn op of bijdragen aan:

    • a.

      Een dekkend (preventief) aanbod voor jeugdigen en hun ouders in relatie tot de jeugdigen ten behoeve van de doelstellingen zoals opgenomen in artikel 6.2 van deze subsidieregeling;

    • b.

      (Talent)ontwikkeling en ondersteuning van jeugdigen, in het bijzonder kwetsbare jeugdigen;

    • c.

      Het activeren van sociale netwerken.

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en/of inzet van lichte ondersteuning;

    • b.

      indien nodig, toe te leiden naar passende zorg en hulpverlening;

    • c.

      bij te dragen aan een zo integraal mogelijke dienstverlening, indien van toepassing.

Jaarlijkse subsidies Jeugdgezondheidszorg

Artikel 6.7 Doel en reikwijdte

Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van jaarlijkse subsidies voor extra activiteiten naast het al bestaande basispakket Jeugdzorggezondheidszorg met als doel een gezonde en goede start voor ieder kind van o tot 19 jaar en hun (aanstaande) ouders vanuit een brede en integrale aanpak.

Artikel 6.8 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een gevormde coalitie van organisaties (zoals bedoeld in het programma Kansrijke start) die als kerntaak heeft het informeren over, monitoren van, stimuleren van sociale emotionele en medische ontwikkeling van jonge kinderen.

Artikel 6.9 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

  • 1. Een jaarlijkse subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      het project ‘kansrijke start’, conform de opzet van het programma Kansrijke start IJmond.

    • b.

      het project ‘stevig ouderschap ’ conform de opzet van het programma Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ).

  • 2. De activiteiten onder artikel 6.9 lid 1 onder a van deze subsidieregeling dienen gericht te zijn op:

    • a.

      het bieden van een kansrijke start voor kinderen in de eerste 1000 dagen van hun leven. Het gaat dan voornamelijk om die kinderen die geboren worden in een kwetsbare situatie;

    • b.

      in een vroeg stadium hulp en ondersteuning bieden aan kwetsbare gezinnen/ zwangere vrouwen vanuit jeugdgezondheidszorg;

    • c.

      het realiseren van kennisdeling tussen ketenpartners en het verbeteren van samenwerking tussen ketenpartners binnen Kansrijke Start in de IJmond regio ten behoeve van de ondersteuning aan kwetsbare gezinnen;

    • d.

      Het tijdig signaleren van risicofactoren bij meer ouders, het voeren van gesprekken en het realiseren van passende ondersteuning naar de juiste organisatie;

    • e.

      Minima gezinnen een goede start bieden door middel van het inzetten van Kraamzorg.

  • 3. De activiteiten onder artikel 6.9 lid 1 onder b van deze subsidieregeling dienen gericht te zijn op :

    • a.

      kwetsbare ouders die onvoldoende draagkracht hebben; en

    • b.

      het borgen van een voldoende sociaal netwerk; en

    • c.

      bij te dragen aan gezond en veilig opgroeien.

Artikel 6.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond Kansrijke start

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor de subsidie genoemd onder artikel 6.9 lid 1 onder a van deze subsidieregeling op basis van de doeluitkering SPUK vanuit de rijksoverheid.

  • 2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen totdat het subsidieplafond is bereikt.

Eenmalige subsidies nieuwe activiteiten Jeugd

Artikel 6.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan eenmalig worden verleend voor nieuwe activiteiten mits:

    • a.

      de activiteiten zich richten op kwetsbare jeugdigen binnen het sociaal domein die extra ondersteuning kunnen gebruiken en de activiteiten niet behoren tot het reguliere activiteitenpakket van de aanvrager; of

    • b.

      de activiteiten bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit, doelmatigheid en doeltreffendheid van de ondersteuning in de sociale basis.

  • 2. De activiteiten onder lid 1 onder a en lid 1 onder b dienen:

    • a.

      zoveel mogelijk gericht te zijn op preventie en/of inzet van lichte ondersteuning; en

    • b.

      bij te dragen aan een zo integraal mogelijke dienstverlening, indien van toepassing.

Hoofdstuk 7 Subsidieregels Onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang

Algemene bepalingen subsidies onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang

Artikel 7.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op artikel 1.1 van deze subsidieregeling wordt in deze deelregeling verstaan onder:

  • a.

    beroepskracht: uitvoerende professionals in de opvang of het onderwijs, belast met VVE;

  • b.

    bezettingsformulier: het door het college vastgestelde berekeningsformulier waarin aan de hand van het daadwerkelijk gebruik van peuterplaatsen de berekening van de subsidie wordt berekend;

  • c.

    bruto-ouderbijdrage: de vastgestelde ouderbijdrage waarvan de ouder op basis van het inkomen een teruggave ontvangt van de Belastingdienst of van de gemeente via een subsidie aan de houder;

  • d.

    doelgroeppeuter: een peuter, woonachtig in de gemeente, in de leeftijd van tweeëneenhalf jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, met een risico op (taal-)achterstand die in aanmerking komen voor VVE op grond van door het college vastgestelde criteria en als zodanig door Jeugdgezondheidszorg Kennemerland (JGZ) zijn geïndiceerd;

  • e.

    doorgaande leerlijn: verdeling van het curriculum over de schooljaren waarbij leerinhouden het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen naadloos op elkaar aansluiten;

  • f.

    houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een locatie die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf;

  • g.

    kinderen: kinderen van 2 tot en met 12 jaar;

  • h.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang;

  • i.

    koptarief: het verschil tussen de subsidiabele prijs voor een uur peuteropvang en de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur, vermeerderd met een kwaliteitsimpuls ten behoeve van duurzame inzetbaarheid en professionalisering van personeel;

  • j.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK). Het register waarin kinderopvangvoorzieningen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen;

  • k.

    meerkosten VVE: het verschil tussen de vastgestelde bruto-ouderbijdrage per uur peuteropvang en de subsidiabele prijs voor een uur VVE peuteropvang (16 uur per 40 weken);

  • l.

    normtarief: het door het college vastgesteld uurtarief op basis waarvan de bruto-ouderbijdrage van ouders wordt berekend;

  • m.

    ouderbijdrage: financiële inkomensafhankelijke vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden;

  • n.

    Ouderkamer: een ontmoetingsplaats voor ouders op school ten behoeve van de taalbevordering van hun kinderen en henzelf.

  • o.

    peuteropvang: opvang voor kortdurende (dagdelen) en intentionele opvang voor peuters van twee tot vier jaar, volgens wettelijke kwaliteitseisen;

  • p.

    peuterplaats regulier: plaats voor peuters van twee tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt in totaal acht uur per week gedurende veertig weken per jaar gebruik van de peuterplaats. De plaats bevindt zich op een locatie in de gemeente Beverwijk die in het LRK staat geregistreerd als VVE locatie;

  • q.

    peuterplaats VVE: plaats voor doelgroeppeuters van tweeëneenhalf jaar tot het moment dat de doelgroeppeuter naar de basisschool uitstroomt. De peuter maakt tussen tweeënhalf en vier jaar in totaal 960 uur gebruik van de plaats. De plaats bevindt zich op een locatie die in het LRK staat geregistreerd als VVE locatie;

  • r.

    SiSa-regels: regels op grond van Single information, Single audit van de Financiële verhoudingswet (SiSa-systematiek);

  • s.

    SPUK: hier wordt bedoeld de geldende specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis vanuit de rijksoverheid;

  • t.

    taakuren: uren die worden ingezet voor indirecte werkzaamheden ten behoeve van voor- en vroegschoolse educatie.

  • u.

    uurtarief: het door het college vastgesteld subsidiabel uurtarief voor peuteropvang regulier en VVE;

  • v.

    VVE koppels: samenwerking tussen voorschoolse voorziening en primair onderwijs.

  • w.

    voorschoolse educatie: educatie voor kinderen in de leeftijd van tweeëneenhalf tot vier jaar dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor een goede start in het basisonderwijs;

  • x.

    vroegschoolse educatie: uitvoering van een taalstimuleringsprogramma in de groepen 1 en 2, gericht op het verbeteren van de startcondities in groep 3 als het ‘echte’ leren begint;

  • y.

    voor- en vroegschoolse educatie: educatie voor kinderen vanaf tweeëneenhalf jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen waarin aan de hand van een VVE-programma, op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

Artikel 7.2 Doel en reikwijdte

  • 1. Deze subsidieregels zijn uitsluitend van toepassing op het verstrekken van subsidies onderwijsachterstandenbeleid, gericht op de aanpak van onderwijsachterstanden zoals vastgelegd in de Wet Kinderopvang en het huidige beleid.

  • 2. Het college streeft het volgende maatschappelijke doel na: het vergroten van kansen van kinderen binnen de gemeente die een risico lopen op onderwijsachterstand zodat zij gelijke kansen hebben om hun leven zelf in te richten en hun talenten tot bloei te laten komen.

Artikel 7.3 Doelgroep

Het college verstrekt uitsluitend subsidie aan een houder, een schoolbestuur of rechtspersonen die zich op grond van hun statutaire doelstelling bezig houden met activiteiten die gericht zijn op taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling.

