Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordeelingen door het openbaar bestuur Gemeente Maastricht

Geldend van 07-07-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordeelingen door het openbaar bestuur Gemeente Maastricht

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Maastricht ieder voor zover hun bevoegdheden betreft;

Overwegende:

dat het doel van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen (Wet Bibob) is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordeel wordt gebruikt;

dat de integriteit van de gemeente wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het gebruik van onrechtmatig verkregen voordeel, dan wel van het plegen van strafbare feiten;

dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) en zelf de bevoegdheid hebben om te bepalen in welke van de door de wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zullen toepassen.

dat de vergunningen/ontheffingen voortkomende uit gemeentelijke verordeningen opgenomen in dit beleid zijn gekozen op basis van ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:

  • -

    Laagdrempeligheid door de geringe functie-eisen.

  • -

    Hoge omloop van contant geld, waardoor sprake is van extra kwetsbaarheid voor criminaliteit.

  • -

    Veel wisselingen in de exploitatie/exploitant, waarbij de financiering in veel gevallen plaatsvindt vanuit privévermogen of onderhandse leningen.

  • -

    Mindere locatie-/plaatsgebondenheid, waardoor het zogenaamde "waterbedeffect" zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

dat de Wet Bibob de gemeente beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

dat op 6 januari 2004 op grond van de Wet Bibob beleidsregels zijn vastgesteld inzake de toepassing van de Wet Bibob, welk beleid is aangevuld c.q. gewijzigd bij besluiten van 14 februari 2006, 21 november 2006, 31 augustus 2010 en laatstelijk 13 december 2016;

dat onderhavige beleidsregel geldt ter vervanging van de eerdere Bibob-beleidslijn(en) van de gemeente Maastricht.

Besluiten:

  • I.

    in te trekken de laatstelijk vastgestelde beleidslijn Bibob van 13 december 2016;

  • II.

    vast te stellen de “Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordeelingen door het openbaar bestuur Gemeente Maastricht”;

  • III.

    in te trekken het Aanwijzingsbesluit Bibob bij evenementen van 13 december 2016;

  • IV.

    vast te stellen het nieuwe Aanwijzingsbesluit Bibob bij evenementen.

Paragraaf 1 Algemeen

1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen, zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen van de gemeente Maastricht;

    • c.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning/ontheffing, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie, en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • d.

      Bibob-quickscan: een beperkte Bibob-toets met als doel het inzichtelijk krijgen van de financiering;

    • e.

      bouwkosten: Onder bouwkosten wordt verstaan het bedrag zoals vastgesteld door de gemeente op grond van de eenheidsprijzen zoals opgenomen in de Regeling vaststellen bouwkosten ten behoeve van de leges;

    • f.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken;

    • g.

      eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en/of artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen om een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bibob aan te vragen;

    • h.

      Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

    • i.

      overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012. Daarnaast wordt onder overheidsopdracht mede verstaan:

      • -

        een speciale-sectoropdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012

        en

      • -

        een overeenkomst waarmee een rechtspersoon met een overheidstaak zorg als bedoeld in artikel 2.11 van de Jeugdwet of artikel 2.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 inkoopt bij een ondernemer in het kader van een systeem waarbij voornoemde rechtspersoon overeenkomsten sluit met iedere ondernemer die zich ertoe verbindt om diensten of goederen te leveren tegen vooraf vastgestelde voorwaarden zonder dat het aantal belangstellende ondernemers aan de hand van een gunningscriterium wordt beperkt, met dien verstande dat voor gegadigde wordt gelezen ondernemer;

    • j.

      RIEC: het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum Limburg;

    • k.

      semi-overheid: semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die “dicht tegen de overheid aan zitten”. Kenmerken van semi-overheid zijn:

      • a.

        wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

      • b.

        een flinke publieke financiering.

    • l.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruikrecht;

      • 4.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren;

      • 5.

        toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek; of

      • 6.

        toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon;

    • m.

      volledige Bibob-toets: een uitgebreide toets op basis van het door de Minister vastgestelde volledige Bibob-vragenformulier.

1.2 Doel

De gemeente beoogt met de toepassing van de Wet Bibob de integriteit van het bestuursorgaan te waarborgen en te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert, waardoor de veiligheid, leefbaarheid, rechtsorde en/of bestuurlijke slagkracht wordt aangetast.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

2.1 Toepassingsbereik bij openbare inrichtingen, speelautomatenhallen en seksbedrijven

Een Bibob-toets vindt plaats bij de volgende aanvragen om een vergunning/ontheffing:

  • a.

