Regeling vervallen per 28-06-2012

Maatregelenverordening 2004

Geldend van 01-01-2012 t/m 27-06-2012

Intitulé

Maatregelenverordening 2004

De raad der gemeente Teylingen

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout, Sassenheim en Warmond (ISD) d.d.

Gelet op de Gemeenschappelijke Regeling van de ISD, de Wet Werk en Bijstand (WBB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers(Ioaw) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (Ioaz)

Overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid, onder b WWB, de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid WWB.

Vast te stellen de hierna volgende Maatregelenverordening 2004

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    •  

      het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD;

    •  

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • de bijstandsnorm: de op grond van hoofdstuk 3 paragraaf 2 van de WWB (art. 20 tot en met 24) geldende norm voor belanghebbende inclusief eventuele verhoging of verlaging op grond van hoofdstuk 3 paragraaf 3 van de WWB (art. 25 tot en met 30);

    •  

      uitkeringsgerechtigde: degene die bijstand ontvangt of ontving in of na de periode waarop de afstemmingswaardige gedraging betrekking heeft, indien het gehuwden betreft wordt hieronder elk van de echtgenoten verstaan;

    •  

      jongeren de uitkeringsgerechtigde van 18, 19 of 20 jaar;

    •  

      gedraging handelen of nalaten;

    •  

      trajectplan een individueel plan, gericht op het vergroten van de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces of deelname aan sociale activiteiten benadelingbedrag het bruto ten onrechte of teveel ontvangen bedrag aan bijstand.

Artikel 2. Verlagen van de bijstand

  • 1.

    Het dagelijks bestuur verlaagt de bijstand overeenkomstig deze verordening en op grond van artikel 18 van de WWB in geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van de uitkeringsgerechtigde of wanneer de uitkeringsgerechtigde de verplichtingen voortvloeiende uit de wet of de artikelen 28, tweede lid, of 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdragen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stemt het verlagen van de bijstand af op de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de uitkeringsgerechtigde.

  • 3.

    Het besluit de bijstand te verlagen bevat tenminste: de reden van het verlagen, de periode waarover het verlagen plaatsvindt, het percentage waarmee wordt verlaagd.

  • Als naar beneden of naar boven wordt afgeweken van de standaard verlaging motiveert het dagelijks bestuur dit in het besluit.

  • 4.

    De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • Onverminderd het voorgaande wordt de verlaging tevens toegepast op de aan jongeren verstrekte bijzondere bijstand voor levensonderhoud op grond van art. 12 van de wet, voor zover zij recht hebben op deze bijzondere bijstand. Alsmede op de langdurigheidstoesiag indien de verwijtbare gedraging van de belanghebbende in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

  • 5.
    • a:

      De verlaging gaat in met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging is bekend gemaakt.

    • b:

      Voor zover de bijstand of de langdurigheidstoeslag nog niet is betaald kan in afwijking van het voorafgaande de verlaging met terugwerkende kracht opgelegd worden.

    • c:

      De verlaging wordt toegepast op de geldende bijstandsnorm die van toepassing is in de maand waarin de verlaging geëffectueerd wordt.

Artikel 3 horen van de belanghebbende

  • 1.

    Voordat een verlaging plaatsvindt wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    het horen van de belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.de

      vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.de

      belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten en of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het dagelijks bestuur of van een derde aan wie het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet; of

    • d.

      het dagelijks bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 4 afzien van de verlaging

Indien geen verwijt gemaakt kan worden ziet het dagelijks bestuur af van het verlagen van bijstand. Dit geldt ook als tussen de verwijtbare gedraging en het constateren hiervan meer dan 18 maanden is verstreken, tenzij het betreft het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen en hierdoor ten onrechte een uitkering is ontvangen, dan geldt een termijn van 60 maanden.

Artikel 5: samenloop van gedragingen

Indien er sprake is van meerdere verwijtbare gedragingen die: zich gelijktijdig voordoen, geldt in beginsel een gecumuleerde verlaging

Artikel 6: recidive

Indien binnen een periode van 12 maanden opnieuw sprake is van een afstemmingswaardige gedraging, verdubbelt het dagelijks bestuur de duur of hoogte van de verlaging.