Artikel 7.4 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 1.6 van deze subsidieregeling kan het college de subsidie weigeren indien:

    • a.

      gedurende het beoordelen van de subsidieaanvraag sprake is van bestuursrechtelijke handhaving bij de aanvrager;

    • b.

      het uurtarief voor ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag lager is dan het normtarief voor de door het college te subsidiëren peuterplaatsen;

    • c.

      de aangevraagde activiteiten reeds door een ander overheidsorgaan wordt bekostigd of hiervoor middelen vanuit een ander overheidsorgaan kunnen worden verstrekt;

    • d.

      de aanvraag is gedaan ten behoeve van (ondersteuning op) scholen die de afgelopen drie jaar geen schoolgewicht hebben van gemiddeld 30 of hoger.

Artikel 7.5 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in deze deelregeling een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:

    • a.

      Verplichtingen op grond van de SiSa-regels met betrekking tot de inhoudelijke verantwoording en het financiële verslag;

    • b.

      De verplichting dat de subsidieontvanger na een periodiek of signaalgestuurd onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van het VVE-aanbod, de gemeente actief informeert over de beoordeling van de inspecteur. Bij geconstateerde tekortkomingen stelt de subsidieontvanger de gemeente op de hoogte van de inhoud van het herstelplan.

Jaarlijkse subsidies peuteropvang en VVE

Artikel 7.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan jaarlijks worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      Opvang en VVE voor (doelgroep)peuters van tweeëneenhalf jaar tot het moment dat de (doelgroep)peuter naar de basisschool uitstroomt.

  • 2. De activiteiten dienen bij te dragen aan een of meer van de volgende doelstellingen:

    • a.

      Een zo groot mogelijke deelname aan voorschoolse voorzieningen (waaronder voor- en vroegschoolse educatie) door doelgroeppeuters;

    • b.

      Kwalitatief goede voorschoolse educatie met daarbij aandacht voor peuters met een zorgbehoefte;

    • c.

      Een financieel laagdrempelige toegang voor peuteropvang.

Artikel 7.7 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het bezettingsformulier dat wordt verstrekt door de gemeente.

Artikel 7.8 Procedurebepalingen

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de ASV dient een aanvraag om subsidie op grond van deze deelregeling door het college te zijn ontvangen vóór 1 november van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 7.9 Berekening van de subsidie

  • 1. Het college stelt vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar het normtarief, het uurtarief regulier, en het uurtarief VVE vast.

  • 2. Het college stelt jaarlijks vóór 1 oktober de inkomensafhankelijke ouderbijdrage vast voor het volgende kalenderjaar. Deze bijdrage is gebaseerd op het maximumtarief van de kinderopvangtoeslag.

  • 3. De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal uren dat deze peuters gebruik maken van reguliere en VVE peuterplaats op de peildata zoals bepaald in artikel 7.9 lid 1 van deze subsidieregeling.

  • 4. De hoogte van de subsidie wordt als volgt bepaald:

    • a.

      per bezette reguliere peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) maal het vastgestelde uurtarief regulier minus de ouderbijdrage.

    • b.

      per bezette reguliere peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag: het koptarief voor 320 uur (8 uur x 40 weken).

    • c.

      per bezette VVE peuterplaats in de peuteropvang voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar maal het vastgestelde uurtarief VVE minus de ouderbijdrage en 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar maal het vastgestelde uurtarief voor VVE.

    • d.

      per bezette VVE peuterplaats in de peuteropvang voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag: 320 uur (8 uur x 40 weken) het koptarief en 320 uur (8 uur x 40 weken) per jaar het vastgestelde uurtarief voor VVE.

    • e.

      per bezette VVE peuterplaats in de kinderdagopvang voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag: de meerkosten VVE.

  • 5. Houders innen zelf de ouderbijdragen en zijn verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 7.10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. Het college kan, in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling, aan het verlenen van de subsidie voor activiteiten zoals genoemd in artikel 7.6 de volgende verplichtingen verbinden:

    • a.

      In de eerste maand na elk kwartaal (januari, april, juli en oktober) legt de houder een tussentijdse verantwoording af over het gemiddelde gebruik van peuterplaatsen in het afgelopen kwartaal, uitgesplitst naar peuterplaatsen regulier, peuterplaatsen VVE en ouders met en zonder kinderopvangtoeslag, en de gemiddelde (netto) ouderbijdragen per maand voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag.

    • b.

      Het college kan een standaard bezettingsformulier vaststellen dat door de subsidieontvanger moet worden gebruikt voor het indienen van de kwartaalverantwoording zoals genoemd in artikel 7.10 lid 1 van deze subsidieregeling.

    • c.

      De houder verleent doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen plaatsen.

    • d.

      Houder van in de gemeente gevestigde locaties geeft peuters die woonachtig zijn in de gemeente voorrang bij plaatsing op beschikbaar gekomen plaatsen.

    • e.

      Houder registreert doelgroeppeuters in de VVE-monitor van JGZ Kennemerland.

    • f.

      Houder past een door het college vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

    • g.

      Houder heeft per locatie een aantoonbare samenwerking met tenminste een basisschool, met aandacht voor invulling van de doorgaande leerlijn voor (doelgroep)peuters.

Artikel 7.11 Heroverweging van de subsidie

Indien na verantwoording blijkt dat het aantal geplaatste peuters afwijkt van het in de beschikking opgenomen aantal, kan een heroverweging van de subsidie plaatsvinden. Mocht de heroverweging leiden tot een wijziging van de subsidieverlening, dan ontvangt de houder een vervangend besluit van het college.

Jaarlijkse subsidies Onderwijsachterstanden

Artikel 7.12 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende jaarlijkse activiteiten die bijdragen aan:

    • a.

      toeleiding en monitoring van deelname door doelgroeppeuters aan VVE; en/of

    • b.

      het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar; en/of

    • c.

      het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid); en/of

    • d.

      het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden.

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      gericht te zijn op preventie en vermindering van onderwijsachterstanden op het gebied van taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling; en

    • b.

      zoveel mogelijk in harmonie te zijn met initiatieven en activiteiten in gemeenten Heemskerk en Velsen.

Artikel 7.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie op basis van een deel van de doeluitkering van de rijksoverheid voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.

  • 2. Indien honorering van alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen en die niet worden geweigerd op grond van de ASV of deze subsidieregeling, zou leiden tot een overschrijding van het subsidieplafond, worden de aanvragen op basis van een prioriteitenlijst gerangschikt.

  • 3. De volgorde op deze prioriteitenlijst wordt in aflopend gewicht bepaald door de mate waarin de activiteit bijdraagt aan:

    • a.

      toeleiding en monitoring van deelname door doelgroeppeuters aan VVE;

    • b.

      het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar;

    • c.

      het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid);

    • d.

      logopedische screening van alle 5-jarigen;

    • e.

      het creëren van een passend aanbod om onderwijsachterstanden te voorkomen dan wel terug te dringen.

  • 4. Subsidieaanvragen voor activiteiten op grond van artikel 7.14 lid 3 onder e worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen.

Artikel 7.14 Aanvullende verplichtingen per categorie

Het college kan in aanvulling op artikel 1.9 van deze subsidieregeling aan het verlenen van de subsidie voor activiteiten zoals genoemd in artikel 7.12 van deze subsidieregeling per onderstaande categorie een of meer van de volgende verplichtingen verbinden:

  • 1.

    Het versterken van een doorgaande leerlijn 2-13 jaar:

    • a.

      er is een coördinator VVE werkzaam die verantwoordelijk is voor het leggen en onderhouden van contacten met de voor- en vroegschool en gerichte activiteiten onderneemt om de kwaliteit van de doorgaande lijn te verbeteren;

    • b.

      de coördinator heeft zicht op proceskwaliteit VVE, het systeem van kwaliteitszorg en zet partijen aan tot (het formuleren en vastleggen van) eigen ambities en doelen;

    • c.

      VVE-koppels zorgen voor een duidelijke structuur voor gezamenlijk overleg;

    • d.

      VVE-koppels zorgen voor inbedding en borging van bereikte resultaten in de gezamenlijke vormgeving van de doorgaande lijn;

    • e.

      VVE-koppels brengen jaarlijks de samenwerking in beeld.

  • 2.

    Het intensiveren van de samenwerking met ouders (ouderbetrokkenheid):

    • a.

      VVE-koppels met een Ouderkamer werken samen met partnerorganisaties en hebben over de rol en bijdrage van het onderwijs aan de Ouderkamer een samenwerkingsovereenkomst gesloten.

  • 3.

    Het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden - voor de activiteit logopedische screening:

    • a.

      de activiteit heeft een onafhankelijk karakter: er bestaat geen relatie tussen de screenende logopedist en de behandelend logopedist;

    • b.

      er wordt samengewerkt met de Jeugdgezondheidszorg.

Eenmalige subsidies Onderwijsachterstanden

Artikel 7.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor eenmalige activiteiten die een stimulans geven en bijdragen aan het creëren van een passend aanbod ter preventie of vermindering van onderwijsachterstanden.

  • 2. De activiteiten dienen:

    • a.

      gericht te zijn op preventie en vermindering van onderwijsachterstanden op het gebied van taalontwikkeling, rekenen, motoriek of sociaal-emotionele ontwikkeling; en

    • b.

      zoveel mogelijk in harmonie te zijn met initiatieven en activiteiten in gemeenten Heemskerk en Velsen.

Artikel 7.16 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie op basis van een deel van de doeluitkering van de rijksoverheid voor de bestrijding van onderwijsachterstanden.

