Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR698923
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR698923/1
Beleidsregels verhaal van bijstand gemeente Maashorst 2023
Geldend van 01-08-2023 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels verhaal van bijstand gemeente Maashorst 2023Beleidsregels verhaal van bijstand gemeente Maashorst 2023
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst; gelet op:
artikel 61 tot en met 62i van de Participatiewet;
De artikelen 4.81 en 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
Het uitgangspunt van de Participatieweg dat bijstandsgerechtigden zoveel mogelijk in hun eigen levensonderhoud moeten voorzien;
Het college op grond van artikel 56 van de Participatiewet een bijstandsgerechtigde kan verplichten, voor zover er naar verwachting mogelijkheden bestaan om alimentatie te vorderen, een verzoek in te dienen bij het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) om alimentatie op te eisen.
besluit vast te stellen:
Beleidsregels verhaal van bijstand gemeente Maashorst 2023.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
-
1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, en de Algemene wet bestuursrecht.
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
- a.
Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
College: het college van burgemeester en wethouders;
- b.
De wet: de Participatiewet;
- c.
LBIO: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen;
- d.
Meerderjarig kind: kind tussen 18 en 21 jaar.
- a.
Artikel 2. Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal
De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt mede bepaald door:
- a.
het rapport van de landelijke werkgroep TREMA (Tijdschrift voor de Rechtelijke Macht) ten aanzien van de vaststelling van alimentatiebedragen;
- b.
de beoordeling door de Rechtbank en het Gerechtshof;
- c.
de relevante gepubliceerde jurisprudentie in alimentatiezaken en verhaal bijstand.
Hoofdstuk 2 Verhaal van bijstand
Artikel 3. Verhaal van bijstand
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand:
- a.
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;
- b.
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;
- c.
tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van de het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;
- d.
op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;
- e.
op de nalatenschap van de persoon indien:
- 1.
ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;
- 2.
bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.
- 1.
Artikel 4. Onderhoudsplicht en verhaal
In verband met de wettelijke onderhoudsplicht verhaalt het college op de onderhoudsplichtige:
- a.
de periodieke algemene bijstand voor de kosten van levensonderhoud;
- b.
de bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud aan meerderjarige kinderen (artikel 62 sub c van de Participatiewet).
Artikel 5. Onderhoudsplicht en bijzondere bijstand
De wettelijke onderhoudsplicht als genoemd in artikel 5b van de Participatiewet heeft geen betrekking op de kosten van incidentele bijzondere bijstand ingevolge artikel 35 van de Participatiewet.
Artikel 6. Herzien van verhaal van bijstand
Het college kan, op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als gevolg van diens gewijzigde omstandigheden, de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele herzien.
Artikel 7. Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalbesluit
Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien:
- a.
door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens;
- b.
de op te leggen onderhoudsbijdrage voor ex-partners, al dan niet in aanvulling op een reeds bestaande alimentatieverplichting, lager is dan €50,- per maand.
- c.
Daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die bijstand ontvangt, dringende redenen aanwezig zijn;
- d.
Onderhoudsplichtigen een uitkering ingevolge Bbz-levensonderhoud ontvangen.
Artikel 8. Draagkracht bij schuldsanering of faillissement
De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als hij is toegelaten tot en voor de duur van het gerechtelijke traject van schuldsanering in het kader van de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen).
Artikel 9. Vordering en onderhoudsplicht schuldsanering
De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating een schuldsanering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp), ingebracht in de schuldsanering, waarbij het college zich beroept op de wettelijke bevoorrechting die aan deze vordering is toegekend.
Artikel 10. Eisen voorstel schuldsanering
Een voorstel tot schuldsanering wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.
Artikel 11. Faillissement
Ingeval van faillissement van de onderhoudsplichtige:
- a.
wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse onderhoudsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de onderhoudsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking, en
- b.
wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend.
Hoofdstuk 3 Beoordeling van mate van onderhoudsplicht
Artikel 12. Beoordeling onderhoudsplicht
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 4 onder a, b en c en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 13. Toepasselijke normen
Voor de in artikel 12 genoemde beoordeling wordt ten aanzien van de vaststelling van de onderhoudsbijdrage, het rapport van de werkgroep TREMA voor de vaststelling van de alimentatiebedragen, de zogenaamde Tremanormen, toegepast.
