Besluit van Provinciale Staten van Zeeland houdende vaststelling van de Referendumverordening Zeeland 2023

Geldend van 01-10-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van Zeeland houdende vaststelling van de Referendumverordening Zeeland 2023

Besluit van Provinciale Staten van Zeeland van 28 maart 2023, nr. 271988, houdende vaststelling van de Referendumverordening Zeeland 2023.

Provinciale Staten van Zeeland;

  • gelet op de artikelen 82, 145, 146 en 150 van de Provinciewet;

  • overwegende dat op 27 maart 2014 de Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014 in werking is getreden en uit de evaluatie hiervan is gebleken dat het gewenst is deze verordening te herzien;

  • gelezen het advies van gedeputeerde staten van 24 januari 2023 (nr.135470);

Besluiten vast te stellen de navolgende verordening:

Referendumverordening Zeeland 2023

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    kiesgerechtigden: ingezetenen die stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de Provinciale Staten van Zeeland;

  • -

    referendum: volksraadpleging waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een voorgenomen besluit van Provinciale Staten van Zeeland.

  • -

    besluit: een beslissing in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van Provinciale Staten van Zeeland

Artikel 2. Referendum, initiatief

Een referendum kan zowel worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden, als op initiatief van Provinciale Staten.

Artikel 3. Referendum, onderwerp

Onderwerp van een referendum is een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, met uitzondering van besluiten:

  • a.

    waarin Provinciale Staten beslissen op bezwaar;

  • b.

    die handelen over zaken met betrekking tot personen, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, beloningen, erkenningen en verlenen van kwijtschelding, alsmede over geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    tot het voeren van rechtsgedingen;

  • d.

    over het vaststellen of wijzigen van de provinciale begroting en de provinciale rekening;

  • e.

    in het kader van deze verordening of die naar het oordeel van Provinciale Staten hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit, waarover een referendum is gehouden, of kon worden gehouden;

  • f.

    over het voor kennisgeving aannemen van nota's en rapporten;

  • g.

    over provinciale tarieven en belastingen;

  • h.

    die betrekking hebben op de organisatie van het provinciale apparaat;

  • i.

    waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de naar het oordeel van Provinciale Staten gemoeide spoedeisende provinciale belangen;

  • j.

    ter uitvoering van een besluit van een ander bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent Provinciale Staten geen beleidsvrijheid of bevoegdheid heeft;

  • k.

    waarvan Provinciale Staten van mening zijn dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

Artikel 4. Samenstelling referendumcommissie

  • 1.

    Provinciale Staten stellen een referendumcommissie in en benoemen de voorzitter en de leden.

  • 2.

    De referendumcommissie bestaat uit vijf leden, de voorzitter daaronder begrepen.

  • 3.

    De referendumcommissie regelt onderling de vervanging van de voorzitter.

  • 4.

    De referendumcommissie wordt ondersteund door de griffier of een door de griffier aan te wijzen medewerker van de griffie.

  • 5.

    De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van bestuursorganen van de provincie.

  • 6.

    De leden worden benoemd voor een periode van zes jaar. Aftredende leden kunnen worden herbenoemd.

Artikel 5. Taken en vergaderingen referendumcommissie

  • 1.

    De referendumcommissie heeft tot taak:

    • a.

      Provinciale Staten te adviseren over:

      • i.

        de vraag of sprake is van een uitgezonderd besluit als bedoeld in artikel 3;

      • ii.

        de vraagstelling van een referendum inclusief de antwoordmogelijkheden en de stemprocedure;

      • iii.

        de datum van het te houden referendum;

    • b.

      de voorzitter van Provinciale Staten te adviseren over het papieren en digitale formulier voor de ondersteuningsverklaringen

    • c.

      Gedeputeerde Staten te adviseren over de stembiljetten;

    • d.

      toezicht te houden op:

      • i.

        de uitvoering van deze verordening, en

      • ii.

        het objectieve of neutrale karakter van de door de Provincie te verstrekken voorlichting over het referendum;

    • e.

      klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder d;

    • f.

      binnen zes maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden dan wel binnen drie maanden nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces.

  • 2.