  • 2. Subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden behandeld op volgorde van binnenkomst van complete aanvragen, totdat het subsidieplafond is bereikt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of meerdere artikelen van deze subsidieregeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing, gelet op het doel of de strekking van deze regeling dan wel het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de volgende regelingen:

    • -

      Nadere regels Jeugdsportsubsidie;

    • -

      Nadere regels Peuteropvang en VVE Beverwijk 2022.

  • 2. Deze subsidieregeling is van toepassing op de na datum inwerkingtreding ingediende subsidieaanvragen die betrekking hebben op activiteiten vanaf kalenderjaar 2024.

  • 3. Op aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór de datum genoemd in lid 2 blijven de bepalingen van de nadere regels zoals genoemd in lid 1 van toepassing.

Artikel 8.3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling Samenleving Beverwijk’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de B&W vergadering d.d. 4 juli 2023

burgemeester en wethouders van Beverwijk,

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting Subsidieregeling Samenleving Beverwijk

Algemene toelichting

Deze toelichting hoort bij de Subsidieregeling Samenleving Beverwijk (verder: de Subsidieregeling). De toelichting bevat eerst een inleiding. Daarna is per artikel, waar nodig, toegelicht hoe de regeling gelezen moet worden.

Inleiding

Gemeente Beverwijk (het college) verstrekt eenmalige en jaarlijkse subsidies aan verschillende (maatschappelijke) organisaties en particulieren die activiteiten organiseren op de verschillende beleidsthema’s. Het grootste deel van de subsidies zit in de uitvoering van het sociaal domein. Deze subsidieregeling is een uitwerking daarvan.

Subsidies worden verstrekt om bepaalde maatschappelijke effecten te bereiken. Subsidies zijn bedoeld om bij te dragen aan maatschappelijke doelen die door het gemeentebestuur zijn vastgelegd. Subsidies worden alleen toegekend:

  • -

    als het college van mening is dat de activiteiten in het belang zijn van de gemeente en haar inwoners (gericht op de inwoners van en/of ten goede komen aan de inwoners van de gemeente),

  • -

    de activiteiten passen in het door de raad geformuleerde beleid, en

  • -

    als ze door het college als subsidiabel zijn bevonden.

Deze subsidieregeling is gericht op het financieel ondersteunen van activiteiten in het sociaal domein. Het gaat om activiteiten die bijdragen aan de beleidsdoelen die de gemeente wil bereiken en die zijn beschreven in de verschillende beleidsnota’s in het sociaal domein. De financiële middelen daarvoor zijn in de gemeentebegroting opgenomen. Het beleid staat op de website van de gemeente: https://www.beverwijk.nl/vastgesteld-beleid.

Deze subsidieregeling heeft twee belangrijke doelen:

  • -

    De subsidieregeling geeft richtlijnen aan de aanvrager. Aanvragers van subsidie kunnen in dit document zien wat voor activiteiten in aanmerking komen voor subsidie en aan welke overige voorwaarden de subsidieaanvraag moet voldoen. Het is voor aanvragers van subsidie belangrijk om in hun subsidieaanvraag goed uit te leggen waarom zij denken in aanmerking te komen voor een subsidie.

  • -

    De subsidieregeling biedt een transparant toetsingskader bij de gemeentelijke beoordeling van subsidieaanvragen en de verdeling van de middelen. Doelmatigheid en rechtmatigheid zijn twee belangrijke uitgangspunten die de gemeente hanteert in het gehele subsidieproces. Subsidieontvangers weten door de subsidieregeling beter waar ze aan toe zijn en kunnen gemakkelijker gelijk worden behandeld.

Begroting

De gemeente Beverwijk juicht initiatieven vanuit de samenleving toe maar is wel beperkt door de gemeentelijke begroting. Dat betekent ook dat jaarlijks keuzes gemaakt moeten worden en dat subsidies worden verstrekt met het oog op het bereiken van de vastgestelde beleidsdoelen.

Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk (ASV) en Subsidieregeling Samenleving Beverwijk

In 2022 is de geactualiseerde Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk (ASV) vastgesteld. De ASV beperkt zich tot de hoofdlijnen qua proces. Deze subsidieregeling bevat de nadere regels voor subsidies in het sociaal domein en is een nadere uitwerking van de ASV. De subsidieregeling bevat een zo concreet mogelijk afwegingskader om te toetsen of de activiteiten uit de aanvraag voor subsidie in aanmerking komen. Voor zover in deze subsidieregeling niet anders is bepaald, zijn óók de bepalingen van de ASV van toepassing. De subsidieregels bevatten een uitwerking van een subsidie op een bepaald beleidsthema en kunnen rechten en plichten, maar ook voorwaarden voor de subsidieontvanger bevatten. De subsidieregels zijn bindend voor de subsidieontvanger.

Toetsing van de aanvraag

Subsidieaanvragen zullen worden getoetst aan de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de ASV, de subsidieregeling en het beleidskader. Met deze subsidieregeling geven we duidelijkheid over de subsidieverlening. Ook zal hierdoor sprake zijn van een betere aansluiting tussen de gewenste maatschappelijke effecten, de gemeentelijke beleidsdoelen en gesubsidieerde activiteiten.

Integraal werken

Gemeente Beverwijk wil integraal werken, samen met organisaties en inwoners. En ruimte bieden aan initiatieven van buiten. Dit betekent ook iets voor de subsidie-instrumenten en -budgetten. Daarin moet ruimte zijn voor flexibiliteit, creativiteit en innovatie. We vragen organisaties om steeds meer samen te werken en grenzen te doorbreken. In deze subsidieregeling is ook aandacht voor aanvragen die meerdere beleidsthema’s raken.

Begrotingssubsidies

Voor de zogenoemde begrotingssubsidies (artikel 4:23 lid 1 onder c Awb) waar sprake is van één subsidieontvanger die genoemd wordt op de begroting, zijn in principe geen nadere regels vastgelegd. Het is geoorloofd om deze subsidies zonder ‘wettelijke grondslag’ te verstrekken mits de subsidieontvanger en het maximale bedrag nadrukkelijk op de begroting zijn opgenomen.

Subsidieplafonds

Voor een aantal subsidies in deze subsidieregeling stelt het college jaarlijks subsidieplafonds vast. Voor de meeste subsidieplafond stelt het college de subsidieplafonds vast ná het vaststellen van de begroting door de gemeenteraad (maar in ieder geval vóór 1 januari van het nieuwe kalenderjaar). Dit besluit wordt na vaststelling gepubliceerd. De vastgestelde subsidieplafonds zijn ook op de website (bij subsidies) terug te vinden. Bij het verstrekken van deze subsidie mag het subsidieplafond niet worden overschreden. Bij overschrijding dient de subsidie op basis van het subsidieplafond te worden geweigerd (artikel 4:15 lid 2 Awb).

Bij een verdeling waarbij geldt ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ geldt het volgende bij incomplete aanvragen: wanneer de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag is aangevuld. Het kan dus voorkomen dat een later ingediende aanvraag alsnog voorrang krijgt omdat die aanvraag eerder compleet is.

Inhoudsopgave

De Subsidieregeling Samenleving bestaat uit meerdere deelregelingen die zijn geschreven voor de verschillende beleidsthema’s.

Toelichting per artikel

Voor zover een artikel om een toelichting vraagt, is deze hieronder gegeven.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In deze subsidieregeling is ervoor gekozen om zoveel mogelijk te harmoniseren. De bepalingen die van toepassing zijn op alle subsidies op alle beleidsthema’s, zijn dan ook in hoofdstuk 1 van deze subsidieregeling onder ‘algemene bepalingen’ opgenomen. Deze ‘algemene bepalingen’ gelden dan ook voor alle deelregelingen die in de opvolgende hoofdstukken zijn opgenomen tenzij hiervan nadrukkelijk wordt afgeweken. Ook kunnen deze algemene bepalingen worden toegepast op overige subsidies in het sociaal domein waarvan de wettelijke grondslag niet in deze subsidieregeling is opgenomen.

In de deelregelingen kan ook weer sprake zijn van algemene bepalingen die betrekking hebben op de subsidies op dat specifieke beleidsthema. Die bepalingen staan dan aan het begin van dat hoofdstuk.

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel zijn definities opgenomen. De definities uit artikel 1 ASV werken ook weer door in deze subsidieregeling.

Artikel 1.2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening 2022 gemeente Beverwijk

In dit artikel is bepaald dat de ASV als procedureverordening op deze subsidieregeling van toepassing is. In de subsidieregeling kan wel van de ASV worden afgeweken. In dat geval wordt dat in de regeling duidelijk vermeld.

Artikel 1.3 Doel subsidieregeling en reikwijdte

Deze subsidieregeling is van toepassing op subsidies in het sociaal domein. Dus niet op subsidies die de gemeente verstrekt op andere terreinen.

Artikel 1.4 Uitgangspunten verstrekken van subsidies

De uitgangspunten die staan beschreven in dit artikel zijn voor de gemeente van groot belang om de vastgestelde beleidsdoelen te kunnen bereiken. In het aanvraagformulier zijn deze vragen verwerkt. De aanvrager moet bij de in te dienen aanvraag dan ook zoveel mogelijk met deze uitgangspunten rekening houden. Welke uitgangspunten van toepassing zijn, is afhankelijk van de te subsidiëren activiteit. Het gaat erom dat aanvragers van een subsidie rekening houden met deze uitgangspunten bij het opstellen van een aanvraag en het uitvoeren van de activiteit(en). Op deze manier worden de uitgangspunten ook verankerd in de werkwijze van aanvragers van een subsidie.