Artikel 14. Hoogte normen
Het beleid bij ontvangst van toereikende informatie (maximumbedragen volgens TREMAnormen, geaccordeerd door de rechtbank ’s-Hertogenbosch) is dat de hoogte van de onderhoudsbijdrage zal worden vastgesteld op basis van de draagkracht. Hiervoor wordt het meest recente rapport voor alimentatienormen toegepast. Voor kinderen wordt een minimale bijdrage opgelegd ter waarde van €25,- per kind.
Hoofdstuk 4 Verhalen na gerechtelijke uitspraak onderhoudsplicht
Artikel 15. Verhaal op grond van rechterlijke uitspraak (alimentatiebeschikking)
Een gerechtelijke uitspraak inzake alimentatie, verschuldigd op grond van boek I van het Burgerlijk Wetboek, die uitvoerbaar is en niet wordt nagekomen, wordt door de gemeente niet verhaald op onderhoudsplichtige.
Artikel 16. Doorverwijzing naar LBIO
Voor de inning van alimentatie wordt de bijstandscliënt consequent doorverwezen naar het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO). De bijstandscliënt dient hiervoor een machtiging te ondertekenen, zodat het LBIO de te ontvangen bedragen overmaakt aan de gemeente.
Artikel 17. Wijzigingsverzoek onderhoudsplichtige
De onderhoudsplichtige kan de rechter om wijziging van de alimentatiebeschikking verzoeken. Het initiatief hiertoe dient nadrukkelijk van de onderhoudsplichtige uit te gaan. De korting van de alimentatie kan (tijdelijk) door de gemeente worden stopgezet als uit een kopie van het wijzigingsverzoek aan de rechter blijkt dat het wijzigingsverzoek kans van slagen heeft.
Artikel 18. Wijzigingsverzoek gemeente
Als uit verhaalsonderzoek is gebleken dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige is gewijzigd waardoor de door de rechter vastgestelde alimentatie hiermee niet meer overeenkomt, dan verzoekt het college de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van de alimentatiebeschikking vast te stellen.
Hoofdstuk 5 Het verhaalsbesluit
Artikel 19. Ingangsdatum verhaalsbesluit
De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage wordt in principe vastgesteld op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie.
Artikel 20. Mededeling van verhaal
Een besluit tot verhaal op grond van artikel 1 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt de ingangsdatum van de op te leggen onderhoudsbijdrage en het bedrag of de bedragen waarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd.
Artikel 21. Verhaal op nalatenschap
Bij verhaal op de nalatenschap wordt de correspondentie gericht tot de langstlevende echtgenoot of geregistreerd partner.
Artikel 22. Toezending verhaalsbesluit
Het verhaalsbesluit wordt gezonden naar het adres waar de onderhoudsplichtige volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, tenzij onderhoudsplichtige uitdrukkelijk heeft verzocht om toezending van correspondentie op een ander adres.
Artikel 23. Weigering verstrekking inlichtingen
- a.
Indien de onderhoudsplichtige niet reageert op aanschrijvingen en verzoeken om informatie ter vaststelling van de onderhoudsplicht voor de ex-partner of de ex-partner met onderhoudsgerechtigde kinderen, gaat het college over op verhaal in rechte, waarbij de gehele uitkering bruto op de onderhoudsplichtige wordt verhaald. Indien de onderhoudsplicht alleen geldt voor de kinderen worden de maximale bedragen gehanteerd als genoemd in artikel 14 lid 1a en 1b.
- b.
Indien de belanghebbende weigert of nalaat noodzakelijke informatie aan het college te verstrekken dan wel niet uit eigen beweging bereid is de onderhoudsbijdrage aan het college te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling ervan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.
Hoofdstuk 6 Verhaal in rechte
Artikel 24. Afzien van verhaal in rechte
Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag niet hoger is dan €750,-.
