Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2023

Geldend van 30-06-2023 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2023

De raad van de gemeente Waddinxveen;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 april 2023;

gelet op artikel 212 Gemeentewet;

besluit

vast te stellen

de Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2023.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor een toelichting op de in deze verordening gebruikte begrippen wordt verwezen naar Bijlage 3 - Begrippenlijst bij deze verordening.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Indeling programma’s en paragrafen

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de verdeling van de voorgeschreven taakvelden over de programma’s vast.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode per programma de beleidsindicatoren vast. Dit zijn minimaal de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, lid 2, onder a, BBV.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen de raad in extra paragrafen, naast de wettelijk verplichte paragrafen, in de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de begroting en de jaarstukken wordt onder elk programma en daarnaast het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead een tabel opgenomen waarin de lasten en baten inclusief reservemutaties worden weergegeven.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt als bijlage een overzicht opgenomen waarin voor de programma’s, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de lasten en baten per taakveld worden weergegeven.

  • 3. In de begroting wordt als bijlage een overzicht opgenomen van de nieuwe investeringen ingedeeld naar programma’s, het zogenaamde meerjareninvesteringsplan. In de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt dit samengevat. In deze samenvatting worden meegenomen de verwachte restant kredieten in de begroting van reeds eerder door de raad geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4. In de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 BBV, inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen, het groot onderhoud en de grondexploitatie. Dit wordt verder toegelicht in de paragraaf financiering in de begroting.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen en het groot onderhoud de uitputting van de geautoriseerde kredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 6. In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht van alle incidentele lasten en baten opgenomen. Bedragen groter dan € 50.000,- worden afzonderlijk gespecificeerd en toegelicht.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 15 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een brief aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze brief voor 15 juli vast. In een jaar met gemeenteraadsverkiezingen kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. In de begroting wordt onder het overzicht algemene dekkingsmiddelen een bedrag voor onvoorzien opgenomen. De hoogte van het bedrag wordt vastgesteld door de raad.

Artikel 5. Autorisatie begroting en kredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en baten, per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht overhead. Dit voor het eerste jaar van deze begroting.

  • 2. Bestedingen kleiner dan € 10.000,- ten laste van de post onvoorzien worden door de raad gemandateerd aan het college, dit met inachtneming van artikel 4, lid 2.

  • 3. De ramingen in de begroting zijn ook gebaseerd op de meerjarige beheerplannen (onderhoudsplannen) met bijbehorende kwaliteitsniveaus, zoals die door de raad zijn vastgesteld.

  • 4. Bij de behandeling van de begroting kan de raad aangeven voor welke nieuwe investeringskredieten op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie moet worden voorgelegd. De overige nieuwe investeringskredieten worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 5. Het college informeert de raad als ze verwacht, de geautoriseerde lasten te overschrijden, de geautoriseerde baten te onderschrijden, een investeringskrediet te overschrijden of een groot onderhoudskrediet te overschrijden.

  • 6. In de tussentijdse rapportages, bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college aan de raad voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten en baten, de investerings- en groot onderhoudskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investerings- en groot onderhoudskredieten met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investerings- en groot onderhoudskredieten.

  • 7. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaande aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 8. In geval van spoed, bijvoorbeeld bij een calamiteit, is het college gemachtigd om voorafgaande aan toestemming van de raad uitgaven te doen. Daarover wordt de raad achteraf zo spoedig mogelijk geïnformeerd, bijvoorbeeld door een mondelinge mededeling of via een raadsinformatiebrief.

  • 9. De raad kan aan het college mandaat verlenen om strategische aankopen vastgoed te doen. De raad stelt op voorstel van het college dit mandaat en bijbehorend budget vast. Het college legt in een voorstel achteraf aan de raad verantwoording af over de aankoop met een gelijktijdig verzoek om het budget weer op te hogen tot het door de raad gemandateerde budget.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage (Burap)

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van de begroting over de eerste 6 maanden en de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar en de gevolgen van afwijkingen voor het lopende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De eerste rapportage wordt in september en de tweede rapportage in december van het lopende begrotingsjaar door de raad behandeld.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten in ieder geval een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de lasten en baten per programma;

    • b.

      de lasten en baten van de overzichten van de algemene dekkingsmiddelen, overhead, vennootschapsbelasting en onvoorzien;

    • c.

      het totale saldo van lasten en baten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves gesplitst naar de onderdelen a en b;

    • e.

      het verwachte resultaat, volgend uit de onderdelen c en d. en

    • f.

      de investerings- en groot onderhoudskredieten (bijstellingen en nieuwe kredieten).

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de door de raad, met inachtneming van artikel 5, lid 1, geautoriseerde lasten en baten per (beleids)doel, excl. afwijkingen op toevoegingen en onttrekkingen aan reserves, groter dan € 50.000,- altijd toegelicht. Afwijkingen kleiner of gelijk aan € 50.000,- worden toegelicht als daar aanleiding toe is.

  • 4. De afwijkingen op de door de raad geautoriseerde toevoegingen en onttrekkingen aan reserves, investerings- en groot onderhoudskredieten worden voor afwijkingen groter dan € 50.000,- of 25% van het begrote bedrag altijd toegelicht.

  • 5. In de tussentijdse rapportages worden bestedingen kleiner dan € 10.000,- ten laste van onvoorzien, welke door de raad zijn gemandateerd aan het college, nader toegelicht. In de jaarstukken vindt een volledige verantwoording van de bestedingen ten laste van onvoorzien plaats.

Artikel 7. Criteria voor overheveling incidentele budgetten en kredieten

  • 1. Indien de activiteiten, waarvoor de raad een incidenteel budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig. In de tweede tussentijdse rapportage zal hiervoor door het college aan de raad een voorstel worden gedaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om incidenteel toegekend budget wel of niet gedekt door gelden van derden;

    • b.

      de gevraagde ruimte is op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig;

    • c.

      aangetoond is dat de afwikkeling door omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden, maar nog wel moet plaatsvinden en

    • d.

      de uitvoering van de activiteiten kan plaatsvinden binnen de werkplanning van het nieuwe boekjaar.

  • 2. In de tweede tussentijdse rapportage wordt voor een over te hevelen incidenteel budget groter dan € 50.000,- een toelichting op de omvang en de oorzaak van een over te hevelen incidenteel budget opgenomen. Overhevelingen kleiner of gelijk aan € 50.000,- worden toegelicht als daar aanleiding toe is.

  • 3. Van overheveling zijn uitgesloten budgetten voor de grondexploitatie, omdat deze budgetten jaarlijks naar de stand per begin van het nieuwe boekjaar opnieuw worden bepaald en beschikbaar gesteld.

  • 4. Investerings- en groot onderhoudskredieten die niet in uitvoering zijn genomen of onverdeeld kunnen maximaal twee jaar worden doorgeschoven naar een volgend jaar. Als het college voor een krediet deze termijn wil verlengen dan doet het college hiervoor een gemotiveerd voorstel aan de raad in de tweede tussentijdse rapportage.

Artikel 8. EMU-saldo

  • 1. Wanneer het Rijk de gemeente meedeelt dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, lid 6, Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig vindt, dan doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting aan de raad.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze in onder andere de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen in deze paragraaf, de raad wordt geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording in de jaarrekening rapporteert het college aan de raad voor de boekjaren 2023 en 2024 over afwijkingen (fouten en onduidelijkheden) met een verantwoordingsgrens van 2% van de werkelijke totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves. Vanaf 2025 is dit 1%.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering in de jaarrekening worden door het college alle geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) gelijk of groter dan € 150.000,- nader toegelicht. Dit inclusief, indien van toepassing, door het college genomen of nog te nemen beheersmaatregelen om de afwijkingen te voorkomen.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 januari ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit de van toepassing zijnde wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het college werkt dit normenkader uit in een toetsingskader voor de controle van de interne beheersing.

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de grenzen van de lasten en baten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investerings- en groot onderhoudskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten komen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investerings- en groot onderhoudsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het door de raad totaal vastgestelde kredietbedrag. Een overschrijding van een jaarschijf, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting onrechtmatig is. Afwijkingen worden door de raad als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een lastenoverschrijding waarbij direct gerelateerde baten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een lastenoverschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      Er is sprake van een lastenoverschrijding doordat activiteiten na afloop van het boekjaar als onrechtmatig moeten worden beschouwd omdat dit bijvoorbeeld bij nader onderzoek van de subsidieverstrekker, belastingdienst of een toezichthouder blijkt (bijvoorbeeld een belastingnaheffing).

  • Deze afwijkingen worden verder toegelicht in het overzicht van lasten en baten inclusief toelichting in de jaarrekening, zodat de raad kan vaststellen dat de afwijkingen op basis van dit artikel acceptabel zijn. Daarnaast wordt verwezen naar artikel 9, lid 2, over de verantwoordingsgrens voor de rechtmatigheidsverantwoording en naar artikel 9, lid 3, over de rapportagegrens in de paragraaf bedrijfsvoering in de jaarrekening.

  • 5. Afwijkingen van de begroting die passen binnen het bestaande beleid van de raad worden verder toegelicht in het overzicht van lasten en baten inclusief toelichting in de jaarrekening, zodat de raad kan vaststellen dat het afwijkingen zijn die passen binnen het bestaande beleid van de raad. Daarnaast wordt verwezen naar artikel 9, lid 2, over de verantwoordingsgrens voor de rechtmatigheidsverantwoording en naar artikel 9, lid 3, over de rapportagegrens in de paragraaf bedrijfsvoering in de jaarrekening.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, signaleren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor, legt vast en onderhoud periodiek de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden gewaardeerd en afgeschreven volgens het BBV. De mogelijkheden tot eigen keuzes hierin worden in dit artikel verder uitgewerkt. De methoden van afschrijving en afschrijvingstermijnen bij de diverse soorten van vaste activa zijn verder uitgewerkt in de Bijlage 1 - Afschrijvingsbeleid bij deze verordening. De afschrijvingstermijnen bij de diverse soorten vaste activa zijn richtinggevend, maar niet limitatief en niet bindend. Wanneer hiervan wordt afgeweken dan wordt dit door het college in het voorstel voor een investeringskrediet aan de raad toegelicht.