Voor alle uitgangspunten geldt: indien van toepassing. Niet alle uitgangspunten zullen van toepassing zijn op alle subsidies. In de aanvraag zal door de aanvrager toegelicht moeten worden of het uitgangspunt van toepassing is en op welke wijze hieraan invulling is/wordt gegeven.

  • a.

    Toegankelijkheid: de gemeente vindt het belangrijk dat inwoners zoveel mogelijk mee kunnen doen aan de samenleving, ook wanneer zij om wat voor reden dan ook, beperkingen ondervinden. Dat geldt ook voor een aanvrager van een subsidie; deze zal logischerwijs moeten streven naar het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen qua toegang tot de activiteiten. Hierbij kan o.a. worden gedacht aan de toegankelijkheid van accommodaties, ook voor inwoners met een beperking. Maar ook bijvoorbeeld het rekening houden met taalvaardigheid bij het uitnodigen van deelnemers. Toegankelijkheid is een breed begrip, dat zich niet beperkt tot fysieke belemmeringen.

  • b.

    Eigen financiële bijdragen: de aanvrager moet aantonen in hoeverre eigen (organisatie)middelen, contributies, donaties, financiële bijdragen van deelnemers en/of bezoekers dan wel andere inkomsten worden ingezet voor de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De aanvrager dient ook zelf een passende eigen bijdrage te leveren naar aard van de activiteit. Dit gaat dan om een eigen bijdrage van leden, deelnemers en/of bezoekers. Dit is maatwerk en naar oordeel van het college.

  • c.

    Samenwerking: dit gaat over de (inspanningen tot) samenwerking met andere voorzieningen en/of organisaties binnen de gemeente. De gemeente streeft naar zoveel mogelijk samenwerking, passend bij de activiteit. Doel is onder meer om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van activiteiten te bevorderen en zoveel mogelijk inwoners daarvan te laten profiteren. Samenwerking tussen organisaties kan daaraan een goede bijdrage leveren.

  • d.

    Fondsenwerving en co-financiering: De aanvrager moet aantonen welke inspanningen zijn verricht voor het verwerven van financiering via sponsoring, particuliere- en/of goede doelen-fondsen, subsidieregelingen van andere overheden of crowdfunding en welke resultaten dat naar verwachting oplevert. De gemeente bekijkt in hoeverre andere bronnen van inkomsten beschikbaar zijn en in hoeverre de aanvrager zelf actief op zoek is geweest naar alternatieve inkomenstenbronnen. In bepaalde gevallen, afhankelijk van de aard van de activiteit, worden subsidies zoveel mogelijk verleend wanneer sprake is van co-financiering (geen 100% subsidie vanuit de gemeente).

  • e.

    Kennis en ervaring: in sommige gevallen is specifieke kennis en ervaring vereist. Dit geldt zeker voor professionals. Maar ook een vrijwilligersorganisatie moet goed zijn toegerust zodat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, kwalitatief goed kunnen worden uitgevoerd.

  • f.

    Participatie en draagvlak: dit uitgangspunt gaat over het draagvlak voor een activiteit en het betrekken van bijvoorbeeld de buurt of een bepaalde doelgroep bij een initiatief. De gemeente vindt het belangrijk dat activiteiten waar mogelijk met, door en voor inwoners tot stand komen en aansluiten bij hun wensen en behoeften. We vragen ook subsidieaanvragers daar zoveel mogelijk rekening mee te houden bij de opzetten, voorbereiden en uitvoeren van activiteiten.

Artikel 1.5 Bij de aanvraag in te dienen gegevens

In artikel 8 van de ASV staan de algemene indieningseisen opgenomen. Aanvullend daarop geldt nog deze indieningseis. Dit is verwerkt in het aanvraagformulier. Zie verder onder artikel 1.4.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

Deze aanvullende weigeringsgronden gelden bovenop de weigeringsgronden uit artikel 4:35 van de Awb en artikel 11 ASV.

Eerste lid

Als één of meer weigeringsgronden van toepassing zijn, moet de aanvraag worden geweigerd. In de deelregelingen kunnen per beleidsveld nog specifieke aanvullende weigeringsgronden gelden.

Onderdeel a: subsidies zijn bedoeld om bepaalde activiteiten te stimuleren, deze stimulans is niet echt nodig als de aanvrager al is begonnen met activiteiten voordat een aanvraag is ingediend. Ook kan dit te late subsidieaanvragen in de hand werken en bovendien niet eerlijk zijn ten opzichte van aanvragers die wel tijdig (voor aanvang activiteiten) een aanvraag indienen. Het kan de gemeente of de aanvrager voor voldongen feiten stellen (de uitvoering van de activiteit is al gestart en er zijn al kosten gemaakt) en onvoldoende ruimte bieden voor een zorgvuldige afweging.

Onderdeel c: het gaat hier niet over dat een activiteit niet zou passen binnen een beleidsdoel (dit betreft de weigeringsgrond uit artikel 11 lid 1 onder b van de ASV). Het gaat erom dat het college, de aanvraag afwegend, van oordeel is dat de activiteit onvoldoende bijdraagt aan het beleidsdoel.

Onderdeel e: een te hoog bedrag of te hoog aantal uren kan bijvoorbeeld blijken uit vergelijking met informatie uit open bronnen (waaronder internet) of eerdere ervaringen. Dit is naar oordeel van het college. Wat betreft kosten die niet in verhouding staan tot resultaten: het kan dan bijvoorbeeld gaan om kosten die niet in verhouding staan tot of niet nodig zijn voor de gewenste activiteiten of voor het gewenste publieksbereik (bijvoorbeeld veel kosten voor een naar verhouding te kleine groep deelnemers). Ook dit volgt vaak uit een vergelijking met een soortgelijke activiteit.

Onderdeel f: een activiteit mag niet gericht zijn op het behalen van winst. Wel kan een organisatie met winstoogmerk een activiteit uitvoeren, maar op de gesubsidieerde activiteit mag geen winst worden gemaakt.

Tweede lid

In dit geval kan de aanvraag worden geweigerd wanneer niet voldaan wordt aan een van de uitgangspunten uit artikel 1.4 van de subsidieregeling. De uitgangspunten uit artikel 1.4 zijn vooral inspanningsverplichtingen. Indien de aanvrager een of meer van de uitgangspunten wel kan toepassen, maar dit nalaat, en dit gevolgen heeft voor de doelmatigheid van de besteding van de subsidie, kan de aanvraag op grond hiervan worden geweigerd.

Artikel 1.7 Berekening van de subsidie

In beginsel wordt uitgegaan van het 100% subsidiëren van subsidiabele kosten. In artikel 1.8 (subsidiabele kosten) zijn de subsidiabele kosten voor deze subsidieregeling in het algemeen bepaald. In de specifieke deelregeling per beleidsthema is dit mogelijk verder aangevuld.

Bij de voorlopige toekenning van de subsidies wordt, als de gemeentebegroting voor het betreffende jaar nog niet is vastgesteld, vermeld dat de hoogte van de subsidie afhankelijk is van het vaststellen van de begroting. Voor sommige regelingen geldt ook een vastgesteld subsidieplafond.

Artikel 1.8 Subsidiabele kosten

Subsidiëring vindt plaats op basis van kostprijs van de activiteit zoals bijvoorbeeld personeelskosten, huisvestingskosten, tarief voor openstelling, inzet van professionals, materiaalkosten etc. Bij de kostprijs van een professional wordt rekening gehouden met een marktconform tarief van de professional. De gemeente kan verzoeken om een onderbouwing hiervan. Dit artikel bepaalt ook wat niet tot de subsidiabele kosten wordt gerekend.

Eerste lid

Kosten die door derden zijn of worden gedragen, komen vanzelfsprekend niet voor subsidie in aanmerking. Daarnaast moet duidelijk zijn dat de kosten direct gerelateerd zijn aan de activiteiten. Ook moeten de kosten aantoonbaar noodzakelijk zijn. De gemeente kan verzoeken om de noodzakelijkheid van kostenposten aan te tonen. Indien de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt (of kan beschikken) om de beoogde activiteit(en) te kunnen uitvoeren, dan wordt niet aan dit criterium voldaan.

Tweede lid

De gemeente subsidieert niet de exploitatiekosten van een (deel van een) gebouw indien dat deel niet wordt gebruikt voor de gesubsidieerde activiteiten. Onderhoudskosten moeten dan ook gerelateerd zijn aan (een deel van) het gebouw dat nodig is voor het uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten. Als onderhoud van een gebouw nodig is om de gesubsidieerde activiteiten te kunnen blijven uitvoeren, moeten deze activiteiten wel in verhouding staan tot deze kosten. Oftewel, volledige huisvestings- of onderhoudskosten van een accommodatie kunnen niet onder een subsidie vallen als de accommodatie maar een deel van de tijd wordt gebruikt voor de door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Derde lid

Het moet voor de gemeente duidelijk zijn welke kosten worden gemaakt. Een post ‘onvoorzienbaar’ op de begroting is voor de gemeente niet te herleiden. De aanvrager wordt hiermee verzocht die kosten te specificeren.

Artikel 1.9 Verplichtingen

Eerste lid

Wanneer de subsidieontvanger iets moet doen of nalaten in verband met de subsidie,

dan spreekt men van verplichtingen. Het stellen van nadere eisen aan de vorm, de inhoud en de omvang van de activiteiten is bedoeld om de beleidsdoelstellingen te kunnen bereiken en een rechtmatige en doelmatige besteding van subsidiegelden.

