Participatieverordening gemeente Baarn

Geldend van 22-06-2023 t/m heden

Intitulé

Participatieverordening gemeente Baarn

De gemeenteraad van de gemeente Baarn;

gelet op het bepaalde in artikel 150 van de Gemeentewet;

Besluit

Vast te stellen:

de Participatieverordening gemeente Baarn.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de burgerparticipatie en inspraak van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van beleid, plannen, projecten en programma’s van de gemeente en de rol van de bestuursorganen in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan maatschappelijke initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere betrokkenen. Tevens zijn in deze verordening het uitdaagrecht en het recht op burgerinitiatief opgenomen.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      Bestuursorgaan: de gemeenteraad, het college of de burgemeester van de gemeente Baarn;

    • c.

      Burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp of een voorstel op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen;

    • d.

      Initiatiefgerechtigde: initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen van de gemeente Baarn en/of belanghebbenden. Voor de beoordeling of iemand belanghebbende is, is de situatie op de dag van indiening van het verzoek bepalend;

    • e.

      Inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens, - uitvoering en evaluatie te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester;

    • f.

      Inwonerparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Inwonerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen of een combinatie daarvan;

    • g.

      Maatschappelijk initiatief: Initiatieven van inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties of een combinatie daarvan met een maatschappelijk doel;

    • h.

      Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan maatschappelijke initiatieven van inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties of andere belanghebbenden, gericht op het creëren van maatschappelijke meerwaarde. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van vertrouwen, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren;

    • i.

      Uitdaagrecht: Het recht op het doen van een voorstel tot het overnemen van taken van de gemeente;

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1. Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te waarborgen, de samenwerking tussen gemeente, inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden te regelen en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2. Burgerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die geraakt zullen worden door het beleid, plannen, projecten en programma’s, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken inwoners of experts over relevante ervaring, kennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling hiervan.

  • 3. Burgerparticipatie en/of het uitdaagrecht wordt:

    • a.

      niet toegepast als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      in beginsel niet toegepast indien de vrije beleidsruimte beperkt is, bijvoorbeeld indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente nauwelijks ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

  • 4. Participatie, inspraak en uitdaagrecht wordt verleend aan inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

  • 5. Deze verordening is niet van toepassing op burgerparticipatie of initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

  • 6. De gemeente geeft actief informatie over (voorgenomen) beleid, plannen, projecten en programma’s, zodat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

  • 7. Het bestuursorgaan neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.

Hoofdstuk 2 Inwonerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1. Het bestuursorgaan stelt bij elk beleidsvoornemen, project, programma en plan vast op welke manier burgerparticipatie wordt toegepast. Indien burgerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor de participatie;

    • c.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan en de wijze waarop de inbreng van inwoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5;

    • d.

      de te betrekken inwoners, lokale ondernemers, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden en de wijze waarop verschillende (groepen) belanghebbenden worden benaderd, de openbaarheid van informatie en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de kosten van het participatieproces;

    • f.

      het opmaken van een tussenbalans en de wijze waarop het participatieproces samen met de participanten geëvalueerd wordt.

  • 2. Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3. Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid onder b. of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4. Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1. Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen hoe en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

    • b.

      Het bestuursorgaan beschouwt de uitkomsten uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

    • c.

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, juridische en financiële kaders.

  • 2. Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1. Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen en een overzicht van de deelnemers;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van het bestuursorgaan op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de gemeenteraad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Overheidsparticipatie

Artikel 7. Toepassen Overheidsparticipatie

  • 1. Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het bestuursorgaan het maatschappelijk initiatief bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 3. Het bestuursorgaan kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd is met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het initiatief naar het oordeel van het betreffende bestuursorgaan op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

    • c.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht loopt of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • d.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 4. Indien het bestuursorgaan besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan zij besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 5. Het bestuursorgaan informeert de indieners van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.

Hoofdstuk 4 Inspraak

Artikel 8. Onderwerp van inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. In elk geval wordt inspraak verleend over:

    • a.

      beleidsvoornemens betreffende de stads- of dorpsvernieuwing;

    • b.

      beleidsvoornemens betreffende de energie- en warmtetransitie;

    • c.

      het ontwerpen of wijzigen van verkeerscirculatieplannen;

    • d.

      de inrichting of herinrichting van wegen, straten of pleinen, inclusief de aanleg, wijziging of opheffing van geluidwerende voorzieningen;

    • e.

      de inrichting, wijziging of opheffing van recreatieve voorzieningen.

  • 4. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving;

    • g.

      verordeningen voor wat betreft de werkwijze van de bestuursorganen.

Artikel 9. Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor één of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 10. Eindverslag inspraakproces

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag geanonimiseerd openbaar. In ieder geval wordt het eindverslag ter kennis gebracht aan een ieder die een zienswijze heeft ingebracht onder vermelding van de verdere procedure. Tevens wordt – voor zover van toepassing – daarbij kennis gegeven van de datum/data waarop het onderwerp in kwestie wordt behandeld in (een) commissievergadering(en) en/of de raadsvergadering.

