Treasurystatuut 2023 gemeente Scherpenzeel

Geldend van 14-06-2023 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut 2023 gemeente Scherpenzeel

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

  • -

    Belegging:

    Het uitzetten van overtollige middelen voor korte of lange termijn.

  • -

    Debiteurenrisico:

    Het risico van een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie (onmacht om te betalen) of (liquiditeit)tekorten.

  • -

    Deposito:

    Een niet-verhandelbare belegging bij een bank, waarbij een bedrag voor een vaste periode tegen een vast rentepercentage wordt weggezet.

  • -

    Financiering:

    Het aantrekken van de benodigde financiële middelen voor een periode van tenminste een jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • -

    Financieringsparagraaf:

    In de begroting en jaarstukken opgenomen paragraaf die een dwarsdoorsnede geeft vanuit het perspectief van de financiering. In de begroting worden de beleidsvoornemens voor de treasury weergegeven, in de jaarstukken de realisatie daarvan.

  • -

    Intern liquiditeitsrisico:

    Het risico van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kasbeheer:

    Het beheer van de geldstromen en de daaruit voortvloeiende saldi en liquiditeitsposities tot een jaar (geldmarkt)

  • -

    Kasgeldlimiet:

    Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting (uitgaven) van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • -

    Koersrisico:

    Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat financiële activa in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Liquiditeitsprognose:

    Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven, ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

  • -

    Obligatie:

    Een schuldbekentenis aan toonder die kan verschillen qua looptijd en aflossingsmethodiek. De Staat dekt een groot gedeelte van zijn financieringsbehoefte met obligaties die in één keer afgelost kunnen worden. Obligaties zijn goed verhandelbaar. Bij dalende rente stijgt de koerswaarde, bij stijgende rente daalt de koerswaarde. Aan het einde van de looptijd ontvangt men de hoofdsom terug.

  • -

    Rating:

    Een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, toegekend voor zowel de korte als de lange termijn.

  • -

    Rekening-courant:

    Een betaalrekening bij een bankinstelling.

  • -

    Derivaten:

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten kunnen worden ingezet tegen specifieke renterisico’s.

  • -

    Renterisico:

    Het risico van veranderingen in de rentestructuur oftewel het risico dat in de toekomst de rentelasten van aangetrokken middelen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten van uitgezette middelen lager zijn dan een bepaald wenselijk geacht niveau c.q. begroot niveau.

  • -

    Renterisiconorm:

    Een bij aanvang van enig jaar op basis van de Wet Fido vastgesteld bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal.

  • -

    Rentetypische looptijd:

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Rentevisie:

    Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

  • -

    Risicobeheer:

    Alle activiteiten die zich richten op het beheersen van financiële risico’s zoals het renterisico, koersrisico, debiteurenrisico en liquiditeitsrisico.

  • -

    Treasuryfunctie:

    Het geheel van activiteiten dat zich richt op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

Hoofdstuk 2. Algemeen en doelstellingen

Artikel 2. Algemeen

  • 1. Het treasurybeleid maakt onderdeel uit van het financieel beleid en dient de uitvoering van de publieke taken te ondersteunen en waarborging te bieden voor de financiële continuïteit van de gemeente Scherpenzeel op korte en lange termijn.

  • 2. In het treasurystatuut geeft de raad de kaders aan waarbinnen het treasurybeleid c.q. de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het treasurystatuut is hiermee kaderstellend voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door het college en de ambtelijke organisatie.

  • 3. In de financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarstukken wordt ingegaan op respectievelijk de specifieke beleidsvoornemens in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering op het gebied van de treasury.

