Beleidsregels Bijzondere bijstand 2023 gemeente Druten

Geldend van 20-06-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2023

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere bijstand 2023 gemeente Druten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Druten

gelet op het bepaalde in artikel 35 van de Participatiewet

overwegende dat het vast stellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig;

Besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Bijzondere bijstand 2023 gemeente Druten

Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Algemene toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen bijzondere bijstand

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin als bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet;

    • b.

      bijstand ‘om niet’: bijstand die in principe niet terugbetaald hoeft te worden;

    • c.

      bijzondere bijstand: bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet;

    • d.

      het college: het college van burgemeester en wethouders;

    • e.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat aangewend dient te worden voor financiering van de bijzondere kosten;

    • f.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;

    • g.

      dringende redenen: Hierbij sluiten we in beginsel aan bij artikel 16 van de Participatiewet. Voor zeer dringende redenen moet er in principe sprake zijn van een acute noodsituatie. En ook dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere manier op te lossen zijn dan door het verlenen van bijstand;

    • h.

      inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van de Participatiewet;

    • i.

      leenbijstand: bijstand die terugbetaald dient te worden;

    • j.

      medische kosten: noodzakelijk te maken kosten welke vallen binnen de reikwijdte van de kostensoorten waarover de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz) zich uitspreekt;

    • k.

      norm: de toepasselijke norm zoals bedoeld in artikel 20, 21,22,22a,23 en 24 van de Participatiewet;

    • l.

      vermogen: het in aanmerking te nemen vermogen volgens artikel 34 van de Participatiewet;

    • m.

      voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de wet, zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet, waarop de persoon of gezin aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven;

    • n.

      de wet: Participatiewet.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in dit hoofdstuk gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Individuele bijzondere bijstand

  • 1. Het verstrekken van bijzondere bijstand is maatwerk. Het college houdt rekening met de individuele omstandigheden van de aanvrager bij het bepalen van het recht op en de hoogte van bijzondere bijstand. Dit met toepassing van de wet en de eigen beleidsregels.

  • 2. Een aanvraag dient op één van de volgende wijze ingediend te worden:

    • a.

      digitaal via de aangewezen e-diensten; of

    • b.

      schriftelijk via het aangewezen aanvraagformulier.

Artikel 3 Beoordeling (stappenplan) voordat de kosten zijn gemaakt

  • 1. Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet in beginsel worden ingediend vóórdat de kosten zijn gemaakt.

  • 2. Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand moet worden vastgesteld of aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd doen zich voor;

    • b.

      de kosten zijn in het individuele geval noodzakelijk;

    • c.

      de kosten vloeien voort uit bijzondere individuele omstandigheden;

    • d.

      de kosten kunnen niet worden voldaan uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm;

    • e.

      er is geen voorliggende voorziening op grond van artikel 15 van de wet.

  • 3. Als niet aan de voorwaarden genoemd in lid 2 van dit artikel is voldaan, wordt de aanvraag bijzondere bijstand afgewezen.

Artikel 4 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt

  • 1. Indien de bijzondere bijstand is aangevraagd nadat de kosten zijn gemaakt, dan wordt de aanvraag voor bijzondere bijstand enkel in behandeling genomen als:

    • a.

      deze wordt ingediend tot en met 12 maanden na het moment waarop de kosten zijn gemaakt, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van de kosten nog kan worden vastgesteld.

  • 2. De aanvraag moet voldoen aan dezelfde voorwaarden als gesteld in artikel 3, lid 2.

Artikel 5 Medisch advies

  • 1. Een medisch advies kan worden aangevraagd om de noodzakelijkheid van bepaalde kosten vast te stellen tenzij de kosten van de voorziening minder bedragen dan € 500,- op jaarbasis en middels een verklaring van huisarts, tandarts of behandelend specialist de medische noodzakelijkheid afdoende kan worden vastgesteld.

  • 2. Indien geen bedrag kan worden aangegeven, wordt een medisch advies opgevraagd bij een sociaal medische adviespartner.

Artikel 6 In aanmerking te nemen inkomen

  • 1. Bij de vaststelling van het inkomen worden inkomensbestanddelen die bij de verlening van algemene bijstand niet tot de middelen worden gerekend, ook niet tot het inkomen gerekend bij de bijzondere bijstand.

  • 2. Het inkomen is gelijk aan (de som van) alle netto inkomensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, inclusief vakantietoeslag.

  • 3. Bij de vaststelling van de hoogte van het inkomen wordt de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag niet tot het inkomen gerekend.

  • 4. Voor bijzondere bijstand is de geldende bijstandsnorm het uitgangspunt. Bij de vaststelling van de hoogte van het inkomen wordt rekening gehouden met de kostendelersnorm.

  • 5. Het inkomen waarop beslag is gelegd kan bij de draagkrachtbepaling niet in aanmerking worden genomen, aangezien belanghebbende niet feitelijk over de inkomsten kan beschikken.

Artikel 7 In aanmerking te nemen vermogen

Het vermogen wordt op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Alleen het vermogen boven de geldende toepasselijke vermogensgrens, artikel 34 van de wet, wordt in aanmerking genomen.

Artikel 8 Vorm van de bijzondere bijstand

Tenzij anders vermeld in deze beleidsregels, is de bijzondere bijstand om niet.

Artikel 9 Draagkracht

  • 1. De draagkrachtberekening bestaat uit twee onderdelen. Draagkracht uit vermogen en draagkracht uit inkomen.

  • 2. Voor de volgende groepen is er geen sprake van draagkracht:

    • a.

      personen met een uitkering krachtens de wet;

    • b.

      belanghebbenden met een aantoonbaar minnelijke of wettelijke schuldregeling;

    • c.

      belanghebbende met een minimuminkomen en lager.

  • 3. De draagkracht uit vermogen bedraagt 100% van het in aanmerking te nemen vermogen (het vermogen boven het bedrag aan vrij te laten vermogen ex artikel 34 van de wet).

  • 4. Bij een inkomen tot maximaal 110% van het bijstandsniveau is er geen draagkracht. Bij de draagkrachtberekening dient rekening gehouden te worden met het gestelde in artikel 6 lid 5. Verder gelden de volgende percentages voor draagkracht uit inkomen:

    • a.

      35% van het in aanmerking te nemen inkomen inclusief vakantietoeslag boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag (gemeten over 12 maanden);

    • b.

      voor kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap, woonkosten, duurzame gebruiksgoederen en voor schulden geldt een afwijkende draagkracht, namelijk al het inkomen boven 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm geldt als draagkracht voor bijzondere bijstand.

  • 5. Voor de volgende groepen hoeft de draagkracht niet jaarlijks opnieuw te worden vastgesteld, maar geldt deze totdat er een wijziging in inkomen, vermogen, leefsituatie of woonsituatie optreedt: pensioengerechtigden, personen met een Wajong-uitkering, Anw-uitkering.

  • 6. Bij de vaststelling van draagkracht worden de individuele inkomenstoeslag (artikel 36 van de wet) en individuele studietoeslag (artikel 36b van de wet) buiten beschouwing gelaten.

  • 7. De kostendelersnorm (artikel 22a van de wet) is altijd van toepassing bij de vaststelling van de draagkracht.

Artikel 10 Draagkracht incidentele bijzondere bijstand

De draagkracht wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag.

Artikel 11 Draagkracht periodieke bijzondere bijstand

Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de draagkracht maandelijks verrekend met de maandelijkse kosten.

Artikel 12 Draagkrachtperiode

  • 1. De draagkracht in het inkomen en vermogen wordt vastgesteld over een periode van in principe 12 maanden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag om bijzondere bijstand is ingediend. Indien er vermoedens zijn van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan het college langer teruggaan.

  • 2. De draagkracht kan in afwijking van het eerste lid worden vastgesteld voor een periode van een jaar gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin voor het eerst de kosten zijn gemaakt, indien in redelijkheid met die kosten rekening moet worden gehouden.

  • 3. De draagkracht kan in afwijking van het eerste lid worden vastgesteld voor een afwijkende periode indien de aard van de bijzondere bijstand of de inkomenssituatie van belanghebbende daartoe aanleiding geeft. Bij een wisselend inkomen wordt het gemiddelde gehanteerd over de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag.

  • 4. In geval van periodieke bijzondere noodzakelijke kosten wordt de draagkracht als bedoeld in lid 2 gespreid over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend met een maximum van 12 maanden en naar evenredigheid in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten.

  • 5. De eenmaal vastgestelde draagkracht wijzigt tussentijds niet bij inkomens wisselingen (stijging of daling), tenzij dit in het voordeel van belanghebbende is en er een verzoek wordt ingediend of de wijzigingen vanuit bijstandsoogpunt tot ongewenste situaties leiden. Dit geldt voor bijzondere bijstand voor woonkosten, bewindvoering, mentorschap, curatele, schulden, duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten.

  • 6. Een uitzondering op lid 5 geldt wanneer het gaat om al het inkomen boven 100% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm dan kan de draagkracht ook tussentijds worden aangepast (ook in het nadeel van belanghebbende).

Artikel 13 Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd voor de kosten voor bijzondere bijstand.

Artikel 14 Stappenplan berekening bijzondere bijstand

De berekening van de bijzondere bijstand verloopt als volgt:

  • 1.

    Bepaal de hoogte van de voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking komende kosten aan de hand van nota’s e.d.;

  • 2.

    Bepaal de draagkrachtperiode;

  • 3.

    Bepaal de ruimte in het inkomen over de draagkrachtperiode en verminder de ruimte in het inkomen met de buitengewone uitgaven;

  • 4.

    Bepaal de ruimte in het vermogen over de draagkrachtperiode;

  • 5.

    Bepaal de draagkracht in euro's door het draagkrachtpercentage(s) toe te passen op de uitkomst van stappen 3 en 4;

  • 6.

    Bepaal de vorm van de bijzondere bijstand (om niet, als geldlening of een verstrekking in natura) en de bestedingsverplichting: aan de verlening van de bijzondere bijstand wordt een bestedingsverplichting (artikel 55 Participatiewet) verbonden; de bijstand moet worden aangewend voor het doel waarvoor zij wordt verstrekt. Dit wordt opgenomen in de beschikking.

  • 7.

    Bereken als volgt:

    Kosten (1)

    Draagkracht (6) -/-

    --------------------

    Bijzondere bijstand

Hoofdstuk 2 Bepalingen ten aanzien van specifieke kosten

Artikel 15 Collectieve verzekering

  • 1. De belanghebbende met een laag inkomen én een vermogen gelijk aan of lager dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 lid 3 van de wet, kan deelnemen aan de collectieve aanvullende zorgverzekering (CAZ) bestaande uit de basisverzekering en een aanvullende verzekering. Voor meer informatie zie Beleidsregel CAZ gemeente Druten.

  • 2. Het college verstrekt bijzondere bijstand voor een maandelijkse tegemoetkoming in de premie van de CAZ.

Artikel 16 Medische kosten

  • 1. De Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) vormen een passende en toereikende voorliggende voorziening voor medische kosten, zodat voor medische kosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, tenzij de bijzondere individuele omstandigheden dit noodzakelijk maken.

  • 2. Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor zover de collectieve zorgverzekering de medische kosten vergoedt of zou kunnen vergoeden, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

Artikel 17 Tandheelkundige hulp

  • 1. In beginsel wordt de Zorgverzekeringswet (Zvw) als passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

  • 2. Het college heeft gekozen om buitenwettelijk bijzondere bijstand te verstrekken voor tandheelkunde. De bijzondere bijstand bedraagt maximaal € 200,- per kalenderjaar per gezinslid, nadat de volledige vergoedingsmogelijkheid bij de (aanvullende) zorgverzekering is aangewend.

  • 3. Ook voor de eigen bijdrage van gebitsprothese, frameprothese, plaatje, kronen, inlays, stifttanden en bruggen kan bijzondere bijstand worden verstrekt met inachtneming van lid 1 en 2.

Artikel 18 Orthodontie

  • 1. Voor de eigen bijdrage van kosten voor orthodontie kan bijzondere bijstand worden verleend ten behoeve van ten laste komende kinderen.

  • 2. De bijzondere bijstand bedraagt op jaarbasis maximaal € 500,-, inclusief de vergoeding van de overige tandheelkundige kosten voor de duur van de gehele behandeling.

Artikel 19 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap

  • 1. In beginsel wordt de beleidsregel Bijdrage extra kosten chronisch zieken als een passende en toereikende voorliggende voorziening beschouwd.

  • 2. Meerkosten van een medisch noodzakelijk dieet komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 3. Meerkosten van bewassing of slijtage van kleding en beddengoed als gevolg van een aantoonbare handicap of langdurige ziekte komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 4. Meerkosten van stookkosten als gevolg van een aantoonbare handicap of langdurige ziekte komen in aanmerking voor bijzondere bijstand.

  • 5. De hoogte van de meerkosten is maximaal conform de bedragen van de NIBUD Prijzengids.

Artikel 20 Uitvaartkosten

  • 1. In beginsel zijn de nabestaanden verantwoordelijk voor het dragen van de kosten van een uitvaart, voor zover de overledene hierin niet zelf heeft voorzien. Als er geen nabestaanden zijn die opdracht geven voor een uitvaart of op wie daartoe een beroep kan worden gedaan, dan moet de Wet Op de Lijkbezorging worden beschouwd als een voorliggende voorziening.

  • 2. De kosten voor een uitvaart komen alleen in aanmerking voor bijzondere bijstand als de nabestaande over onvoldoende middelen beschikt om zijn deel van de kosten te voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met de eigen middelen van de overledene, de draagkracht alsook met de noodzakelijke kosten van een uitvaart.

  • 3. Binnen redelijke grenzen kan verder rekening worden gehouden met persoonlijke voorkeur en dient de persoonlijke waardigheid te worden gerespecteerd. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding hanteren wij de richtprijzen, zoals opgenomen in de NIBUD Prijzengids. Een totaalbedrag van € 5.000,- wordt als maximaal acceptabel aangemerkt. Dit maximum bedrag is gebaseerd op een sobere doch gebruikelijke uitvoeringswijze. De volgende kosten kunnen in aanmerking komen:

    • a.

      legeskosten overlijdensakte

    • b.

      werkzaamheden uitvaartverzorger

    • c.

      eenvoudige kist

    • d.

      overbrengen overledene naar rouwcentrum

    • e.

      rouwauto voor de overledene

  • 4. De beschikking moet vermelden dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.

Artikel 21 Babyuitzet

  • 1. De kosten voor een babyuitzet komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan belanghebbende in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vorm van leenbijstand voor de aanschaf van een babyuitzet, als:

    • a.

      belanghebbende niet heeft kunnen reserveren voor de babyuitzet;

    • b.

      belanghebbende geen aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening zoals Stichting Babyspullen of een lening bij een kredietverlenende instantie.

  • 3. Bij de hoogte van een babyuitzet wordt maximaal uitgegaan van het basispakket babyuitzet zoals aangegeven in de NIBUD Prijzengids.

  • 4. De aanvraag kan ingediend worden vanaf de 6e maand van de zwangerschap en er dient een zwangerschapsverklaring overlegd te worden.

  • 5. Aan de bijzondere bijstand kunnen verplichtingen worden verbonden zoals het overleggen van betalingsbewijzen.

Artikel 22 Peuteropvang en voorschoolse educatie

  • 1. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

  • 2. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de kosten van peuteropvang en voorschoolse educatie.

  • 3. Belanghebbende kan een eigen bijdrage aan bijzondere bijstand ontvangen voor maximaal 8 uur per week.

Artikel 23 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen aan de persoon van 18, 19 of 20 jaar indien deze persoon uitwonend is én:

    • a.

      de ouders zijn overleden; of

    • b.

      de ouders duurzaam in het buitenland verblijven; of

    • c.

      er sprake is van een aantoonbare ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere; of

    • d.

      de ouders niet beschikken over draagkracht om in de onderhoudsplicht te voorzien.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand als bedoeld in het eerste lid is, indien de bijzondere bijstand ziet op de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, maximaal gelijk aan het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennorm en het bedrag dat een 21-jarige in dezelfde situatie zou krijgen.

  • 3. Er wordt geen vakantietoeslag berekend over de bijzondere bijstand.

Artikel 24 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

  • 1. Het college verstrekt, onverminderd het bepaalde in artikel 12 van de wet, bijzondere bijstand aan een persoon van 18, 19 of 20 jaar in een inrichting voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, indien:

    • a.

      de ouders zijn overleden; of

    • b.

      de ouders duurzaam in het buitenland verblijven; of

    • c.

      er sprake is van een aantoonbare ernstig verstoorde relatie tussen de ouders en de jongere; of

    • d.

      de ouders niet beschikken over draagkracht om in de onderhoudsplicht te voorzien.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op grond van artikel 23 van de wet.

Artikel 25 Kosten personenalarmering

  • 1. In beginsel vormen de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de aansluitkosten en de abonnementskosten van personenalarmering, indien de personenalarmering om medische of sociale redenen noodzakelijk is. De indicatie gebeurt door het sociaal team en/of de zorgaanbieder.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de kosten van de alarmering. Eénmalige kosten, zoals aansluitkosten komen ook in aanmerking voor bijstandsverlening.

Artikel 26 Overbrugging scherpe terugval in inkomen

Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm (norm – verlaging, zie artikel 5 onder c van de wet ) wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke bestaanskosten.

Artikel 27 Overbruggingsuitkering voor periode tot eerste uitbetaling bijstandsuitkering

  • 1. De algemene bijstand wordt maandelijks achteraf betaald. Dit kan resulteren in liquiditeitsproblemen bij belanghebbende. Het college vindt het noodzakelijk om deze liquiditeitsproblemen op te lossen door een overbruggingsuitkering te verstrekken.

  • 2. De overbruggingsuitkering voor de eerste huur en administratiekosten is alleen aan de orde bij een noodzakelijke verhuizing.

  • 3. De overbruggingsuitkering is vastgesteld op de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de duur van zes weken (42 dagen). De uitkering wordt altijd ingezet voor het betalen van de 1e huur en administratie. Voor het restant bedrag dat overblijft wordt maatwerk toegepast.

  • 4. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet op grond van artikel 48 lid 1 de wet.

Artikel 28 Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten

  • 1. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening zoals:

    • a.

      de wet maatschappelijke ondersteuning in het geval van woningaanpassingen of een verhuizing om medische redenen.

  • 2. In afwijking van lid 1 komen de kosten van eerste inrichting van een woning of eerste aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer de kosten voortkomen uit een sociaal/medisch noodzakelijke verhuizing. Hierbij wordt rekening gehouden met eventuele reserveringsmogelijkheden.

  • 3. Het maximale bedrag dat voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de actuele bedragen die zijn opgenomen in de NIBUD Prijzengids 1. Er is sprake van een onderscheid in volledig en gedeeltelijke woninginrichting:

    • a.

      bij een volledige woninginrichting bedraagt de maximale vergoeding 60% van de Nibud-norm voor de van toepassing zijnde gezinssituatie; of

    • b.

      bij een gedeeltelijke woninginrichting dient belanghebbende aan te geven welke kosten nodig zijn om de noodzakelijkheid hiervan te beoordelen. Ook hier wordt uitgegaan van de Nibud-norm en de verstrekking kan nooit meer bedragen dan de maximale vergoeding van 60% van de Nibud-norm.

  • 4. Belanghebbende dient de betaalbewijzen van de duurzame gebruiksgoederen binnen zes weken na verstrekking van bijzondere bijstand te overleggen. De volgende duurzame gebruiksgoederen dient belanghebbende in ieder geval nieuw aan te schaffen:

    • o

      Koelkast;

    • o

      Wasmachine;

    • o

      Matras;

    • o

      Fornuis/kookplaat.

  • De volgende duurzame gebruiksgoederen mogen tweedehands worden aangeschaft:

    • o

      Bed(den) inclusief lattenbodem;

    • o

      Fiets;

    • o

      Laptop (refurbished).

  • Voor de overige aankopen geldt dat er steekproefsgewijs een controle wordt uitgevoerd. Belanghebbende dient de betaalbewijzen ten minste 12 maanden gerekend vanaf de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald te bewaren en op verzoek te overleggen aan het college.

  • 5. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van:

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      om niet als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden (o.a. consequenties voor lopend schuldsaneringstraject.)

    De bijstand voor de overige inrichtingskosten wordt om niet verstrekt, tenzij zich omstandigheden voordoen conform artikel 48 lid 2 PW.

  • 6. De geldlening wordt in 36 maanden afgelost. Na 36 maanden vindt er een beoordeling plaats waarbij de leenbijstand kan worden omgezet naar om niet. Het aflosbedrag per maand is minimaal gelijk aan 5% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 7. Er wordt rekening gehouden met draagkracht volgens de artikelen in deze beleidsregels.

Artikel 29 Verhuiskosten

  • 1. Het college verstrekt in beginsel geen bijzondere bijstand voor de kosten van een verhuizing, omdat deze kosten behoren tot de incidenteel noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening zoals:

    • a.

      kredietverlenende instantie;

    • b.

      een indicatie vanuit de wet maatschappelijk ondersteuning.

  • 3. De kosten van verhuizing komen in aanmerking voor bijzondere bijstand voor verhuiskosten als de verhuizing noodzakelijk is in het geval van:

    • a.

      een medische noodzaak;

    • b.

      een verhuizing wegens het nakomen van de verhuisplicht (bij zeer hoge woonlasten) op grond van de wet.

  • 4. Bij de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de meest goedkope en adequate oplossing, waarbij ook wordt gekeken in hoeverre verhuiswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd door belanghebbende, het gezin, familie en vrienden.

  • 5. Belanghebbende dient betaalbewijzen te overleggen binnen zes weken na het verstrekken van de bijzondere bijstand.

Artikel 30 Eerste huur, waarborgsom en administratiekosten

  • 1. De kosten van de eerste maand huur en waarborgsom komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, omdat zij behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2. In afwijking van lid 1 komen de kosten van een dubbele huur in aanmerking voor bijzondere bijstand indien er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en de kosten niet voorkomen (hadden) kunnen worden.

  • 3. Voor de waarborgsom en administratiekosten wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 4. In afwijking van lid 2 komen de kosten voor de dubbele huur niet in aanmerking voor bijzondere bijstand indien belanghebbende een overbruggingsuitkering heeft ontvangen.

Artikel 31 Woonkosten huurwoning boven de maximale huurgrens

  • 1. Het college kan indien de woonkosten hoger zijn dan de maximum huurgrens in de Wet op de huurtoeslag op grond van individuele omstandigheden een (aanvullende) woonkostentoeslag verlenen.

  • 2. De hoogte wordt bepaald op de woonkosten minus de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximum huurgrens.

  • 3. De woonkosten worden toegekend voor maximaal 1 jaar. Alleen bij dringende redenen kan voorgaande termijn worden verlengd.

  • 4. Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      een verhuisverplichting waarbij alles in het werk wordt gesteld om een goedkopere woonruimte te verkrijgen;

    • b.

      een aantoonbare inspanningsverplichting;

    • c.

      verhuizing dient binnen 5 werkdagen te worden doorgegeven aan de gemeente.

    Dit alles binnen redelijkheid en naar oordeel van het college.

Artikel 32 Woonkosten eigen woning

  • 1. Het college kan bijzondere bijstand verlenen voor de woonkosten van een eigen woning, waarbij alleen de volgende woonkosten voor deze woonkostentoeslag in aanmerking komen:

    • a.

      de hypotheekrente;

    • b.

      de zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals rioolrechten, het eigenaarsdeel waterschapslasten, het erfpachtcanon, de premies van verzekeringen tegen brand- en stormschade (alleen voor de opstallen) en het eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel);

    • c.

      een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.

  • 2. De hoogte van de woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op de maximale woonkostentoeslag, rekening houdend met de in het eerste lid genoemde woonkosten en berekend conform de systematiek van de Wet op de huurtoeslag.

  • 3. De woonkosten worden maandelijks uitbetaald en toegekend voor maximaal 1 jaar. Alleen bij dringende redenen kan voorgaande termijn worden verlengd.

  • 4. Aan belanghebbende worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      een verhuisverplichting waarbij alles in het werk wordt gesteld om een goedkopere woonruimte te verkrijgen;

    • b.

      een aantoonbare inspanningsverplichting;

    • c.

      verhuizing dient binnen 5 werkdagen te worden doorgegeven aan de gemeente;

    • d.

      overleg met de bank voor een renteverlaging of rentestop.

    Dit alles binnen redelijkheid en naar oordeel van het college.

Artikel 33 Doorbetalen woonlasten bij verblijf in inrichting

  • 1. Voor de kosten van het aanhouden van een woning bij tijdelijk verblijf in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de netto woonkosten. Hierbij wordt rekening gehouden met eventuele reserveringsmogelijkheden.

  • 3. Wanneer belanghebbende de intentie heeft terug te keren naar de woning, kunnen de vaste lasten gedurende een periode van maximaal 12 maanden doorbetaald worden. Deze periode kan nog eenmaal verlengd worden wanneer hier dringende redenen voor zijn.

  • 4. Als vooraf bekend is dat de opname langer duurt of de belanghebbende heeft niet de intentie terug te keren, kan bijstandsverlening plaatsvinden totdat het huurcontract kan worden beëindigd met inachtneming van de opzegtermijn.

Artikel 34 Verblijf in detentie

  • 1. In beginsel vallen de vaste lasten voor het aanhouden van een woning onder de gebruikelijke kosten van het bestaan.

  • 2. Het college kan bijzondere bijstand verlenen in de vorm van leenbijstand voor de vaste lasten wanneer belanghebbende in detentie verblijft als:

    • a.

      belanghebbende niet over financiële reserves beschikt of had kunnen reserveren om zelf in de kosten te kunnen voorzien;

    • b.

      de detentieduur niet langer is dan 3 maanden;

    • c.

      er geen sprake is van huurachterstand;

    • d.

      op het adres geen andere meerderjarige staan ingeschreven;

    • e.

      het aanhouden van de woning of kamer noodzakelijk is voor resocialisatie;

    • f.

      uit onderzoek blijkt dat belanghebbende zijn straf niet in de weekenden, vakanties of anderszins kan ondergaan;

    • g.

      het verblijf in detentie in Nederland plaatsvindt (territorialiteitsbeginsel);

    • h.

      er niet eerder bijzondere bijstand voor woonlasten tijdens detentie zijn verstrekt aan belanghebbende, met andere woorden deze regeling wordt slechts eenmaal per persoon ingezet;

    • i.

      er niet bewust is gekozen voor hechtenis in plaats van een boete.

Artikel 35 Kosten bewindvoering, curatele en mentorschap

  • 1. Het college kan aan een belanghebbende bijzondere bijstand verlenen voor de noodzakelijke kosten voor bewindvoering, curatele en mentorschap als:

    • a.

      het noodzakelijk is om bewindvoering in te stellen om een schuldregeling tot stand te brengen; of

    • b.

      er sprake is van een rechterlijke uitspraak; en

    • c.

      de kosten niet uit de onder bewind staande middelen vergoed kunnen worden.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand, bedraagt het bedrag van de nota, met een maximum van de in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren vastgestelde bedragen.

  • 3. De kosten van extra werkzaamheden komen alleen in aanmerking voor bijzondere bijstand indien hiervoor goedkeuring is gegeven door de toezichthoudende kantonrechter.

Artikel 36 Kosten budgetbeheer

  • 1. In beginsel wordt er geen bijzondere bijstand verleend voor de kosten van budgetbeheer.

  • 2. Bijzondere bijstand voor de kosten van budgetbeheer is alleen mogelijk indien voorafgaand door een medewerker van schuldhulpverlening is bepaald dat het noodzakelijk is.

Artikel 37 Eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten

  • 1. Het college verstrekt bijzondere bijstand voor de kosten van de eigen bijdrage voor een advocaat en het griffierecht, indien de belanghebbende een toevoeging van een advocaat door de Raad voor Rechtsbijstand heeft.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten, met dien verstande dat, indien de belanghebbende niet de korting van het in artikel 2 lid 6 Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand genoemde bedrag verkrijgt, deze misgelopen korting niet voor bijzondere bijstand in aanmerking komt.

Artikel 38 Kosten voor schulden

  • 1. In beginsel wordt er geen bijzondere bijstand verleend voor de kosten van schulden.

  • 2. Op lid 1 zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:

    • a.

      het college kan op grond van artikel 49 onderdeel a van de wet bijzondere bijstand verlenen voor schulden in de vorm van borgtocht indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden;

    • b.

      het college kan op grond van artikel 49 onderdeel b van de wet toch bijzondere bijstand verlenen voor schulden indien daartoe zeer dringende redenen bestaan en een borgstelling voor een saneringskrediet geen uitkomst biedt;

    • c.

      het college kan bijzondere bijstand verlenen als een belastingaanslag betrekking heeft op een periode van bijstandsverlening in het verleden waarin:

      • i.

        bruto-inkomsten op de bijstand zijn gekort; of

      • ii.

        te veel aan heffingskorting is ontvangen die op de bijstand is gekort.

Artikel 39 Reiskosten (sociaal en medisch)

  • 1. In beginsel zijn de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en Beleidsregel bijdrage extra kosten chronisch zieken een passende en toereikende voorliggende voorziening.

  • 2. Het college kan aan een belanghebbende bijzondere bijstand verlenen voor reiskosten als er bijzondere omstandigheden zijn.

  • 3. Onder bijzondere omstandigheden wordt verstaan reiskosten in verband met:

    • a.

      het bezoek aan medisch specialisten.

    • b.

      het bezoeken van familieleden die verpleegd of verzorgd worden.

    • c.

      het bezoeken van familieleden die uit huis geplaatst of gedetineerd zijn.

  • 4. De reiskosten komen voor de volledige afstand voor vergoeding in aanmerking als de enkele reisafstand méér dan tien kilometer is.

  • 5. De frequentie van het bezoek aan medisch specialisten, verpleegden/verzorgden en uit huis geplaatste familieleden is standaard een keer per maand, tenzij er dringende redenen aanwezig zijn dat de frequentie hoger moet liggen.

  • 6. De hoogte van de reiskostenvergoeding wordt vastgesteld op de goedkoopst adequate voorziening of op € 0,21 per kilometer2.

  • 7. De bijdrage in de reiskosten wordt berekend op basis van de meest goedkoopste en adequate oplossing. Wanneer de route met de auto wordt afgelegd dan wordt gemeten van huis tot plaats van bestemming, volgens de routeplanner van de ANWB.

  • 8. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de facturen.

Artikel 40 Reiskosten schoolgaande minderjarige kinderen

  • 1. Als er sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening bestaat er geen recht op bijzondere bijstand.

  • 2. Het college kan bijzondere bijstand toekennen ten behoeve van reiskosten van ten laste komende kinderen tot 18 jaar in het voortgezet of beroepsonderwijs wanneer de enkele reisafstand tussen het woonadres en de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype 10 kilometer of meer bedraagt. Afstanden tot 10 kilometer zijn te overbruggen per fiets.

  • 3. De hoogte van de reiskosten wordt vastgesteld op de goedkoopst adequate voorziening naar de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype buiten de straal van 10 kilometer dan wel naar de school voor welke de reiskosten het geringst zijn.

  • 4. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de facturen.

Artikel 41 Reiskostenvergoeding bij arbeidsmatige dagbesteding

  • 1. In beginsel verstrekt het college geen bijzondere bijstand voor reiskosten bij een arbeidsmatige dagbesteding. De kosten behoren in eerste instantie door de aanbieder van de arbeidsmatige dagbesteding vergoed te worden aan belanghebbende.

  • 2. In afwijking op lid 1 kan het college bijzondere bijstand verstrekken aan belanghebbende als de reiskosten niet vergoed worden door de aanbieder en deze kosten niet zijn te voldoen uit de onkostenvergoeding die wordt ontvangen.

  • 3. De reiskosten komen voor de volledige afstand voor vergoeding in aanmerking als de enkele reisafstand méér dan 10 kilometer bedraagt.

  • 4. De hoogte van de reiskostenvergoeding wordt vastgesteld op de meest goedkoopste en adequate voorziening of op € 0,21 per kilometer. Wanneer de route met de auto wordt afgelegd dan wordt gemeten van huis tot plaats van bestemming, volgens de routeplanner van de ANWB.

  • 5. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de betaalbewijzen.

Artikel 42 Legeskosten verblijfsvergunning en naturalisatie

  • 1. Legeskosten voor een verblijfsvergunning komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand aangezien deze kosten behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van bestaan.

  • 2. Legeskosten van naturalisatie komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, aangezien deze kosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 3. In afwijking op lid 1 kan het college bijzondere bijstand verstrekken voor legeskosten als:

    • a.

      er sprake is van een samenloop van de legeskosten voor meerdere personen uit een gezin;

    • b.

      er sprake is van omstandigheden waardoor niet gereserveerd kon worden;

    • c.

      er geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 43 Hardheidsclausule

Het college kan in specifieke, bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager of belanghebbende op basis van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht afwijken van de bepalingen van deze beleids- regels, indien onverkorte toepassing hiervan leidt tot disproportionele onredelijke of onbillijke gevolgen.

Artikel 44 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking daags na bekendmaking en werken vervolgens terug tot en met 1 juni 2023.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Bijzondere bijstand 2023 gemeente Druten’.

  • 3. Met het in werking treden van deze beleidsregels komt het ‘Handboek Minimabeleid 2016 gemeente Druten’ te vervallen.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten, d.d. 6 juni 2023.

Burgemeester en wethouders van gemeente Druten

de secretaris,

Dhr. B. Janssen

de burgemeester,

Mevr. S.W.P.J. Sengers

Algemene toelichting

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de Rijksoverheid vastgestelde Participatiewet (voorheen Wet werk en bijstand (WWB)). Dit is het wettelijke kader voor de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand. Specifieker staat in artikel 35 lid 1 Participatiewet:

‘Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voorzover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstands- norm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.’

Het college dient de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de betrokken persoon.

Uit oogpunt van een eenduidige en rechtmatige uitvoering van de bijzondere bijstand is het raadzaam om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de beoordeling van aanvragen bijzondere bijstand.

Artikelsgewijze toelichting

Daar waar geen toelichting is gegeven wordt het artikel en/of lid voldoende duidelijk geacht.

Artikel 4 Beoordeling (stappenplan) nadat de kosten zijn gemaakt

Bij lage bedragen (kruimelbedragen) kunnen kosten ook opgespaard worden. Dit kan maximaal 12 maanden, nadat de kosten zijn gemaakt. Belanghebbende hoeft dan maar één keer bijzondere bijstand aan te vragen. Het gaat om kosten zoals (niet limitatief):

  • -

    Kosten van bewindvoering;

  • -

    Medische kosten (o.a. eigen bijdrage CAK, dieetkosten, bewassingskosten etc.);

  • -

    Kosten van rechtsbijstand.

Belanghebbende moet er wel op geattendeerd worden daar hij de bijzondere kosten gedurende 12 maanden nadat de kosten zijn gemaakt kan opsparen. Hierbij wordt geen maximaal bedrag gehanteerd. Als belanghebbende de kosten niet kan voorschieten mag de aanvraag eerder ingediend worden. Het risico dat de noodzaak van de gemaakte kosten achteraf niet meer beoordeeld kan worden ligt bij belanghebbende.

Artikel 6 In aanmerking te nemen inkomen

Als beslag in lid 5 zijn oorzaak vindt in een ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheden voor de voorziening van het bestaan dan kan het college besluiten de bijzondere bijstand als geldlening te verstrekken conform artikel 48 van de wet.

Artikel 9 Draagkracht

In lid 2 onder b wordt vermeld dat belanghebbende die in een aantoonbare minnelijke of wettelijke schuldhulpverlening zitten er geen draagkracht aanwezig is. Voor belanghebbenden in een schuldregelingstraject geldt in een aantal gevallen ook dat zij formeel (net) boven de inkomensnorm uitkomen, terwijl zij de facto over hetzelfde inkomen beschikken als mensen in de bijstand. Dit wordt veroorzaakt doordat in de berekening van het ‘Vrij Te Laten Bedrag’ van het inkomen (alles daarboven is voor de aflossing van de schulden) een correctie wordt uitgevoerd voor o.a. huur- en zorgtoeslag. Deze toeslagen worden bij mensen in de bijstand, formeel, niet tot hun inkomen gerekend. Zie ook: Beleidsplan Geldzorgen, armoede en schulden.

In lid 4 onder a is bepaald dat de draagkracht 35% van het meerinkomen is. Het minimum inkomen is 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Het meerinkomen is het inkomen dat boven deze 110% zit.

Rekenvoorbeeld meerinkomen en een draagkracht van 35%

Belanghebbende heeft een inkomen van € 1.200 per maand en dient een aanvraag periodiek bijzondere bijstand in voor extra stookkosten. Gebleken is dat de kosten noodzakelijk zijn en € 125 per maand bedragen.

Stel de van toepassing zijnde bijstandsnorm is € 1.000 per maand. Het minimum inkomen is 110% en in dit voorbeeld € 1.100 per maand.

Het meerinkomen is € 100 (€ 1.200 minus € 1.100).

De draagkracht van belanghebbende is 35% van dit verschil, te weten € 35 per maand.

De kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd is € 125 per maand. Toe te kennen bijzondere bijstand wordt € 90 per maand (€ 125 minus € 35).

Wat betreft het vermogen wordt 100% van het vermogen boven de van toepassing zijnde vermogensgrens zoals deze is genoemd in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet meegenomen in de draagkracht berekening.

Rekenvoorbeeld vermogen en een draagkracht van 100%

Belanghebbende heeft een IOAW uitkering en dient een aanvraag periodiek bijzondere bijstand in voor extra stookkosten. Gebleken is dat de kosten noodzakelijk zijn en € 125 per maand bedragen.

Stel het vermogen van betrokkene wordt bij de aanvraag vastgesteld op € 9.000. De toegestane vermogensgrens is € € 7.605 (alleenstaande en bedragen 2023).

De draagkracht van belanghebbende is 100% van het verschil in de vrijlating van het vermogen en het daadwerkelijke vermogen, te weten € 1.395 (€ 9.000 minus € 7.605) per jaar. Omgerekend is dit € 116,25 per maand.

De kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd is € 125 per maand. Toe te kennen bijzondere bijstand wordt € 8,75 per maand (€ 125 minus € 116,25).

In lid 4 onder b zijn enkele uitzonderingen genoemd. Bij de in dit lid genoemde kosten wordt uitgegaan van een draagkracht van 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Rekenvoorbeeld inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm en een draagkracht van 100%

Belanghebbende heeft een inkomen van € 1.200 per maand en dient een aanvraag periodieke bijzondere bijstand in voor de kosten van bewindvoering.

Gebleken is dat de kosten noodzakelijk zijn en € 225 per maand bedragen.

Stel de van toepassing zijnde bijstandsnorm is € 1.000 per maand. Het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm is in dit voorbeeld € 200 per maand (€ 1.200 minus € 1.000).

De draagkracht van belanghebbende is 100% van dit verschil, te weten € 200 per maand.

De kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd is € 225 per maand. Toe te kennen bijzondere bijstand wordt € 25 per maand (€ 225 minus € 200).

Artikel 12 Draagkrachtperiode

In lid 1 wordt vermeld dat de draagkrachtperiode in principe wordt vastgesteld over een periode van 12 maanden. Als er vermoedens zijn van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid dan kan het college langer teruggaan. Hierbij valt te denken aan de belanghebbende die al zijn geld heeft opgemaakt aan een vakantie.

Artikel 13 Drempelbedrag

Het doel van een drempelbedrag is om te voorkomen dat personen voor relatief geringe kosten een aanvraag voor bijzondere bijstand gaan indienen. Het risico bestaat echter dat personen toch een aanvraag indienen voor dit soort lage kosten. Deze aanvraag moet dan worden afgewezen. Daarbij zal administratief bijgehouden moeten worden wanneer de kosten wel boven dit drempelbedrag uitkomen. Dit betekent een takenverzwaring ten opzichte van de huidige situatie. Om de belasting bij uitvoering te verminderen wordt er geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 15 Collectieve verzekering

Op grond van artikel 35 lid 3 van de wet en artikel 15 van deze beleidsregels kan belanghebbende gebruik maken van de collectieve zorgverzekering. De gemeente heeft contracten afgesloten met zorgverzekeraars. Voor belanghebbende is een keuzevrijheid omtrent een van deze verkeringen. Door het afsluiten van een CAZ kunnen gemeenten de toegankelijkheid van de verzekering voor huishoudens met een minimuminkomen vergroten en de tegemoetkoming in medische kosten verbeteren. Een CAZ leidt tot terugdringing van het aantal aanvragen voor bijzondere bijstand en daarmee tot verlaging van de uitvoeringskosten. Meer informatie is terug te vinden in de Beleidsregel CAZ gemeente Druten.

Artikel 16 Medische kosten

Bij het verstrekken van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met een vergoeding vanuit de zorgverzekering of collectieve zorgverzekering. Uitgangspunt blijft dat bij een aanvraag bijzondere bijstand in niet te vergoeden kosten op basis van de afgesloten verzekering minimaal uitgegaan wordt van wat men vergoed zou hebben gekregen op grond van de collectieve verzekering van de gemeente.

Artikel 17 Tandheelkundige hulp

Onder noodzakelijke tandartskosten worden uitsluitend verstaan de tandartskosten die op grond van de collectieve aanvullende verzekering voor vergoeding in aanmerking komen.

Artikel 19 Meerkosten als gevolg van ziekte of handicap

Als belanghebbende een lage eigen bijdrage CAK betaald en een laag inkomen heeft, dan kan er vrijstelling worden aangevraagd voor de eigen bijdrage. De kosten voor eigen bijdrage komen onder bepaalde voorwaarden te vervallen.

Artikel 20 Uitvaartkosten

In sommige situaties kan of wil niemand de opdracht tot lijkbezorging verstrekken. In die situaties is de Wet op de Lijkbezorging van toepassing. De gemeente waar het lichaam zich bevindt is dan verplicht zorg te dragen voor de begrafenis of crematie. De kosten die deze gemeente in verband met deze verplichting maakt, moeten worden voldaan uit de opbrengst van de bij de overledene gevonden gelden en goederen. Of uit de nalatenschap van de overledene. Bij onvoldoende nalatenschap kan de gemeente een verhaalsrecht inzetten tegenover de bloed- en aanverwanten, zie artikel 22 Wet op de Lijkbezorging.

De Wet op de Lijkbezorging biedt dus in bijzondere gevallen de mogelijkheid om de uitvaart van een overledene te regelen. In het algemeen zal een beroep op deze wet echter pas mogelijk zijn als is gebleken dat er geen nabestaanden zijn die uitvaartkosten kunnen (met inbegrip van het vragen van bijstand voor deze kosten) of willen voldoen (Bron: Schulinck 2023, Wet op de Lijkbezorging).

Artikel 22 Peuteropvang en voorschoolse educatie

Het college vindt het belangrijk dat kinderen zonder achterstand starten op de basisschool. In de peuteropvang ontwikkelen peuters zich spelenderwijs op de gebieden taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel in groepsverband samen met en van leeftijdsgenoten. Daar leggen ze de basis voor hun toekomst. Peuteropvang en in het bijzonder voorschoolse educatie dragen bij aan een grotere kansengelijkheid. Het toegankelijk maken van peuteropvang en voorschoolse educatie is onderdeel van het gemeentelijk onderwijskansenbeleid (Onderwijs).

Artikel 23 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

In principe kunnen jongeren van 18, 19 en 20 jaar voor hun algemeen noodzakelijke bestaanskosten een beroep doen op de algemene bijstand. De Participatiewet kent voor jongeren van 18, 19 en 20 jaar aparte (lagere) normen. Deze zijn afgeleid van de niveaus van de Algemene Kinderbijslagwet. Dit artikel is dus van toepassing op zowel de alleenstaande, de alleenstaande ouder als de gehuwden.

Indien de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan (lees: levensonderhoud) van de jongere hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm, is aanvulling mogelijk in de vorm van bijzondere bijstand. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.

Artikel 24 Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

Indien een jongere van 18, 19 en 20 jaar in een inrichting verblijft bestaat geen recht op algemene bijstand voor de algemeen noodzakelijke bestaanskosten (lees: levensonderhoud). Bijzondere bijstand is in bepaalde gevallen wel mogelijk. Daarbij geldt, dat het recht op bijzondere bijstand voor een jongere van 18, 19 en 20 jaar alleen maar bestaat voor zover ze de ouders niet kunnen aanspreken voor deze kosten.

Artikel 27 Overbruggingsuitkering voor periode tot eerste uitbetaling bijstandsuitkering

De berekening uit lid 3 voor de overbruggingsuitkering is als volgt:

Datum ingang uitkering

DATUM

Zes weken

42 dagen

Aantal dagen eerste maand

AANTAL DAGEN (PERIODE)

Aantal dagen tweede maand

AANTAL DAGEN (PERIODE)

Belanghebbende ontvangt een overbruggingsuitkering voor de duur van zes weken (42 dagen):

  • -

    Van DAG tot en met DAG bedraagt dit € NORM excl VT / AANTAL DAGEN VAN DE MAAND x AANTAL DAGEN = € BEDRAG

  • -

    Van DAG tot en met DAG bedraagt dit € NORM excl VT / AANTAL DAGEN VAN DE MAAND x AANTAL DAGEN = € BEDRAG

De totale hoogte van de overbruggingsuitkering is € BEDRAG.

Bij de overbruggingsuitkering is rekening gehouden met een huurcomponent van de eerste huur en administratiekosten. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet o.g.v. artikel 48 lid 1 de wet. Het restant bedrag wordt volgens maatwerk ingezet voor de betaling van overige vaste lasten.

Artikel 28 Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten

In lid 3 onder a staat de maximale hoogte van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten bij een volledige woninginrichting vermeld en wordt uitgegaan van 60% van de Nibud-norm voor de van toepassing zijnde gezinssituatie.

De maximale hoogte komt neer op:

Gezinssituatie

Nibud-norm 2023

60%

1 volwassene zonder inwonende kind(eren)

€ 7.541,-

€ 4.524,60

1 volwassene en 1 inwonend kind

€ 8.471,-

€ 5.082,60

1 volwassene en 2 inwonende kinderen

€ 9.334,-

€ 5.600,40

1 volwassene en 3 inwonende kinderen

€ 10.551,-

€ 6330,60

1 volwassene en 4 inwonende kinderen

€ 11.413,-

€ 6.847,80

2 volwassenen zonder inwonende kind(eren)

€ 8.634,-

€ 5.180,40

2 volwassenen met 1 inwonend kind

€ 9.496,-

€ 5.697,60

2 volwassenen met 2 inwonende kinderen

€ 10.714,-

€ 6.428,40

2 volwassenen met 3 inwonende kinderen

€ 11.576,-

€ 6.945,60

2 volwassenen met 4 inwonende kinderen

€ 12.719,-

€ 7.631,40

Uit lid 4 volgt dat het college het belangrijk vindt dat belanghebbende enkele duurzame gebruiksgoederen (koelkast, wasmachine, fornuis/kookplaat, matras) nieuw aanschaft en sommige tweedehands en hier een betaalbewijs van verstrekt. Voor de overige goederen en inrichtingskosten dient de belanghebbende de betaalbewijzen ten minste 12 maanden gerekend vanaf de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald te bewaren en op verzoek te overleggen, aangezien er steekproefsgewijze controles uitgevoerd worden. Tot de gebruikelijke woninginventaris en inrichtingskosten worden gerekend de goederen en kosten zoals per ruimte benoemd in de NIBUD Prijzengids.

In lid 6 wordt aangegeven dat belanghebbende een gedeelte van de bijzondere bijstand ontvangt in de vorm van een lening. De lening heeft een looptijd van 36 maanden waarin wordt afgelost. Belanghebbende dient gedurende 36 maanden aan de betalingsverplichtingen te voldoen conform de aflossingscapaciteit. Pas na de looptijd van 36 maanden wordt beoordeeld of het overige bedrag aan bijzondere bijstand om niet wordt versterkt.

Artikel 29 Verhuiskosten

Bij het beoordelen van de aanvraag dient altijd gecontroleerd te worden of er geen voorliggende voorziening is in de vorm van een vergoeding verhuiskosten vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Bij verhuiskosten gaat het om de kosten die belanghebbende maakt voor het overbrengen van de inboedel van de oude naar de nieuwe woning. De kosten zijn exclusief de benzinekosten.

Artikel 31 Woonkosten huurwoning boven de maximale huurgrens

In lid 3 wordt gesproken over ‘dringende redenen’. De dringende redenen in dit artikel bevatten een ruimere uitleg dan de zeer strikte uitleg in artikel 16 van de wet. Bij de motivering of als de periode nog eenmaal wordt verlengd, dient er ook gekeken te worden naar de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende.

In lid 4 worden aan belanghebbende verplichtingen opgelegd bij het verlenen van bijzondere bijstand voor woonkosten. Het college hanteert een inspanningsplicht. Hieronder wordt o.a. verstaan: het aanvragen van een woonurgentie, reageren op alle voor de belanghebbende geschikte woningen, kijken naar woningen buiten de gemeente etc.

Artikel 32 Woonkosten eigen woning

In lid 3 wordt gesproken over ‘dringende redenen’. De dringende redenen in dit artikel bevatten een ruimere uitleg dan de zeer strikte uitleg in artikel 16 van de wet. Bij de motivering of als de periode nog eenmaal wordt verlengd, dient er ook gekeken te worden naar de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende.

In lid 4 worden aan belanghebbende verplichtingen opgelegd bij het verlenen van bijzondere bijstand voor woonkosten. Het college hanteert een inspanningsplicht. Hieronder wordt o.a. verstaan: het aanvragen van een woonurgentie, reageren op alle voor de belanghebbende geschikte woningen, kijken naar woningen buiten de gemeente etc.

Artikel 33 Doorbetalen woonlasten bij verblijf in inrichting

In lid 2 wordt gesproken over netto woonkosten. Hieronder vallen in ieder geval huur (na aftrek van huurtoeslag) en overige vaste lasten zoals gas, water, elektra en warmte alsmede abonnement voor tv en internet. De kosten van een mobiele telefoon vallen hier niet onder.

In lid 3 wordt aangegeven dat de periode voor het doorbetalen van de vaste lasten nog eenmaal verlengd kan worden wanneer hier dringende redenen voor zijn.

Voor zeer dringende redenen moet sprake zijn van een acute noodsituatie. Ook kunnen de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere manier op te lossen zijn. Van zeer dringende redenen kan in het algemeen alleen sprake zijn in geval van een acute noodsituatie. Dat is een situatie die:

  • van levensbedreigende aard is; of

  • blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben. Dit kan psychisch en/of lichamelijk letsel zijn. De zeer dringende redenen kunnen alleen betrekking hebben op de persoon die voor bijstand in aanmerking wil komen. Dus niet voor een ander.

De dringende redenen in dit artikel bevatten een ruimere uitleg dan de zeer strikte uitleg hierboven. Als de periode nog eenmaal wordt verlengd, dient er bij de motivering rekening gehouden te worden met de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende.

