Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2023

Geldend van 21-06-2023 t/m heden

Intitulé

Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2023

Algemeen

Aanleiding

Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad een verordening vaststelt met de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie.

Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

De begripsbepalingen zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze verordening.

Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing het overzicht van algemene dekkingsmiddelen opgenomen en in de paragraaf bedrijfsvoering wordt het overzicht van de overhead opgenomen.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5. In de jaarrekening wordt ook verantwoording afgelegd over de inhoudelijke voortgang van de investeringen voor zover dit afwijkt van de begroting.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt de raad voor 1 juli ter vaststelling een kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming.

  • 2. In de kadernota worden de beleidsmatige en financiële gevolgen van ontwikkelingen in het bestaand beleid (going concern) en nieuw beleid afzonderlijk toegelicht. De ramingen vinden plaats tegen constante prijzen.

  • 3. In de begroting wordt een post voor onvoorziene uitgaven van € 3,-- per inwoner opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de raad bij de kadernota een activiteit welke onderdeel is van een programma, als prioriteit aanwijzen en daarvoor de baten en lasten apart autoriseren.

  • 3. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4. Bij de behandeling van tussentijdse informatie in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, kan het college voorstellen doen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet dat niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij initiële investeringen groter dan € 2.500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad tussentijds door middel van nieuwsbrieven over actuele beleidsmatige ontwikkelingen.

  • 2. Daarnaast informeert het college de raad op passende wijze over specifieke ontwikkelingen en andere nader te bepalen onderwerpen.

  • 3. De tussentijdse informatie geeft inzicht in de beleidsmatige ontwikkelingen, de financiële gevolgen daarvan op de programmalasten en -baten en indien van toepassing de gevolgen voor de algemene dekkingsmiddelen, overhead en reserves. Tevens bevat de tussentijdse informatie het bijgestelde begrotingsresultaat.

  • 4. In de tussentijdse informatie worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten van programma’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting toegelicht indien groter dan 1% van de lasten van het betreffende programma en groter dan € 100.000.

Artikel 7. Jaarrekeningresultaat

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Burgemeester en wethouders bieden dit voorstel uiterlijk in december van het betreffende jaar aan aan de raad.

Artikel 8. Informatieplicht

Het college besluit, indien dit afwijkt van de begroting, niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken, onroerende zaken en diensten groter dan € 500.000;

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 500.000;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

  • d.

    het aangaan van leningen met een looptijd van meer dan 1 jaar groter dan € 1.000.000;

  • e.

    het toekennen van subsidies groter dan € 500.000;

  • f.

    nieuwe meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten groter zijn dan € 250.000.

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 2% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden als uitwerking van het voorwaardencriterium de raad jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het opvolgende jaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheer handelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. De begrotingsrechtmatigheid (begrotingscriterium) wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 4.

  • 2. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 3. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 4. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen en stellen processen voor het detecteren en corrigeren vast in het algemeen controleplan.

Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage 2 Afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en eventuele (dis)agio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen en leges wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van individuele beoordeling.

  • 3. Het vormen van een voorziening komt ten laste van de betreffende taakvelden waar ook de opbrengsten op zijn verantwoord.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de planmatige voeding van de reserve;

    • c.

      de planmatige onttrekking aan de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de opheffing van de reserve en

    • f.

      de maximale looptijd.

  • 3. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe raadsperiode en collegeperiode een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de toerekening van verwerking van rente over de reserves.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Bij de kostprijsberekeningen worden zoveel mogelijk de in bijlage 3 opgenomen uitgangspunten gehanteerd.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel aan de raad, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffing en afvalstoffenheffing, leges, rechten en tarieven.

Artikel 20. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3. Bij het verstrekken van een garantie wordt een eventueel risico op basis van bestuurlijke afwegingen opgenomen in de risicoparagraaf.

Paragrafen

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe raads- en collegeperiode de beleidsuitgangspunten aan voor beheer en onderhoud van de openbare ruimte. Deze beleidsuitgangspunten geven een kader voor het beoogde onderhoudsniveau en het daarbij horende kostenniveau.

  • 2. De beleidsplannen worden door het college uitgewerkt in beheerplannen en vastgesteld door het college voor zover de uitwerking in de beheerplannen passen binnen de financiële en beleidskaders die door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe raadsperiode en collegeperiode, een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de verwerving en uitgifte van gronden;

    • c.

      de uitgangspunten voor prijsstelling van de verkoop van gronden.