Artikel 25. Wijziging door rechter van onderhoudsbijdrage
De door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdrage kan worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden dan wel als blijkt dat de onderhoudsbijdrage niet (meer) voldoet aan de wettelijke maatstaven.
Artikel 26. Indexatie onderhoudsbijdrage
De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt, conform partner- en kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.
Hoofdstuk 7 Heronderzoek
Artikel 27. Onderzoek naar draagkracht
In verband met de aanpassing van een opgelegde onderhoudsbijdrage vindt eenmaal per drie jaar een heronderzoek plaats naar de wijzigingen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige.
Artikel 28. Frequentie onderzoek bij gerechtelijke vaststelling onderhoudsplicht
De termijn van een heronderzoek is eenmaal per vijf jaar ingeval de rechter de onderhoudsbijdrage (alimentatie- en verhaalsbeschikking) heeft vastgesteld.
Artikel 29. Afwijken van termijnen
Van de in artikelen 27 en 28 genoemde termijnen kan worden afgeweken indien tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen hebben voorgedaan of zullen gaan voorzien in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige, of deze onderhoudsplichtige hierom verzoekt.
Artikel 30. Onderzoek naar incassomogelijkheden
Als de onderhoudsplichtige niet uit vrije wil volledig voldoet aan de opgelegde betalingsverplichting dan doet het college onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van het college informatie bij derden wordt ingewonnen.
Hoofdstuk 8 Invordering
Artikel 31. Betalingsverzoeken
Voor de betaling van de opgelegde betalingsverplichting verzendt het college in beginsel maandelijks betalingsverzoeken. Deze verzending vindt steeds plaats direct na de maandbetaling van de voorliggende maand. Het niet ontvangen van betalingsverzoeken ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting tot het betalen van de onderhoudsbijdrage.
Artikel 32. Vereenvoudigd derdenbeslag
Indien de onderhoudsgerechtigde de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479 g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door de gemeente zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder, waarbij de kosten voor rekening van de onderhoudsplichtige zijn.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Artikel 33. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien
Over de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders aangaande het verhalen van bijstand, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 34. Intrekken, inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2023.
-
2. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels verhaal van bijstand gemeente Maashorst 2023”.
-
3. De beleidsregels verhaal van bijstand 2015 gemeente Uden worden ingetrokken per 1 augustus 2023.
-
4. De beleidsregels verhaal van bijstand 2015 gemeente Landerd worden ingetrokken per 1 augustus 2023.
Ondertekening
Aldus besloten door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Maashorst van 4 juli 2023
de secretaris
J.A.G.M. van Aaken
de burgemeester
M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)
Toelichting
Algemeen
De wet maakt onderscheid in terugvordering en verhaal van kosten van bijstand.
Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van te veel of ten onrechte verleende bijstand. Ook bij het niet nakomen van de aflossingsverplichtingen van een verstrekte leenbijstand is er sprake van terugvordering. De bijstand wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is uitbetaald, dus van de (voormalige) uitkeringsgerechtigde zelf.
Bij verhaal van bijstand gaat het om het terugkrijgen van de kosten van bijstand van een andere persoon dan de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld in verband met de onderhoudsplicht of schenkingen of door verhaal op nalatenschappen.
Vanaf de inwerkingtreding van de Participatiewet is terugvordering en verhaal geen verplichting meer maar een bevoegdheid. Hieruit volgt dat de gemeente de beleidsruimte heeft om zelf eigen afwegingen te maken over de wijze waarop zij hieraan invulling wil geven. Het gaat dan niet alleen om het terugvorderen en verhalen op zichzelf maar ook om de wijze waarop de gemeenten haar beleidsruimte invult met betrekking tot de invordering van vorderingen uit hoofde van terugvorderings- en verhaalsbesluiten alsook de wijze waarop zij vorm wil geven aan kwijtschelding. De gevallen en de wijze waarop op derden verhaald mag worden, zijn opgesomd in de wet.
Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt de gemeente Maashorst enerzijds een meer slagvaardiger en doelgerichter incasso- en uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop de gemeente aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Artikelsgewijs
Artikel 2. Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal
De rechterlijke macht stelt (half) jaarlijks een rapport op, dat aanbevelingen geeft voor een eenvormige praktische invulling van de wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht, berekeningsmodellen en de daarbij behorende tarieven (de zogenaamde Tremanormen, ‘Trema’ staat voor Tijdschrift voor de Rechterlijke Macht). Zowel in de alimentatie- als de verhaalsjurisprudentie wordt het Trema-rapport als leidraad gebruikt. Uitgangpunt is dat de Tremanormen ook gehanteerd worden in onze uitvoeringspraktijk. Aangezien dit rapport niet specifiek voor de verhaalswetgeving is geschreven, maar voor de alimentatiewetgeving, kan strikte toepassing hiervan leiden tot onbillijkheden. In dat geval wordt (gemotiveerd) afgeweken van de Tremanormen.
Artikel 3. Verhaal van bijstand
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 4. Onderhoudsplicht en verhaal
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5. Onderhoudsplicht en bijzondere bijstand
Zolang er een onderhoudsplichtige is, mogen de gemaakte kosten van bijstand of inkomensvoorziening tot aan de grens van zijn onderhoudsplicht, als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk wetboek, worden verhaald in de situaties zoals omschreven in artikel 4 onder a tot en met e van de beleidsregels.
De omvang van de onderhoudsplicht wordt bepaald door:
- •
de duur van de onderhoudsplicht (artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek);
- •
de behoefte van de onderhoudsgerechtigde (artikel 1:397 Burgerlijk Wetboek);
- •
de draagkracht van de onderhoudsplichtige (artikel 1:397 Burgerlijk Wetboek);
- •
de hoogte van de verstrekte bijstand: er kan nooit meer bijstand op de onderhoudsplichtige worden verhaald dan er (bruto) is verstrekt.
In artikel 62f Participatiewet is bepaald dat kosten van bijstand kunnen worden verhaald op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan. Voorwaarden zijn dat:
- a.
gelet op alle omstandigheden, aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs heeft kunnen voorzien en
- b.
met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden bij het besluit op de aanvraag indien de schenking niet had plaatsgevonden.
Artikel 7. Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalbesluit
- a.
Indien door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens, dan vindt er geen nader onderzoek naar de financiële situatie van onderhoudsplichtige plaats.
- b.
Er wordt, uit doelmatigheidsoverwegingen en overeenkomstig de terugvorderingsregels, een kruimelbedrag gehanteerd: indien de op te leggen onderhoudsbijdrage lager is dan € 50,- per maand wordt afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Van wijziging van een opgelegde onderhoudsbijdrage (na een heronderzoek) wordt eveneens afgezien indien de wijziging ten nadele van de onderhoudsplichtige lager is dan € 50,- per maand.
Indien te voorzien is dat de maximaal op te leggen onderhoudsbijdrage over 12 maanden in totaal minder dan € 600,- bedraagt, wordt eveneens afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een kortdurende uitkeringsperiode van de onderhoudsgerechtigde.
- c.
Er kunnen zich voorts situaties voordoen waarbij afgezien kan worden van verhaal om dringende redenen. Denk hierbij aan situaties waarbij sprake is van ernstige bedreiging ten opzichte van de onderhoudsgerechtigde. In de gevallen waarin vanwege dringende redenen van verhaal wordt afgezien, moet sprake zijn van maatwerk dat uit de rapportage zal moeten blijken.
- d.
De Bbz-regeling moet er voor zorgen dat mensen op termijn zelfstandig door middel van inkomsten uit onderneming in hun bestaansvoorziening kunnen voorzien. Het Bbz geeft daarvoor een overbrugging die (voorlopig) als geldlening wordt verstrekt. Voorkomen moet worden dat aan de ene kant geld wordt verstrekt, wat aan de andere kant wordt verhaald. Dit zal contraproductief werken.
De zelfstandige moet ruimte krijgen om zijn bedrijf uit te bouwen en uit de bijstand te geraken en te blijven. Om die reden vragen wij geen onderhoudsbijdrage gedurende de periode van de bijstands-verstrekking.
Daarna wordt gewoon een verhaalsonderzoek uitgevoerd, waarbij de terugbetalingsverplichting in het kader van het Bbz als aftrekpost geldt. Omdat de draagkracht van een zelfstandige moeilijk te bepalen is, kan eventueel extern advies worden ingewonnen.