    Horecavergunningen (artikel 3 Alcoholwet), met uitzondering van paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet;

  • b.

    Ontheffingen voor de openstelling van avondwinkels (artikel 6 Verordening Winkeltijden Maastricht);

  • c.

    Exploitatievergunningen voor droge horeca, coffeeshops en afhaalbedrijven (artikel 2.3.1.2 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht);

  • d.

    Evenementenvergunningen (artikel 3 van Evenementenverordening van de gemeente Maastricht) die zijn aangewezen bij afzonderlijk besluit van de Burgemeester;

  • e.

    Vergunningen speelautomatenhallen (artikel 2.3.3.1 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht);

  • f.

    Vergunningen voor seksinrichtingen en escortbedrijven (artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht);

  • g.

    Vergunningen voor de exploitatie van een bedrijf in een door de burgemeester op grond van aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten of indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft (artikel 2.3.4.2, eerste en tweede lid Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Maastricht).

2.2 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen

  • 1. Een Bibob-toets vindt plaats bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit), indien de aanvraag betrekking heeft op:

    • a.

      Bouwactiviteiten met bouwkosten van € 500.000,- of meer.

    • b.

      Bouwactiviteiten met bouwkosten tussen de € 50.000,- en € 500.000,- indien de aanvraag ziet op een gebruiksfunctie die valt binnen een van de in bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

  • 2. Bij meerdere aanvragen van één aanvrager die onder de “grens” van € 500.000,- blijven, binnen een periode van twee jaar, vindt een Bibob-toets plaats indien die aanvragen tezamen de grens van € 500.000,- overschrijden. De Bibob-toets wordt uitgevoerd bij de aanvraag die de grens overschrijdt.

  • 3. Een Bibob-toets vindt plaats bij de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning voor de activiteit milieu of een omgevingsvergunning voor een beperkte milieutoets), voor zover deze betrekking heeft op de afvalbranche of de autobranche.

  • 4. Indien de aangevraagde of al verleende omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, zoals bedoeld in artikel 2:25, tweede lid van de WABO, wordt eveneens een Bibob-toets uitgevoerd.

2.3 Toepassingsbereik bij publiekrechtelijke beschikkingen in overige gevallen

Een Bibob-toets vindt plaats bij de hierna onder a t/m e genoemde aanvragen indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob en/of het landelijk Bureau zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob:

  • a.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet.

  • b.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, in het geval het een horecabedrijf betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (paracommerciële instelling).

  • c.

    De aanvragen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de in deze beleidsregel genoemde regels vallen.

  • d.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer) voor zover deze niet reeds onder de in artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de in deze beleidslijn genoemde regels vallen.

  • e.

    De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op de activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in geval en onder voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieu toets). De toepassing blijft beperkt tot de bedrijven als benoemd in artikel 2.2a, eerste lid, onder b en tweede lid, onder c tot en met f van het Besluit omgevingsrecht.

  • f.

    De aanvraag om een evenementenvergunning als bedoeld in artikel 3 van Evenementenverordening van de gemeente Maastricht.

2.4 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Een Bibob-toets vindt plaats met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • 1.

    De verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied.

  • 2.

    De verstrekte beschikking betrekking heeft op een bepaalde (binnen het toepassingsbereik van de Wet Bibob vallende) branche, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicobranche.

  • 3.

    Vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 4.

    Informatie is verkregen op grond van artikel 26 van de Wet Bibob.

  • 5.

    Informatie is verkregen van het Bureau op grond van artikel 11 van de Wet Bibob.

  • 6.

    Bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente of op een andere locatie binnen de gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd.

2.5 Toepassingsbereik bij subsidies

Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel voor een reeds verleende subsidie als bedoeld in de gemeentelijke subsidieregeling, indien:

  • 1. De activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd of reeds is verleend valt onder één of meer van de in bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

  • 2. Er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties zoals bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie” onder artikel 1, eerste lid, onder 2° van de Wet Bibob, waarbij de gemeente partij is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2. Een Bibob-toets vindt altijd plaats bij:

    • a.

      de verkoop van een gemeentelijk onroerende zaak, met uitzondering van zogenaamd “snippergroen” en groen- en reststroken tot 150m2;

    • b.

      de verkoop en/of aankoop van onroerende zaken, die zijn gelegen in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan is aangewezen.

    • c.

      bij de hierna onder i t/m v genoemde vastgoedtransacties indien sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob en/of het Bureau zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob, die aanleiding vormt om te vermoeden dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob:

      • i.