Artikel 7: waarschuwing

  • 1.

    het dagelijks bestuur kan volstaan met een waarschuwing in plaats van een verlaging voor zover het niet gaat om verwijtbare gedragingen genoemd in:

    • -

      artikel 9, vierde lid onder a en b van de verordening; -artikel 10, tweede lid van de Verordening; -artikel 11, tweede lid van de Verordening; -artikel 11, vierde lid van de Verordening.

  • 2.

    Indien eerder binnen een periode van 24 maanden een waarschuwing is gegeven kan niet worden volstaan met een waarschuwing.

Artikel 8: tijdvak en heroverweging

De duur van de verlaging van de uitkering geldt voor een bepaalde tijd. Het besluit inhoudende een verlaging voor een periode van meer dan drie maanden wordt door het dagelijks bestuur eens per drie maanden heroverwogen voor zolang deze uitkering voortduurt.

Paragraaf 2: De verwijtbare gedragingen

Artikel 9: tekortschieten in het naleven van de arbeidsverplichtingen.

  • 1.

    De bijstandsnorm wordt gedurende een maand met 5% verlaagd indien:

    • a:

      belanghebbende zich niet tijdig laat registreren als werkzoekende bij het CWI of het niet tijdig verlengen hiervan;

    • b:

      belanghebbende het trajectplan niet ondertekent.

  • 2.

    De norm wordt gedurende een maand met 10% verlaagd indien:

  • belanghebbende niet of onvoldoende meewerkt aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot scholing of arbeidsinschakeling.

  • 3.

    De norm wordt gedurende een maand verlaagd met 20% indien:

    • a:

      sprake is van een gedraging (voorafgaand aan of tijdens de bijstandsverlening) die de inschakeling in arbeid belemmert of als belanghebbende anderszins niet naar vermogen tracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b:

      belanghebbende niet of onvoldoende gebruik maakt van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en art. 10, eerste lid van de wet, waaronder tevens begrepen sociale activering.

  • 4.

    De bijstand norm wordt gedurende een maand met 100% verlaagd indien:

    • a:

      belanghebbende algemeen geaccepteerde arbeid niet aanvaardt;

    • b:

      sprake is van door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 10: niet of niet tijdig nakomen van inlichtingenplicht

  • 1.

    Indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur belanghebbende niet tijdig de verplichting als bedoeld in art.17 van de wet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het dagelijks bestuur daartoe gestelde termijn te verstrekken, verlaagt het dagelijks bestuur met toepassing van artikel 54 van de wet de norm met 5% gedurende een maand.

  • 2.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in art. 17 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte verstrekken of teveel verstrekken van bijstand, wordt de verlaging van de norm afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag:

    • a:

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00, 10% van de norm gedurende een maand;

    • b:

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,00 tot € 2000,00, 20% van de norm gedurende een maand;

    • c:

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,00 tot € 4000,00, 40% van de norm gedurende een maand;

    • d:

      bij een benadelingsbedrag vanaf € 4000,00, 100% van de norm gedurende een maand.

  • 3.

    Voor zover er geen sprake is van een benadelingsbedrag verlaagt het dagelijks bestuur de norm met 5% gedurende een maand als het dagelijks bestuur van oordeel is dat het niet nakomen van de informatieverplichting van voldoende gewicht is.

Artikel 11: overige verwijtbare gedragingen

  • 1.

    Indien belanghebbende later, dan op grond van de wet of beleid is toegestaan, terugkeert van vakantie of verblijf in het buitenland wordt de bijstand verlaagd met 20% van de bijstandsnorm gedurende een termijn van een maand als sprake is van arbeidsverplichtingen of andere verplichtingen genoemd in het trajectplan, dan wel sprake is van anderszins door het dagelijks bestuur toegestane scholing.