  • 3. Het college stelt jaarlijks de grondprijzen vast en stuurt deze ter informatie naar de raad.

Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, reserves en voorzieningen;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidig indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheer handelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 10. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal aan het begin van een collegeperiode. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Financiele verordening gemeente Nieuwkoop 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

  • 2. Op investeringen in de openbare ruimte die voor 1 januari 2023 zijn gedaan, blijft de Financiele verordening gemeente Nieuwkoop 2017 van toepassing zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 13 april 2023, nummer 2023-024.

Edzard van Holthe

griffier

Bijlage 1 bij Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2023 (begrippenlijst)

Begrippenlijst m.b.t. financiële verordening en bijlagen (alfabetische volgorde).

De financiële verordening en de bijlagen kennen de volgende begrippen:

Activa

Activa zijn de bezittingen van de gemeente. Deze worden ingedeeld in vaste en vlottende activa en staan op de linkerzijde (debet) van de balans, onderdeel van een jaarrekening. Vaste activa worden onderverdeeld in immateriële, materiële en financiële vaste activa. Vlottende activa worden onderverdeeld in voorraden, vorderingen en liquide middelen.

Activeren

Het op de balans presenteren van de financiële waarde van het aangeschafte of vervaardigde kapitaalgoed met meerjarig nut dat vanaf dat moment als vast actief kan worden beschouwd. De jaarlijkse kosten worden in de toekomst ten laste van de exploitatie gebracht, dit zijn de kapitaallasten.

Administratie

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Afdeling

Iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college.

Afschrijven

Een periodieke boekhoudkundige verwerking van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. Het af te schrijven bedrag hangt af van de economische levensduur van de investering. De afschrijvingen zijn onderdeel van de kapitaallasten. De meest voorkomende afschrijvingsmethoden zijn lineaire afschrijving en annuïtaire afschrijving.

Agio/Disagio

Agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. Als de prijs, of koers, van een aandeel hoger is dan de nominale waarde dan is sprake van agio (het verschil tussen die twee. Disagio is het tegengestelde van agio.

Annuïtaire afschrijvingsmethode

Een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.

BBV

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Begrotingscriterium

Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheer handelingen tot stand moeten zijn gekomen.

Boekwaarde

Waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijging- of vervaardigingsprijs verminderd met de totale afschrijvingen per balansdatum.

Boekwinst/-verlies

Winst die wordt behaald als iets wordt verkocht tegen een prijs die hoger is dan de boekwaarde.

Verlies dat wordt geleden als iets wordt verkocht tegen een prijs die lager is dan de boekwaarde

Bruto schuld

Het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva.

Constante prijzen

Bij het (meerjarig) begroten tegen constante prijzen worden de prijzen uit het lopende begrotingsjaar ongewijzigd overgenomen in de volgende begrotingsjaren.

Doelmatigheid

Het realiseren van prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.

Doeltreffendheid

De mate waarin beleid, producten en activiteiten en dienstverlening bijdragen aan beoogde maatschappelijke effecten.

Economische levensduur

De maximale periode waarin een activa economisch verantwoord kan worden gebruikt. Er komen nieuwe modellen op de markt waarin de jongste technische kennis is verwerkt. De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen

Exploitatie

De lasten en baten die worden toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben en is een onderdeel van de jaarrekening.

Financieel beheer

Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Nieuwkoop.

Financiële vaste activa

Is een onderdeel van de vaste activa die financiële bezittingen vertegenwoordigen, zoals deelnemingen en aandelen.

Geldelijke bezittingen

Het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

Geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak

Het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

Immateriële vaste activa

Is een onderdeel van de vaste activa waar geen bezittingen tegenover staan. Ze vallen niet onder de materiële en financiële vaste activa, ze zijn niet stoffelijk (niet tastbaar). Voorbeelden zijn de kosten voor het sluiten van geldleningen en onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief.

Individuele beoordeling

Het beoordelen van de oninbare voorzieningen op de wijze van oninbaarheid. Dit gebeurt met als basis de hoogte van de bedragen en worden apart dus individueel beoordeeld. Vervolgens wordt dit fiscaal getoetst door de accountant.

Inkomsten

Totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves.

Investeren

Het aanschaffen of zelf produceren van activa . Hierbij is de intentie de activa zelf meerdere jaren te gebruiken.

Investering

Een uitgave van enige omvang, waarvan het nut over meerdere jaren wordt verdeeld. Onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een met een maatschappelijk nut.