Artikel 3. Doelstellingen treasuryfunctie

  • 1. In het kader van dit statuut wordt de treasuryfunctie omschreven als het geheel van activiteiten dat zich richt op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

  • 2. De treasuryfunctie van de gemeente heeft als doel:

    • a.

      het zorgen voor de tijdige beschikbaarheid van de benodigde geldmiddelen tegen acceptabele condities (beschikbaarheid);

    • b.

      het beheersen en bewaken van financiële risico’s die aan de financiële posities en geldstromen van de gemeente zijn verbonden (risicominimalisatie);

    • c.

      het minimaliseren van de kosten van het beheer van de geldstromen en financiële posities (kostenminimalisatie);

    • d.

      het optimaliseren van het rendement van beschikbare liquide middelen binnen de kaders van de in dit statuut opgenomen limieten en richtlijnen (rentemaximalisatie).

Hoofdstuk 3. Risicobeheer

Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer

  • 1. De gemeente kan uitsluitend ter uitoefening van de publieke taak leningen aangaan, middelen uitzetten en garanties verstrekken.

  • 2. Het college kan besluiten ter uitoefening van de publieke taak leningen of garanties te verstrekken onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de lening of garantie voldoet aan de bij algemene maatregel van bestuur vastgelegde regels;

    • b.

      de lening of garantie wordt verstrekt aan een stichting of vereniging die gevestigd is in de gemeente Scherpenzeel;

    • c.

      het totaalbedrag aan leningen en garanties bedraagt maximaal € 50.000 per kalenderjaar;

    • d.

      de raad wordt over de lening of garantie geïnformeerd.

  • 3. De raad bepaalt in alle overige gevallen welke taken (naast de wettelijke taken) tot de publieke taken van de gemeente Scherpenzeel behoren en of het daarvoor leningen of garanties wil verstrekken.

Artikel 5. Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de financiële positie en de liquiditeitsplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie binnen de bandbreedte van de Wet Fido.

  • 5. Binnen de kaders als gesteld in dit artikel onder lid 3 en 4 streeft de gemeente naar spreiding in rentetypische looptijden van uitzettingen.

  • 6. Het gebruik van derivaten is toegestaan binnen de wettelijke kaders.

Artikel 6. Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, bedrijfsspaarrekeningen en deposito.

  • 2. De gemeente kan uitsluitend aandelen houden ter uitoefening van de publieke taak.

  • 3. Bij uitzettingen van gelden in welke vorm dan ook dient er sprake te zijn van een hoofdsomgarantie.

  • 4. De gemeente maakt geen gebruik van garantieproducten.

Artikel 7. Kredietrisicobeheer

  • 1. Voor zowel financiële ondernemingen als de landen waarin deze zijn gevestigd moet worden voldaan aan de wettelijke ratingvereisten.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden geëist c.q. wordt aangegeven waarom deze niet zijn verkregen.

Artikel 8. Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt de interne liquiditeitsrisico’s door de treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitsplanning. De liquiditeitsplanning wordt jaarlijks in de begroting opgenomen.

Artikel 9. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

Hoofdstuk 4. Gemeentefinanciering

Artikel 10. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk met eigen middelen gefinancierd, externe financieringsmiddelen worden aangetrokken indien de totale financiële positie daartoe aanleiding geeft;

  • b.

    in uitzondering op sub a geldt dat, indien uit fiscaal oogpunt projectfinanciering voor de grondexploitaties financieel gunstiger is dan totaalfinanciering, dit is toegestaan;

  • c.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

  • d.

    de gemeente vraagt per email offertes op, bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken, de ontvangen offertes worden intern vastgelegd en de uiteindelijk gekozen instelling met de gunstigste renteconditie stuurt een bevestiging en deze wordt geregistreerd.

Artikel 11. Langlopende uitzettingen (beleggingen)

  • 1. Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van een jaar en langer gelden de voorwaarden die genoemd zijn in de artikelen 4 tot en met 7.

  • 2. De gemeente vraagt per email (onder de drempel van het schatkistbankieren) offertes op, bij voorkeur bij drie en minimaal bij twee instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. De ontvangen offertes worden intern vastgelegd. De uiteindelijk gekozen instelling met de gunstigste renteconditie stuurt een bevestiging en deze wordt geregistreerd.

Hoofdstuk 5. Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • a.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen, hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • b.

    het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.(BNG).