Deze verplichtingen kunnen worden opgelegd naast de verplichtingen die zijn opgenomen in artikel 14 lid 1 en artikel 15 tot en met 18 van de ASV. De verplichtingen die van toepassing zijn, worden opgenomen in de subsidiebeschikking. Bij de verantwoording van de subsidie (vóór de vaststelling van de subsidie in een beschikking) wordt beoordeeld of aan de gestelde verplichtingen is voldaan.

Onderdeel a: de VOG is bij de eerste werkzaamheden niet ouder dan drie maanden en is tot vijf jaar na afgifte geldig.

Onderdeel b: dit kan zijn via de lokale krant, lokale omroep, lokale organisaties, social media, website, mond-tot-mond via contactpersonen, etc. Dit alles in redelijke verhouding tot de te organiseren activiteit.

Onderdeel c: de gemeente vraagt de subsidieontvanger om in publiciteit over de gesubsidieerde activiteit(en) (programma’s, agenda’s, affiches, persberichten, etc.) te vermelden dat de activiteit (mede) dankzij financiële steun van de gemeente Beverwijk mogelijk is gemaakt. De subsidieontvanger kan daarbij gebruik maken van het logo van de gemeente Beverwijk.

Onderdeel d en e: de verantwoordelijkheid voor het naleven van deze verplichtingen ligt bij de aanvrager. De gemeente zal niet op voorhand toetsen of een aanvrager voldoende verzekerd is of alle vergunningen heeft. Bij verzekeringen kan worden gedacht aan aansprakelijkheids-, inboedel-, brandverzekering etc. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het op orde hebben van de benodigde toestemmingen en verzekeringen. Deze laatste verplichting volgt ook uit artikel 4:37 lid 1 onder d Awb (de te verzekeren risico’s).

Onderdeel f: dit is inclusief tevredenheidsonderzoeken en evaluaties. De gemeente heeft op grond van wetten of regelingen ook vaak de plicht om tevredenheid of resultaten te monitoren en heeft daarvoor de medewerking van de subsidieontvanger nodig.

Onderdeel g: het gaat hier vooral om het delen van informatie op bijvoorbeeld een evenement van de gemeente of een symposium, om ook andere partners te informeren. Op die manier kan het beleidsdoel waarop de activiteit betrekking heeft, nog beter worden bereikt.

Tweede lid

Op grond van artikel 4:38 lid 1 van de Awb kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die gaan over het bereiken van het doel van de subsidie. Het gaat hier dan om verplichtingen die niet genoemd zijn in de Awb, ASV of in deze subsidieregeling. De verplichtingen mogen alleen doelgebonden zijn, dus zijn nodig om het doel te bereiken.

Artikel 1.10 Opschortende voorwaarde en uitbetaling subsidie

Voor sommige subsidies is van belang dat er nog toestemming (zoals een vergunning) moet worden verleend. Deze opschortende voorwaarde heeft geen betrekking op een doen of nalaten van de gemeente Beverwijk (dit is op grond van de Awb uitgesloten). Dit artikel heeft dan eerder betrekking op een vergunning van een andere overheid. In dat geval kan aan de subsidiebeschikking deze opschortende voorwaarde worden verbonden.

Artikel 1.11 Doorwerking voorwaarden hogere overheid

In sommige gevallen ontvangt de gemeente specifieke uitkeringen of subsidies van de Rijksoverheid of de provincie Noord-Holland met het oog op het uitvoeren van een bepaalde activiteit. Dit worden ook wel zogenoemde ‘doorgeef’-subsidies genoemd. Voor deze te subsidiëren activiteiten is in dat geval een wet of hogere regeling opgesteld. Een actueel voorbeeld is de brede SPUK regeling (doeluitkering vanuit de Rijksoverheid voor het bevorderen van sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis). De Rijksoverheid geeft vanuit die regeling middelen aan de gemeente om de in die regeling genoemde activiteiten te laten uitvoeren en/of de genoemde doelen te bereiken.

In de wet of regelingen zijn dan vaak voorwaarden opgenomen waaraan de gemeente moet voldoen. Vervolgens kan de gemeente vanuit die middelen subsidie verlenen aan een derde om de activiteiten uit te laten voeren. Die voorwaarden gelden door toepassing van dit artikel ook voor de uiteindelijke subsidieontvangers en kunnen dan ook in de subsidiebeschikking worden overgenomen. De gemeente Beverwijk moet immers aan het eind van een periode deze middelen aan die hogere overheid verantwoorden.

In voorkomende gevallen zal de gemeente nog een lokale subsidieregeling opstellen.

Artikel 1.12 Aanvraag met meerdere beleidsthema’s

Het komt voor dat een aanvraag meerdere beleidsthema’s raakt. Bijvoorbeeld een sportactiviteit voor de jeugd. Het is aan de gemeente om de aanvraag naast deze deelregelingen te leggen en te beoordelen aan welke regels in dat geval moet worden voldaan om het doel te bereiken. Omdat dit maatwerk is - waarbij stapeling van regels moet worden voorkomen - en dit niet van tevoren kan worden bepaald, geeft dit artikel de bevoegdheid om dat bij de beoordeling van de aanvraag te bepalen. Op die manier kan ook recht worden gedaan aan initiatieven uit de samenleving die niet per definitie passen binnen één deelregeling.

Artikel 1.13 Verdeling van een subsidieplafond

In artikel 5 van de ASV is bepaald dat de verdeling van een subsidieplafond in de subsidieregeling wordt opgenomen. In deze subsidieregeling is de verdeling van subsidieplafonds onder verschillende deelregelingen opgenomen. Dit artikel biedt de ruimte om voor subsidieplafonds waarvoor nog geen verdeling in deze subsidieregeling is bepaald, deze verdeling gelijktijdig met het subsidieplafond vast te stellen en te publiceren. Op die manier is de verdeling voor aanvragers transparant.

Hoofdstuk 2 Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Dit hoofdstuk gaat over voorzieningen die inwoners helpen om mee te kunnen doen (participatie) in de samenleving. In die gevallen waar inwoners dat op eigen kracht, of met hulp van hun naasten, niet meer kunnen. Bijvoorbeeld door een beperking, door armoede of schulden, door taalachterstand of gezondheidsachterstanden. Daarnaast gaat het om sociale samenhang en leefbaarheid in een buurt, wijk of dorp.

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

Algemene bepalingen Maatschappelijke ondersteuning en participatie

Artikel 2.2 Doel en reikwijdte

Eerste lid

De wet betreft hier de wettelijke taken op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Participatiewet en de Wet publieke gezondheid.

De gemeente Beverwijk gaat uit van de volgende basis met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning:

  • 1.

    De gemeente gaat uit van zelfredzaamheid van inwoners van gemeente Beverwijk

  • 2.

    Indien inwoners ondersteuning nodig hebben, wordt een beroep gedaan op de eigen omgeving

Als verdere ondersteuning noodzakelijk is, kunnen inwoners gebruik maken van algemeen toegankelijke voorzieningen en/of (wanneer dat nodig is) van maatwerkvoorzieningen.

Tweede lid

Onderdeel a: ‘Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team’ is gericht op ondersteuning van de individuele inwoner. Deze ondersteuning bestaat uit informatie, advies en korte ondersteuning die inwoners helpt zo zelfredzaam mogelijk te zijn en de daarvoor benodigde zorg en hulp te vinden en te krijgen. Het gaat om laagdrempelig advies en hulp op verschillende terreinen zoals geldzorgen, welzijn, zorg, woonsituatie, opvoeding en sociale contacten.

De Wmo geeft gemeenten de plicht om deze cliëntondersteuning goed te regelen. De wet noemt in dat verband met name de toegankelijkheid, de onafhankelijkheid, de integraliteit, de beschikbaarheid en de bekendheid van cliëntondersteuning.

Onderdeel d: ‘Sociale cohesie, welzijn en participatie’ is meer gericht op groepen.

Derde lid

Onderdeel b: algemeen toegankelijke voorzieningen: De gemeente ondersteunt inwoners van jong tot oud die dat nodig hebben, om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en mee te kunnen doen in de samenleving. Dit is geregeld in de Wmo en de Jeugdwet. Hiervoor zijn voorzieningen beschikbaar die voor alle inwoners, dus zonder onderzoek of indicatie, vrij toegankelijk zijn. Voorbeelden zijn: een boodschappendienst, een buurt- of dorpshuis, een ontmoetingsruimte of activiteiten voor mensen die eenzaam zijn; ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers, maatschappelijk werk, etc.

Dit als onderscheid met een maatwerkvoorziening die gericht is op het individu en waarvoor men een indicatie/beschikking krijgt.

Onderdeel c: maatschappelijke partners zijn samen met de gemeente verantwoordelijk voor de algemeen toegankelijke voorzieningen binnen de gemeente Beverwijk.

Artikel 2.3 Aanvullende verplichtingen

Om te kunnen beoordelen of de subsidie het gewenste effect heeft, zal een subsidieontvanger in voorkomende gevallen die effecten moeten monitoren waaronder (maar niet beperkt tot):

  • o

    de tevredenheid van ontvangers (bijvoorbeeld mantelzorgers of vrijwilligers of cliënten) over de activiteiten, of over de accommodatie (geschiktheid, toegankelijkheid, veiligheid);

  • o

    de tevredenheid van inwoners over (verbetering van) de sociale samenhang en leefbaarheid in hun buurt, wijk of dorp;

  • o

    de ontwikkelingen in dat beleidsveld (zoals verschuiving in problematiek van cliënten, mantelzorgers, vrijwillige inzet bij organisaties, clubs en verenigingen; of (groepen) inwoners).