        De gemeentelijke aankoop van onroerende zaken;

      • ii.

        De gemeentelijke huur of verhuur van onroerende zaken;

      • iii.

        De gemeentelijke deelname aan een vennootschap, die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt;

      • iv.

        Het vestigen of vervreemden van het recht van erfpacht, met uitzondering van de heruitgifte van het recht van erfpacht aan de zittende partij;

      • v.

        De verlening van een gebruiksrecht met betrekking tot onroerende zaken, met uitzondering van groen- en reststroken tot 150 m2.

  • 3. Indien er sprake is van een vastgoedtransactie die onderhavig is aan een Bibob-toets, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar kan op basis van de integriteitsclausule worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 7a en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

  • 4. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente voert, met inachtneming van deze beleidsregel, bij iedere overheidsopdracht een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob, op grond van:

    • a.

      Eigen ambtelijke informatie;

    • b.

      Informatie verkregen van het Bureau conform artikel 11 van de Wet Bibob;

    • c.

      Informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip);

    • d.

      Informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC;

    • e.

      Overige signalen.

  • 2. De gemeente voert standaard een volledige Bibob-toets uit, indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de volgende branches:

    • a.

      zorg;

    • b.

      (taxi)vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en (speciaal) kinderen- en leerlingenvervoer.

  • 3. In (aanbestedings)documenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de Gemeente, alvorens tot definitieve gunning wordt overgegaan, een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van de Wet.

  • 4. Indien er sprake is van een overheidsopdracht die onderhavig is aan een Bibob-toets, dan wordt in de overeenkomst een integriteitsclausule opgenomen. Indien uit de Bibob-toets blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar, dan wel een mindere mate van gevaar kan op basis van de integriteitsclausule worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. De integriteitsclausule houdt tevens in dat het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 7a en artikel 12 van de Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van de overeenkomst.

Paragraaf 4 Uitvoering

4.1 Uitvoering eigen onderzoek

Met uitzondering van het bepaalde onder 3.2, derde lid, bestaat de Bibob-toets op basis van deze beleidslijn in principe in de eerste plaats uit een Bibob-quickscan. Dit houdt in dat inzichtelijk gemaakt moet worden op welke wijze de financiering plaatsvindt. Om de financiering inzichtelijk te maken dient (voor zover van toepassing) het volgende aangetoond te worden:

  • -

    Wat de koopsom is geweest bij overname (aankoop vastgoed, goodwill, activa, e.d.);

  • -

    Welke investeringen er worden gedaan (inventaris, verbouwing, e.d.);

  • -

    Op welke wijze de financiering plaatsvindt (leningen, eigen vermogen, e.d.);

  • -

    Dat de betalingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden;

  • -

    Hoe het eigen vermogen tot stand is gekomen indien de financiering (deels) met eigen vermogen plaatsvindt.

Een volledige Bibob-toets zal vervolgens worden toegepast indien na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over met name:

  • -

    De bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of in de directe omgeving van de onderneming;

  • -

    De financiering van het bedrijf/(bouw)project;

  • -

    De omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming/(bouw)project of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd of de inventaris van de inrichting;

  • -

    (Andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten;

  • -

    (Andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

4.2 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van de beleidslijn

Deze beleidsregel laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de hiernavolgende bepalingen (gemotiveerd) tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

4.3 Niet volledig aanleveren Bibob-stukken

Het niet of niet volledig aanleveren van de in het kader van de Wet Bibob gevraagde gegevens leidt op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, dan wel op grond van artikel 4 eerste lid juncto artikel 7a Wet Bibob tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning, dan wel de ontbinding van een overeenkomst inzake een overheidsopdracht, dan wel de opschorting of ontbinding van een overeenkomst inzake een vastgoedtransactie.

Het Bibob-vragenformulier en de bijbehorende documenten stellen het bestuursorgaan in staat om het eigen onderzoek te verrichten. Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van het door de aanvrager/houder van de vergunning ingevulde Bibob-vragenformulier (incl. bijlagen), justitiële en politiële gegevens, extra aangeleverde informatie en een open bronnenonderzoek.

4.4 Bibob-advies

  • 1. De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2. Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit:

    • a.

      Het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het boordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      Het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlage is verstrekt door betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3. Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet Bibob, kan ingevolge artikel 9 van de wet Bibob advies worden ingewonnen bij het Landelijk Bureau Bibob.

  • 4. De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken. De betrokkene wordt door het bestuursorgaan geïnformeerd over het feit dat een advies is gevraagd.