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • a.

    de gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie-circuit bij één bank;

  • b.

    indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken, hierbij wordt, conform artikel 5 lid 1, de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • c.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: daggeld, kas-geldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • d.

    toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan een jaar zijn: rekening courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • e.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan een jaar zijn slechts de in artikel 7 bedoelde tegenpartijen toegestaan;

  • f.

    de gemeente vraagt per email offertes op bij minimaal bij twee instellingen als de marktomstandigheden daarom vragen alvorens middelen worden aangetrokken of (onder de drempel van het schatkistbankieren) worden uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Hoofdstuk 6. Relatiebeheer

Artikel 14. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    financiële instellingen dienen onder Nederlands of anderszins EER toezicht te vallen, zoals de Nederlandse Bank en de verzekeringskamer;

  • b.

    tussenpersonen dienen minimaal geregistreerd te staan bij Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

  • 1. Het college zorgt voor waarborgen zodat de uitvoering van de treasuryfunctie rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

  • 3. Functiescheiding is bij de uit te voeren treasuryactiviteiten doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogenprincipe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4. Iedere treasurytransactie wordt vastgelegd door de functionaris die de transactie heeft gesloten op een vastgesteld transactieformulier met opeenvolgende nummering.

Hoofdstuk 7. Verantwoordelijkheden

Artikel 16. Taken en verantwoordelijkheden

  • 1. De verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot de treasuryfunctie van de raad zijn:

    • a.

      het vaststellen en indien nodig bijstellen van het gemeentelijk treasurybeleid;

    • b.

      het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarstukken;

    • c.

      het houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid.

  • 2. De verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente van de auditcommissie zijn:

    • a.

      het uitbrengen van advies aan de raad en/of raadscommissie over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury.

  • 3. De verantwoordelijkheden en taken met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente van het college van burgemeester en wethouders zijn:

    • a.

      het uitvoeren van het door de raad vastgestelde treasurybeleid;

    • b.

      het rapporteren aan de raad over de uitvoering van het treasurybeleid;

    • c.

      het inrichten van de bij het treasuryfunctie behorende werkprocessen;

    • d.

      het treffen van passende interne controle maatregelen om te borgen dat het treasurybeleid en beheer wordt uitgevoegd binnen de vastgestelde richtlijnen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 17. Intrekken oude treasurystatuut

  • 1. Het Treasurystatuut 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Het Treasurystatuut 2023 treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 2. Dit statuut wordt aangehaald als: Treasurystatuut 2023 gemeente Scherpenzeel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 1 juni 2023,

B.S. van Ginkel-Schuur

Griffier

M.C. Teunissen-Willemsen

Voorzitter

Bijlage 1: Toelichting per artikel

Algemeen

De verplichting tot het opstellen van een treasurystatuut vloeit voort uit de Wet Financiering Decentrale Overheden (de Wet Fido) en uit artikel 212 van de Gemeentewet. Bij het opstellen van dit statuut is voorts rekening gehouden met:

  • -

    het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • -

    het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden;

  • -

    de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden;

  • -

    de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • -

    de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

Per 15 december 2013 is de Wet Fido gewijzigd en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden van kracht geworden. Door de invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen (boven het drempelbedrag) te storten in de schatkist van het Rijk. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal kleiner dan of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Voor openbare lichamen met een begrotingstotaal groter dan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan € 10 miljoen, vermeerderd met 0,2% van het deel van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat.

Het treasurystatuut biedt kaders voor het uitzetten en aantrekken van middelen. Bij de inhoud van het treasurystatuut is meegewogen dat de mogelijkheden tot het uitzetten van (overtollige) middelen zijn beperkt door het schatkistbankieren.

Artikel 2. Algemeen

  • lid 1

    Het treasurybeleid maakt onderdeel uit van het financieel beleid waarvan in lid 1 de doelstelling wordt aangegeven.

    Een specifieke relatie ligt er naar het reservebeleid. Zowel het uitzetten van gelden als het aantrekken van financiering dient te zijn afgestemd op de aanwending van reserves en voorzieningen.

  • lid 2

    Via het treasurystatuut stelt de raad het kader vast waarbinnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de gemeente dienen plaats te vinden. Het betreft de beleidsmatige vaststelling van uitgangspunten en richtlijnen voor het uitvoeren van de treasuryfunctie door de gemeentelijke organisatie.

  • lid 3

    In de financieringsparagraaf in de begroting en jaarstukken wordt jaarlijks ingegaan op respectievelijk het treasurybeleid in het begrotingsjaar en de resultaten van de beleidsuitvoering.

    Het treasurystatuut en de financieringsparagraaf dienen hiermee een transparante uitvoering en verantwoording van het treasurybeleid te bevorderen.

Artikel 3. Doelstellingen treasuryfunctie

In dit artikel worden de definitie en de doelstellingen van de treasuryfunctie genoemd. Hierna worden de doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

  • lid 2a

    De treasuryfunctie dient ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. Dit houdt in dat gewaarborgd moet zijn dat de gemeente te allen tijde in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten, bijvoorbeeld bij banken. De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

  • lid 2b

    Door haar treasuryactiviteiten loopt de gemeente financiële risico’s. Het is de taak van de treasuryfunctie om deze risico’s zoals het renterisico, koersrisico, debiteurenrisico en liquiditeitsrisico zo veel mogelijk te beheersen, te beperken en te spreiden. In de artikelen 4 tot en met 9 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

  • lid 2c

    De kosten van het beheer van de geldstromen en de financiële posities bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasuryfunctie om het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

  • lid 2d

    De gemeente streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De eerste prioriteit ligt bij het beheersen en beperken van financiële risico’s. Binnen het acceptabele risico-profiel zoals vastgesteld in dit treasurystatuut wordt vervolgens gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

    Door het verplichte schatkistbankieren zijn de mogelijkheden tot rentemaximalisatie beperkt.

Artikel 4. Uitgangspunten risicobeheer

Bij het aantrekken van benodigde middelen respectievelijk het uitzetten van overtollige middelen dient de gemeente binnen de wettelijke normen te blijven. De Wet Fido legt het zwaartepunt bij risicobeheersing en beheersing van de schuldpositie van de gemeenschappelijke overheden.

Ten eerste mag het aantrekken en uitzetten van middelen alsmede het verstrekken van garanties alleen plaatsvinden in het kader van de publieke taak (art. 4 lid 1). Ten tweede moeten openbare lichamen hun liquide middelen in ’s rijks schatkist aanhouden.

  • lid 1

    De Wet Fido geeft geen nadere afbakening van wat tot de publieke taak behoort, maar laat dit over aan de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente. In de toelichting bij de wet is alleen aangegeven dat het in- en doorlenen van middelen met als doel hiermee inkomsten te genereren (bankachtige activiteiten) niet tot de publieke taak behoort.

  • lid 2

    Aangezien de gemeente op een aantal gebieden autonoom is en het uiteindelijk om politieke keuzes gaat of gemeentelijke activiteiten al dan niet de publieke taak dienen, wordt het primaat van de afbakening van de publieke taak bij de raad gelegd. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak.

    Gezien de lage frequentie waarmee leningen worden/zijn verstrekt en/of garanties worden gegeven, is het eveneens niet wenselijk een beleidskader uit te werken wat onder de publieke taak wordt verstaan. De raad kan echter wel enkele eenvoudige kaders stellen waarbinnen het college een eigen afweging kan maken.

    In dit lid stelt de raad die voorwaarden, waarbij geldt dat aan al de vier voorwaarden moet voldaan zijn. De kaders zijn bedoeld ter inhoudelijke afbakening en risicobeheersing, maar maken een daadkrachtige en efficiënte handelswijze mogelijk. Hierdoor is niet langer voor ieder geval een raadsbesluit noodzakelijk. Hieronder worden de voorwaarden kort toegelicht.

    • a.