Artikel 8. Draagkracht bij schuldsanering of faillissement
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 9. Vordering en onderhoudsplicht schuldsanering
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 10. Eisen voorstel schuldsanering
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 11. Faillissement
Wanneer een vordering door middel van een verhaalsbesluit is vastgelegd dan kan er in een later stadium reden zijn om de vordering (gedeeltelijk) buiten invordering te stellen om bijvoorbeeld een schuldsaneringstraject meer succesvol te kunnen laten verlopen. Uiteraard moeten aan de kwijtschelding regels worden verbonden. Belangrijk daarbij is dat het besluit tot afzien van verdere invordering ingetrokken kan worden indien het schuldsaneringstraject uiteindelijk niet tot stand komt of achteraf blijkt dat de onderhoudsplichtige onjuiste informatie heeft verstrekt.
Het college kan op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten van bijstand of inkomensvoorziening voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien:
- a.
redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en
- b.
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en
- c.
de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
- d.
niet wordt voldaan aan de voorwaarden die aan het afzien van verdere invordering worden verbonden.
Artikel 12. Beoordeling onderhoudsplicht
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 13. Toepasselijke normen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 14. Hoogte normen
Indien er sprake is van een onderhoudsplicht ten opzichte van zowel de ex-partner als één of meer kinderen, dan wordt de onderhoudsbijdrage (ten behoeve van het kind) vastgesteld op de behoefte van het kind, conform de Trema-normen. Een eventueel resterende draagkracht wordt benut voor een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de ex-partner. Een en ander eveneens conform de Trema-normen. Voor zowel de onderhoudsbijdrage voor het kind als de partner kan de onderhoudsplichtige fiscaal voordeel genieten.
De berekening van de verschuldigde onderhoudsbijdrage i.v.m. onderhoudsplicht voor de ex-partner gebeurt conform de Trema-normen, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Daar waar toepassing van de Trema-normen tot onbillijkheden leidt, wordt ten gunste van onderhoudsplichtige afgeweken.
Artikel 16. Doorverwijzing naar LBIO
De inning van de kinder- en partneralimentatie zal altijd via het LBIO moeten lopen.
Artikel 17. Wijzigingsverzoek onderhoudsplichtige
Indien een onderhoudsplichtige aangeeft dat hij de opgelegde alimentatie niet meer kan betalen, dient hij een gemotiveerd verzoekschrift bij de rechtbank in. De onderhoudsgerechtigde dient hierop te reageren. Als de onderhoudsplichtige geen alimentatie meer betaalt, dan wordt deze niet meer op de uitkering van de onderhoudsgerechtigde gekort. Wel dient de te betalen alimentatie opgeboekt te worden als schuld aan de gemeente. Afhankelijk van de uitspraak volgt aanpassing –correctie- van de invordering.
Artikel 18. Wijzigingsverzoek gemeente
Indien uit onderzoek blijkt dat onderhoudsplichtige meer draagkracht heeft dan de opgelegde alimentatieverplichting kan de gemeente een aanvullende onderhoudsbijdrage opleggen. Het is beleid van de Rechtbank in ’s-Hertogenbosch om in dergelijke gevallen de eerdere alimentatiebeschikking (op verzoek van de gemeente) te herzien en dus te verhogen. Dit is in het voordeel van de onderhoudsgerechtigde en de gemeente. Na beëindiging van de uitkering behoudt de onderhoudsgerechtigde het recht op een hogere alimentatie. De gemeente hoeft minder aanvulling te verstrekken.