Deze informatie zal niet op persoonsniveau maar in algemene zin moeten worden verstrekt.

En heeft voor de gemeente ook als doel om te bepalen over aanpassing of bijsturing van het beleid nodig is.

Jaarlijkse subsidies Cliëntondersteuning, maatschappelijk werk en sociaal team

Deze subsidies hebben betrekking op volwassen inwoners van de gemeente Beverwijk, inclusief de gezinssituatie. Activiteiten en ondersteuning specifiek gericht op de jeugdige zijn opgenomen in hoofdstuk 6 van deze subsidieregeling.

Artikel 2.4 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel b: er is geen strakke scheidslijn tussen kortdurend en langdurige ondersteuning. Doel is het zoveel mogelijk voorkomen van zwaardere zorg. Door laagdrempelig ondersteuning aan te bieden, een aantal huisbezoeken en een brede vraagverheldering. Als de problematiek te ingewikkeld is of wordt en kortdurende ondersteuning niet (meer) volstaat, dan volgt een doorverwijzing naar gerichte zorg of ondersteuning. Daarbij wordt uitgegaan van ‘warme overdracht’ van de cliënt.

Artikel 2.5 Doelgroep

Het gaat erom dat de aanvrager verstand en ervaring heeft van/met het uitvoeren van de activiteiten.

Jaarlijkse subsidies Mantelzorgondersteuning

Artikel 2.7 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel b: bijvoorbeeld inwoners met een niet-Westerse achtergrond.

Onderdeel c: met het doel dat werkgevers zich ervan bewust zijn dat er werknemers zijn die klem kunnen komen te zitten met mantelzorg en werk. En passende maatregelen nemen om dat te voorkomen.

Artikel 2.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

De verdeling van deze subsidie wordt verstrekt op basis van een subsidietender. Door een openbare subsidietender is de opdracht voor alle relevante ondernemers (aanvragers) toegankelijk. De subsidietender wordt op dit moment 1 keer per 4 jaar gehouden.

Vijfde lid

De gewogen factormethode werkt als volgt:

De scores op de beschikkingscriteria (artikel 2.11) worden vermenigvuldigd met het maximaal aantal punten die behaald kunnen worden voor het betreffende beschikkingscriteria. Per aanvrager worden de gewogen scores opgeteld. De aanvrager met het hoogste aantal behaalde punten voor alle beschikkingscriteria gezamenlijk is de winnende aanvrager. Bij gelijke score geeft de score behaald op het beschikkingscriterium K7 (zie artikel 2.11) de doorslag. Wanneer er dan nog sprake is van een gelijke score vindt loting plaats. De aanvragers met een lagere score (niet winnende aanvragers), ontvangen een gemotiveerde afwijzing in de vorm van een subsidieverleningsbesluit. Met daarin ook opgenomen de redenen van toekenning van andere aanvragen.

Artikel 2.11 Wegingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld op deze wegingscriteria op grond van de subsidietender.

K1. Netwerkversterking en Ondersteuning

De mantelzorgers kunnen terugvallen op ondersteuning vanuit hun eigen netwerk.

Organisaties die te maken hebben met mantelzorgers kennen elkaar goed, werken nauw samen en zorgen dat elke hulpvraag bij de juiste organisatie terecht komt.

De mantelzorgers met (dreigende) overbelasting weten waar zij terecht kunnen met hun hulpvraag en krijgen passende ondersteuning. Bij de gemeente Beverwijk kan ondersteuning ook bestaan uit bemiddeling naar ‘hulp bij het huishouden voor mantelzorgers’.

K2. Moeilijk bereikbare mantelzorgers

Er wordt een plan van aanpak voor jonge mantelzorgers en een plan van aanpak voor mantelzorgers met een niet-westerse achtergrond opgesteld. Met als uitgangspunten dat er actief contact is met moeilijk bereikbare mantelzorgers en een erkenning voor jonge mantelzorgers van hun omgeving (ook leeftijdsgenoten).

K3. Mantelzorgvriendelijk werkgeverschap

De werkgevers hebben hun medewerkers die ‘mantelzorger zijn’ in beeld en ontwikkelen en implementeren een mantelzorgvriendelijk personeelsbeleid.

Daarbij worden de werkgevers passend en naar behoefte ondersteund.

K4. Respijtzorg en respijtvrijwilligers

De behoefte van mantelzorgers aan respijtzorg is in beeld.

Er is een divers, sluitend en bij mantelzorgers en organisaties bekend aanbod aan vormen en soorten respijtzorg. Daarbij worden de mantelzorgers en hun zorgvragers toe geleid naar de meest passende vorm van respijtzorg. Het stimuleren van respijtzorg via respijtvrijwilligers wordt uitgewerkt door middel van het werven, opleiden en ondersteunen van respijtvrijwilligers.

K5. Mantelzorgwaardering

De uitvoering van de jaarlijkse mantelzorgwaardering door beide gemeenten zal ondersteund worden. Daarbij hoort het opstellen en uitvoeren van de jaarlijkse enquête onder alle aanvragers van de mantelzorgwaardering. En het uitwerken van de enquête in een rapportage aan beide gemeenten.

K6. Inzet mantelzorgconsulent in het Sociaal Team/de Integrale toegang Beverwijk respectievelijk het Serviceplein Heemskerk

Door de inzet van de mantelzorgconsulent wordt aandacht besteed aan de mantelzorger tijdens casuïstiekoverleg. Kennisdeling en deskundigheidsbevordering op het gebied van mantelzorg is bij alle partners in het werkveld bekend. Er vindt afstemming, samenwerking en signaaluitwisseling plaats tussen partners in het werkveld.

En de uitvoering van deze taak sluit aan bij de werkstructuur in de betreffende gemeente.

K7. Casus

Aan de hand van een door de gemeenten aangeleverde casus wordt beoordeeld hoe zij de uitvoering van de steunfunctie mantelzorg verwerken in een praktijksituatie.

Jaarlijkse subsidies stimulering en ondersteuning vrijwillige inzet

Artikel 2.14 Doel en reikwijdte

Vrijwillige inzet is onmisbaar in een participatiesamenleving. Denk aan alle vrijwilligers bij de sportverenigingen, culturele instellingen, scholen en in de welzijnssector en de zorg. De gemeente vindt het daarom van belang dat de vrijwillige inzet wordt gestimuleerd en ondersteund.

Het aanbod van de te subsidiëren partij dient gericht te zijn op ondersteuning van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Daarvoor wil de gemeente een langdurige en bestendige samenwerkingsrelatie aangaan met één partij.

Artikel 2.15 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

De steunfunctie moet de activiteiten bevatten die in het artikel genoemd zijn.

Artikel 2.18 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

De verdeling van deze subsidie wordt verstrekt op basis van een subsidietender. Door een openbare subsidietender is de opdracht voor alle relevante ondernemers (aanvragers) toegankelijk. De subsidietender wordt op dit moment 1 keer per 4 jaar gehouden.

Vijfde lid

De gewogen factormethode werkt als volgt:

De scores op de beschikkingscriteria (artikel 2.19) worden vermenigvuldigd met het maximaal aantal punten die behaald kunnen worden voor het betreffende beschikkingscriteria. Per aanvrager worden de gewogen scores opgeteld. De aanvrager met het hoogste aantal behaalde punten voor alle beschikkingscriteria gezamenlijk is de winnende aanvrager. Wanneer sprake is van een gelijke score vindt loting plaats. De aanvragers met een lagere score (niet winnende aanvragers), ontvangen een gemotiveerde afwijzing in de vorm van een subsidieverleningsbesluit. Met daarin ook opgenomen de redenen van toekenning van andere aanvragen.

Artikel 2.19 Wegingscriteria

De aanvragen worden beoordeeld op deze wegingscriteria.

Jaarlijkse subsidies Sociale cohesie, welzijn en participatie

Deze subsidies gaan over leefbaarheid, ondersteuning van groepen en preventie.

Artikel 2.22 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel d: onder belangenbehartiging wordt nadrukkelijk niet verstaan: het voeren van procedures door of namens inwoners. Het gaat bij belangenbehartiging om het bieden van een platform aan een groep bewoners (bijvoorbeeld een doelgroep zoals ouderen of inwoners met dementie, of inwoners van een dorp of wijk), waarbij sprake is van (het wegnemen van) achterstanden. Ook zal door de subsidieontvanger worden opgehaald bij de doelgroep wat er breed leeft in de samenleving, waar het gaat om lokale onderwerpen. Het moet echt gaan om het behartigen van de algemene belangen van de betreffende groep inwoners.

Onderdeel g: het begrip gezondheid wordt hier breed uitgelegd als 'positieve gezondheid’: dit heeft betrekking op meerdere levensgebieden.

Tweede lid

Dit betreft een “en/en bepaling”.

Onderdeel b: de gemeente verwacht dat organisaties hiertoe actief zo breed mogelijk en sector overschrijdend samenwerken aan de genoemde doelen, zoals dit ook al bij de uitgangspunten (1.4) van de regeling is opgenomen.