      De lening of garantie voldoet aan alle wettelijke voorwaarden. Hierbij is het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden van toepassing, waarin wordt geregeld dat de betalingsverplichtingen zijn uitgedrukt in een binnen de EU geldende munteenheid en dat de hoofdsom niet onderhevig mag zijn aan indexatie.

    • b.

      De lening of garantie wordt verstrekt aan een rechtspersoon zonder winstoogmerk, maar juist met een maatschappelijk belang voor de gemeenschap. Daarom is de rechtspersoon ingeperkt tot de stichting en vereniging, waarbij deze ook statutair gevestigd moet zijn in de gemeente Scherpenzeel. Ook een natuurlijk persoon is hiermee uitgesloten.

    • c.

      Het totaalbedrag bedraagt niet meer dan € 50.000 per kalenderjaar. Hiermee wordt een plafond aangebracht in leningen en/of garanties die het college zonder tussenkomst van de raad mag aangaan.

    • d.

      De raad wordt in kennis gesteld, waarmee de controlerende rol kan worden waargemaakt.

  • lid 3

    Als niet aan de bovengenoemde bepalingen is voldaan, beslist de raad op voorstel van het college.

    De uitoefening door het college van de bevoegdheid om te besluiten tot rechtshandelingen zoals het verstrekken van een lening of een garantie kan in bepaalde gevallen ingrijpende gevolgen voor de gemeente hebben. Afhankelijk van de situatie kunnen deze gevolgen zowel bestuurlijk als financieel van aard zijn. Bij deze rechtshandelingen is artikel 169 lid 4 van de Gemeentewet van toepassing dat regelt dat het college in een dergelijke situatie geen besluit neemt dan nadat de raad zijn wensen en bedenkingen terzake ter kennis van het college heeft gebracht. Het ligt het meest voor de hand dit te doen in de vorm van een raadsvoorstel.

Artikel 5. Renterisicobeheer

  • lid 1

    Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. De wet stelt middels de kas-geldlimiet een grens aan de ruimte voor korte financiering met een rentetypische looptijd van maximaal 1 jaar (de vlottende schuld). De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal mag de kasgeldlimiet niet overschrijden. Bij korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn aangezien een fluctuatie in de rente direct een relatief grote invloed op de rentelasten kan hebben. Het kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Wanneer de vlottende schuld de kasgeldlimiet overschrijdt, dan moet vlottende schuld worden omgezet naar langlopende schuld.

  • lid 2

    Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de schuld met een rentetypische looptijd vanaf 1 jaar (de vaste schuld) door spreiding in de looptijd van de leningen. Indien een leningenportefeuille gelijkmatig is opgebouwd, zal ook het renterisico over de vaste schuld gelijkmatig in de tijd zijn gespreid. Een verandering in de rente werkt zodoende vertraagd door op de rentelasten in enig jaar. Ingevolge de renterisiconorm mag jaarlijks een maximumpercentage, van de vaste schuld worden vernieuwd via herfinanciering en/of renteherziening.

  • lid 3

    Afstemming op de liquiditeitsplanning beoogt bedragen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

  • lid 4

    Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Periodiek en afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de renteverwachting van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie kan bijvoorbeeld inhouden het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

  • lid 5

    Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

  • lid6

    Derivaten ontlenen hun bestaan aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. In de Wet Fido en in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden is bepaald dat deze instrumenten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Het gebruik van derivaten om mee te speculeren is niet toegestaan.

Artikel 6. Koersrisicobeheer

  • lid 1

    Ten aanzien van de instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen, geldt in de Wet Fido als uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting intact blijft. De in dit artikel genoemde producten voldoen aan het criterium van hoofdsomgarantie. Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, bedrijfsspaarrekeningen en deposito’s worden geen koersrisico’s gelopen.

  • lid 2

    Het is de gemeente niet toegestaan om te beleggen in aandelen. Wel is het toegestaan om aandelen te houden ter uitoefening van de publieke taak. Een voorbeeld hiervan is de deelneming in waterbedrijf Vitens.

