Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023

Geldend van 27-06-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders,

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de Financiële verordening Gemeente Borger-Odoorn 2023:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Administratie

  • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b. Afdeling

  • iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • c. Inkomsten

  • totaal van de baten voor toevoegingen aan en onttrekkingen van reserves;

  • d. Rechtmatigheidsverantwoording

  • de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema-indeling

  • 1. De raad stelt de thema-indeling vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college de thema's vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad kan vaststellen over welke onderwerpen hij in eventuele extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de thema's de baten en lasten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van investeringen, groter dan € 50.000, de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast. Het college verstrekt tijdig deze nota aan de raad.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per thema.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de raad een onderwerp als prioriteit aanwijzen en daarover afzonderlijk laten rapporteren.

  • 3. Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4. Het college informeert de raad middels de tussentijdse rapportages als ze verwacht, dat de lasten en/of baten van een thema de begroting dreigen te overschrijden of de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden.

  • 5. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 6. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 4 maanden en de eerste 10 maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2) bevatten tenminste een overzicht met de bijgestelde raming van:

  • a. realisatie van beleidsdoelen (alleen in BERAP I)

  • b. de baten en de lasten per thema;

  • c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

  • d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a en b;

  • e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves;

  • f. het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d; en

  • g. de uitputting van de investeringskredieten groter dan € 50.000.

  • 3. In de tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2) worden verwachte afwijkingen van de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van taakvelden, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000, toegelicht.

  • 4. Het college heeft, in aanvulling op de tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2), een actieve informatieplicht ten aanzien van materiële afwijkingen ten opzichte van de begroting indien deze informatie relevant is voor de kader stellende en controlerende taak van de raad.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Informatieplicht

  • In het kader van de actieve informatieplicht besluit het college niet over:

  • a. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties aan derden uit hoofde van de publieke taak groter dan € 50.000; en

  • b. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen in de vorm van aandelen, obligaties e.d.,

  • dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

  • Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college in de tussenrapportages een voorstel voor het wijzigen van de begroting .

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur. 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 januari ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid met betrekking tot het voorgaande jaar aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma's, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage .

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo van agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen. Voor oninbare vorderingen uit hoofde van SZW-regelingen wordt rekening gehouden met ervaringscijfers uit het verleden.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende :

    • a.

      Onroerende-zaakbelastingen;

    • b.

      Rioolheffing;

    • c.

      Afvalstoffenheffing

    • d.

      Overige vorderingen

  • wordt een voorziening gevormd wegens oninbaarheid op basis van individuele beoordeling.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. De wijze van toerekening van rente over de reserves blijkt uit de nota reserves en voorzieningen.

  • 2. Het college biedt de raad, afhankelijk van de noodzaak, periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld ten aanzien van:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      minimale omvang van de algemene reserve.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de looptijd van de reserve

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten, de rente van de inzet van vreemd vermogen en reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rioolrechten en reinigingsrechten wordt uitgegaan van een opslagpercentage op de directe kosten, gebaseerd op de verhouding: kosten volgens het taakveld overhead gedeeld door de totale kosten van de taakvelden exclusief overhead. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van leges, overige heffingen en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een opslagpercentage op de kostprijs, gebaseerd op de verhouding: totale uren volgens het taakveld overhead gedeeld door het totaal aantal uren van de taakvelden exclusief de uren volgens het taakveld overhead.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten.

  • 7. Conform de nota reserves en voorzieningen wordt geen (bespaarde) rente toegerekend aan de reserves en in plaats hiervan wordt een vast bedrag aan de algemene reserve (WAR) toegevoegd.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Er wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten, heffingen en leges.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks een kadernota aan waarin opgenomen de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Voor nadere detaillering van het beleid, richtlijnen en limieten wordt verwezen naar de nota treasurybeleid.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21 tot en met artikel 27 zijn komen te vervallen.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e. het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 29. Financiële organisatie

Het college draagt in ieder geval zorg voor:

  • a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, en

  • h. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

  • i. het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 30. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen met betrekking tot de rechtmatigheid rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in 4 jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023 (eerdere versie), vastgesteld op 15-12-2022, wordt ingetrokken.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut die voor 1 januari 2017 zijn gedaan, blijft de financiële verordening, vastgesteld op 01-07-2012, van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad dd 25 mei 2023

De raad voornoemd,

de plaatsvervangend griffier

I. Oosting

de burgemeester

J. Seton

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14

Algemeen

Materiële vast activa met economisch nut en immateriële vaste activa met een verkrijgingsprijs is het uitgangspunt van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden, terreinen en conform BBV activering gewenst is.

Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

Start afschrijving: Op 1 januari van het jaar volgend op de afronding/uitvoering van het werk.

Rentetoerekening; Conform BBV wordt de werkelijke rente toegerekend.

Restwaarde: Geen, afschrijving tot nihil

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

maximaal 10 jaar: bijdragen aan activa in eigendom van derden;

5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling;

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

5 jaar: aanleg tijdelijke terreinwerken;

40 jaar: nieuwbouw woonruimten en schoolgebouwen (50 jaar indien duurzaam);

40 jaar: nieuwbouw kantoren en bedrijfsgebouwen (50 jaar indien duurzaam);

10 jaar: nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen;

40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen (50 jaar indien duurzaam);

40 jaar: renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen (50 jaar indien duurzaam);

15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen;

10 jaar: veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen;

10 jaar: telefooninstallaties;

3 jaar: automatiseringsapparatuur;

4 jaar: computerapplicaties;

10 jaar: kantoormeubilair en schoolmeubilair;

10 jaar: containers ABP;

15 jaar: ondergrondse glascontainers;

15 jaar: speeltoestellen

25 jaar: riool- en bouwkundige vervangingen tot en met 2022;

60 jaar: riool- en bouwkundige vervangingen vanaf 2023;

60 jaar: klimaat- en grondwatermaatregelen;

15 jaar: riool, mechanische/elektrische vervangingen;

10 jaar: laadpalen voor elektrische voertuigen;

Div.jaar: materieel BORG (voertuigen/werkmaterieel) volgens materieelplan BORG.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

maximaal 30 jaar: parken, sportvelden en groenvoorzieningen;

maximaal 20 jaar: wegen, pleinen en rotondes;

maximaal 60 jaar: betonnen tunnels, viaducten en bruggen;

maximaal 60 jaar: stalen bruggen;

maximaal 25 jaar: houten bruggen;

maximaal 25 jaar: aanleg geluidswallen;

maximaal 20 jaar: openbare verlichting, armaturen;

maximaal 40 jaar: openbare verlichting, lichtmasten;

maximaal 10 jaar: straatmeubilair;

maximaal 50 jaar: havens, kades, sluizen en waterkeringen;

maximaal 25 jaar: waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing.

Toelichting Financiële verordening gemeente Borger-Odoorn

Inleiding

Voor het opstellen van de nieuwe financiële verordening is als uitgangspunt de meest actuele Model financiële verordening van de VNG genomen. De modelverordening is zo veel mogelijk gevolgd, maar is daar waar nodig wel specifiek gemaakt voor Borger-Odoorn. Aanpassingen zijn gedaan als ons feitelijk handelen afwijkt van de modelverordening en de afwijkingen als wenselijk worden gezien.

Nieuwe ontwikkeling: rechtmatigheidsverantwoording door het college

Vanaf boekjaar 2023 neemt het college een rechtmatigheidsverantwoording op in de jaarrekening. Deze verantwoording is een standaardmodel dat bij wet is vastgelegd en het geeft inzicht in hoeverre de gemeente rechtmatig heeft gehandeld. Waar de accountant voorheen een oordeel vormde over de getrouwheid én rechtmatigheid van de jaarverslaggeving, beperkt de accountant zich nu tot een oordeel over het getrouwe beeld van de jaarrekening (inclusief de rechtmatigheidsverantwoording). De accountant geeft vanaf dit moment dus geen afzonderlijk oordeel meer over de rechtmatigheid.

Met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording toetst de accountant uitsluitend of de jaarrekening getrouw is, maar toetst daarbij ook of de rechtmatigheidsverantwoording dat is. Dit betekent onder meer dat afwijkingen van rechtmatigheid (voor zover deze niet tevens van invloed zijn op het getrouwe beeld), geen invloed hebben op de strekking van de controleverklaring. Hierdoor kan het bijvoorbeeld voorkomen dat er omvangrijke afwijkingen van rechtmatigheid opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording van burgemeester en wethouders, terwijl de strekking van de controleverklaring toch goedkeurend is, omdat de omvangrijke rechtmatigheidsfouten getrouw opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording.

De invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is mede bedoeld om het gesprek te ondersteunen tussen de raad en burgemeester en wethouders, over de (financiële) rechtmatigheid. Het doel hiervan is om de kaderstellende en controlerende rol van de raad op dit vlak te versterken. Het is daarnaast de verwachting dat dit een kwaliteitsimpuls zal geven aan de interne processen en beheersing, zodat het college kan steunen op een adequaat functionerend systeem. Ook is de verwachting dat er meer vooruitgekeken gaat worden naar het oplossen van onrechtmatigheden, omdat het college ook beheersmaatregelen moet formuleren (Kadernota rechtmatigheid 2023).

Hierna volgt een toelichting op de aanpassingen die zijn gedaan ten opzichte van de modelverordening.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

Uitgebreid met enkele begrippen.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema indeling

Dit artikel regelt de thema indeling.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. De lasten en baten worden per thema nader verbijzonderd naar taakvelden. Deze informatie geeft noodzakelijk informatie voor de kader stellende en controlerende taak van de raad. Het 2e lid is iets aangepast om het aan de actuele werkwijze aan te passen. De genoemde uiteenzetting vindt niet altijd plaats per investering.

Artikel 4 Kaders begroting

Dit artikel beschrijft hoe de kaders voor het opstellen van de begroting en meerjarenraming worden aangeboden. Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 5 Autorisatie begroting en investeringskredieten

Dit artikel bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de investeringskredieten. Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 6 Tussentijdse rapportages (BERAP 1 en 2)

Op basis van de tussenrapportages (BERAP 1 en 2) wordt de raad geïnformeerd over de realisatie van de begroting en/of de voortgang van de uitvoering van het beleid.

Lid 2b: uitgesplitst naar taakvelden is vervallen omdat de raad per thema autoriseert.

Artikel 7 Jaarstukken

Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 8 Informatieplicht

Dit artikel beschrijft de actieve informatieplicht van het college.

Artikel 9 EMU-saldo

Ongewijzigd overgenomen.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording

Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Het college legt verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium, aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.

Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:

begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;

voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd, zoals subsidievoorwaarden;

misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Eerste lid

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021).

Tweede lid

In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Door de raad is het percentage bepaald op 3%.

Derde lid

Het derde lid geeft aan boven welk bedrag afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens). Door de raad is dit bedrag bepaald op € 100.000.

Artikel 11 Voorwaardencriterium

Eerste lid

In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde "normenkader".

Tweede lid

Artikel 11 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de gemeenteraad moet worden vastgesteld en voor een bepaalde datum aan de raad moet worden aangeboden.

Artikel 12 Begrotingscriterium

Eerste lid

Artikel 12 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.

Tweede lid

De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Eerste lid

Dit artikel voorziet in het zogenaamde "misbruik en oneigenlijk gebruik criterium". In het eerste lid wordt het criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.

Tweede lid

Aan Burgemeester en wethouders wordt opgedragen om regels op stellen voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

Dit artikel is ten opzichte van de vorige financiële verordening niet aangepast en gaat in op de regels voor waardering en afschrijving van vaste activa. Er wordt verwezen naar de bijlage bij deze verordening. In deze bijlage wordt onder duurzaam verstaan dat er circulair en/of met energiebesparende materialen wordt gebouwd of verbouwd, waardoor de levensduur verlengd wordt.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Dit artikel beschrijft de regels met betrekking tot het vormen van een voorziening voor oninbare vorderingen.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

Dit artikel beschrijft de regels met betrekking tot het vormen van reserves en voorzieningen.

Artikel 17. Kostprijsberekening

Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 19. Vaststellen hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 20. Financieringsfunctie

Er wordt verwezen naar de nota treasurybeleid.

Paragraaf 5 Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

In het BBV is al aangegeven wat er in de paragrafen lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid moet staan. De raad kan aanvullende zaken regelen. De artikelen 21 tot en met 27 komen daarmee te vervallen.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 28 Administratie

In dit artikel wordt aangeduid waaraan de financiële administratie minimaal moet voldoen.

Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 29. Financiële organisatie

Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te dragen. Ongewijzigd overgenomen.

Artikel 30 Interne controle

Ongewijzigd overgenomen.

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 31. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023. De accountant controleert de jaarrekening op basis van de Financiële verordening.

Vaststelling

De financiële verordening moet worden gepubliceerd.

Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden. (artikel 214 GW).