Onderdeel c: het gaat over wettelijke taken op het gebied van Wet maatschappelijke ondersteuning, Participatiewet, Jeugdwet en Wet publieke gezondheid, rekening houdend met de raakvlakken met en samenwerking met onder andere onderwijs, sportverenigingen, culturele organisaties, wooncorporaties, politie, handhaving.

Eenmalige subsidies Vernieuwing maatschappelijke ondersteuning

Het doel van dit beleidsthema is om vernieuwende, verrassende, inspirerende ideeën en arrangementen financieel te ondersteunen. De gemeente stimuleert vernieuwing in de hulp en ondersteuning die de gemeente en haar maatschappelijke partners bieden. Met als doel dat inwoners zo veel en zo lang mogelijk zelfredzaam zijn, onderlinge hulp wordt gestimuleerd en het ontstaan van problemen, of verergering daarvan, zoveel mogelijk wordt voorkomen.

Het gaat om een eenmalige subsidie die wordt verstrekt voor een termijn van maximaal twee jaar, conform de bepalingen in de ASV. Hierna dient de activiteit (indien gewenst) in beginsel op eigen kracht voortgezet te kunnen worden.

Artikel 2.24 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Tweede lid

Onderdeel c: bijvoorbeeld het samenhangen van taken op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve activiteiten jeugd, sociale activering etc.

Artikel 2.25 Doelgroep

De doelgroep heeft aantoonbare binding met de regio of gemeente Beverwijk.

Artikel 2.26 Berekening van de subsidie

Per aanvraag kan niet meer dan dit bedrag worden verstrekt. Dit met als doel dat meerdere aanvragen kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 2.27 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

De mogelijkheid om subsidie aan te vragen, wordt verdeeld over twee tijdvakken van 6 maanden om initiatieven te kunnen spreiden. Dit houdt in dat aanvragen vanaf 1 januari van dat kalenderjaar kunnen worden ingediend voor het eerste tijdvak, en vanaf 1 juli van dat kalenderjaar voor het tweede tijdvak. De verdeling is volgens het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.

Artikel 2.28 Aanvullende verplichtingen

Deze mogelijke verplichting is bedoeld om zoveel mogelijk te kunnen profiteren van opgedane ervaringen en deze zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan inwoners.

Artikel 2.29 Verantwoording

Het doel van deze verantwoording is dat wordt bekeken wat het effect is geweest en te kunnen leren van de opgedane ervaringen.

Hoofdstuk 3 Subsidieregels Kunst en cultuur

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

Algemene bepalingen Kunst en cultuur

Artikel 3.1 Doel en reikwijdte

Tweede lid

Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om subsidies voor fysiek behoud van gemeentelijk erfgoed.

Artikel 3.2. Doelgroep

Het is van belang dat de subsidieaanvrager verbinding en ook raakvlakken heeft met kunst en cultuur binnen de gemeente Beverwijk.

Artikel 3.3 Aanvullende verplichtingen

Eerste lid

Onderdeel a: om te kunnen beoordelen of de subsidie het gewenste effect heeft, zal een subsidieontvanger in voorkomende gevallen de effecten van de gesubsidieerde activiteiten moeten monitoren waaronder (maar niet beperkt tot):

  • -

    het aantal bereikte deelnemers, leden of bezoekers aan de activiteiten;

  • -

    de tevredenheid van deelnemers, leden of bezoekers en de effecten van de activiteiten.

Onderdeel b: doel van deze verplichting is dat het wenselijk is dat de aanvraag verbinding heeft met kunst en cultuur binnen gemeente Beverwijk en met de organisaties binnen de gemeente. Dit om bereik, draagvlak en kwaliteit van activiteiten te vergroten. In de verantwoording over de subsidie moet door de subsidieontvanger in dat geval informatie worden gegeven over (de inspanningen tot) samenwerking met andere (maatschappelijke of culturele) (lokale) partners.

Jaarlijkse subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.4 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel g: het gaat met name om het stimuleren van deelname aan culturele activiteiten onder inwoners, van jong tot oud, voor wie dat minder vanzelfsprekend is. Bijvoorbeeld door beperkingen, armoede, achterstand of onbekendheid met het aanbod.

Eenmalige subsidies kunst en cultuur

Artikel 3.5 Activiteiten die voor een eenmalige subsidie in aanmerking komen

Het gaat om een eenmalige subsidie die wordt verstrekt voor een termijn van maximaal twee jaar, conform de bepalingen in de ASV. Hierna dient de activiteit (indien gewenst) in beginsel op eigen kracht voortgezet te kunnen worden.

Tweede lid

De activiteiten dienen aan al deze voorwaarden te voldoen (bij onderdeel c geldt dan één of meerdere van die doelstellingen).

Onderdeel a: het gaat om ‘samen iets maken’ en daarmee bij te dragen aan vernieuwing/verandering/verbreding in het culturele veld.

Artikel 3.6 Aanvullende weigeringsgronden eenmalige subsidies

Eerste lid

Onderdeel a: de activiteit moet vernieuwend zijn. Het kan bijvoorbeeld niet gaan om een festival dat al eerder georganiseerd is, maar nu wordt aangevraagd vanuit een andere initiatiefnemer.

Onderdeel d: dit betreft een concretisering van de algemene weigeringsgrond onder artikel 1.6. lid 1 onder e. Dit hangt ook af van de aard van de activiteit en is naar oordeel van het college.

Artikel 3.7 Berekening van de subsidie

Per aanvraag kan niet meer dan dit bedrag worden verstrekt. Dit met als doel dat per kalenderjaar meerdere aanvragen kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 3.8 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Tweede lid

De mogelijkheid om subsidie aan te vragen, wordt verdeeld over twee tijdvakken van 6 maanden om initiatieven te kunnen spreiden over het kalenderjaar. Dit houdt in dat aanvragen vanaf 1 januari van dat kalenderjaar kunnen worden ingediend voor het eerste tijdvak, en vanaf 1 juli van dat kalenderjaar voor het tweede tijdvak. De verdeling is volgens het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.

Subsidies voor vieringen en herdenkingen

Deze subsidies zijn beperkt tot de in de regeling genoemde dagen. Evenementen (vaak eenmalig) zoals lokale vieringen (stadsrechten bijvoorbeeld) vallen niet onder deze deelregeling.

Artikel 3.10 Activiteiten die voor een subsidie in aanmerking komen

Aanvragers worden gestimuleerd om activiteiten te organiseren voor een breed publiek, dus ook voor bijvoorbeeld de jongere inwoners.

Hoofdstuk 4 Subsidieregels Sport en gezonde leefstijl

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

Algemene bepalingen Sport en gezonde leefstijl

Subsidies Sportstimulering (jaarlijks)

Artikel 4.3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Derde lid

Onder ‘aantoonbaar’ wordt hier verstaan: door de organisator expliciet en realistisch onderbouwd, dit naar oordeel van het college.

Artikel 4.5. Aanvullende verplichtingen

Deze verplichting kan in de subsidiebeschikking nader worden ingevuld maar heeft altijd als doel het realiseren van een veilig sportklimaat.

Jaarlijkse subsidies Jeugdsport

De gemeente subsidieert jaarlijks een bedrag aan sportverenigingen per sportend jeugdlid uit de gemeente.

Artikel 4.9 Berekening van de subsidie

Elk jaar stelt het college het subsidieplafond vast voor de jeugdsportsubsidies. De sportvereniging geeft het aantal jeugdleden (zoals ook rond september is doorgegeven aan de sportbond) door aan de gemeente bij de subsidieaanvraag. Het subsidieplafond wordt vervolgens gedeeld door het totaal aantal jeugdleden. Bij het verlenen van de subsidie wordt het bedrag per jeugdlid bekend gemaakt.

Artikel 4.10 Subsidieplafond en verdeling van het subsidieplafond

Zie de toelichting bij artikel 4.9.

Eenmalige subsidies sportstimulering

Eenmalige subsidies gaan om een vernieuwende bijdrage aan / stimulans van sport en bewegen binnen de gemeente. Het dient onderscheidend te zijn ten opzichte van bestaande activiteiten. Ook zal (het te verwachten) deelnemers-en/of bezoekersaantal worden beoordeeld.

Het gaat om eenmalige subsidie die wordt verstrekt voor een termijn van maximaal twee jaar. Hierna dient de activiteit in beginsel op eigen kracht voortgezet te kunnen worden.

Artikel 4.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Tweede lid

Onderdeel c: bijvoorbeeld het inzetten van sporten en bewegen ten behoeve van maatschappelijke doelen, preventie van eenzaamheid, sociale samenhang, inclusieve samenleving, aandacht voor voeding en gezonde leefstijl etc.

Artikel 4.12 Berekening van de subsidie

Per aanvraag kan niet meer dan dit bedrag worden verstrekt. Dit met als doel dat per kalenderjaar meerdere aanvragen kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 4.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Het college bepaalt jaarlijks een subsidieplafond voor deze subsidie. De mogelijkheid om subsidie aan te vragen, geldt gedurende het hele kalenderjaar totdat het subsidieplafond is bereikt. De verdeling is volgens het principe ‘Wie het eerst komt, wie het eerst maalt’.