Artikel 7. Kredietrisicobeheer

Vanaf 1 januari 2009 kent de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) een minimale credit rating voor zowel het land van vestiging als van de financiële onderneming zelf.

Artikel 8. Intern liquiditeitsrisicobeheer

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente de financiële transacties op een liquiditeitsplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

Artikel 9. Valutarisicobeheer

Door leningen en transacties alleen aan te gaan in euro’s kunnen valutarisico’s worden beperkt tot alleen het valutarisico van de euro zelf.

Artikel 10. Financiering

Eigen en externe middelen dienen ter financiering van alle gemeentelijke uitgaven en investeringen (totaal-financiering). Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk met eigen middelen gefinancierd. Externe financieringsmiddelen worden aangetrokken indien de totale financiële positie daartoe aanleiding geeft.

In de vernieuwde BBV Notitie grondbeleid 2019 is de mogelijkheid van rente toerekenen aan de grondexploitaties zeer beperkt. Alleen in geval van projectfinanciering kunnen alle rentekosten worden toegerekend. Dit heeft uiteindelijke gevolgen voor een lager eindresultaat op de grondexploitaties, wat kan leiden tot een lagere afdracht van vennootschapsbelasting. Door projectfinanciering aan te trekken zou dit kunnen betekenen dat er geen algemene financiering hoeft worden aangetrokken wat leidt tot rentekosten op de normale exploitatie. Per situatie zou beoordeeld moeten worden op projectfinanciering een goede mogelijkheid is. Met de toevoeging van dit lid wordt deze mogelijkheid geboden.

Artikel 11. Langlopende uitzettingen (beleggingen)

Langlopende uitzetting uit hoofde van de treasuryfunctie betreft het uitzetten van middelen voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. De aanvullende richtlijn in lid 2 beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen voor bijvoorbeeld het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

In de praktijk kan dit artikel alleen worden toegepast onder de drempel van het schatkistbankieren. Een langlopende uitzetting onder deze drempel is hoogst onwaarschijnlijk. Toch is dit artikel gehandhaafd, om de kaders helder te houden en de relatie met inkoop- en aanbestedingsbeleid te handhaven. Hierbij staat voorop dat in alle gevallen gestreefd wordt naar een maximaal rendement bij de van toepassing zijnde regelgeving.

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken om betalingen (tijdelijk) te financieren.

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen(-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de debet- en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot een gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Sub c en d

Hier worden limitatief de mogelijke korte termijn instrumenten benoemd voor de treasury. (zie begrippenlijst)

Sub e

Als de marktomstandigheden daarom vragen worden er minimaal twee offertes opgevraagd. Conform het streven in sub a worden de activiteiten voor liquiditeitenbeheer zoveel mogelijk bij één bank belegd. In lijn daarvan wordt normaal gesproken bij uitzettingen en/of leningen met een looptijd korter dan een jaar één offerte gevraagd bij deze betreffende bank. Indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven, door bijvoorbeeld grote verschillen in rentetarieven, worden er wel minimaal twee offertes opgevraagd.

Artikel 14. Relatiebeheer

Het onderhouden van goede relaties met banken zorgt er voor dat de gemeente op de hoogte wordt gehouden van de ontwikkelingen op de financiële markten. De ratingsvereisten zijn toegelicht bij artikel 7.

Artikel 15. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het treasurybeleid ligt primair bij het college. In de door het college vast te stellen procedures worden de verantwoordelijkheden en bevoegdheden geregeld van de functionarissen die binnen de gemeentelijke organisatie betrokken zijn bij het uitvoeren van de treasury-activiteiten. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is hierbij vooral van belang dat er een transparante functiescheiding wordt aangebracht.

Artikel 16. Taken en verantwoordelijkheden

De bestuurlijke verantwoordelijkheden zijn afgestemd op de duale verhoudingen. De raad heeft kaderstellende en controlerende taken. Het college heeft de bestuursbevoegdheden en legt daarover verantwoording af.