  • 2. Het BBV laat de gemeente vrij in de keuze van afschrijvingsmethodiek. In beginsel wordt lineair afgeschreven. Wanneer er sprake is van gerelateerde inkomsten uit belastingen, heffingen en tarieven of gebouwen waarbij geen sprake is van onderhoudslasten voor rekening van de gemeente wordt er annuïtair afgeschreven.

  • 3. Lasten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Het saldo van (dis)agio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5. Vaste activa met een activeringswaarde van minder dan € 25.000 worden, uitgezonderd gronden en terreinen, niet geactiveerd maar om praktische redenen direct in het jaar van aanschaf ten laste van de exploitatie gebracht. Het genoemde bedrag is exclusief eventuele verrekenbare of compensabele BTW.

  • 6. De lasten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief komen in één keer ten laste van de exploitatie. Deze incidentele lasten worden gedekt uit een positief saldo van de begroting en/of een onttrekking aan de Algemene Bedrijfsreserve Algemene Dienst.

  • 7. Bij bepaling van de afschrijvingslasten van een actief wordt geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde.

  • 8. In een investeringskrediet wordt, indien van toepassing, een redelijk deel aan personeels-, huisvestings- en overheadlasten (apparaatslasten) meegenomen. Rentelasten tijdens de realisatie van het krediet worden direct ten laste van de exploitatie gebracht en dus niet bijgeschreven op de investering.

  • 9. Er wordt afgeschreven met ingang van het jaar na de realisatie (oplevering/leverantie) van de investering.

  • 10. De componentenmethode wordt toegepast indien een actief met economisch nut uit componenten met substantiële omvang met verschillende levensduren bestaat. Bij investeringen met een maatschappelijk nut wordt de componentenmethode niet toegepast.

  • 11. Bij vervangingsinvesteringen, verbouwing en/of uitbreiding wordt voor de te hanteren afschrijvingstermijn een aansluiting gezocht bij de resterende levensduur van het totaal van het actief. Dit tenzij de activiteiten een levensduur verlenging van het totaal van het actief tot gevolg hebben of eigenstandig gebruik mogelijk is.

  • 12. Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar ten laste van de exploitatie gebracht in de vorm van extra afschrijving. Bij waardevermindering van vaste activa met economisch nut moet dit worden onderbouwd met een onafhankelijke toets van de directe opbrengstwaarde.

  • 13. Het is niet toegestaan om tussen afzonderlijke investeringskredieten te schuiven. Een uitzondering hierop vormen de budgettaire kaders voor de nog te verdelen investeringen die in het kader van de beheerplannen jaarlijks door de raad voor het eerstvolgende begrotingsjaar worden vastgesteld. Dit gebeurt meestal in het kader van de vaststelling van de begroting.

  • 14. De in lid 13. genoemde budgettaire kaders worden door het college verdeeld naar investeringskredieten voor projecten. Bij de verdeling respecteert het college de budgettaire kaders, beheerdisciplines en afschrijvingsduren die door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het vormen en besteden van reserves en voorzieningen gebeurt conform het BBV. De mogelijkheden tot eigen keuzes worden in dit artikel verder uitgewerkt. De gekozen methodiek en specificaties per type zijn vermeld in de Bijlage 2 - Reserves en voorzieningen bij deze verordening.

  • 2. Aan reserves en voorzieningen, wordt uitgezonderd de Reserve bovenwijkse voorzieningen, geen rente toegevoegd.

  • 3. Bij een voorstel tot aanwending van een algemene reserve of bestemmingsreserve wordt in het voorstel altijd het saldo van de reserve inclusief de voorgestelde onttrekking opgenomen.

  • 4. Bij een voorstel voor de instelling van een (bestemmings)reserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve en

    • c.

      de maximale hoogte (plafond) van de reserve (indien van toepassing).

  • De looptijden van de (bestemmings)reserves worden minimaal jaarlijks beoordeeld in het kader van het voorstel van bestemming van het resultaat van de jaarrekening aan de raad.

  • 5. Bij onderhoudsvoorzieningen voor beheerplannen wordt jaarlijks door de raad voor het eerstvolgende begrotingsjaar de nog te verdelen jaarschijf groot onderhoud voor de uitvoering van de beheerplannen beschikbaar gesteld. Dit gebeurt meestal in het kader van de vaststelling van de begroting. Deze budgettaire kaders worden door het college verdeeld naar groot onderhoudskredieten voor projecten.

Artikel 15. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een inzichtelijk stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden de directe kosten, de overheadkosten, de rente vreemd vermogen en mutaties in reserves en -voorzieningen betrokken.

  • 2. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht worden ook, indien van toepassing, de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten wordt voor de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met investeringen, groot onderhoud, grondexploitaties, subsidies of specifieke uitkeringen binnen het taakveld overhead een inzichtelijk stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart inzichtelijk gemaakt en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in lid 3 en 4 van dit artikel betreffen, wordt binnen het taakveld overhead een inzichtelijk stelsel van kostentoerekening gehanteerd.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa aan de taakvelden, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage voor toerekening van rente aan kostprijzen is gelijk aan het percentage omslagrente. Uitgangspunt is integrale financiering.

  • 7. In afwijking van lid 6 van dit artikel wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van integrale financiering of van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente kan worden verhoogd met een opslag voor debiteurenrisico.

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt minimaal de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, garanties of borgstellingen aan overheidsbedrijven en derden worden minimaal de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van minimaal de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van lid 1, 2 of 3 van dit artikel door een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in lid 4 van dit artikel zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van één van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h Mededingingswet.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing, leges, lijkbezorgingsrechten, marktgelden en (ver)huurtarieven.

  • 2. Het college doet de raad, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een voorstel met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de tarieven voor erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de door de raad vastgestelde kaders in lid 2 van dit artikel, vooraf een voorstel voor aan de raad.

Artikel 18. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het aantrekken en het uitzetten van geldmiddelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen worden offertes opgevraagd bij minimaal drie financiële instellingen/tussenpersonen alvorens middelen worden aangetrokken. Deze offertes worden schriftelijk vastgelegd en;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, Wet financiering decentrale overheden;

  • 2. Het college richt haar activiteiten op het gebied van treasury op een transparante en beheersbare wijze in. Het college stelt hiervoor een Treasurystatuut vast.

  • 3. Bij het verstrekken van geldleningen en garanties voor de publieke taak of het algemeen belang neemt het college de volgende kaders in acht:

    • a.

      Geldleningen worden door de gemeente alleen verstrekt als alle andere mogelijkheden zijn onderzocht en geen resultaat hebben opgeleverd;

    • b.

      Garanties waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Uitgangspunt is het verstrekken van garanties in de vorm van borgstellingen, waarbij eerst de hoofdschuldenaar door de geldverstrekker wordt aangesproken;

    • c.

      Gebruik wordt gemaakt van waarborgfondsen. Indien hierop geen beroep kan worden gedaan worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden gevestigd;

    • d.

      Het college besluit niet over het verstrekken van geldleningen en garanties waarbij de gemeente direct moet betalen als de geldverstrekker daarom vraagt, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 4. Het college richt haar activiteiten op het gebied van het uitgeven van geldleningen en garanties op een transparante en beheersbare wijze in. Het college stelt hiervoor een Nota geldleningen u/g en garanties vast.

Paragraaf 5. Paragrafen begroting en jaarstukken

Artikel 19. Lokale heffingen

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 10 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.

  • 2. Daarnaast wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      op basis van artikel 15, lid 1 en 5, de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

    • b.

      op basis van artikel 15, lid 6, de berekening van het rentepercentage voor de omslagrente voor het bepalen van de kostprijzen van de rechten en heffingen;

    • c.

      onder het onderdeel beleid bedoeld in artikel 10, aanhef en onder b, BBV een overzicht van de diverse lokale rechten en heffingen, de maatstaf en de te bereiken doelstelling van het opleggen van het recht of de heffing en

    • d.

      informatie over de kostendekkendheid van de rechten en heffingen.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 11 van het BBV en de Regeling vaststelling wijze waarop kengetallen worden vastgesteld en opgenomen in begroting en jaarverslag provincies en gemeenten vastgelegde verplichte informatie en financiële kengetallen.

  • 2. Daarnaast wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;

    • b.

      het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen aan en onttrekkingen van reserves als percentage van de inkomsten;

    • c.

      de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten;

    • d.

      de wijze waarop met conjuncturele risico’s en de omvang van het weerstandsvermogen wordt omgegaan en

    • e.

      de wijze waarop met project specifieke risico’s wordt omgegaan bij het bepalen van de tussentijdse winstneming bij grondexploitaties en de omvang van het weerstandsvermogen.

  • 3. Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde Nota risicomanagement en weerstandsvermogen aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt onder andere ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, weerstandsvermogen of anderszins en het instrumentarium van beheersmaatregelen. In de nota wordt ook de gewenste minimale ratio voor de weerstandscapaciteit bepaald.

  • 4. De risico’s worden minimaal tweemaal per kalenderjaar in de jaarstukken en de begroting geactualiseerd.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 12 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.

  • 2. Daarnaast wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de voortgang van de geplande investeringen en groot onderhoud en

    • b.

      de omvang van het achterstallig onderhoud inclusief de maatregelen die getroffen worden om de achterstanden in te halen.

  • 3. Er is sprake van een ondergrens voor wat betreft het vast te stellen onderhoudsniveau van kapitaalgoederen. Dit is het minimale niveau waarop nog geen kapitaalvernietiging plaatsvindt.

  • 4. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een Integraal beheerplan openbare ruimte aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor wegen, civieltechnische kunstwerken, openbare verlichting, groen en spelen. De raad stelt het plan vast.

  • 5. Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een Beheerplan begraafplaatsen aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de begraafplaatsen. De raad stelt dit plan vast.

  • 6. Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een Gemeentelijk waterplan aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van onderhoud. De raad stelt dit plan vast.

  • 7. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een Meerjarenonderhoudsplan gemeentelijk vastgoed, inclusief binnensportaccommodaties, aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het gemeentelijk vastgoed. De raad stelt het plan vast.

  • 8. Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een Beheerplan buitensport aan. Het plan geeft in ieder geval het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de buitensportaccommodaties. De raad stelt dit plan vast.

Artikel 22. Financiering

De paragraaf bevat naast de in artikel 13 van het BBV vastgelegde verplichte informatie minimaal de volgende aanvullende financiële informatie die bijdragen aan het beeld over de financiële positie van de gemeente:

  • a.

    een overzicht van de opgenomen geldleningen met een looptijd korter dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • b.

    een overzicht van de opgenomen geldleningen met een looptijd gelijk of langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 14 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.

  • 2. Daarnaast wordt in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur derden;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten;

    • e.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

    • f.

      een toelichting bij de rechtmatigheidsverantwoording op alle afwijkingen inclusief de beheersmaatregelen boven de in artikel 9, lid 3, opgenomen rapportagegrens, als deze voorkomen;

    • g.

      een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden door het niet naleven van de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

    • h.

      een rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen en

    • i.

      geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit is voorgekomen.

Artikel 24. Verbonden partijen

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 15 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.

  • 2. Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde Nota verbonden partijen aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 25. Grondbeleid

  • 1. De paragraaf bevat minimaal de in artikel 16 van het BBV vastgelegde verplichte informatie.

  • 2. Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde Nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 3. De voorzieningen voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen nominale waarde.

Artikel 26. Duurzaamheid

  • 1. Naast de in de BBV voorgeschreven paragrafen is er in begroting en jaarstukken een paragraaf duurzaamheid. Er is dus wettelijk geen verplichte informatie vastgelegd.

  • 2. In ieder geval worden in deze paragraaf opgenomen:

    • a.

      de missie;

    • b.

      de beleidsdoelstellingen;

    • c.

      de maatregelen en

    • d.

      de (financiële) verantwoording.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval ondersteunend is aan:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de aandachtsgebieden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten etc.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over de uitputting van de toegekende budgetten en investerings- en groot onderhoudskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie ten behoeve van indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, maar ook voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de aandachtsgebieden;

  • b.

    een toereikende scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investerings- en groot onderhoudskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de aandachtsgebieden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan en

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 29. Interne controle

  • 1. Het college zorgt voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente waarbij de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017 blijft van toepassing op de planning & control documenten die betrekking hebben op de begrotingsjaren tot en met 2022 en de primaire begroting 2023.

  • 2. De nieuwe verordening is van toepassing op de planning & control documenten begrotingsjaar 2023 en volgende uitgezonderd de primaire begroting 2023.

Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 31 mei 2023.

De griffier,

……………………,

De burgemeester,

…………….

Bijlage 1 - Afschrijvingsbeleid

Het BBV laat gemeenten vrij in de keuze van afschrijvingsmethodiek, onze gemeente heeft er voor gekozen de volgende methodieken te hanteren:

  • Lineaire afschrijving, dat wil zeggen afschrijving op basis van een vast bedrag per jaar. Bij deze methode blijven de afschrijvingslasten gelijk, terwijl de rentelasten en daardoor ook de totale kapitaallasten tijdens de levensduur geleidelijk afnemen.

  • Annuïtaire afschrijving, dat wil zeggen afschrijving op basis van gelijkblijvende annuïteiten, waarbij de jaarlijkse last van rente en afschrijving gelijk blijft. Daarbij daalt de rentelast van jaar tot jaar sneller in de loop van de gebruiksperiode, terwijl de afschrijving omgekeerd evenredig toeneemt.

Er wordt in beginsel lineair afgeschreven, deze methode houdt het beste rekening met de relatief sterke waardevermindering aan het begin van de afschrijvingsperiode wanneer het gebruiksnut en slijtage het grootst zijn. Hoe dichter het actief zijn levenseinde nadert hoe meer de onderhoudslasten toenemen. Bij lineair afschrijven genereren de afnemende kapitaalslasten de (gedeeltelijke) dekking voor de toenemende onderhoudslasten.

De annuïtaire methode wordt gebruikt wanneer er sprake is van gerelateerde inkomsten uit belastingen, heffingen en tarieven of gebouwen waarbij geen sprake is van onderhoudslasten voor rekening van de gemeente.

Immateriële vaste activa:

Te hanteren Termijnen

Kosten verbonden aan sluiten geldlening

Direct t.l.v. exploitatie

(Dis)agio geldlening

Direct t.l.v. exploitatie

Kosten van onderzoek en ontwikkeling.

Direct t.l.v. exploitatie

MATERIËLE VASTE ACTIVA

BETREFT

TERMIJNEN

 
 
 

Gronden en Terreinen

Op Gronden en Terreinen wordt niet afgeschreven.

Geen

 
 
 

Gebouwen (woonruimten en bedrijfsgebouwen)

Nieuwbouw algemeen

40

 

Dakbedekking, plafond, kozijn en vloer (volledige vervanging)

15

 

Club- en kleedgebouw en tribunes (steen)

30

 

Opslagplaats / loods en fietsenstalling

15

 

1e Inrichting (leer en hulpmiddelen)/OLP

15

 

Noodgebouw

10

 

Schaftketen

5

 

Restauratie/renovatie (o.a. Monumenten)

25

 

Verbouwing oorspronkelijk gebouw

(uitbreiding)

Restant

Gebruiksduur

 
 
 

Groen- , weg- en

waterbouwkundige werken

 
 

Openbare ruimte

(economisch nut)

 
 

Buitensport

Aanleg en vervanging buitensportveld en terreininrichting

15

 

Kunstgrasveld – toplaag

12

 

Kunstgrasveld – fundering etc.

36

 

Tussentijdse werkzaamheden (onderhoud)

Direct t.l.v. exploitatie

Riolering

Vervangen of renoveren onderheid riool

60

 

Vervangen hemelwaterriool en klimaatbestendige maatregelen

30

 

Gemalen en drukrioleringspompen

15

Begraafplaatsen

Aanleg en uitbreiding begraafplaatsen

60

 

Ruimen graven

Direct t.l.v. exploitatie

 

Vervanging overige voorzieningen

25

 

Tussentijdse werkzaamheden (onderhoud)

Direct t.l.v. exploitatie

 
 
 

Openbare ruimte

(maatschappelijk nut)

 
 

Spelen

Aanleg en vervanging speeltoestellen en valondergronden

15

Civieltechnische kunstwerken

Aanleg en vervanging brug – hout

30

 

Aanleg en vervanging brug – beton/staal

60

 

Aanleg en vervanging brug – staal/composiet

60

 

Aanleg en vervanging steiger

30

 

Aanleg en vervanging keermuur

60

 

Aanleg en vervanging tunnel

60

 

Tussentijdse werkzaamheden (onderhoud)

Direct t.l.v. exploitatie

Openbare verlichting

Aanleg en vervanging lichtmast incl. armatuur en bekabeling

30

Verkeersregelinstallaties

Aanleg en vervanging verkeersregelinstallaties

30

Baggeren

Baggerwerkzaamheden (onderhoud)

Direct t.l.v. exploitatie

Verharding (incl. straatmeubilair)

Aanleg en vervanging verharding van een weg, fietspad en voetpad

45

 

Aanleg en vervanging banken en afvalbakken

15

 

Tussentijdse werkzaamheden (onderhoud)

Direct t.l.v. exploitatie

Beschoeiingen

Aanleg en vervanging beschoeiing

20

Openbaar groen

Aanleg en vervanging openbaar groen

20

Bomen

Aanplant en vervanging bomen

40

 
 
 

Vervoermiddelen

Vrachtwagen, tractor

10

 

Kolkenzuiger, rioolreiniger en zoutstrooier

10

 

Schaftwagens

10

 

Personenwagen

5

 

Pick-up truck

7

 

Overige vervoersmiddelen

7

 
 
 

Machines, apparaten en

installaties

 
 

Veiligheid en beveiliging

Brandmeldinstallatie

10

 

Kleinblusapparatuur

20

 

Val beveiligingsapparatuur

5

 

Chemische beveiligingsuitrusting

4

Openbare ruimte machines

en gereedschap

Gazonmaaier / vingerbalkmaaier

5

 

Grafdelfmachine

10

 

Klepelmaaier

10

 

Veegmachine

7

 

Houtversnipperaar

15

Gebouwen

Boilers

8

 

Buiten zonwering

15

 

Geluidsinstallaties

10

 

Drankautomaten

7

 

Keukenvoorzieningen

15

 

Lichtinstallaties

20

 

Luchtverversingsinstallaties

15

 

Meubilair kantoor / scholen / aula’s

15

 

Overdrukventilator

10

 

Verdeelkasten

15

 

Overige inventaris

15

Elektra, hardware en

software

Foto / videoapparatuur

5

 

Hardware:

 
 

- Werkplekken (pc’s)

3-mei

 

- Servers

3-mei

 

- Infrastructuur (netwerk)

5

 

- Randapparatuur (printers, scanners)

5

 

Software

3-mei

 

Kassasystemen

5

 

Lichtdruk / kopieermachines

5

 

Telefooncentrales

10

 

Testapparatuur (divers)

10

Overig

Overige mechanische en elektrische installaties

15

 

Onderhoudsapparatuur

10

 

Stoomcleaner

7

Financiële activa

 

Leningen aan woningbouwcorporaties

Geen afschrijving

Overige langlopende leningen

Geen afschrijving

Aandelen in gemeenschappelijke regeling

Alsmede deelnemingen

Geen afschrijving

Effecten

Geen afschrijving

Bijdrage in activa van derden

Economische levensduur

Bijlage 2 - Reserves en voorzieningen

Reserves

Het BBV (artikel 43) onderscheidt twee vormen van reserves:

  • De algemene reserve.

  • De bestemmingsreserve.

De algemene reserve is een reserve zonder bestemming en daardoor in beginsel vrij aanwendbaar door de raad. Het bepalen van de minimale omvang en het minimale weerstandsvermogen is een raadsbevoegdheid. De jaarrekeningresultaten worden in beginsel met deze reserve verrekend.

De bestemmingsreserve is een reserve waaraan door de raad door middel van een specifiek besluit een bepaalde bestemming is gegeven (bijv. specifieke tijdelijke projecten of beleidsintensiveringen). De aanwending van bestemmingsreserves is wel in die zin vrijblijvend, dat de raad een besluit kan nemen over een andere aanwending c.q. bestemming.

Bij een voorstel voor het instellen van een (bestemmings)reserve wordt er minimaal aangegeven: het doel van de reserve, de voeding en de maximale hoogte (plafond) (indien van toepassing). De looptijden van de (bestemmings)reserves worden minimaal jaarlijks beoordeeld in het kader van het voorstel van bestemming van het resultaat van de jaarrekening aan de raad.

In onze gemeente worden er in principe drie typen bestemmingsreserves gehanteerd:

  • Egalisatiereserves, deze dienen om ongewenste schommelingen op te vangen in kosten en/of opbrengsten. Voorbeelden sociaal domein en bouwvergunningen.

  • Afschrijvingsreserves, deze worden aangehouden voor de (gedeeltelijke) dekking van afschrijvingslasten van vaste activa en

  • Overige bestemmingsreserves.

Voorzieningen

Volgens het BBV (artikel 44) worden voorzieningen onderscheiden in en gevormd voor:

  • Verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;

  • Op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachte verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;

  • Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren en

  • De bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven (bijv. investeringen in rioleringen).

Van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden zijn conform het BBV ook een type voorziening. Dit geldt niet voor bijdragen van overige overheden met een specifiek bestedingsdoel, deze worden als vooruitontvangen bedrag opgenomen op de balans.

Het is de raad die een voorziening instelt op verzoek van het college, vanwege het dwingende karakter is er in de regel geen ruimte om af te wijken van hetgeen dat voorgesteld wordt. Het vormen van een voorziening wordt daarom vanuit praktisch oogpunt veelal bij de beoordeling van de Planning & Control documenten aan de raad voorgelegd. Het vormen van een nieuwe voorziening als gevolg van een beleidswijziging vergt een expliciet raadsbesluit.

In onze gemeente worden er 5 typen voorzieningen gehanteerd:

  • Wachtgeld- en pensioenvoorzieningen (voorzieningen voor verplichtingen waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten);

  • Onderhoudsvoorzieningen (voorzieningen die strekken tot gelijkmatige verdeling van lasten);

  • Nakomende kostenvoorzieningen (voorzieningen voor verplichtingen waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten);

  • Verliesvoorzieningen (voorzieningen voor verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is in te schatten) en

  • Egalisatievoorzieningen (voorzieningen waarbij de besteding dusdanig is gebonden dat de gereserveerde middelen uit heffingen of rechten teruggegeven moeten worden als ze niet aan het doel waarvoor ze geheven zijn worden besteed). Voorbeelden begraafrechten, afvalstoffen- en rioolheffing.

Bijlage 3 – Begrippenlijst

In de verordening wordt verstaan onder:

  • BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

  • College: burgemeester en wethouders van de gemeente.

  • Programma: volgens artikel 8 lid 2 BBV een samenhangend geheel van activiteiten, inclusief reservemutaties, dat onderdeel is van het programmaplan;

  • Taakveld: eenheden waarin de programma’s in het programmaplan, bedoeld in artikel 8 lid 2 BBV, en de vaste onderdelen in het programmaplan, bedoeld in artikel 8 lid 1 b tot en met e BBV, zijnde algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien, overhead, vennootschapsbelasting worden onderverdeeld;

  • Paragraaf: volgens artikel 9 lid 1 BBV worden hierin de beleidslijnen vastgelegd met betrekking tot belangrijke ‘programma overstijgende’ beheersmatige aspecten en de lokale heffingen;

  • Budget: taakstellend bedrag dat is terug te voeren op de lasten en baten in de begroting;

  • Krediet: taakstellend bedrag dat is terug te voeren op het investerings- of groot onderhoudsprogramma zoals opgenomen in de begroting;

  • Incidentele lasten en baten: eenmalige zaken en (meerjarige) projecten of subsidies als deze ook het karakter van tijdelijkheid en/of een eindig doel hebben.

  • EMU-saldo: geraamde of gerealiseerde saldo van de ontvangsten en uitgaven van een gemeente, berekend op transactiebasis en volgens de voorschriften van het Europese systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

  • Vaste activa: objecten (bijvoorbeeld gebouwen, wegen) die worden geactiveerd als deze een langere tijd (langer dan 1 jaar) mee gaan en een bepaalde waarde hebben;

  • Immateriële vaste activa: zijn vaste activa die niet tastbaar zijn maar wel een objectief bepaalbare waarde hebben;

  • Materiële vaste activa: zijn vaste activa die door investeringen worden verworven en/of voortgebracht;

  • Investeringen met economisch nut: investeringen die verhandelbaar zijn (gebouwen) en/of kunnen bijdragen aan het krijgen van middelen (rioolheffing);

  • Investeringen met maatschappelijk nut: investeringen die geen economisch nut opleveren, bijvoorbeeld wegen.

  • Componentenmethode: methode waarbij een investering wordt opgesplitst in diverse onderdelen met ongeveer een vergelijkbare economische levensduur. Deze onderdelen worden apart geactiveerd en afgeschreven.

  • Lineaire afschrijving: Zie Bijlage 1 – Afschrijvingsbeleid bij deze verordening;

  • Annuïtaire afschrijving: Zie Bijlage 1 – Afschrijvingsbeleid bij deze verordening;

  • Reserves: Zie Bijlage 2 – Reserves & voorzieningen bij deze verordening;

  • Voorzieningen: Zie Bijlage 2 – Reserves & voorzieningen bij deze verordening;

  • Omslagrente: gewogen gemiddelde rentepercentage van de aangetrokken geldleningen exclusief projectfinanciering.

  • Decentrale overheden: provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen.

  • Treasury: het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie voor het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • Rechtmatigheidsverantwoording: rapportage van het college waarin wordt aangegeven in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

  • Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet samen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • Onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.

  • Wet fido: Wet financiering decentrale overheden.

  • Gids proportionaliteit: Bij aanbestedingen moet een aanbestedende partij zich verplicht houden aan deze gids. Het proportionaliteitsbeginsel houdt in dat de eisen en voorwaarden die worden gesteld bij een aanbesteding in redelijke verhouding moeten staan tot de aard en omvang van de aan te besteden opdracht.

Nota van toelichting

Algemeen

De Verordening financieel beleid, beheer en organisatie artikel 212 Gemeentewet is gebaseerd op artikel 212, lid 1, Gemeentewet. Hierin is opgenomen dat de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid vaststelt, en daarnaast de uitgangspunten voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan. Daarnaast vult de verordening de vrije ruimte nader in die iedere gemeente heeft bij de inrichting van het eigen financieel beleid, beheer en organisatie en de rechtmatigheid.

De Gemeentewet geeft de belangrijkste kaders en regelt bijvoorbeeld dat er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van de begroting en de jaarrekening. Dit is vervolgens uitgewerkt in het Besluit begroting en verantwoording gemeentes en provincies (BBV). Het BBV schrijft voor op welke wijze de gemeente moet begroten en verantwoorden en de wijze waarop zij uitvoeringsinformatie vastlegt. Om een juiste uitleg van de artikelen van het BBV te waarborgen is er de commissie Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (commissie BBV). Deze commissie BBV draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV, en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring van de accountant (artikel 75, lid 2, BBV).

Richtlijnen van de commissie BBV aan gemeenten en andere decentrale overheden zijn een belangrijk instrument van de commissie BBV om volgens artikel 75 BBV de eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV te bevorderen. De richtlijnen van de commissie BBV worden onderverdeeld naar stellige uitspraken en aanbevelingen. De stellige uitspraken zijn dwingend; een gemeente behoort zich hier aan te houden. Met stellige uitspraken geeft de commissie BBV een uitleg van de regelgeving die leidend is. Indien een gemeente toch een afwijkende uitleg kiest, dan moet zij dit duidelijk motiveren en kenbaar maken in de begroting en jaarstukken. De aanbevelingen zijn niet dwingend. Hierbij gaat het om uitspraken die ‘steun en richting geven aan de praktijk’. De commissie BBV vraagt gemeenten om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie). Omdat deze aanbevelingen vanuit de deskundigheid van de commissie BBV zijn opgesteld, zijn in het bijzonder die aanbevelingen die gaan over de Verordening financieel beleid, beheer en organisatie artikel 212 Gemeentewet opgenomen als onderdeel van de voorliggende verordening.

In artikel 75, lid 2, onder b, BBV is vastgelegd dat de commissie BBV een kadernota rechtmatigheid opstelt voor het geven van een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring van de accountant. Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording door het college vanaf de jaarrekening 2023 heeft de commissie BBV deze kadernota geactualiseerd met de Kadernota rechtmatigheid 2023 als resultaat. Deze kadernota is ook van invloed op de voorliggende verordening.

Rechtmatigheidsverantwoording

Vanaf het boekjaar 2023 neemt het college een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. De rechtmatigheidsverantwoording geeft inzicht in het (financieel) rechtmatig handelen van de gemeente. Waar de accountant eerder een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarrekening, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening. Dit inclusief de rechtmatigheidsverantwoording. De accountant geeft vanaf het boekjaar 2023 dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.

De invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is bedoeld om het gesprek te ondersteunen tussen de raad en het college, over de (financiële) rechtmatigheid. Dit met als doel om de kaderstellende en controlerende rollen van de raad te versterken. Het is daarnaast de verwachting dat dit een kwaliteitsimpuls zal geven aan de interne processen en beheersing, zodat het college kan steunen op een voldoende functionerend systeem. Ook is de verwachting dat er meer gedaan gaat worden aan het oplossen van onrechtmatigheden, omdat het college ook beheersmaatregelen moet gaan treffen.

Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording toetst de accountant dus uitsluitend of de jaarrekening inclusief deze verantwoording een getrouw beeld geeft. Dit betekent onder meer dat afwijkingen van rechtmatigheid (voor zover deze niet tevens van invloed zijn op het getrouwe beeld), geen invloed hebben op de strekking van de controleverklaring. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er omvangrijke afwijkingen van rechtmatigheid opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording van het college, terwijl de strekking van de controleverklaring toch goedkeurend is. Dit omdat de omvangrijke rechtmatigheidsfouten getrouw opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikelsgewijze toelichting

In de volgende artikelsgewijze toelichting worden de aanpassingen ten opzichte van de op 24 november 2022 door de VNG gepubliceerde nieuwe modelverordening 2022 artikel 212 Gemeentewet in beeld gebracht. Een gemeente heeft de vrijheid om af te wijken van deze modelverordening 2022. Bij afwijkingen of leemtes is aangesloten op de voorgaande Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2017, verder voorgaande verordening 2017, en bestaand beleid.

De volgende artikelen zijn niet overgenomen uit de modelverordening 2022:

  • -

    Artikel 7 modelverordening. Van dit artikel is lid 1, over het voorstel resultaatbestemming jaarstukken, overbodig. Van dit artikel is lid 2 geregeld in artikel 7 van de voorliggende verordening.

  • -

    Artikel 8 modelverordening. Dit artikel is in de voorliggende verordening geregeld in artikel 5, lid 9, en artikel 18, lid 3.

  • -

    Artikel 15 modelverordening. Dit artikel over een voorziening voor oninbare vorderingen is praktijk en overbodig. Het artikel in de modelverordening is ook optioneel.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

Naar onze mening moeten er meer begrippen worden verklaard in de verordening dan de definities van de begrippen die zijn opgenomen in dit artikel in de modelverordening 2022. Daarom is als Bijlage 3 aan aparte begrippenlijst aan deze verordening toegevoegd.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Indeling programma’s en paragrafen

Lid 1 en 2. De programma-indeling wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Artikel 66, lid 1, onder c, BBV bepaalt in aanvulling hierop dat de taakvelden aan de programma’s moeten worden toegewezen.

In overeenstemming met artikel 2, lid 1 en 2a, modelverordening 2022.

Lid 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode per programma de beleids(outcome)indicatoren van beleid vast. Dit is het zogenaamde SMART maken van de begroting (de daarin opgenomen informatie is Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden) . Wat de verplichte beleidsindicatoren zijn, volgt uit de (ministeriële) Regeling vaststelling beleidsindicatoren door gemeenten in programma’s en programmaverantwoording, die zijn grondslag vindt in artikel 25, lid 2, onder a, BBV.

Dit is artikel 2, lid 2b, modelverordening 2022. Vanuit de kaderstellende rol van de raad ligt de verantwoordelijkheid voor deze beleidsindicatoren niet bij het college maar bij de raad.

Het artikel 2, lid 3, modelverordening 2022 is niet overgenomen. Is optioneel.

Lid 4. Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen in de begroting en de jaarstukken voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. Dit lid bepaalt dat de raad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode kan aangeven, welke paragrafen er nog meer gewenst zijn. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf duurzaamheid.

In overeenstemming met artikel 2, lid 4, modelverordening 2022.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting, die aanvullend zijn op het BBV. De omvang van de aanvullende bepalingen kan de gemeente zelf bepalen. In de voorliggende verordening staan meer bepalingen dan opgenomen in de modelverordening 2022. Daarbij is ook een aansluiting gezocht bij de voorgaande verordening 2017.

Lid 1 en 2. Hierbij is artikel 3, lid 1, voorgaande verordening 2017 leidend geweest. Van deze verordening is lid 1 nu uitgesplitst om aan te sluiten bij de bestaande inrichting van begroting en jaarstukken.

Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Lid 3. Hierin is de verplichting in artikel 20, lid 2, onder b, BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt. Dit is nodig om ook de autorisatie van nieuwe investeringskredieten mogelijk te maken.

Het artikel 3, lid 1, onderdeel a, modelverordening 2022 is aangepast naar de bestaande inrichting van begroting.

Lid 4. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en 21 BBV, worden de gevolgen van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen, het groot onderhoud en de grondexploitatie voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk gemaakt in de begroting.

In overeenstemming met artikel 3, lid 1, onderdeel b, modelverordening 2022. Wel is het groot onderhoud als gevolg van door de raad vastgestelde beheerplannen toegevoegd.

Lid 5. In de jaarrekening wordt voor de door de raad vastgestelde kredieten voor investeringen en groot onderhoud inzicht gegeven in de uitputting en het voldoende zijn van deze kredieten voor de (verdere) realisatie.

In overeenstemming met artikel 3, lid 2, modelverordening 2022. Wel zijn de kredieten groot onderhoud als gevolg van de beheerplannen toegevoegd. Dit is in overeenstemming met de bestaande inrichting van de jaarrekening.

Lid 6. In de begroting en jaarrekening wordt een overzicht van alle incidentele lasten en baten per programma opgenomen. Geregeld moet worden vanaf welk grensbedrag deze incidentele lasten en baten worden gespecificeerd en toegelicht. Bij het bedrag van € 50.000,- is een aansluiting gezocht bij artikel 6, lid 3, van de voorliggende verordening.

In overeenstemming met artikel 3, lid 3, modelverordening 2022.

Artikel 4. Kaders begroting

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staat een aantal uitgangspunten die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moeten nemen. Dit in aanvulling op de artikelen 189 en 193 Gemeentewet en het BBV.

Lid 1. De raad stelt voorafgaand aan het opstellen van de begroting en meerjarenraming een kaderbrief vast, waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. In een jaar met gemeenteraadsverkiezingen kan hiervan worden afgeweken.

In overeenstemming met artikel 4, lid 1, modelverordening 2022 met de toevoeging van de mogelijkheid om in een jaar met gemeenteraadsverkiezingen af te wijken.

Lid 2. In aanvulling op artikel 8, eerste lid, onder e, BBV is in dit lid bepaald dat in de begroting een bedrag voor onvoorzien wordt opgenomen. De hoogte van het bedrag wordt vastgesteld door de raad. Het gaat hierbij om uitgaven die bij het samenstellen van de begroting niet waren te voorzien en op het moment dat ze zich voordoen, onuitstelbaar en onontkoombaar zijn.

In overeenstemming met artikel 4, lid 2, modelverordening 2022.

Artikel 5. Autorisatie begroting en kredieten

Volgens artikel 189 Gemeentewet is het budgetrecht van de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen voor taken en activiteiten in de begroting beschikbaar worden gesteld. Tijdens het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 Gemeentewet besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. Het college kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor in de begroting zijn opgenomen.

Lid 1. De raad kan kiezen op welk niveau budgetten beschikbaar worden gesteld. Volgens bestaand beleid zijn dit in onze gemeente van de begroting de totale lasten en baten, per programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht overhead. Dit is in overeenstemming met de voorgaande verordening 2017.

In overeenstemming met artikel 5, lid 1, modelverordening 2022, met de toevoeging dat het eerste jaar van de begroting door de raad wordt vastgesteld.

Artikel 5, lid 2, modelverordening 2022 is niet overgenomen. Is facultatief.

Lid 2. Om het bedrag voor onvoorzien in de begroting te kunnen gebruiken voor onuitstelbare en onontkoombare uitgaven heeft het college een mandaat nodig van de raad. Dit is in overeenstemming met artikel 5, lid 2, voorgaande verordening 2017, inclusief het grensbedrag. Toegevoegd is de verwijzing naar artikel 4, lid 2, in de voorliggende verordening.

Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Lid 3. Dit is in overeenstemming met de artikel 5, lid 3, voorgaande verordening 2017.

Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Lid 4. Met de vaststelling van de begroting worden ook uitgaven voor investeringen door de raad geautoriseerd. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven, welke investeringskredieten op een later tijdstip worden geautoriseerd. Zo kan de raad bijvoorbeeld de autorisatie van een politiek belangrijke investering combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel in de begroting staan, maar de raad autoriseert de bijbehorende uitgaven nog niet. Het college is dan nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

In overeenstemming met artikel 5, lid 3, modelverordening 2022.

Lid 5. Het college moet dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten, investerings- en groot onderhoudskredieten en dreigende onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden. Dit is een actieve informatieplicht voor het college.

In overeenstemming met artikel 5, lid 4, modelverordening 2022 en artikel 5, lid 4, voorgaande verordening 2017. Hierbij is de laatste zin niet meer overgenomen. Er moet altijd een voorstel aan de raad komen. Dit bij voorkeur in de tussentijdse rapportages (Burap). Hierbij speelt onder andere het begrotingscriterium in artikel 11 in de voorliggende verordening een belangrijke rol.

Lid 6. Voor de autorisatie door de raad van de noodzakelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages. Bij investeringen en groot onderhoud met een meerjarig karakter, waaronder ook grondexploitaties, vindt ook bij elke begroting een actualisatie van de ramingen plaats en doet het college aan de raad voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde kredieten.

In overeenstemming met artikel 5, lid 5, modelverordening 2022.

Lid 7. Tijdens het begrotingsjaar ontstaan nieuwe of gewijzigde investeringsvoornemens, die bij het opstellen van de begroting niet waren voorzien. Dit lid regelt de autorisatie van de investeringskredieten die niet bij de vaststelling van de begroting bekend waren.

In overeenstemming met artikel 5, lid 6, modelverordening 2022 met de opmerking dat in onze gemeente wordt uitgegaan van integrale financiering. Daarom worden de gevolgen voor de schuldpositie van de gemeente en de rentelasten meegenomen in de eerstvolgende tussentijdse rapportage of begroting. De laatste zin uit de modelverordening 2022 is daarom niet meer overgenomen

Artikel 5, lid 7, modelverordening 2022 is niet overgenomen. Is facultatief.

Lid 8. Heeft betrekking op hoe het college kan handelen bij calamiteiten, zoals corona of opvang van vluchtelingen, en de actieve informatieplicht hierover aan de raad. Dit is een bevestiging van een reeds bestaande aanpak.

Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Lid 9. Dit mandaat aan het college om strategische grondaankopen te doen is toegevoegd op basis van de besluitvorming in de raadsvergadering van 23 februari 2022, agendapunt 12.

Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage (Burap)

De tussentijdse rapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en control cyclus voor de raad. Op basis van tussentijdse rapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en kredieten en de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Lid 1. Volgens bestaand beleid zijn er twee tussentijdse rapportages. De eerste rapportage wordt integraal meegenomen in de begroting en de meerjarenraming voor het volgende jaar. De planning voor de raad in september en december is bestaand beleid. Dit heeft te maken met de spreiding van de belasting op de ambtelijke organisatie met betrekking tot de samenstelling van de documenten van de planning- en control cyclus (kaderbrief, begroting, tussentijdse rapportages en jaarstukken (jaarverslag en jaarrekening)).

In overeenstemming met artikel 6, lid 1, modelverordening 2022. Het aantal rapportages en de planning voor de raad is aan een gemeente zelf.

Lid 2. Geeft bepalingen over de minimale inhoud van de tussentijdse rapportages, waarbij de grondexploitaties onderdeel uitmaken van de lasten en baten en de toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves per programma.

Nagenoeg in overeenstemming met artikel 6, lid 2, modelverordening 2022. Lid 2, onderdeel g, modelverordening 2022 is aangepast.

Lid 3, 4 en 5. Hierin wordt bepaald welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussentijdse rapportages moet toelichten.

Dit is een verdere uitwerking van artikel 6, lid 3, modelverordening 2022.

Artikel 7. Criteria voor overheveling incidentele budgetten en kredieten

Dit artikel is specifiek voor onze gemeente en komt in de modelverordening 2022 voor onder artikel 7, lid 2. Het artikel in voorliggende verordening is artikel 7 uit voorgaande verordening 2017. Hiermee kan het college aan de raad een voorstel doen voor de overheveling van incidentele budgetten en kredieten naar een volgend begrotingsjaar.

Lid 1. Is nagenoeg in overeenstemming met artikel 7, lid 1, voorgaande verordening 2017, maar aangepast aan de bestaande wijze van uitvoering.

Lid 2. Ten opzichte van artikel 7, lid 2, voorgaande verordening is een grensbedrag opgenomen voor de toelichting op een over te hevelen budget. Dit sluit aan op het grensbedrag in de eerste regel van artikel 6, lid 3, van de voorliggende verordening. Bij de jaarstukken kunnen geen incidentele budgetten meer worden overgeheveld. Daarom is dit vervallen ten opzichte van de voorgaande verordening 2017.

Lid 3. Van artikel 7, lid 3, voorgaande verordening 2017 is onderdeel b komen te vervallen. Bij de overheveling van incidentele budgetten kunnen namelijk bijbehorende onttrekkingen aan reserves van toepassing zijn.

Lid 4. Dit is nieuw en gericht op het voorkomen van een ‘boeggolf’ aan nog niet in uitvoering genomen investerings- en groot onderhoudskredieten, die mogelijk niet gaan worden uitgegeven. Hiermee wordt onnodig beslag op de begroting, meerjarenraming, investeringsplanning en (onderhouds)voorzieningen tegen gegaan.

Artikel 8. EMU-saldo

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die gevolgen heeft voor gemeenten. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid en actie van het Rijk of Europa leidt.

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten noodzakelijk is. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting naar beneden bijstellen om de bijdrage aan de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

Het college informeert de raad als de gemeente van het rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Tot op heden heeft voorgaand zich niet voorgedaan.

In overeenstemming met artikel 9 modelverordening 2022.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Bij de verantwoording over rechtmatigheid in de jaarrekening wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023 van de commissie BBV, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. Zes criteria zijn geen onderdeel van de rechtmatigheidsverantwoording. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

De overige drie criteria voorwaardencriterium, begrotingscriterium en misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium zijn onderdeel van de rechtmatigheidsverantwoording. Deze zijn daarmee ook onderdeel van de voorliggende verordening. Ook stelt de raad in deze verordening de verantwoordings- en rapportagegrens voor de rechtmatigheidsverantwoording vast.

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

Lid 1. In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is hierin opgenomen dat de raad vaststelt op welke wijze door middel van onder andere de paragraaf bedrijfsvoering in de begroting en de jaarstukken wordt geïnformeerd over rechtmatigheid.

Nagenoeg in overeenstemming met artikel 10, lid 1, modelverordening 2022. Onder andere toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Lid 2. De raad stelt de verantwoordingsgrens vast, waarboven het college afwijkingen (fouten en onduidelijkheden) in de rechtmatigheidsverantwoording moet rapporteren aan de raad. Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de werkelijke totale lasten van de gemeente, inclusief de toevoegingen aan de reserves. Dit percentage is gelijk voor fouten en onduidelijkheden. De interne beheersing in de organisatie is in ontwikkeling. Daarom wordt voor 2023 en 2024 uitgegaan van 2%. Vanaf 2025 is dit 1%.

In overeenstemming met artikel 10, lid 2, modelverordening 2022. In de modelverordening 2022 is geen voorkeur voor een verantwoordingsgrens opgenomen.

Lid 3. Geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke fouten en onduidelijkheden in principe moeten worden toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarrekening. Hierbij is aangesloten bij de rapportagegrens voor de accountant zoals opgenomen in het Controleprotocol voor de accountantscontrole op de jaarrekeningen 2023 en 2024 van de gemeente Waddinxveen. Met nadruk wordt erop gewezen dat dus ook fouten en onduidelijkheden die onder de verantwoordingsgrens liggen van lid 2, maar boven de rapportagegrens in lid 3 worden toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarrekening. Dit inclusief, indien van toepassing, door het college genomen of nog te nemen beheersmaatregelen om de afwijkingen te voorkomen.

In overeenstemming met artikel 10, lid 3, modelverordening 2022. In de modelverordening 2022 is geen voorkeur voor een rapportagegrens opgenomen. De laatste zin over de beheersmaatregelen is toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

Lid 1. Geeft de definitie weer van het voorwaardencriterium, de input voor het normenkader in lid 2.

In overeenstemming met artikel 11, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 2. Geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de raad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.

In overeenstemming met artikel 11, lid 2, modelverordening 2022.

Artikel 11. Begrotingscriterium

Lid 1. Geeft de definitie weer van het begrotingscriterium.

In overeenstemming met artikel 12, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 2 en 3. De lasten en baten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budget- en kredietplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dit is niet van toepassing op de overschrijding van de jaarschijf van een krediet, die blijft binnen het totaal bedrag van het krediet.

In overeenstemming met artikel 12, lid 2 en 3, modelverordening 2022.

Lid 4. Volgens de Kadernota rechtmatigheid 2023, blz. 35, van de commissie BBV is het uitgangspunt dat iedere afwijking van de begroting onrechtmatig is. In dit lid worden onder a, b en c de situaties opgesomd waarin deze onrechtmatigheden voor de raad acceptabel zijn. Hierbij is een aansluiting gezocht bij de tabel zoals opgenomen in de Kadernota rechtmatigheid 2018 van de commissie BBV, blz. 22 en 23.

Uitgangspunt is artikel 12, lid 4, modelverordening 2022, waarbij onderdeel c in overeenstemming is gebracht met de Kadernota rechtmatigheid 2018 van de commissie BBV, blz. 22 en 23. Ten opzichte van de modelverordening 2022 is toegevoegd dat de afwijkingen in de onderdelen a, b en c verder worden toegelicht in het overzicht van lasten en baten inclusief toelichting in de jaarrekening. Hierdoor kan de raad vaststellen dat de afwijkingen inderdaad acceptabel zijn. Daarnaast wordt een relatie gelegd naar artikel 9, lid 3, over de verantwoording in de paragraaf bedrijfsvoering in de jaarrekening.

Lid 5. Gaat over de verantwoording van begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaand beleid van de raad.

Uitgangspunt is artikel 12, lid 5, modelverordening 2022, waarbij is toegevoegd dat de afwijkingen die passen binnen het bestaand beleid van de raad verder worden toegelicht in het overzicht van lasten en baten inclusief toelichting in de jaarrekening. Hierdoor kan de raad vaststellen dat de afwijkingen inderdaad passen binnen het bestaand beleid. Daarnaast wordt een relatie gelegd naar artikel 9, lid 3, over de verantwoording in de paragraaf bedrijfsvoering in de jaarrekening.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Lid 1. Geeft de definitie weer van het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de gemeente te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, wel overeenstemming is met de bewoordingen van de regelgeving, maar niet met het doel en de strekking daarvan.

In overeenstemming met artikel 13, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 2. Het college wordt door de raad opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen. Bijvoorbeeld de Notitie Voorkoming van Misbruik en Oneigenlijk (M&O) gebruik Gemeente Waddinxveen 2021, zoals deze door het college op 5 januari 2021 is vastgesteld.

Met aanvullingen in overeenstemming met artikel 13, lid 1, modelverordening 2022.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

In artikel 212, lid 2, onder a, Gemeentewet is opgenomen, dat de voorliggende verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan wordt in dit artikel invulling gegeven.

In onze gemeente is de regelgeving waardering en afschrijving vaste activa, waarin onze gemeente eigen keuzes mag maken ten opzichte van het BBV, onderdeel van deze verordening. Er is dus geen aparte Nota waardering en afschrijving vaste activa. De modelverordening 2022 bevat nauwelijks richtlijnen. Daarom wordt in de toelichting op dit artikel een relatie gelegd met de voorgaande verordening 2017).

Lid 1. Bevat een toelichting op artikel 13 in deze verordening.

Verder verbeterd ten opzichte van artikel 9, lid 1, voorgaande verordening 2017.

Lid 2. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 2, voorgaande verordening 2017.

Lid 3. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 3, voorgaande verordening 2017.

Lid 4. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 4, voorgaande verordening 2017.

Lid 5. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 5, voorgaande verordening 2017.

Lid 6. Hier is sprake van een stelselwijziging voor de lasten van onderzoek en ontwikkeling ten opzichte van artikel 9, lid 6, voorgaande verordening 2017. Tot en met het begrotingsjaar 2023 worden deze lasten geactiveerd en in 4 jaar afgeschreven. De invloed op de exploitatie wordt hierbij nagenoeg geneutraliseerd door hier afschrijvingsreserves tegenover te zetten die worden gevormd ten laste van de Algemene Bedrijfsreserve Algemene Dienst. Inmiddels zijn er een flink aantal van deze afschrijvingsreserves. Activeren is volgens artikel 60 BBV niet verplicht. Daarom worden vanaf de begroting 2024 – 2027 deze incidentele lasten van onderzoek en ontwikkeling gedekt uit een positief saldo van de begroting en/of een onttrekking aan de Algemene Bedrijfsreserve Algemene Dienst. Dit geeft een aanzienlijke administratieve lastenverlichting.

Lid 7. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 7, voorgaande verordening 2017.