Hoofdstuk 5 Subsidieregels subsidies Brede Regeling Combinatiefuncties

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

De gemeente ontvangt in het kader van de Brede Regeling Combinatiefuncties (op het moment van vaststellen van deze subsidieregeling: de Bestuurlijke afspraken Brede Regeling Combinatiefuncties 2023-2026) budget van de Rijksoverheid om functionarissen in te zetten die sport en cultuur verbinden met ten minste één andere sector, zoals de zorg of het onderwijs. Deze functionarissen zijn verantwoordelijk voor de versterking van toeleiding en begeleiding naar sport-, beweeg- en cultuuraanbod. Zodat meer mensen actief betrokken raken bij- en deelnemen aan sport, bewegen en cultuur en daarmee gezonder, actiever en fitter worden.

Gemeenten hebben de inspanningsverplichting om 60% cofinanciering te organiseren, bestaande uit overige subsidies die worden besteed aan buurtsport- en cultuurcoach gerelateerde activiteiten. In deze deelregeling wordt voorzien in de verdere lokale invulling.

Artikel 5.2 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel b: bijvoorbeeld sport- en beweegaanbieders, cultuuraanbod, onderwijs, bso/kinderopvang, welzijn en zorg, gezondheid, bedrijven, en andere partijen/initiatieven in de wijk.

Artikel 5.3 Doelgroep

De combinatiefunctionaris is een eis uit de Rijksregeling.

Artikel 5.4 Aanvullende weigeringsgronden

De bestuurlijke afspraken vanuit de Rijksregeling zijn bepalend voor het toekennen van deze subsidie.

Hoofdstuk 6 Subsidieregels subsidies Jeugd

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

Algemene bepalingen subsidies Jeugd

Artikel 6.1 Begripsomschrijvingen

Onderdeel c: dit betreft de Brede SPUK regeling die voor alle gemeenten beschikbaar is gesteld voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis. De stip op de horizon is een gezonde generatie in 2040.

Artikel 6.2 Doel en reikwijdte

Het huidige IJmondiale beleidsplan Jeugd is in 2023 vastgesteld en heeft een looptijd van 2023 tot 2027. Het beleidsplan en deze subsidies richten zich op alle jeugdigen van 0 tot 23 jaar en hun ouders met extra aandacht voor kwetsbare jeugdigen en ouders.

Artikel 6.4 Aanvullende verplichtingen

Eerste lid

Onderdeel c: om te kunnen beoordelen of de subsidie het gewenste effect heeft, zal een subsidieontvanger in voorkomende gevallen de effecten van de gesubsidieerde activiteiten moeten monitoren waaronder (maar niet beperkt tot):

Kwantitatief:

  • -

    Het aantal uitgevoerde activiteiten;

  • -

    Het aantal bereikte personen, deelnemers of bezoekers aan de activiteiten;

  • -

    Het aantal betrokken vrijwilligers indien van toepassing.

Kwalitatief: zoals bijvoorbeeld een beschrijving van de ervaringen opgehaald bij de deelnemers.

Jaarlijkse subsidies kinder- en jongerenwerk, jeugdmaatschappelijk werk en opvoedondersteuning

Artikel 6.5 Doel en reikwijdte

Tweede lid

Onderdeel e: het gaat ook om het ondersteunen van ouders hierbij.

Artikel 6.6 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Eerste lid

Onderdeel a: met een dekkend preventief aanbod wordt bijvoorbeeld bedoeld:

Het aanbieden van activiteiten, cursussen, trainingen en begeleiding aan jeugdigen en ouders. Dit aanbod versterkt hen in het gezond en veilig opgroeien, het ontwikkelen van hun talenten, kennis en vaardigheden en bij het vinden van een voor hen passende plek in de samenleving. Het kan bijvoorbeeld gaan om sport en vrijetijdsbesteding, ondersteuning bij een scheiding van ouders en het bevorderen van een gezonde leefstijl.

Onderdeel b: het gaat hier vooral om te subsidiëren vrijetijdsactiviteiten door het jongerenwerk. Voorbeelden hiervan zijn: voorlichting over omgaan met geld, activiteiten uit de Ontwikkelagenda Jeugdhulp Zuid-Kennemerland en IJmond. Preventieve activiteiten voortkomende uit de ontwikkelagenda aanvullend op de inzet van jeugdhulp vanuit het Centrum voor Jeugd en Gezin. En het stimuleren van ontmoetingen, gericht op het uitwisselen van ervaringen over het opvoeden en opgroeien, tussen ouders en jeugdigen. Deze activiteiten zijn gericht op het versterken van de sociale basis met het doel dat Jeugdhulp uiteindelijk worden vermeden.

Onderdeel c: deze activiteit is erop gericht om ervoor te zorgen dat ouders en lotgenoten elkaar kunnen ontmoeten en versterken.

Jaarlijkse subsidies Jeugdgezondheidszorg

Artikel 6.7 Doel en reikwijdte

Het basispakket Jeugdgezondheidszorg is wettelijk verankerd in de Wet publieke gezondheid en het Besluit Publieke gezondheid.

Artikel 6.9 Activiteiten die voor een jaarlijkse subsidie in aanmerking komen

Het gaat hier om het subsidiëren van extra activiteiten naast het wettelijke basispakket Jeugdgezondheidszorg. Dit betreft de projecten Kansrijke start en Stevig ouderschap.

Artikel 6.10 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond Kansrijke start

Voor dit project is een maximaal bedrag beschikbaar. Vanuit het programma is vereist dat een lokale coalitie (samenwerkende organisaties) het project uitvoert (zie ook artikel 6.8).

Eenmalige subsidies nieuwe activiteiten Jeugd

Artikel 6.11 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ondersteuning in de sociale basis en geen onderdeel uitmaken van het reguliere activiteitenpakket in de gemeente kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Subsidieregels Onderwijsachterstandenbeleid en peuteropvang

Voor dit hoofdstuk gelden ook de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1.

De subsidies voor onderwijsachterstandenbeleid worden door de gemeente als medeoverheid aan de Rijksoverheid verantwoord overeenkomstig de beginselen van Single information, Single audit (SiSa) van de Financiële verhoudingswet. Dat er SiSa-regels van toepassing zijn, houdt in dat de gemeente eisen kan stellen aan de verantwoording en het financiële verslag. Subsidieontvangers zijn verplicht om eventuele (nader te bepalen) eisen op te volgen bij het indienen van de verantwoordingsinformatie.

Artikel 7.1 Begripsomschrijving

Onderdeel a: het gaat hier om beroepskrachten op de werkvloer, uitvoerend en geen management.

Artikel 7.2 Doel en reikwijdte

Eerste lid

Het huidige beleid is het Onderwijsachterstandenbeleid 2023-2026.

Tweede lid

Kinderen moeten zijn ingeschreven bij de gemeente Beverwijk.

Artikel 7.3 Doelgroep

Bij een samenwerking tussen organisaties geldt dat één penvoerder namens de partijen optreedt.

Artikel 7.4 Aanvullende weigeringsgronden

Eerste lid

Onderdeel d: het schoolgewicht is de maat voor de leerlingenpopulatie.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) berekent het schoolgewicht van een school op basis van de volgende kenmerken:

  • het opleidingsniveau van de ouders

  • het gemiddeld opleidingsniveau van alle moeders op school

  • het land van herkomst van de ouders

  • de verblijfsduur van de moeder in Nederland

  • of ouders in de schuldsanering zitten.

Jaarlijkse subsidies peuteropvang en VVE

Artikel 7.8 Procedurebepalingen

De periode van aanvragen is afwijkend van de aanvraagtermijn uit artikel 9 van de ASV. De gemeente berekent jaarlijks de tarieven peuteropvang en VVE aan de hand van het Besluit kinderopvangtoeslag door het Ministerie van SZW die jaarlijks rond augustus/september plaatsvindt. De aanvraagtermijn is daarom verschoven naar 1 november.

Artikel 7.9 Berekening van de subsidie

Tweede lid

Dit betreft het maximumtarief op grond van het Besluit Kinderopvangtoeslag artikel 4, lid 1 en de VNG adviestabel Ouderbijdrage peuteropvang.

Artikel 7.11 Heroverweging van de subsidie

Hiermee wordt voorkomen dat een aanzienlijke verrekening bij de later definitieve vaststelling van de subsidie moet plaatsvinden.

Jaarlijkse subsidies Onderwijsachterstanden

Artikel 7.13 Vaststelling en verdeling van het subsidieplafond

Voor deze subsidie geldt een jaarlijks vastgesteld subsidieplafond. Wanneer het aantal aanvragen de hoogte van het maximale budget overschrijdt, zal op basis van de volgorde uit lid 3 worden gerangschikt. Hierbij heeft een activiteit onder a de hoogste prioriteit en een activiteit onder e de laagste prioriteit.

Artikel 7.14 Aanvullende verplichtingen per categorie

Om te zorgen voor een éénduidige manier van werken kunnen deze verplichtingen aan de subsidieontvanger worden opgelegd.

Eenmalige subsidies Onderwijsachterstanden

Eénmalige subsidies zijn bedoeld om een impuls te geven. Het gaat om een eenmalige subsidie die wordt verstrekt voor een termijn van maximaal twee jaar. Hierna dient de activiteit in beginsel op eigen kracht voortgezet te kunnen worden.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan bij uitzondering en onder goede motivering van de regels in deze subsidieregeling afwijken.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding en intrekking

Deze subsidieregeling zal toegepast worden op de aanvragen voor jaarlijkse subsidies en eenmalige subsidies voor 2024 en verder. Aanvragen voor subsidies die worden ingediend in 2023 voor activiteiten in 2024, zullen dan ook aan de voorwaarden uit deze subsidieregeling moeten voldoen.