Investeringen met economisch nut

Activa die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van heffingen (leges, rechten en tarieven), of activa die verhandelbaar zijn. Deze investeringen moeten volgens het BBV worden geactiveerd.

Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

Activa die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren en een publieke taak vervullen in de openbare ruimte zoals; wegen, groenvoorziening, bruggen etc. Deze investeringen moeten volgens het BBV worden geactiveerd.

Investeringskrediet

Bedrag door de gemeenteraad geautoriseerd voor het doen van een investering.

Investeringsplan

Is een verzameling van vervangingsinvesteringen en investeringen voor nieuw beleid voor de komende begrotingsperiode van 4 jaar.

Kapitaallasten

Jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit de som van afschrijvingen en rente.

Levensduur verlengende investeringen

Investeringen aan een bestaand actief waardoor een langere economische levensduur ontstaat. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn levensduur in goede staat te houden.

Lineaire afschrijvingsmethode

Een afschrijvingsmethode waarbij de jaarlijkse kapitaallasten dalen. Het component afschrijvingen is over de periode een jaarlijks gelijk bedrag. Als gevolg van een dalende boekwaarde nemen de jaarlijkse rentelasten af.

Materiële vaste activa

Investeringsuitgaven waar bezittingen van stoffelijke aard tegen over staan met een gebruiksduur van meerdere jaren.

Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheer handelingen.

MPG

Meerjaren perspectief grondexploitaties; dit betreft een aparte sturing- en monitorrapportage over de gemeentelijke grondexploitaties die jaarlijks actueel wordt gemaakt en vastgesteld als basis voor de voortgang van de grondexploitaties in Nieuwkoop.

Netto schuld

Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak.

Netto schuld per inwoner

Bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar.

Nieuwe of uitbreidingsinvesteringen

Investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van huidige activiteiten, waarvan de financiële aspecten nog niet in de begroting zijn opgenomen.

Onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting

Het verschil tussen de opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting.

Onder uitputting bij afschrijvingslasten

Hiervan is sprake wanneer een gedeelte van een geplande investering in een jaar niet is uitgegeven. Onder uitputting op afschrijvingslasten ontstaat door het later uitvoeren van de investeringen dan oorspronkelijk gepland.

Overheidsbedrijf

Onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

Rechtmatigheid

Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raads- en collegebesluiten.

Rechtmatigheidsverantwoording

De rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheer handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

Voorwaardencriterium rechtmatigheid

Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheer handelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

Rente

Een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente. De rente is een onderdeel van de kapitaallasten.

Zolang geen gebruik wordt gemaakt van externe financiering, rekent de gemeente Nieuwkoop conform het BBV geen rentekosten door aan de investeringen.

Restwaarde

Een schatting van de opbrengstwaarde van activa tegen een huidig prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

Technische levensduur

Het aantal jaren dat een actief technisch meegaat, voor dat het versleten is.

Vaste activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd.

Verkrijgingsprijs

Het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen (inkoopprijs en de bijkomende kosten).

Vervangingsinvestering

Het vervangen van een bestaand actief, waarvan de financiële aspecten al in de begroting zijn verwerkt en de technische of economische levensduur is verstreken.

Vlottende activa

De bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan één jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld.

Voorraden

Goederen in bewaring voor een later gebruik. Het BBV maakt onderscheid tussen: grond- en hulpstoffen, onderhanden werk waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product, handelsgoederen en vooruitbetalingen van voorraden.

Waarderen

Is het vaststellen van de waarde van een actief waarvoor het op de balans wordt opgenomen.

BIJLAGE 2: afschrijvingsbeleid bij artikel 14

Geactiveerde investeringen

Afchrijvings-termijn in jaren

Afschrijvingsbeleid immateriele vaste activa

 

De volgende immateriele vaste activa worden lineair afgeschreven in:

 

Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

5

 

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

 

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

 

 

De volgende materiele vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

 

 

Woonruimten

 

Woningen

40

 

Bedrijfsgebouwen

 

Gebouwen grotendeels van steen (nieuw)

40

Gebouwen grotendeels van hout (nieuw)

20

Levensduur verlengende renovatie gebouw grotendeels van steen

25

Tijdelijke gebouwen/ noodlokalen/ loodsen/ opslagplaatsen

15

 

Vervoermiddelen/Tractiemiddelen

 

Middelzware (> 2.000 kg en < 3.500 kg) en zware voertuigen (> 3.500 kg)

8

Lichte voertuigen en personenwagens (< 2.000 kg)

6

Trekkers en shovels

8

 

Machines, apparaten en installaties

 

Installaties sportterreinen

15

Overige machines, apparaten en installaties

5

 

Materieel

 

Grasmaaimachines

5

Takkenversnipperaars

10

Zoutstrooimachines

15

Sneeuwploegen

20

ROM hogedrukspuit

15

Vloerschrobmachine

15

Gereedschappen

5

 

ICT

 

Desktop/thin client

5

Laptops

4

Tablets

4

Netwerkcomponenten

5

Servers

5

Bekabeling

15

Presentatieschermen

7

Smartphones

2

Software

maximaal 5

 

Overige

 

Inventaris

10

Onderwijs eerste inrichting

15

 

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven

 

 

De volgende materiele vaste activa met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven, worden lineair afgeschreven in:

 

 

Afval Verwijdering

 

Ondergrondse afvalcontainers

10

Mini containers

10

 

Riolering

 

Vrijvervalriolering

60

Gemalen bouwkundig

30

Gemalen mechanisch-electrisch

15

Pompunits

15

Persleidingen

75

Drukrioleringen

75

Randvoorzieningen

75

Vrijvervalriolering buitengebied

60

Overige rioleringsobjecten

60

 

Begraafplaats

 

Begraafplaats

40

Uitbreiding begraafplaats

20

 

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

 

 

De volgende materiele vaste activa in de openbare ruimte met maatschappelijk nut worden lineair afgeschreven in:

 

 

Rehabilitatie wegen

 

Ondergrond klei:

 

Gemidddeld belast

65

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

50

 

Ondergrond klei/veen:

 

Gemidddeld belast

65

Licht belast

65

Woongebied

65

Verblijfsgebied

60

Fietspaden

65

 

Ondergrond veen:

 

Gemidddeld belast

35

Licht belast

35

Woongebied

30

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

 

Elementen Verharding

 

Ondergrond klei:

 

Gemidddeld belast

70

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

70

 

Ondergrond klei/veen:

 

Gemidddeld belast

70

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

70

 

Ondergrond veen:

 

Gemidddeld belast

25

Licht belast

40

Woongebied

35

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

 

Ondergrond cementbeton:

 

Gemidddeld belast

65

Licht belast

65

Woongebied

65

Verblijfsgebied

65

Fietspaden

65

 

Ondergrond onverhard:

 

Gemidddeld belast

30

Licht belast

30

Woongebied

30

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

 

Kunstwerken (bruggen)

 

Vervanging hoofddraagconstructie

80-40-25

  • -

    onderbouw

80

  • -

    bovenbouw

40

  • -

    installaties

25

Vervangen aandrijving

50

Vervangen volledige installatie

50

 

Openbare Verlichting

 

Vervangen armaturen

20

Vervangen lichtmasten

40

 

Waterpartijen (beschoeiingen)

 

Woonwijken:

 

Perkoenpalen

50

Schanskorf

50

Damwand hout

30

Schottenbeschoeiing (binnen en buiten de bebouwde kom)

30

Schottenbeschoeiing afgezaagd

50

 

Nieuwkoopse Plassen:

 

Beschoeiing plassengebied:

30

Natuurvriendelijke oevers

25

Gesloten palenrij zonder gording

25

Damwand

30

Golfbreker

15

Drijfpalen

20

Damwand/steenbestorting

50

 

Zuidhoek:

 

Planbeschoeiing met gording

30

Stalen damwand

50

Perkoenpalen met steenbestorting

10

Perkoenpalen zonder steenbestorting

25

 

Overige objecten:

 

Inlaat

20

Stuw

20

 

Nautisch- en Vaarwegenbeheer

 

Vervangen remmingwerken

15

Vervanging bediening particuliere bruggen

10

Renovatie loswallen

40

Vervangen steigers

15

 

Speelvoorzieningen

 

Speelvoorzieningen

8

 

Sportvoorzieningen

 

Inrichting sportterreinen

30

Sportvoorzieningen

20

Bijlage 3 bij Financiële verordening gemeente Nieuwkoop 2023 (uitgangspunten kostprijsberekeningen)

Bij het maken van kostprijsberekeningen worden zoveel mogelijk de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2.

    Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde punt betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde punt wordt voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van de rioolheffing uitgegaan van het aandeel in de totale geraamde overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten die met de rioolheffing maximaal in rekening kunnen worden gebracht, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de taakvelden.

  • 7.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste punt, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende punt. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

  • 8.

    In afwijking van het zevende punt wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 9.

    In afwijking van het eerste punt worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.