Artikel 19. Ingangsdatum verhaalsbesluit
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 20. Mededeling van verhaal
Wettelijk is niets geregeld omtrent de ingangsdatum van het verhaalsbedrag. De jurisprudentie laat de rechtszekerheid ten opzichte van de onderhoudsplichtige het zwaarst wegen. Tot het moment dat hij kennis neemt van het verhaalsbesluit hoeft de onderhoudsplichtige nog geen rekening te houden met een betalingsverplichting ten opzichte van de gemeente. Daarom kiest de gemeente er voor de ingangsdatum in principe vast te stellen op de eerste van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie. De onderhoudsplichtige mag hier geen voordeel uit halen. Alsdan wordt de ingangsdatum door de gemeente in redelijkheid op een eerdere datum vastgesteld. Voorbeeld: als de onderhoudsplichtige 12 november wordt bericht over de hoogte van het onderhoudsbijdrage wordt de ingangsdatum in principe vastgesteld op 1 december. Volgens vaste jurisprudentie moet de vordering binnen 6 maanden na het laatste contact met de onderhoudsplichtige worden voorgelegd aan de rechtbank. De gemeente mag deze termijn dus niet overschrijden.
Artikel 21. Verhaal op nalatenschap
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 22. Toezending verhaalsbesluit
Kosten van bijstand of inkomensvoorziening kunnen in 2 situaties worden verhaald op de nalatenschap van een inmiddels overleden bijstandsgerechtigde of jongere, indien aan die persoon:
- a.
destijds ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is verstrekt, voor zover deze voor het overlijden nog niet is teruggevorderd (artikel 62f onderdeel b onder 1 Pw) of
- b.
bijstand of inkomensvoorziening is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht (artikel 62f onderdeel b onder 2 Participatiewet).
Als na het overlijden van de belanghebbende tot terugvordering wordt besloten, kan dus alleen op de nalatenschap worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt. Vorderingen die er al waren vóór het overlijden van de belanghebbende vallen in de nalatenschap. Dat betekent dat de erfgenamen, die de erfenis hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.
Artikel 23. Weigering verstrekking inlichtingen
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 24. Afzien van verhaal in rechte
Indien onderhoudsplichtige niet bereid is uit eigen beweging de opgelegde onderhoudsbijdrage te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling overgaat is verhaal in rechte de enige weg om tot dwanginvordering te kunnen komen. Indien de verstrekking van bijstand/inkomensvoorziening aan de onderhoudsgerechtigde is beëindigd, dan wel de onderhoudsplicht is beëindigd en verhaal daarmee eindigt wordt van verhaal in rechte afgezien, indien het totaal te verhalen bedrag minder dan € 750,- bedraagt. De tijd en energie (kosten) wegen dan niet meer op tegen de baten.
Artikel 25. Wijziging door rechter van onderhoudsbijdrage
Wanneer een rechterlijke verhaalsuitspraak als gevolg van gewijzigde omstandigheden niet meer in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is, is de gemeente verplicht een nieuw verhaalsbesluit te nemen. Wanneer dit verhoging van het verhaalsbedrag tot gevolg heeft zal de gemeente, indien de onderhoudsplichtige dit bedrag niet vrijwillig betaalt, opnieuw verhaal in rechte moeten instellen.
Artikel 26. Indexatie onderhoudsbijdrage
De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt, conform partner- en kinderalimentatie, jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd met percentage, bedoeld in artikel 402a, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, waarmee bedragen voor levensonderhoud worden verhoogd. Als maximum geldt de maximaal verstrekte bruto kosten van bijstand van de maand, waarover de onderhoudsbijdrage is verschuldigd.
Artikel 27. Onderzoek naar draagkracht
Verhaalsonderzoeken zijn intensief en blijken in de praktijk slechts in beperkte mate te leiden tot gewijzigde vaststelling van een verhaalsbijdrage. Om die reden is in dit artikel het uitgangspunt neergelegd dat een verhaalsonderzoek eenmaal per 36 maanden plaatsvindt. In artikelen 28 en 29 zijn aanvullende criteria benoemd.
Artikel 31. Betalingsverzoeken
Voor de betaling van de opgelegde betalingsverplichting verzendt het college in beginsel maandelijks betalingsverzoeken. Deze verzending vindt steeds plaats direct na de maandbetaling van de voorliggende maand. Het niet ontvangen van betalingsverzoeken ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting tot het betalen van de onderhoudsbijdrage.
Artikel 32. Vereenvoudigd derdenbeslag
Indien de onderhoudsplichtige de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, dan wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door de gemeente zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl