Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft 2023

Geldend van 22-06-2023 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft 2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende subsidieregels omtrent onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen.

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Delft;

Gelet op de Wet kinderopvang, de artikelen 158, 159 en 160 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022;

Besluit vast te stellen de Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft 2023.

Hoofdstuk Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze subsidieregeling verstaat onder:

  • a.

    ASV: Algemene Subsidieverordening gemeente Delft 2022;

  • b.

    beleidskader: het beleidskader Onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen Delft 2019-2022, verlengd tot 2024;

  • c.

    basisschool: een Delftse basisschool;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft;

  • e.

    doelgroeppeuters: Delftse peuters van 2,5 tot 4 jaar die op indicatie van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) in aanmerking komen voor VVE;

  • f.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en met die onderneming een of meer kindercentra exploiteert die staan vermeld in het LRK;

  • g.

    inkomensverklaring: een recente officiële verklaring (voorheen IB60) van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar;

  • h.

    kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

  • i.

    kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk, uitgekeerd via de Belastingdienst aan ouders, bedoeld als bijdrage in de kosten voor de in het LRK geregistreerde kindercentrum;

  • j.

    landelijk register kinderopvang (LRK): het landelijk register als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

  • k.

    lokaalsubsidie: aanvullende subsidie voor een lokaal bij bepaald aantal VVE-peuters, ten behoeve van de inzet van tutoring;

  • l.

    OAB-school: een Delftse basisschool die op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken is aangemerkt als OAB-school;

  • m.

    lokaal: ruimte waarin voorschoolse educatie wordt gegeven binnen een kindercentrum en die als rekeneenheid dient op basis waarvan subsidie wordt verstrekt;

  • n.

    ouders: ouder(s) of verzorger(s) van Delftse (doelgroep)peuters;

  • o.

    ouderbijdrage: inkomensafhankelijke bijdrage die ouders betalen voor (een deel van) de uren peuteropvang die zij afnemen als bijdrage in de kosten voor de (VVE-)peuterplaats van hun kind. Voor de berekening wordt de VNG-adviestabel ouderbijdrage peuteropvang gebruikt;

  • p.

    pedagogisch medewerker: de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een kindercentrum, bezoldigd is en belast is met de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen;

  • q.

    Peutermonitor: door het college aangewezen digitaal verantwoordingssysteem om het bereik van doelgroeppeuters te bepalen en per kwartaal inzicht te krijgen in de benodigde subsidie;

  • r.

    peuters: in de Basisregistratie van de gemeente Delft ingeschreven kinderen tussen de 2 en 4 jaar;

  • s.

    samenwerkings- en resultaatafspraken: de samenwerkings- en resultaatafspraken VVE Delft 2019-2022, verlengd tot 2024, die op grond van artikel 160 van de Wet op het primair onderwijs formeel zijn vastgesteld door de gemeente Delft, 3 schoolbesturen en 6 kinderopvangorganisaties;

  • t.

    tutoring: een pedagogisch medewerker geeft peuters, die een extra stimulans in de ontwikkeling nodig hebben, naast de groepsactiviteiten extra ondersteuning en oefening;

  • u.

    voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college gesubsidieerd VVE-programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • v.

    voorschoolse voorziening: kindercentrum in Delft waar voorschoolse educatie wordt aangeboden en die als zodanig is geregistreerd in het LRK;

  • w.

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie;

  • x.

    VVE-programma: een erkend programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal- emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI);

  • y.

    Wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2 Doelstelling subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het bevorderen van gelijke en optimale ontwikkelkansen voor alle Delftse peuters en basisschool leerlingen door:

  • a.

    voldoende en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang voor alle peuters;

  • b.

    voldoende en financieel toegankelijk aanbod van kinderopvang met voorschoolse educatie voor doelgroeppeuters;

  • c.

    (taal)verrijkingsactiviteiten gericht op het voorkomen of bestrijden van mogelijke onderwijsachterstanden aanvullend op het aanbod voor- en vroegschoolse educatie.

Hoofdstuk 2 Voorschoolse voorzieningen

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een houder ten behoeve van een kindercentrum in Delft.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor een gecombineerd aanbod van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen in een lokaal voor kinderopvang met VVE en ten behoeve van tutoring in een lokaal (lokaalsubsidie).

  • 2. Om in aanmerking te komen voor subsidie voor VE-peuterplaatsen is sprake van:

    • a.

      een basisaanbod voor peuters van 2 tot 4 jaar van:

      • i.

        minimaal 2 dagdelen verspreid over 2 dagen, en

      • ii.

        minimaal 320 uur en maximaal 440 uur op jaarbasis, evenredig verspreid over 40 weken.

    • b.

      een VVE-aanbod voor doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar:

      • i.

        van maximaal 6 uur per dag, en

      • ii.

        minimaal 960 en maximaal 990 uur per anderhalf jaar.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor lokaalsubsidie is sprake van gemiddeld minimaal acht doelgroeppeuters per lokaal. Als peildatum voor de beoordeling of aan de eis van gemiddeld minimaal acht doelgroeppeuters wordt voldaan, geldt de peilperiode van 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag tot 1 september van het daaropvolgende kalenderjaar.

  • 4. Indien de peuter in juni of juli 4 jaar wordt en nog niet naar school kan voor de zomervakantie, kan de opvang automatisch verlengd worden tot de eerste dag van de zomervakantie.

  • 5. Indien een peuter een Toelaatbaarheidsverklaring (TLV) heeft voor speciaal (basis) onderwijs maar nog op een wachtlijst staat, kan de peuter de opvang ook op 4-jarige leeftijd vervolgen totdat er plaats is op school.

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1. De subsidie voor het gecombineerd aanbod van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 bedraagt:

    • a.

      De peutertoeslag, zijnde een bedrag per uur per deelnemende peuter waarvan ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Als maximum uurtarief per (VVE-)peuterplaats wordt het maximale uurtarief kinderopvangtoeslag voor de dagopvang gehanteerd, overeenkomstig het Besluit kinderopvangtoeslag, minus de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor de ouders. Hierbij wordt de indeling in inkomensgroepen van de adviestabel van de VNG gebruikt.

    • b.

      Compensatie extra uren VVE-aanbod, voor een doelgroeppeuter waarvan de ouders voor kinderopvangtoeslag in aanmerking komen en gebruik maken van het basisaanbod én het VVE-aanbod als bedoeld in artikel 4 lid 1 en 2. Als maximum geldt het maximale uurtarief kinderopvangtoeslag overeenkomstig het Besluit kinderopvangtoeslag voor maximaal 330 uur over anderhalf jaar.

    • c.

      Een vast bedrag per maand per doelgroeppeuter. Dit bedrag is in 2023 € 189,17. Het college stelt jaarlijks vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar de hoogte van dit bedrag vast. Dit is een vergoeding aan de houder per geplaatste doelgroeppeuter voor de extra werkzaamheden ten behoeve van het VVE-programma.

  • 2. De lokaalsubsidie voor tutoring bedraagt een vast bedrag per lokaal met gemiddeld minimaal acht doelgroeppeuters per jaar die aan het VVE-programma hebben deelgenomen. Dit bedrag is in 2023 maximaal € 14.000,- per lokaal. Het college stelt jaarlijks vóór 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar de hoogte van dit maximale bedrag vast.

Artikel 6 Berekening subsidiebedrag

Het college berekent het maximale subsidiebedrag per peuter of doelgroeppeuter voor de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 naar rato van de plaatsingsperiode. Dit doet het college als volgt:

  • 1.

    peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage

  • 2.

    VVE-peuterplaats: peutertoeslag – ouderbijdrage + VVE-jaarbedrag + compensatie extra uren VVE-aanbod, als bedoeld in artikel 5 lid 2

Peutertoeslag per (VVE-)peuterplaats:

aantal contracturen per jaar van (VVE-)peuters van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, met inachtneming van artikel 4, x landelijk maximum uurtarief

waarbij:

  • -

    het door houder gehanteerde uurtarief van toepassing is als dit lager is dan het maximum uurtarief voor dagopvang/kinderopvangtoeslag

Ouderbijdrage peuterplaats:

som van de door houder gefactureerde individuele ouderbijdrage per jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag / aantal geplaatste peuters en doelgroeppeuters per jaar

waarbij:

  • -

    ouderbijdrage: vastgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdrage per uur x aantal contracturen per jaar

Ouderbijdrage VVE-peuterplaats:

som van de door houder gefactureerde individuele ouderbijdrage per jaar van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag / aantal geplaatste doelgroeppeuters per jaar

over 660 uur per anderhalf jaar

Compensatie extra uren VVE-aanbod:

minimaal 300 en maximaal 330 uur x landelijk maximum uurtarief over anderhalf jaar

waarbij houder:

  • -

    300 uur berekent bij totale plaatsing van 960 uur, en

  • -

    330 uur bij plaatsing van 990 uur, en

  • -

    het gehanteerde uurtarief toepast als dit lager is dan het maximum uurtarief voor dagopvang/kinderopvangtoeslag

VVE - maandbedrag:

aantal geplaatste doelgroeppeuters op een VVE-peuterplaats per jaar x VVE-maandbedrag

door houder toegepast op doelgroeppeuters vanaf de leeftijd van 2,5 jaar

Artikel 7 Aanvullende verplichtingen van de subsidie ontvanger

  • 1. Naast de verplichtingen op grond van de artikelen 12 en 13 van de ASV, zijn aan de subsidie bedoeld in artikel 4 de volgende verplichtingen verbonden:

    • a.

      de houder voldoet aan alle voorschriften voor de basiskwaliteit van kindercentra, gesteld bij of krachtens de wet;

    • b.

      de houder voldoet aan de voorschriften gesteld bij of krachtens het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • c.

      de houder voldoet aan alle Delftse eisen en afspraken zoals verwoord in het beleidskader en de verplichtingen op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken;

    • d.

      de houder verschaft op verzoek informatie aan het college, de Inspectie van het Onderwijs, het Ministerie van Onderwijs of aan andere door het college aangewezen instanties;

    • e.

      de houder legt de volgende informatie vast in een dossier en maakt dit toegankelijk voor controle door het college:

      • i.

        een ondertekende overeenkomst tussen de ouders en de houder;

      • ii.

        inkomensverklaringen van de ouders en overige documenten op basis waarvan de toets niet-recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

      • iii.

        indien van toepassing de verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag;

      • iv.

        specifiek voor de doelgroeppeuter: een afschrift van de indicatiestelling door de Jeugd Gezondheidszorg;

    • f.

      de houder werkt met een integraal ontwikkelingsprogramma dat is opgenomen in de databank Effectieve jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

    • g.

      de houder maakt gebruik van het kindvolgsysteem KIJK en pedagogisch medewerkers zijn VVE-gecertificeerd en gecertificeerd voor het werken met het kindvolgsysteem KIJK;

    • h.

      de houder maakt gebruik van het digitale verantwoordingssysteem Peutermonitor;

    • i.

      de houder mag gedurende de subsidieperiode de werkelijke invulling van de (VVE-)peuterplaatsen aanpassen ten opzichte van de aantallen genoemd in de subsidieaanvraag;

    • j.

      de houder die niet eerder subsidie van het college ontving voor (VVE-)peuterplaatsen krijgt een inspectie binnen 8 weken na de aanvraag. Tijdens dit onderzoek beoordeelt de GGD Haaglanden of de houder voldoet aan de voorwaarden in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Blijkt uit het inspectierapport dat de houder niet aan alle kwaliteitseisen VVE voldoet, dan komt deze niet in aanmerking voor subsidie.

  • 2. Het college kan op elk gewenst tijdstip een controle uitvoeren. Deze controle kan eventueel worden uitgevoerd door de (gemeentelijke) accountant.

Artikel 8 Vaststelling hoogte en inning ouderbijdrage

  • 1. De houder past de inkomensafhankelijke ouderbijdrage toe voor de ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag.

  • 2. Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden de meest recente inkomensverklaringen gebruikt van beide ouders, bij een éénoudergezin de inkomensverklaring van een ouder. Bij een inkomenswijziging van meer dan 10% meldt de ouder dit bij de houder en levert een nieuwe inkomensverklaring in. Bij sterke afwijking van het inkomen of wanneer ouders geen inkomensverklaringen kunnen overleggen, kan gebruik worden gemaakt van aanvullende documenten zoals een salarisstrook, uitkeringsspecificatie, verklaring schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat het inkomen structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing.

  • 3. Houder int zelf de ouderbijdragen en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1. In aanvulling op artikel 8 lid 1 van de ASV geldt voor subsidie voor (VVE-)peuterplaatsen

    • a.

      Voor houders die reeds subsidie ontvangen voor (VVE-)peuterplaatsen op basis van deze regeling wordt subsidie verstrekt per lokaal. Een aanvraag wordt volledig ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Uitbreiding met een lokaal wordt gezien als nieuwe aanvraag voor subsidie.

    • b.

      Voor houders die niet eerder subsidie ontvingen voor (VVE-)peuterplaatsen op basis van deze regeling, dat een aanvraag voor (VVE-)peuterplaatsen voor het lopende subsidiejaar doorlopend mogelijk is. De subsidie wordt dan berekend naar rato van het aantal maanden in het kalenderjaar waarvoor wordt aangevraagd, vanaf de datum waarop het college de volledige aanvraag heeft ontvangen.

  • 2. In aanvulling op artikel 8 van de ASV geldt voor lokaal subsidie dat een aanvraag uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft volledig wordt ingediend.

Artikel 10 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

In aanvulling op artikel 7 lid 2 van de ASV overlegt houder bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken:

  • 1.

    De aanvraag is gebaseerd op een reële inschatting van het aantal bezette (VVE)-peuterplaatsen en de te factureren ouderbijdragen. Hiertoe gebruikt houder het Delftse format voorschoolse voorzieningen. Het format voorschoolse voorzieningen is onderdeel van de subsidieaanvraag.

  • 2.

    Informatie over de invulling van de doorgaande lijn naar de basisschool, het toegepaste VVE-programma en de invulling van de Hbo-coaching.

  • 3.

    In afwijking van artikel 7 lid 2 onder c van de ASV hoeft geen begroting overlegd te worden.

Artikel 11 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks vóór 1 juli voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft de volgende twee subsidieplafonds vast voor subsidieverlening voor activiteiten als bedoeld in artikel 4:

  • a.

    subsidieplafond VE-peuterplaatsen (artikel 4 lid 1);

  • b.

    subsidieplafond lokaalsubsidie (artikel 4 lid 2).

Artikel 12 Verdeelregels

  • 1. Honorering van aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 1 die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt in de volgende door het college vastgestelde volgorde, totdat het subsidieplafond is bereikt:

    • a.

      eerst aanvragen ten behoeve van lokalen waarvoor in het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag reeds subsidie voor voorschoolse educatie werd verstrekt en geen sprake is van stopzetting, beëindiging of intrekking van de subsidie;

    • b.

      indien toepassing van het eerste lid onder a ertoe leidt dat niet alle aanvragen kunnen worden gehonoreerd binnen het subsidieplafond wordt in ieder geval subsidie toegekend over het aantal peuters waarvoor houder in het lopende subsidiejaar subsidie ontvangt. Voor de extra peuters waarvoor subsidie is aangevraagd door alle houders tezamen, wordt in evenredigheid gekort. Dit gebeurt door het resterende subsidiebedrag binnen het subsidieplafond te delen door het totaal van de niet gehonoreerde subsidiebedragen en het niet gehonoreerde bedrag per houder te vermenigvuldigen met de uitkomst hiervan.

  • 2. Als na toekenning van de subsidie overeenkomstig het eerste lid nog een bedrag binnen het subsidieplafond resteert, wordt dit ter beschikking gesteld aan aanvragen op basis van artikel 9 lid 1, onder b, met in achtneming van artikel 13 lid 2.

  • 3. Honorering van aanvragen voor activiteiten als bedoeld in artikel 4 lid 2 die in aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, geschiedt naar evenredigheid met inachtneming van het maximale subsidiebedrag genoemd in dat artikel, totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 10 van de ASV kan het college weigeren subsidie te verlenen indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      bij een kindercentrum van houder, op het moment van indiening van de subsidieaanvraag dan wel gedurende de besluitvorming op deze subsidieaanvraag, bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

    • b.

      het uurtarief voor ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag lager is dan het uurtarief dat houder hanteert voor de subsidieaanvraag voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag voor dezelfde (VVE-)peuterplaats.

  • 2. Een subsidieaanvraag voor een nieuw lokaal kan worden geweigerd:

    • a.

      als houder niet heeft aangetoond dat op de betreffende locatie behoefte is aan nieuw VVE-aanbod. Daarbij moet worden aangetoond dat, gezien het aantal doelgroeppeuters, de eventuele wachtlijsten en het aantal in de wijk beschikbare VVE-plaatsen een nieuw lokaal rendabel kan draaien en dat geen verdringing plaatsvindt bij bestaande locaties in de omgeving.

Artikel 14 Vaststelling van de subsidie

  • 1. In aanvulling van het gestelde in de ASV vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van het daadwerkelijke gebruik van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen.

  • 2. Overeenkomstig het gestelde in de ASV dient de houder een inhoudelijke verantwoording in. Daaruit blijkt welke inhoudelijke ontwikkelingen het afgelopen jaar hebben plaatsgevonden. Voorts geeft de houder daarbij aan hoe aan de gestelde eisen uit het beleidskader en de verplichtingen op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken is voldaan en/of wat de eventuele knelpunten waren.

  • 3. De vaststelling van de subsidie vindt daarnaast plaats op basis een gevalideerd overzicht van de door de houder geüploade gegevens per locatie van de vier categorieën peuters in de Peutermonitor. Dit kan worden aangetoond in de financiële module van de Peutermonitor als gekozen is voor het tabblad “verantwoording” dat een totaaloverzicht geeft van de verstrekte subsidie per categorie peuters. Na de definitieve upload en goedkeuring van het volledige kalenderjaar kunnen er geen wijzigingen meer worden doorgevoerd.

Hoofdstuk 3 Onderwijsachterstandenbeleid gemeente Delft

Artikel 15 Subsidiabele activiteiten

Het college verstrekt uitsluitend subsidie voor activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling, coördinatie, uitvoering en/of kwaliteitsverbetering van activiteiten die:

  • 1.

    aanvullend zijn op het aanbod voor- en vroegschoolse educatie in Delft, en

  • 2.

    die bijdragen aan het voorkomen dan wel terugdringen van onderwijsachterstanden bij Delftse peuters en basisschoolleerlingen.

  • 3.

    waaronder:

    • a.

      vindplaatsen, taalladders, thematassen, taalvisites;

    • b.

      stedelijke kopklasvoorziening;

    • c.

      taalklassen voor nieuwkomers in het primair onderwijs;

    • d.

      activiteiten die passen binnen de afspraken van de Delftse Educatieve Agenda.

Artikel 16 Doelgroep

Subsidies voor activiteiten genoemd in artikel 15 kunnen worden aangevraagd door de schoolbesturen van Delftse OAB-scholen, de openbare bibliotheek in Delft en/of andere organisaties met aantoonbaar professionele expertise op het gebied van taaleducatie, leesbevordering of andere activiteiten die de taalontwikkeling van Delftse peuters en leerlingen in het basisonderwijs kunnen versterken.

Artikel 17 Aanvullende verplichtingen van de subsidie ontvanger

Naast de verplichtingen op grond van de artikelen 12 en 13 van de ASV voldoet de subsidie-ontvanger aan alle Delftse eisen en afspraken zoals verwoord in het beleidskader en – waar van toepassing – aan zijn verplichtingen op grond van de samenwerkings- en resultaatafspraken.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 18 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 19 Overgangsregeling

Waar van toepassing blijft de Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft van toepassing op aanvragen om subsidie die verleend zijn voor de ingangsdatum, zoals bedoeld in artikel 20 lid 1.

Artikel 20 Ingangsdatum en citeertitel

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling onderwijsachterstandenbeleid en voorschoolse voorzieningen gemeente Delft’.

  • 3. De Beleidsregel subsidie peuteropvang en VVE gemeente Delft wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het College d.d. 12 juni 2023,

M. Berger

Loco-secretaris

M. Huijsmans

Loco-Burgemeester

Bijlage 1. Verklaring “geen recht op kinderopvangtoeslag”

De gegevens in deze aanvraag op naam van de ouder/verzorger die geen inkomen heeft.

Voorletters en achternaam : ………………………………………………………..…………………………….……………….

BurgerServicenummer (BSN) : ……………………………………………………………….……………………….…………..

Straatnaam, huisnummer + toevoeging : …………………………………….……………………………………………….

Postcode en woonplaats : …………………………………………………………….……………………………………………..

Gegevens kind

U hoeft alleen de gegevens in te vullen van het kind dat gaat deelnemen aan kinderopvang

Voorletters en achternaam : ……………………………………………………………………………………………….………

Geboortedatum : ……………………………………………………………………………………………………………

Hierbij verklaar ik geen recht te hebben op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet kinderopvang1. Dit verklaar ik door de bijgevoegde inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) en eventuele andere aanvullende bewijsstukken. De inkomensverklaring kunt u gratis downloaden bij de Belastingdienst of opvragen via de BelastingTelefoon 0800 - 0543.

De bijgevoegde inkomensverklaring van de Belastingdienst heeft betrekking op het meest recent voltooide kalenderjaar. In de periode tussen 1 januari en 1 juni is echter de inkomensverklaring van het daaraan voorafgaande jaar voldoende2.

Tevens verklaar ik hierbij (maak uw keuze door het juiste vakje aan te kruisen):

  • (bij 2 ouders) een van ons beiden werkt/studeert niet en heeft geen recht op kinderopvangtoeslag3 en verzoeken daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde kinderopvang

  • (bij één ouder) ik werk/studeer niet en kan geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag3 en verzoek daarom in aanmerking te komen voor gesubsidieerde kinderopvang

Ik weet dat het onjuist invullen van dit formulier strafbaar is. Ik verklaar ermee bekend te zijn dat mijn gegevens aan de gemeente Delft worden verstrekt en door de gemeente op juistheid kunnen worden gecontroleerd bij andere personen en instanties. Ik weet dat wijzigingen die het recht op een subsidiebijdrage kunnen beïnvloeden, onmiddellijk moeten worden doorgegeven aan de instelling waar de kinderopvang bezocht wordt, onder overlegging van bewijsstukken.

Ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld zodat de gemeente kan vaststellen of hij/ zij recht heeft/hebben op een gesubsidieerd tarief voor de kinderopvang.

Handtekening:

……………......

Plaats en datum :

……………......

Toelichting bij de verklaring

Kinderopvangtoeslag

Een ouder die geen recht heeft op de kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1. van de Wet Kinderopvang , kan bij gebruik van kinderopvang in aanmerking komen voor ‘de gemeentelijke regeling’. De ouder dient met deze ‘verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’ en een inkomensverklaring van de belastingdienst aan de kinderopvang en aan de gemeente te verklaren dat ze geen recht heeft op kinderopvangtoeslag. De gemeente geeft dan een subsidie voor de kinderopvang, zodat de betreffende ouder een lager tarief in rekening gebracht krijgt voor de peuteropvang.

Wat is kinderopvangtoeslag?

Kinderopvangtoeslag is een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang via de Belastingdienst. Of u in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag kunt u controleren op www.toeslagen.nl onder het kopje ‘Kan ik een toeslag krijgen?’.

Kinderopvangtoeslag vraagt u aan bij de Belastingdienst via www.toeslagen.nl. Hier kunt u ook een proefberekening maken.

Tegemoetkoming voor ouder(s)/verzorger(s) met een eigen onderneming

Zelfstandig ondernemers komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag volgens de Wet Kinderopvang . Ook de ouder, die zonder enige vergoeding arbeid verricht in de onderneming van de partner in de zin van art. 3.78 van de Wet Inkomstenbelasting 2001. Dit artikel gaat over de meewerkaftrek, die geldt als de partner tenminste 525 uur per jaar meewerkt. Als de man dus een onderneming heeft en de vrouw (of andersom) minimaal 525 uur per jaar meewerkt, voldoen ze beiden aan de criteria voor de Wet Kinderopvang, hebben ze dus recht op een tegemoetkoming van de Belastingdienst en kan er dus geen gebruikgemaakt worden van de ‘gemeentelijke regeling’.

Hoe kom ik in aanmerking voor ‘de gemeentelijke regeling’?

Een ouder/verzorger dient aan te tonen dat er geen recht is op de kinderopvangtoeslag.

Daarvan is bijvoorbeeld sprake als u niet allebei een inkomen heeft. U kunt dit aantonen door een inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) aan te vragen bij de Belastingdienst.

Voorwaarde hiervoor is wel dat u een belastingaangifte ingediend heeft.

Niet in alle gevallen blijkt uit de inkomensverklaring dat er geen sprake is van inkomen uit arbeid (bijv. in geval van een uitkering). In dat geval moet u aanvullende verklaring bewijsstukken geen recht op toeslag (zie blad 3) met de daarbij behorende bewijsstukken overleggen waaruit blijkt dat wel sprake is van inkomen maar niet van inkomen uit arbeid.

Wat is een Inkomensverklaring?

Een inkomensverklaring (voorheen IB60 formulier) is in feite bedoeld om andere (overheids)instanties, die geen inzage hebben in de inkomensgegevens van burgers, te informeren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een woonstichting die wil weten hoeveel inkomen iemand heeft om vast te kunnen stellen of iemand voor een bepaalde huurwoning in aanmerking komt. Indien een belastingplichtige een beroep doet op een dergelijke inkomensafhankelijke regeling van een (overheids)instantie dan wenst zij een overzicht waarop de inkomensgegevens van de belastingplichtige staat. Hij kan zich in dit geval wenden tot de Belastingdienst met het verzoek een inkomensverklaring te ontvangen. De verklaring moet aangevraagd worden voor de ouder die geen inkomen heeft, maar deze moet dus wel, eventueel via de partner, een aangifte ingediend hebben. Indien u geen aangifte heeft gedaan en daarom geen inkomensverklaring kunt ontvangen kunt u overwegen alsnog aangifte te doen om een inkomensverklaring te verkrijgen.


Noot
1

Een overschrijding van het maximum aantal uren kinderopvang waarover men recht heeft op kinderopvangtoeslag (140% van de arbeidsuren van de minstwerkende ouder) geeft geen recht om deze "Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag" in te vullen. In de basis heeft men dan namelijk wel recht op kinderopvangtoeslag.

Noot
2

Hierbij kan verzocht worden om na 1 juni een recentere versie op te vragen.

Noot
3

U kunt controleren of u recht heeft op kinderopvangtoeslag op www.toeslagen.nl onder het kopje ‘Kan ik een toeslag krijgen?’.