Hoofdstuk 5 Burgerinitiatief

Artikel 11. Burgerinitiatief

  • 1. Het burgerinitiatief is een activiteit van een of meer burgers:

    • a.

      gericht op bevordering van het algemeen belang;

    • b.

      die een meerwaarde heeft voor de gemeenschap;

    • c.

      die in het publiek domein plaatsvindt;

    • d.

      waarbij de overheid op enig moment een rol speelt;

    • e.

      maar waarbij de initiatiefnemers eigenaar van het initiatief blijven.

Artikel 12. Agendering voor de raad

  • 1. De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2. Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 13 bevat, of

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 14.

Artikel 13. Niet geschikte onderwerpen

  • 1. Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan vier jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.

  • 2. Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van het gemeentebestuur, zal door de raad, eventueel vergezeld van zijn advies, worden doorgezonden naar het college van burgemeester & wethouders.

  • 3. Het college van burgemeester & wethouders of de burgemeester zal binnen een maand na de doorzending van het initiatief, zoals bedoeld in lid 2, de raad bij brief informeren over de voorgenomen afdoening ervan. Een afschrift van deze brief wordt gelijktijdig verzonden aan degene die het initiatief heeft ingediend.

Artikel 14. Wijze van indienen

  • 1. Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de griffie verkrijgbaar en kunnen – na invulling – weer bij diezelfde griffie worden ingediend. De griffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief, en

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s).

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in bijlage 1 van deze verordening opgenomen model.

  • 4. Het verzoek gaat vergezeld van een lijst met 50 namen, adressen en handtekeningen van 50 verschillende initiatiefgerechtigden die het initiatief ondersteunen.

  • 5. Indien er meerdere rechtsgeldige initiatieven zijn over hetzelfde onderwerp, zullen dergelijke initiatieven gezamenlijk geagendeerd worden.

Artikel 15. Bijstand Griffier

Een initiatiefgerechtigde kan zich wenden tot de griffier met een verzoek om ambtelijke bijstand. Deze bijstand kan worden verleend door de griffier of door een medewerker van de griffie. Indien de gevraagde bijstand niet door deze kan worden verleend kan de griffier de gemeentesecretaris verzoeken een of meer ambtenaren aan te wijzen die de gevraagde bijstand verlenen.

Artikel 16. Behandeling door de Raad

  • 1. De raad agendeert het burgerinitiatief voor zijn eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het initiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 14. Er dient ten minste twee weken te liggen tussen de dag van indiening van het burgerinitiatief en de dag van de vergadering waarin over het burgerinitiatief wordt beslist.

  • 2. De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 3. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 4. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

  • 5. De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het burgerinitiatief.

  • 6. Indien een burgerinitiatief is afgewezen, is sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 17. Jaarverslag

De burgemeester brengt in het burgerjaarverslag, voor zover dat wordt uitgebracht, verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Hoofdstuk 6 Uitdaagrecht

Artikel 18. Toepassen Uitdaagrecht

  • 1. De gemeente biedt inwoners, lokale ondernemers en maatschappelijke initiatieven de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

  • 2. Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en/of goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn;

  • 3. Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 2 van dit artikel genoemde onderdelen. Indien het voorstel kansrijk wordt geacht, volgt een verkennend gesprek met de initiatiefnemers.

  • 4. Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het college van burgemeester en wethouders de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken (over o.a. de taken, het resultaat, het budget, de looptijd en de periodieke evaluatie) worden vastgelegd in een overeenkomst. De gemeente kan op verschillende manieren faciliteren:

    • a.

      Materieel: menskracht, locaties, geld, praktische ondersteuning.

    • b.

      Formeel: regelgeving, vergunningen, richtlijnen, monitoren en meten.

    • c.

      Informeel: verbinden, inspireren, aandacht geven en communiceren.

  • 5. Het bestuursorgaan wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 6. Het bestuursorgaan geeft aan de indieners binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de indiener gestuurd.

Hoofdstuk 7 Omgevingswet

Artikel 19. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt participatie over omgevingsplannen en omgevingsvergunningen plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.

  • 2. Het bestuursorgaan stelt een lijst vast met categorieën van gevallen die in strijd met het omgevingsplan zijn en waarbij participatie verplicht is. De indiener van de aanvraag omgevingsvergunning dient de participatie te organiseren of is daarvoor verantwoordelijk.

  • 3. Het bestuursorgaan stelt een handreiking vast, waarin wordt aangegeven welke vormen van participatie door initiatiefnemers kan worden toegepast in daarbij aangewezen gevallen.

Hoofdstuk 8 Evaluatie en monitoring

Artikel 20. Evaluatie en monitoring

  • 1. De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per raadsperiode geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe aan de raad een evaluatieverslag.

  • 2. Dit verslag beschrijft de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de rolinvulling door raad en college, de kosten, het resultaat van de participatie en de belangrijkste ervaringen. Het verslag bevat tevens informatie over bewonersinitiatieven, toegekende budgetten en over de werking van het uitdaagrecht.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21. Intrekken oude verordeningen

  • 1. De inspraakverordening 2003 van de gemeente Baarn wordt ingetrokken.

  • 2. De verordening op het burgerinitiatief Baarn 2011 van de gemeente Baarn wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures en burgerinitiatieven die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 21 genoemde verordeningen van toepassing.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente Baarn.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Baarn, gehouden op 31 mei 2023

De griffier,

C. Heusingveld

De voorzitter,

Burgemeester M. Röell