Artikel 34 Verblijf in detentie

Onder vaste lasten in dit artikel wordt verstaan de huur en voorschotnota’s van gas, licht en water. De termijn van drie maanden, zoals vermeld in lid 2 onder b, gaat in vanaf tenuitvoerlegging van het vonnis. Belanghebbende dient aan alle onderdelen van lid 2 onder a tot en met i te voldoen om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand.

Artikel 35 Kosten bewindvoering, curatele en mentorschap

In dit artikel zien de kosten van bewindvoering op beschermingsbewind. De kosten van bewindvoering in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) komen niet in aanmerking. De WSNP is bedoeld voor degenen die buiten hun schuld (te goeder trouw) in een problematische schuldsituatie terecht zijn gekomen. Indien een belanghebbende in een schuldsaneringstraject wordt geplaatst onder de WSNP is hij salaris voor de bewindvoerder verschuldigd. Dit salaris moet met voorrang worden betaald uit de boedel. Voor zover het salaris van WSNP-bewindvoerder uit de boedel kan worden betaald, is in deze kosten voorzien en is er om die reden in beginsel geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. De CRvB heeft bepaald dat indien de rechter het salaris van de WSNP-bewindvoerder hoger heeft vastgesteld dan het bedrag dat uit de boedel kan worden betaald, de WSNP- bewindvoerder het gedeelte van zijn salaris dat niet uit de boedel kan worden betaald, niet bij belanghebbende in rekening mag brengen. Om die reden is er geen aanleiding om bijzondere bijstand te verlenen voor de kosten bij bewindvoering in het kader van de WSNP, voor zover dat niet uit de boedel kan worden betaald.

Beschermingsbewind is een maatregel, die kan worden ingesteld door de kantonrechter, waarbij goederen van betrokkene geheel of gedeeltelijk onder bewind worden gesteld van een bewindvoerder. Beschermingsbewind is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om hun financiële belangen te behartigen. De wettelijke bepalingen inzake het zogenaamde beschermingsbewind zijn opgenomen in artikel 1:431 BW e.v. Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, indien de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld en de kosten van bewindvoering door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel zijn vastgesteld.

De hoofdregel zegt dat de kosten 5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen beslaat. In de praktijk wordt door kantonrechters en bewindvoerders de 5%-regel als ‘achterhaald’ beschouwd. Indien de Kantonrechter de beloning van bewindvoerder afwijkend van de hoofdregel vaststelt, betreft dit over het algemeen een eenmalige vergoeding voor de intake en maandelijkse vergoeding voor de kosten. Hiervoor hanteert de Kantonrechter in beginsel de zogeheten REGELING BELONING tarieven. In dat geval is sprake van bijzondere kosten van bestaan waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is.

Uit lid 1 onder a tot en met c blijkt dat het college belanghebbende bijzondere bijstand kan verlenen voor de noodzakelijke kosten voor bewindvoering als dit noodzakelijk is om een schuldregeling tot stand te brengen of als er al een rechterlijke uitspraak aanwezig is en de kosten niet uit de onder bewind staande middelen vergoed kunnen worden.

Uit lid 3 blijkt dat voor de extra werkzaamheden die in rekening gebracht worden bijzondere bijstand mogelijk is. Voorwaarde is wel dat de rechter toestemming heeft gegeven voor deze werkzaamheden. Denk onder andere aan werkzaamheden ten aanzien van problematische schulden. De bewindvoerder dient een bewijsstuk hiervan aan te leveren bij het college.

Artikel 37 Eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierechten

Een toevoeging (van een advocaat) vindt slechts plaats als de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht. Indien de Raad voor de Rechtsbijstand de rechtsprocedure noodzakelijk acht, dan vergoedt de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) de kosten van een op grond van deze wet toegevoegde advocaat. Indien een belanghebbende gebruik maakt van een advocaat, is een eigen bijdrage verschuldigd en soms komen daar ook nog andere kosten bij zoals griffierecht en uittreksel GBA.

De hoogte van de eigen bijdrage die wordt opgelegd is afhankelijk van het inkomen en vermogen van belanghebbende. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB volgt dat de noodzaak voor het verlenen van rechtsbijstand en het maken van kosten van griffierecht in beginsel kan worden aangenomen, indien er op grond van de Wrb een advocaat is toegevoegd.

Verlaging eigen bijdrage rechtsbijstand

Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een verlaging van de eigen bijdrage. De eigen bijdrage kan verlaagd worden met € 58,- (2023) wanneer een belanghebbende van het Juridisch loket een verwijzing naar een advocaat heeft ontvangen. Dit wordt ook wel het diagnosedocument genoemd. Deze verwijzing kan belanghebbende telefonisch of in persoon bij het Juridisch Loket aanvragen. Indien er sprake is van een reguliere toevoeging stemt het college de bijzondere bijstand af, wat betekent dat de bijzondere bijstand wordt verminderd met € 58,- tenzij er zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te wijken.

Bij een eigen bijdrage voor een lichte adviestoevoeging geldt geen verlaging van de eigen bijdrage na verwijzing van het Juridisch Loket. In dat geval vindt er geen verlaging plaats van € 58,-.

Artikel 38 Kosten voor schulden

In lid 2 onder b wordt aangegeven dat het college op grond van 49 onderdeel b van de wet toch bijzondere bijstand kan verlenen voor schulden indien daartoe zeer dringende redenen bestaan. Van zeer dringende redenen is sprake in een situatie waarin de behoeftige omstandigheden van de belanghebbende op geen andere wijze zijn te verhelpen en bijstandsverlening onvermijdelijk is (zie CRvB 30-06-2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2125, CRvB 07-06-2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2228 en CRvB 28-7-2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1759).

Het gaat om de situatie van schulden die een belanghebbende bedreigen in de voorziening in het bestaan. Dit is bijvoorbeeld zo als huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit dreigt. Het begrip zeer dringende redenen heeft niet dezelfde betekenis als het begrip zeer dringende reden als bedoeld in artikel 16 lid 1 Participatiewet. Een zeer dringende reden als bedoeld in artikel 49 onderdeel b Participatiewet kan ook bestaan zonder dat zich een acute noodsituatie voordoet (CRvB 31-8-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2198).

Artikel 39 Reiskosten (sociaal en medisch)

In lid 5 wordt de frequentie van het bezoek aan medisch specialisten, verpleegden/verzorgden en uit huis geplaatste familieleden vastgesteld op een keer per maand, tenzij er dringende redenen aanwezig zijn. Het begrip ‘dringende redenen’ dient in dit lid ruimer uitgelegd te worden dan de strikte uitleg van artikel 16 van de wet. Door middel van een goede motivering dient er namelijk gekeken te worden naar de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende.

Artikel 42 Legeskosten verblijfsvergunning en naturalisatie

Legeskosten voor een eerste aanvraag van een verblijfsvergunning of voor de verlenging van een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemene noodzakelijke kosten van bestaan. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient belanghebbende deze kosten in beginsel te voldoen uit de bijstandsnorm, hetzij door middel van reservering dan wel gespreide betaling. Indien er sprake is van een kredietmogelijkheid, zoals bijvoorbeeld bij een gemeentelijke kredietbank, dan moet deze mogelijkheid op grond van jurisprudentie als voorliggende voorziening worden beschouwd (zie CRvB 22-05-2007, nr. 06/4109 WWB).


Noot
1

NIBUD Prijzengids 2022-2023

Noot
2

Betreft de vastgestelde belastingvrije kilometervergoeding. Vanaf 1 januari 2024 wordt dit € 0,22 cent per kilometer.