4.5 Melding aan Landelijk Bureau Bibob

  • 1. Indien een betrokkene niet meewerkt door het bij volharding niet verstrekken van alle gevraagde gegevens in het bibob-onderzoek zonder dat daarvoor een duidelijke reden wordt gegeven of wanneer de betrokkene zijn aanvraag na het uitreiken van het bibob-vragenformulier zonder duidelijke reden intrekt, vermeldt de gemeente de gegevens van de betrokkene in het daarvoor bestemde register.

  • 2. De gemeente registreert de gegevens van de betrokkene, ten aanzien van wie als aanvrager van een beschikking, als gegadigde bij een overheidsopdracht of als wederpartij in een vastgoedtransactie een eigen onderzoek is uitgevoerd als bedoeld in artikel 7a lid 1 Wet Bibob en waarbij een ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 7 Wet Bibob.

  • 3. Het register bedoeld in de vorige leden wordt beheerd door het Landelijk Bureau Bibob. De informatie kan door het LBB worden verstrekt aan andere bestuursorganen op grond van artikel 11a van de Wet.

4.6 Vrijstellingen

De Wet Bibob wordt niet toegepast, ingeval het gaat om:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semi-overheidsinstanties;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

Paragraaf 5 Geheimhouding

5.1 Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet Bibob.

  • 2. In geval een advies van het Landelijk Bureau Bibob leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden, niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden, of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken, uitsluitend voorzover dit noodzakelijk is ter motivering van de naar aanleiding van het advies te nemen beslissing.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet Bibob. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 4. In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5. In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Paragraaf 6 Overige bepalingen

6.1 Rechtspersoon

In artikel 4.3, 4.4 en 5.1 wordt het begrip ‘bestuursorgaan’ genoemd. Voor zover het niet gaat om beschikkingen, maar om (het aangaan van) vastgoedtransacties en overheidsopdrachten geldt dat deze niet worden uitgevoerd in de hoedanigheid van bestuursorgaan, maar als ‘rechtspersoon met een overheidstaak’. Waar in deze artikelen gesproken wordt over ‘bestuursorgaan’ moet in geval van vastgoedtransacties en overheidsopdrachten daarom ‘rechtspersoon met een overheidstaak’ worden gelezen.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

7.1 Intrekking

De beleidslijn Bibob van 13 december 2016 wordt ingetrokken.

7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel is vastgesteld door de Burgemeester, respectievelijk het College van Burgemeester en wethouders op 27 juni 2023 en treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus besloten door het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht d.d. 27 juni 2023.

De Secretaris,

G.J.C. Kusters

De Burgemeester,

J.M. Penn-te Strake

Bijlage 1 Lijst van risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.

Voor toepassing van de Wet Bibob is het vereist dat er sprake is van een vergunning- of ontheffingsplicht, dan wel dat er sprake is van een subsidieaanvraag, een vastgoedtransactie, ofwel een overheidsopdracht.

Het enkele feit dat een branche als risicocategorie is aangewezen, maakt deze branche dus niet meteen vergunningplichtig.

De lijst met aangewezen risicocategorieën is bepaald op basis van ervaringen in de achterliggende jaren.

De aangewezen risicocategorieën:

  • -

    Afvalbewerkings-, –verwerkingsbedrijven;

  • -

    Afvalrecycling;

  • -

    Arbeidsbemiddelingsbedrijven;

  • -

    Autobedrijven (o.a. verkoop, lease, verhuur, import, export, reparatie etc.);

  • -

    Coffeeshops;

  • -

    Haarverzorging;

  • -

    Horecabedrijven;

  • -

    Hotels (inclusief pensions, logies);

  • -

    Juweliers;

  • -

    Kamerverhuurbedrijven, -bemiddeling en -beheer;

  • -

    Nachtwinkels;

  • -

    Schoonheidsverzorging (massage- & beautysalons en nagelstudio’s);

  • -

    Seksbedrijven (inclusief seksbioscopen, sekswinkels, massagesalons, etc.);

  • -

    Sloopbedrijven;

  • -

    Smart- en Headshops;

  • -

    Speelautomatenhallen en Gamecenters;

  • -

    Sportscholen en fitnesscentra;

  • -

    Taxibranche;

  • -

    Telefoonwinkels;

  • -

    Transportondernemingen;

  • -

    Wellnesscentra en bedrijfsmatige sauna’s;

  • -

    Wisselkantoren;

  • -

    Woonboten;

  • -

    Zoetwarenwinkels;

  • -

    Zonnestudio’s;

  • -

    Zorgbureaus en –aanbieders en PGB-bureaus;