    De referendumcommissie kan op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 3.

    De vergaderingen van de commissie zijn in beginsel openbaar. Er wordt in beslotenheid vergaderd wanneer de voorzitter dit voorstelt, of een of meer leden van de commissie hierom verzoeken.

  • 4.

    De adviezen van de referendumcommissie zijn openbaar.

  • 5.

    De werkwijze van de referendumcommissie wordt nader uitgewerkt in een separaat door Provinciale Staten vast te stellen reglement.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

  • 1.

    Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 2000 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2.

    Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten, uiterlijk 10 dagen voor de Statenvergadering waarin het ontwerpbesluit wordt besproken.

  • 3.

    Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en BSN.

  • 4.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van Provinciale Staten verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerpbesluit is opgenomen. De ondersteuning van het verzoek kan eveneens langs digitale weg worden ingediend en ondertekend worden met DigiD, of een vergelijkbaar veilig digitaal portaal.

  • 5.

    De voorzitter van Provinciale Staten, of een door de voorzitter aan te wijzen medewerker van de griffie, controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6.

    Provinciale Staten beslissen in hun vergadering waarvoor het ontwerpbesluit is geagendeerd of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd.

  • 7.

    Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelen Provinciale Staten het ontwerpbesluit waarop het verzoek zich richt. Het ontwerpbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

  • 8.

    De beslissing als bedoeld in het zesde lid wordt binnen zeven dagen na de vergadering van Provinciale Staten schriftelijk bekend gemaakt aan de indieners van het verzoek.

Artikel 7. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

  • 1.

    Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste 6000 ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat Provinciale Staten hebben besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 2.

    Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van Provinciale Staten binnen zes weken na de dag dat Provinciale Staten heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3.

    Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek bestaat uit een handtekening met de daarbij behorende naam, adres, woonplaats en BSN.

  • 4.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de voorzitter van Provinciale Staten verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerpbesluit is opgenomen. De ondersteuning van het verzoek kan eveneens langs digitale weg worden ingediend en ondertekend worden met DigiD, of een vergelijkbaar veilig digitaal portaal.

  • 5.

    De voorzitter van Provinciale Staten, of een door de voorzitter aan te wijzen medewerker van de griffie, controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid.

  • 6.

    De voorzitter van Provinciale Staten maakt bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7.

    De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 8.

    In de eerstvolgende Statenvergadering na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, nemen Provinciale Staten een besluit over het houden van het referendum.

Artikel 8. Initiatief van Provinciale Staten

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen besluiten tot het houden van een referendum.

  • 2.

    Zo spoedig mogelijk nadat dit besluit is genomen, behandelen Provinciale Staten het ontwerpbesluit waarover het referendum zal worden gehouden. Het ontwerpbesluit zoals dat luidt ná verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden totdat de uitslag van het referendum bekend is gemaakt.

Artikel 9. Datum stemming

  • 1.

    Provinciale Staten bepalen tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de dag waarop de stemming over het referendum plaatsvindt.

  • 2.

    De stemming vindt plaats uiterlijk zes maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. Provinciale Staten kunnen deze termijn met ten hoogste drie maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 10. Vraagstelling referendum

  • 1.

    Provinciale Staten stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de vraagstelling vast.

  • 2.

    Bij een referendum wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij voor of tegen het ontwerpbesluit zijn. Deze vraag kan geen betrekking hebben op afzonderlijke onderdelen van het ontwerpbesluit.

Artikel 11. Uitvoering

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum. Gedeputeerde Staten regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie en kunnen andere bestuursorganen, instanties of personen inschakelen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen de vormvoorschriften vast waaraan het stembiljet moet voldoen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten zijn belast met het zorgdragen voor een neutrale informatievoorziening.

Artikel 12. Budget

  • 1.

    Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stellen Provinciale Staten een budget beschikbaar aan Gedeputeerde Staten voor de organisatie van en de voorlichting over het referendum.

  • 2.

    Er wordt geen subsidie aan verzoekers of belangengroeperingen verleend voor een campagnebudget.

Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 14. Uitslag

  • 1.

    Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerpbesluit van Provinciale Staten zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerpbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan Provinciale Staten, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3.

    Provinciale Staten doen op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 15. Geldigheid uitslag

De uitslag van het referendum is geldig indien tenminste 30% van de stemgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht.

Artikel 16. Besluitvorming

  • 1.

    De uitspraak over de wettigheid van de stemming als bedoeld in artikel 14, derde lid, wordt gedaan in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van de uitslag van de stemming als bedoeld in artikel 14, tweede lid.

  • 2.

    In dezelfde vergadering nemen Provinciale Staten een besluit over het onderwerp van het referendum, mits er tenminste vier weken zijn gelegen tussen de dag van ontvangst van de uitslag en de dag waarop de vergadering plaatsvindt. Indien niet aan laatstgenoemde voorwaarde wordt voldaan, vindt de besluitvorming plaats in de volgende vergadering van Provinciale Staten.

Artikel 17. Strafbepaling

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 18. Evaluatie

Binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening zenden Gedeputeerde Staten een verslag inzake de werking en het effect van deze verordening aan Provinciale Staten.

Artikel 19. Onvoorziene gevallen

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Provinciale Staten.

Artikel 20. Intrekking oude verordening

De Referendumverordening Zeeland 2014 wordt ingetrokken.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2023

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Zeeland 2023

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Zeeland 28 maart 2023.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. F.J. van Houwelingen MPA, statengriffier

Toelichting

Artikelsgewijs

Artikel 1. Definities

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de verkiezingen voor Provinciale Staten. Dit is geregeld in de Kieswet.

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, dus een voorgenomen besluit.

Besluit

Voor het begrip ‘besluit’ is aangesloten bij het besluitbegrip in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Artikel 1.3 Awb definieert een besluit als een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling

Artikel 2. Referendum, initiatief

De verordening voorziet erin dat zowel kiesgerechtigden als Provinciale Staten het initiatief kunnen nemen voor een referendum. Vaak wordt gesproken van een raadgevend (op initiatief van kiesgerechtigden) en van een raadplegend (op initiatief van Provinciale Staten) referendum. Deze termen leiden regelmatig tot verwarring en worden om die reden niet gebruikt in de verordening.

Artikel 3. Referendum, onderwerp

Provinciale Staten beslissen of er een referendum kan worden gehouden. Onderwerp van een referendum is een ontwerpbesluit van Provinciale Staten, dus een voorgenomen besluit. Bepaalde onderwerpen waarover Provinciale Staten een besluit kunnen nemen lenen zich minder goed voor een referendum. Deze zijn hier als uitzondering opgenomen. De uitzonderingsgrond onder k. benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van Provinciale Staten. Gebruik hiervan moet goed worden gemotiveerd.

Artikel 4. Samenstelling referendumcommissie

De referendumcommissie wordt ingesteld nadat de referendumverordening is vastgesteld en ziet als neutrale onafhankelijke partij toe op de organisatie en de uitvoering van het referendum. Het is een permanente commissie omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen.

Artikel 5. Taken en vergaderingen referendumcommissie

De referendumcommissie heeft diverse adviserende taken. Daarnaast houdt de referendumcommissie toezicht op het gehele referendumproces. De referendumcommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven.

Eerste lid

Onder a tot en met c staat de advisering aan respectievelijk de Provinciale Staten, de voorzitter van Provinciale Staten en het college van Gedeputeerde Staten. De referendumcommissie heeft een adviserende rol bij diverse stappen in het referendumproces die gevoelig kunnen liggen of voor discussie kunnen zorgen. Onder d is de rol van de referendumcommissie als toezichthouder op het hele referendumproces vastgelegd. Een uitvloeisel van die rol is de behandeling door de referendumcommissie van klachten over het referendumproces (onder e). Klachten kunnen over uiteenlopende zaken gaan, bijvoorbeeld het afkeuren van een aantal ondersteunende handtekeningen, het aantal stembureaus of een campagne uiting van een organisatie.