  • 2.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur eerder bijstandsafhankelijk wordt door:

    • a:

      verwijtbaar te snel interen op het vermogen; of

    • b:

      het doen van een schenking, hieronder tevens begrepen het accepteren van een onderbedeling bij boedelscheiding en het verkopen van een woning onder de marktprijs;

    • verlaagt het dagelijks bestuur de norm overeenkomstig art. 10, tweede lid, van deze verordening.

  • 3.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur de alimentatieverplichting als bedoeld in art. 56 van de wet niet nakomt, verlaagt het dagelijks bestuur de norm met maximaal 30% gedurende 3 maanden.

  • 4.
    • a.

      Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur verwijtbaar geen of niet tijdig een aanvraag ingevolge een voorliggende voorziening heeft ingediend of voortgezet, en voor deze kosten een beroep gedaan wordt op bijzondere bijstand, verlaagt het dagelijks bestuur de bijzondere bijstand met maximaal 100% gedurende de maanden waarover recht op de voorliggende voorziening had bestaan.

    • b.

      Indien belanghebbende anderszins als gevolg van een verwijtbare gedraging een beroep doet of blijft doen op bijzondere bijstand, verlaagt het dagelijks bestuur de bijzondere bijstand overeenkomstig hetgeen het dagelijks bestuur proportioneel acht.

    • c.

      Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur verwijtbaar geen of niet tijdig een aanvraag ingevolge een voorliggende voorziening voor levensonderhoud, heeft ingediend of voortgezet, verlaagt het dagelijks bestuur de norm overeenkomstig art 9 vierde lid van deze verordening.

  • 5.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur onvoldoende verzekerd is en hierdoor bijzondere bijstand aanvraagt, verlaagt het dagelijks bestuur de bijzondere bijstand met het bedrag waarop krachtens de gebruikelijke verzekering recht bestaat.

  • 6.

    Indien belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur zich zeer ernstig misdraagt tegen medewerkers werkzaam bij de ISD, CWI en reïntegratiebedrijven, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de wet, verlaagt het dagelijks bestuur de norm met een door het dagelijks bestuur vast te stellen percentage gedurende een door het dagelijks bestuur vast te stellen periode, met een maximum van 30% gedurende 3 maanden.

  • 7.

    Indien belanghebbende anderszins blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan verlaagt het dagelijks bestuur de bijstand geheel of gedeeltelijk.

  • 8.

    De afstemming op grond van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan als bedoeld in dit artikel laat onverlet de mogelijkheid de bijstand tevens te vertrekken in de vorm van een geldlening.

Regelingen in verband met de wijzigingen in de WWB en intrekking van de WIJ per 1 januari 2012

Artikel 11a Wijziging betekenis begrippen

  • 1.   

    Waar in deze verordening “trajectplan” wordt gebruikt heeft dit begrip vanaf 1 januari 2012, voor zover het jongeren tot 27 jaar betreft, dezelfde betekenis als “plan van aanpak” als bedoeld in artikel 44a van de wet.

  • 2.   

    Waar in deze verordening wordt gesproken over “gehuwde(n)” heeft dit Begrip vanaf 1 januari 2012 dezelfde betekenis als “gezin” zoals bedoeld in artikel 4 van de wet.

Artikel 11b Onvoldoende meewerken aan plan van aanpak

Onder ‘gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren’ als bedoeld in artikel 9 wordt vanaf 1 januari 2012 mede verstaan: het onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren dan wel evalueren van een plan van aanpak.

Artikel 11c Intrekking WIJ

De bepalingen van deze verordening zijn vanaf 1 januari 2012 evenzo van toepassing op personen van 18 jaar en ouder doch jonger dan 27 jaar.

Paragraaf 2: Slotbepalingen

Artikel 12: onvoorzien

Het dagelijks bestuur beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 13: beleidsregels

Het dagelijks bestuur stelt beleidsregels op ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 14: citeerartikel en inwerking treden

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Afstemmingsverordening 2004 ISD Bollenstreek" en heeft als werktitel "Maatregelenverordening".

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 2 januari 2006.
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
R. van Dijk, M. Stalsen
Afschriften van dit besluit naar:
-