Lid 8. De wijziging in lid 6 van dit artikel werkt door in dit lid. Hierdoor is artikel 9, lid 8, onderdeel a, voorgaande verordening 2017 vervallen. Daarnaast is artikel 9, lid 8c, voorgaande verordening 2017 vervallen, door de opname van artikel 11 in de voorliggende verordening.

Lid 9. De wijziging in lid 6 van dit artikel werkt door in dit lid. Hierdoor is de uitzondering in artikel 9, lid 9, laatste zin, voorgaande verordening 2017 vervallen.

Lid 10. Verder verbeterd ten opzichte van artikel 9, lid 10, voorgaande verordening 2017.

Lid 11. Niet gewijzigd ten opzichte van artikel 9, lid 11, voorgaande verordening 2017.

Lid 12. Naar aanleiding van een stellige uitspraak van de commissie BBV in de Notitie materiële vaste activa 2020 is de zin toegevoegd dat een waardevermindering van vaste activa met economisch nut naar de directe opbrengstwaarde moet worden onderbouwd met een onafhankelijke toets. Dit is een aanvulling op artikel 9, lid 12, voorgaande verordening 2017.

Lid 13 en 14. Artikel 9, lid 13, voorgaande verordening 2017 is in de voorliggende verordening gesplitst in lid 13 en lid 14 met aanpassingen.

Artikel 14. Reserves en voorzieningen

In onze gemeente is de regelgeving reserves en voorzieningen waarin onze gemeente eigen keuzes mag maken ten opzichte van het BBV onderdeel van deze verordening. Er is dus geen aparte ‘Nota reserves en voorzieningen’. In de toelichting wordt aangesloten op de modelverordening 2022 en/of de voorgaande 2017).

Lid 1. Bevat een toelichting op artikel 14 in deze verordening. Verder verbeterd ten opzichte van artikel 10, lid 1, voorgaande verordening 2017.

Lid 2. Betreft het toevoegen van rente aan reserves en voorzieningen, volgens het bestaand beleid in onze gemeente. Dit lid vervangt artikel 16, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 3. Betreft het toevoegen van het saldo van een algemene reserve of bestemmingsreserve in een voorstel bij aanwending van deze reserve als dekkingsmiddel in dit voorstel. Toegevoegd vanuit bestaand beleid en ten opzichte van de modelverordening 2022 en voorgaande verordening 2017.

Lid 4. Artikel 16, lid 3, modelverordening 2022 is niet overgenomen omdat de tekst beperkt is tot de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen. Ten opzichte van artikel 10, lid 2, voorgaande verordening 2017 is onderdeel d. de maximale looptijd vervallen. Dit is vervangen door de toevoeging van de regel dat looptijden van de (bestemmings)reserves minimaal jaarlijks worden beoordeeld in het kader van het voorstel van bestemming van het resultaat van de jaarrekening aan de raad. Door deze toevoeging komt artikel 10, lid 3, voorgaande verordening 2017 ook te vervallen.

Lid 5. Verder verbeterd ten opzichte van artikel 10, lid 4, voorgaande verordening 2017.

Artikel 15. Kostprijsberekening

Artikel 212, lid 2, onderdeel b, Gemeentewet bepaalt dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door de gemeente in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en heffingen bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs. De overheadkosten moeten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet doorberekend aan de programma’s en taakvelden. Daarmee is het niet mogelijk om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op programma’s en taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten buiten de administratie transparant berekend en vastgelegd.

Lid 1. Hier wordt bepaalt dat de kostprijsberekeningen inzichtelijk (extracomptabel) worden vastgelegd en waaruit de kostentoerekening aan de kostprijzen bestaat.

Aangepast artikel 17, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 2. Gebaseerd op de VNG Handreiking kostenonderbouwing lokale heffingen 2016.

In overeenstemming met artikel 17, lid 2, modelverordening 2022.

Lid 3, 4 en 5. Geeft de mogelijkheid dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan verschillende kostendragers, apart onder het taakveld overhead inzichtelijk te maken.

Aangepast artikel 17, lid 3 en 5, modelverordening 2022. In overeenstemming met artikel 17, lid 4, modelverordening 2022.

Lid 6. De Notitie rente 2017 van de commissie BBV is hiervoor het kader.

Aangepast artikel 17, lid 6, modelverordening 2022.

Lid 7. Hier wordt voor de omslagrente voor de kostprijs van verstrekte leningen een afwijkend regel gegeven. De kostprijs wordt dan gebaseerd op de integrale financiering of de rente van de lening die is aangetrokken voor de verstrekte lening. Die rente kan worden verhoogd met een risico-opslag voor de kans dat de (een deel van) de lening niet wordt terugbetaald (debiteurenrisico). Daarnaast moeten voor het bepalen van die kostprijs natuurlijk als directe kosten ook de afsluitkosten e.d. worden meegenomen.

Aangepast artikel 17, lid 7, modelverordening 2022.

Artikel 16. Prijzen economische activiteiten

Lid 1, 2 en 3. In de Wet Markt en Overheid (waarmee de Mededingingswet is gewijzigd) is opgenomen dat als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden de gemeente deze activiteiten niet mag bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten en werken en het verstrekken van leningen en garanties in rekening moet worden gebracht.

In overeenstemming met artikel 18, lid 1, 2 en 3, modelverordening 2022.

Lid 4. Van voorgaand verbod kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid voor het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een officieel elektronisch publicatieblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.

In overeenstemming met artikel 18, lid 4, modelverordening 2022.

Lid 5. Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen en garanties geldt een aantal uitzonderingen (artikel 25h Mededingingswet).

In overeenstemming met artikel 18, lid 5, modelverordening 2022.

Artikel 17. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Lid 1. Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd volgens artikel 156 Gemeentewet.

In overeenstemming met artikel 19, lid 1, modelverordening 2022.

Lid 2. De nota met beleidskaders voor de te hanteren prijzen, huren en tarieven voor erfpacht worden door de raad vastgesteld.

In overeenstemming met artikel 19, lid 2, modelverordening 2022. Frequentie aangepast van vast naar indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen.

Lid 3. Als wordt afgeweken van de nota genoemd in lid 2 dan moet het college een voorstel aan de raad doen.

In overeenstemming met artikel 19, lid 3, modelverordening 2022.

Artikel 18. Financieringsfunctie

Artikel 212, lid 2, onder c, Gemeentewet bevat de bepaling, dat de verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. De voorgaande verordening 2017 gaat hierin verder dan de modelverordening 2022. De voorgaande verordening 2017 is daarmee de basis gebleven voor de voorliggende verordening. Van artikel 14 voorgaande verordening 2017 zijn lid 2 en 3 met regels over respectievelijk de wettelijke kasgeldlimiet en de wettelijke renterisiconorm niet overgenomen. Dit is al in de uitwerking van de Wet fido geregeld.

Lid 1. Bevat kaders voor het aantrekken en uitzetten van geldmiddelen.

In overeenstemming met artikel 20, lid 1, modelverordening 2022 maar aangepast in lijn met artikel 14 van de voorgaande verordening 2017.

Lid 2. Onze gemeente onderkent het belang van treasury. Dit is een verantwoord en toereikend beheer van de financiële middelen. De bijbehorende activiteiten moeten op een transparant en beheersbare wijze worden ingericht. De raad delegeert de vaststelling van het bijbehorend treasurystatuut aan het college. Dit reeds bestaande beleid is aan de voorliggende verordening toegevoegd

Lid 3. Bevat kaders voor het verstrekken van geldleningen en garanties voor de publieke taak of het algemeen belang. Tevens is hierin de rolverdeling tussen college en raad geregeld. Ten opzichte van de voorgaande verordening 2017 heeft de mogelijkheid voor het verstrekken van geldleningen een plaats gekregen.

Lid 4. Het college richt het proces van het verstrekken van geldleningen en garanties uit lid 3 op een transparante en beheersbare wijze in. Het college legt dit vast in een nota. Dit reeds bestaande beleid is aan de voorliggende verordening toegevoegd

Paragraaf 5. Paragrafen begroting en jaarstukken

De artikelen 19 tot en met 25 geven aan wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid van de begroting en de jaarstukken minimaal moet staan. In deze artikelen over de paragrafen is ervoor gekozen niet de regelgeving van het BBV te herhalen. Volstaan wordt met een verwijzing naar de betreffende artikelen in het BBV. Onze gemeente is verplicht zich hieraan te houden. Daar waar mogelijk is aanvullende regelgeving voor onze gemeente toegevoegd.

In deze verordening kan de raad bepalen, dat ook over aanvullende zaken in één of meerdere paragrafen informatie wordt opgenomen. Het artikel 26 duurzaamheid is hiervan het resultaat.

Artikel 19. Lokale heffingen

In artikel 10 van het BBV staat welke informatie de paragraaf lokale heffingen van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad gedefinieerd. Een deel van de aanvullende informatie dient voor het met de begroting vaststellen van de gehanteerde omslagrente voor de kostprijsberekening van rechten en leges waarmee kosten in rekening worden gebracht. Ook wordt gevraagd de toerekening van de rente en de toerekening van de overheadkosten aan de verschillende rechten en heffingen in beeld te brengen. De commissie BBV beveelt aan om in de paragraaf lokale heffingen van de begroting en de jaarstukken ook een overzicht op te nemen van de te onderscheiden lokale rechten en heffingen, de maatstaf en de doelstelling die wordt beoogd met het opleggen van het recht of de heffing. Dit alles komt tot uitdrukking in artikel 19 van voorliggende verordening aangevuld met de informatie over de kostendekkendheid van de rechten en heffingen, zoals opgenomen in artikel 15 voorgaande verordening 2017. Het artikel 21 modelverordening 2022 is dus grotendeels overgenomen.

Artikel 20. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In artikel 11 van het BBV staat welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In dit artikel wordt de aanvullende informatievraag van de raad voor deze paragraaf vastgelegd. Er is opgenomen, dat de raad voor het vormen van een oordeel over het weerstandsvermogen in deze paragraaf ook wordt geïnformeerd over de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner, de ontwikkeling van het saldo van baten en lasten als aandeel van de inkomsten en over de onbenutte belastingcapaciteit als aandeel van de inkomsten. Met deze aanvulling op de wettelijk verplichte financiële kengetallen komt de set financiële kengetallen overeen met die van www.waarstaatjegemeente.nl.

Lid 1 en 2. Zijn gebaseerd op artikel 22, lid 2, modelverordening 2022 en voorgaande toelichting.

De begrippen netto schuld per inwoner en onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting in artikel 22, lid 1, modelverordening 2022 zijn opgenomen in Bijlage 3 – Begrippenlijst van de voorliggende verordening.

Lid 3. Onze gemeente kent een Nota risicomanagement en weerstandsvermogen. In deze nota wordt onder andere ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, weerstandsvermogen of anderszins en het instrumentarium van beheersmaatregelen. In de nota wordt ook de gewenste minimale ratio voor de weerstandscapaciteit bepaald. Toegevoegd ten opzichte van de artikel 22 modelverordening 2022. Was al grotendeels opgenomen in artikel 16, lid 2, voorgaande verordening 2017.

Lid 4. Bestaand beleid is dat de weerstandsvermogen en risico’s minimaal tweemaal per kalenderjaar in de jaarstukken en de begroting worden geactualiseerd. Toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022 en de voorgaande verordening 2017.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 12 van het BBV staat welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. Kapitaalgoederen maken een groot deel uit van de bezittingen van een gemeente. Kapitaalgoederen zijn groen, water, wegen, kunstwerken, openbare verlichting, riolering en vastgoed (incl. accommodaties). De door de raad vastgestelde onderhoudsniveaus van deze kapitaalgoederen zijn bepalend voor de lasten in de begroting en de jaarstukken. Deze onderhoudsniveaus wordt verder uitgewerkt in de beheerplannen voor de verschillende soorten kapitaalgoederen die door de raad worden vastgesteld en regelmatig geactualiseerd.

Lid 1 tot en met 8. Zijn gebaseerd op artikel 23 modelverordening 2022, artikel 18 voorgaande verordening 2017 en voorgaande toelichting. Lid 3 in voorliggende verordening is toegevoegd ten opzichte van de modelverordening 2022

Artikel 22. Financiering

In artikel 13 van het BBV staat welke informatie de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten. In deze paragraaf wordt ingegaan op het rentebeleid op basis van de notities grondexploitaties en rente van de commissie BBV. Het hierbij behorende rentebeleid voor de gemeente Waddinxveen is vastgelegd in de voorliggende verordening. Met ingang van 2017 komt in de gemeente Waddinxveen alleen nog maar het saldo rentelasten dat samenhangt met het vreemd vermogen tot uitdrukking in de exploitatie aangevuld met de rente over de reserve bovenwijkse voorzieningen. Een goed beeld met betrekking tot de ontwikkeling van de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte is hierbij noodzakelijk. Dit beeld wordt niet verkregen uit de ontwikkeling van de baten en lasten en het verloop van de financieringspositie zoals opgenomen in de begroting, maar uit inzicht in de ontwikkeling van de uitgaande en inkomende kasstromen in meerjarenperspectief.

Dit artikel is gebaseerd op artikel 24 modelverordening 2022, artikel 16 voorgaande verordening 2017 en voorgaande toelichting.

Artikel 23. Bedrijfsvoering

Bedrijfsvoering is ondersteunend aan het uitvoeren van de primaire processen en taken door onze gemeente. Onder bedrijfsvoering vallen bijvoorbeeld personeelsaangelegenheden, automatisering, informatisering, organisatieontwikkeling, financiën, huisvesting en inkoop en aanbesteding. In artikel 14 van het BBV staat welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten.

Lid 1. Is gebaseerd op artikel 25 modelverordening 2022 en voorgaande toelichting.

Lid 2. Is gebaseerd op artikel 25 modelverordening 2022. In artikel 23 van voorliggende verordening is de aanvullende informatie van het college aan de raad in deze paragraaf vastgelegd.

In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording krijgt de paragraaf bedrijfsvoering een grotere rol. De commissie BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken, die zijn overgenomen in voorliggende verordening:

  • -

    Onderdeel f. Het college geeft in de paragraaf bedrijfsvoering, op basis van de door de raad vastgestelde rapportagegrens, een toelichting op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en, indien van toepassing, welke maatregelen zijn of worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen. Zie ook artikel 9, lid 3, voorliggende verordening.

  • -

    Onderdeel g. Niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen moeten door het college worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • -

    Onderdeel h. Indien de normen uit de gids proportionaliteit veelvuldig niet nageleefd worden of slecht gedocumenteerd en/of gemotiveerd zijn, dan moet het college dit opnemen en toelichten in de paragraaf bedrijfsvoering. De commissie BBV adviseert om afspraken te maken tussen raad en college over de wijze waarop met niet financiële onrechtmatigheden wordt omgegaan.

  • -

    Onderdeel i. Daarnaast adviseert de commissie BBV om geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt, toe te lichten in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 24. Verbonden partijen

De gemeente is verantwoordelijk voor de taken die zij door verbonden partijen laat uitvoeren. Het is daarom van belang de bijdrage van verbonden partijen aan de realisatie van de programma’s en daarmee gepaard gaande risico’s te kunnen beoordelen. In de programma’s in de begroting en jaarstukken is beschreven hoe de verbonden partijen bijdragen of hebben bijgedragen aan de realisatie van de programma’s. Om te kunnen sturen op hoe verbonden partijen bijdragen aan de realisatie van de programma’s is ook de financiële positie van belang. In de paragraaf verbonden partijen wordt per verbonden partij vermeld op welke wijze de gemeente financieel en bestuurlijk is verbonden. Ook wordt opgenomen of er sprake is van risico’s voor de gemeente waarvoor geen maatregelen bij de verbonden partij zijn getroffen, maar die wel van materiële betekenis zijn voor de financiële positie van de gemeente. De door de raad vastgestelde Leidraad sturing en grip op verbonden partijen 2017 schetst de wijze waarop raad, college en ambtelijke organisatie – ieder vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid – zorgen voor sturing en grip. In artikel 15 van het BBV staat welke informatie de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten.

Lid 1 en 2. Zijn gebaseerd op artikel 26 modelverordening 2022 en voorgaande toelichting. Lid 2 is toegevoegd ten opzichte van voorgaande verordening 2017.

Artikel 25. Grondbeleid

De gemeente is verantwoordelijk voor het grondbeleid. De paragraaf grondbeleid geeft een financieel totaalbeeld van de portefeuille van de grondbedrijfsfunctie. Dit doen we op basis van de meest actuele grondexploitaties actief grondbeleid en beoordelingen van de lopende projecten facilitair grondbeleid. De effecten van deze actualisaties hebben een directe invloed op de Algemene Bedrijfsreserve Grondbedrijfsfunctie (ABG), de voorzieningen en de weerstandscapaciteit. In artikel 16 van het BBV staat welke informatie de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken in elk geval moet bevatten.

Lid 1 en 2. Zijn gebaseerd op artikel 27, lid 1 en 2, modelverordening 2022, artikel 21, lid 1 en 2, voorgaande verordening 2017 en voorgaande toelichting.

In gemeente is de grondprijsmethodiek onderdeel van de Nota grondbeleid. Daarom is artikel 27, lid 3, modelverordening 2022 niet overgenomen.

Lid 3. Betreft de waardering van verliesvoorzieningen bij verliesgevende exploitaties actief grondbeleid. Bestaand beleid in onze gemeente is dat deze voorzieningen nominaal worden gewaardeerd en er dus geen rente wordt toegevoegd. Is gebaseerd artikel 27, lid 4, modelverordening 2022. In de voorgaande verordening 2017 was dit niet opgenomen.

Artikel 26. Duurzaamheid

De groeiende wereldbevolking, het snel toenemende verbruik van grondstoffen en oorlog stellen ons voor enorme uitdagingen. Deze uitdagingen ontstaan doordat economische groei, verdeling van welvaart en de toenemende druk op onze ecosystemen niet in balans zijn. We leven op een ‘te grote voet’. De ontwikkeling van de mensheid is de afgelopen eeuw ten koste gegaan van natuur en milieu. Ook onze gemeente wil bijdragen aan de omslag naar een samenleving die beter in balans is.

Dit doen we door:

  • -

    over te gaan op andere vormen van energie en warmte (de energietransitie, waaronder de warmtetransitie);

  • -

    over te gaan naar hergebruik van grondstoffen (circulaire economie);

  • -

    rekening te houden met de verandering van ons klimaat (klimaatadaptatie) en

  • -

    onze natuur te herstellen (biodiversiteitsherstel).

Dit noemen we de 4 transities.

Omdat dit van invloed is op meerdere programma’s in de begroting en de jaarstukken heeft de raad besloten een paragraaf duurzaamheid aan de in het BBV wettelijk voorgeschreven paragrafen toe te voegen.

Lid 2. Deze paragraaf is nog in ontwikkeling.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

In dit artikel bepalingen opgenomen van opzet en werking van de gemeentelijke administratie, zodat de opgesomde informatie hieruit kan worden afgeleid.

Dit artikel is gelijk aan artikel 28 modelverordening 2022 en artikel 22 voorgaande verordening 2017.

Artikel 28. Financiële organisatie

Het college is op grond van artikel 160 Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie. Dit blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de wijziging van artikel 212 Gemeentewet.

Dit artikel geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne regels stellen. Om hier invulling aan te geven stelt het college onder andere een organisatiebesluit en een mandaten- en volmachtenlijst vast. Dit is het geval in onze gemeente.

Dit artikel is gelijk aan artikel 29 modelverordening 2022.

Van voorgaande verordening 2017 is artikel 23, lid 1, onderdeel f vervallen. Is in voorliggende verordening geregeld in artikel 15.

Van voorgaande verordening 2017 is artikel 23, lid 1, onderdeel i vervallen. Is in voorliggende verordening geregeld in artikel 12.

Artikel 29. Interne controle

Lid 1. De accountant toetst jaarlijks of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Het college moet interne beheersmaatregelen treffen, zodat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de lasten, de baten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen.

In overeenstemming met artikel 30, lid 1, modelverordening 2022 waarbij alles wat al is geregeld in andere artikelen in voorliggende verordening is weggelaten.

Lid 2. Het college moet interne beheersmaatregelen treffen, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.

In overeenstemming met artikel 30, lid 2, modelverordening 2022 en artikel 24, lid 2, voorgaande verordening 2017.