Wellicht ten overvloede: de taak die de referendumcommissie heeft ten aanzien van klachten over het referendumproces heeft niet te maken met het klachtrecht dat wordt geregeld in hoofdstuk 9 van de Awb; dat klachtrecht gaat immers alleen over gedragingen van bestuursorganen en personen die daarbij werkzaam zijn. De afdoening daarvan is een taak van het bestuursorgaan zelf.

De referendumcommissie brengt na afloop van elk referendumproces een evaluatie uit (onder f). Dit kan gaan om een referendumproces inclusief een gehouden referendum maar ook over een referendumproces waarbij het niet tot een daadwerkelijk gehouden referendum is gekomen.

Artikel 6. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 1: inleidend verzoek

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de provincie enig draagvlak is voor een referendum en een toetsmoment of over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten een referendum kan worden gehouden. Voor inleidend verzoek bedraagt aantal vereiste ondersteuningenverklaringen 2000. Het definitief verzoek (artikel 7) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de provincie is om daadwerkelijk een referendum te houden; hiervoor zijn minimaal 6000 ondersteuningsverklaringen vereist.

Derde en vierde lid

Ondersteuningsverklaringen kunnen in de procedure voor het inleidend verzoek op grond van deze verordening zowel op papier, als via de digitale weg worden ingediend en worden ondertekend met DigiD. De handtekeningen moeten worden geplaatst op formulieren die door de voorzitter van Provinciale Staten worden verstrekt.

Vijfde lid

Bij het controleren van de geldigheid van de handtekeningen wordt beoordeeld of diegenen die de ondersteuningsverklaring indienen kiesgerechtigd zouden zijn voor de verkiezingen van Provinciale Staten op het moment dat de voorzitter van Provinciale Staten het formulier voor de ondersteuningsverklaringen verstrekt. De beoordeling houdt in dat gekeken wordt of de indiener(s) en ondersteuners aan de voorwaarden voldoen dat zij inwoner zijn van de provincie Zeeland (ingeschreven bij een gemeente in de provincie Zeeland), de Nederlandse nationaliteit bezitten, 18 jaar of ouder zijn en niet uitgesloten van het kiesrecht. Hiervoor wordt het BSN gebruikt.

Zesde lid

Provinciale Staten beslissen of het inleidend verzoek kan worden ingewilligd. Hierbij wordt getoetst aan de in artikel 3 vermelde onderwerpenlijst. En wordt beoordeeld of er een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen is. De referendumcommissie heeft hierbij een adviserende rol.

Het besluit van Provinciale Staten op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Zevende lid

Als Provinciale Staten het ontwerpbesluit referendabel achten, wordt het inhoudelijk besproken, waarbij uiteraard amendementen en moties kunnen worden ingediend. Over het ontwerpbesluit zelf wordt niet gestemd. Dit gebeurt pas nadat het referendum is gehouden, of nadat Provinciale Staten hebben besloten dat er geen referendum gehouden kan worden.

Artikel 7. Initiatief van kiesgerechtigden, stap 2: definitief verzoek

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van Provinciale Staten of een door hem aan te wijzen medewerker van de griffie controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. Het vereiste aantal geldige ondersteuningsverklaringen bedraagt voor het definitief verzoek 6.000. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop Provinciale Staten hebben besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Ook in de procedure voor het definitief verzoek is de digitale weg opengesteld.

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerpbesluit nog niet besproken door Provinciale Staten; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan diens bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerpbesluit van Provinciale Staten een referendum kan worden gehouden, is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal geldige ondersteuningsverklaringen zal dan ook in principe een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.

Artikel 8. Initiatief van Provinciale Staten

Provinciale Staten kunnen zelf het initiatief nemen om een referendum te houden. Vaak zal het voorstel daartoe van een of meer statenleden of fracties afkomstig zijn, via een initiatiefvoorstel of motie. Het opnemen van de mogelijkheid van een referendum op initiatief van Provinciale Staten in de referendumverordening schept duidelijkheid over de procedure en de rol van de referendumcommissie.

Artikel 11. Uitvoering

Dit artikel betreft de rol van Gedeputeerde Staten. Zij zijn onder meer belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum, regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie en kunnen andere bestuursorganen, instanties of personen inschakelen. Voorts stellen Gedeputeerde Staten de vormvoorschriften vast waaraan het stembiljet moet voldoen en zijn zij belast met het zorgdragen voor een neutrale informatievoorziening. Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stellen Provinciale Staten hiervoor een budget beschikbaar aan Gedeputeerde Staten (artikel 15, eerste lid).

Voor de organisatie en uitvoering van een referendum is aansluiting gezocht bij de verkiezingen van Provinciale Staten. De gemeenten hebben daarbij een belangrijke rol. In verband hiermee wordt van hen gevraagd om medewerking te verlenen aan de uitvoering van een op grond van deze verordening door Provinciale Staten genomen besluit om een referendum te houden. De wettelijke bevoegdheid hiervoor vloeit voort uit artikel 146 van de Provinciewet. Dit betekent wel dat de kosten die verbonden zijn aan de gevraagde medewerking op basis van de referendumverordening door de provincie moeten worden vergoed.

Artikel 12. Budget

In het tweede lid wordt het verstrekken van subsidie voor het voeren van campagne uitgesloten. Deze kosten zullen de initiatiefnemers en (belangen)groeperingen zelf moeten dragen.

Artikel 13. Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de verkiezingen voor Provinciale Staten. Vandaar dat de desbetreffende bepalingen uit de Kieswet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, voor zover er geen regeling in deze verordening zelf is opgenomen. Het gaat om de volgende onderdelen:

  • hoofdstuk E, paragraaf 2: de instelling en bemensing van stembureaus door het college van burgemeester en wethouders;

  • hoofdstuk E, paragraaf 4: de instelling van het centraal stembureau;

  • hoofdstuk J: de stemming (met onder andere de oproep, de inrichting van het stemlokaal, het uitbrengen van de stem);

  • hoofdstuk L: het stemmen bij volmacht;

  • hoofdstuk N, paragraaf 1: de telling van de stemmen;

  • hoofdstuk P, paragraaf 1: de werkzaamheden van het centraal stembureau ten behoeve van de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag;

  • hoofdstuk P, paragraaf 4: de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag in een openbare zitting van het centraal stembureau. Ook is hier geregeld dat er een proces-verbaal van de werkzaamheden wordt opgemaakt. Zie over de bekendmaking ook de toelichting bij artikel 14.

Artikel 14. Uitslag

In artikel 14 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 12.

In het tweede lid van artikel 14 is verder bepaald dat het centraal stembureau de uitslag aan Provinciale Staten overbrengt. Het vierde lid regelt dat de Provinciale Staten een uitspraak doet over de wettigheid van de stemming.

Artikel 15. Geldigheid uitslag

De uitslag van het referendum is geldig indien tenminste 30% van de stemgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht. Aangezien het referendum een advies betreft, is het niet strikt noodzakelijk om een bepaling over de geldigheid van de uitslag op te nemen. Het opkomstpercentage kan evenwel als indicatie worden gezien voor het belang dat stemgerechtigden aan het desbetreffende onderwerp hechten.

Artikel 16. Besluitvorming

Het eerste lid regelt de termijn waarbinnen Provinciale Staten een uitspraak over de wettigheid van het referendum moeten doen. Het expliciet benoemen van een termijn bevordert de transparantie van de procedure richting de burger. Het tweede lid regelt de termijn waarbinnen Provinciale Staten aan besluit nemen over het onderwerp van het referendum. De uitslag van het referendum is in formele zin niet bindend voor Provinciale Staten.

Artikel 17. Strafbepaling

Op grond van artikel 150 van de Provinciewet kunnen Provinciale Staten op overtreding van een verordening een straf stellen van ten hoogste drie maanden hechtenis of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.500,- in 2022). Voor het bepalen van wat strafbaar is, is aangesloten bij hoofdstuk Z, paragraaf 1, van de Kieswet.

Artikel 18. Evaluatie

Dit artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening een verslag inzake de werking en het effect van deze verordening aan Provinciale Staten zenden. Daarnaast heeft de referendumcommissie op grond van artikel 5 de taak om binnen een bepaalde termijn na de dag waarop een referendum wordt gehouden, dan wel nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces. De referendumcommissie kan voorts op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening.