Beleidsregels Inburgering en statushouders 2023 gemeente Druten

Geldend van 15-06-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2023

Intitulé

Beleidsregels Inburgering en statushouders 2023 gemeente Druten

Burgemeester en wethouders van de gemeente Druten

overwegende dat het vast stellen van beleidsregels bijdraagt aan uniformiteit daar waar het kan en maatwerk daar waar nodig;

Besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Inburgering en statushouders 2023

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Asielmigrant: inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13 van de Wet inburgering 2021;

    • b.

      AZC: Asielzoekerscentrum;

    • c.

      COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

    • d.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten;

    • e.

      Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten: hieronder worden verstaan apparatuur (wasmachine, koelkast, laptop etc.), stoffering (vloerbedekking en gordijnen) en overige inrichtingskosten (meubels, keukenspullen, beddengoed etc.).

    • f.

      Gezinshereniging: de gezinsleden van een vluchteling met een verblijfsvergunning mogen naar Nederland komen.

    • g.

      Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, als bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

    • h.

      Inburgeringsplichtige: persoon die op grond van artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

    • i.

      Inburgeringstraject: het traject dat is gericht op het afronden van het participatieverklaringstraject, het afronden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie en het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute en/of werk;

    • j.

      MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b, van de Wet inburgering 2021;

    • k.

      PW: Participatiewet;

    • l.

      PIP: het persoonlijk plan inburgering en participatie, als bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

    • m.

      Wet: de Wet inburgering 2021.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Overbruggingsuitkering

  • 1. De algemene bijstand wordt maandelijks achteraf betaald. Dit kan resulteren in liquiditeitsproblemen bij belanghebbende. Het college vindt het noodzakelijk om in geval van inburgeringsplichtigen, die geplaatst worden in de gemeente en een bijstandsuitkering aanvragen, een overbruggingsuitkering te verstrekken.

  • 2. De overbruggingsuitkering voor de eerste huur en administratiekosten is alleen aan de orde bij een noodzakelijke verhuizing.

  • 3. De overbruggingsuitkering is vastgesteld op de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de duur van zes weken (42 dagen). De uitkering wordt altijd ingezet voor het betalen van de 1e huur en administratie. Voor het restant bedrag dat overblijft wordt maatwerk toegepast.

  • 4. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet op grond van artikel 48 lid 1 PW.

  • 5. Als er sprake is van gezinshereniging wordt het verschil tussen de van toepassing zijnde normen uitbetaald aan overbruggingsuitkering.

  • 6. Gezinsmigranten en overige migranten hebben hier geen recht op.

Artikel 3. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

  • 1. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening zoals:

    • a.

      de wet maatschappelijke ondersteuning in het geval van woningaanpassingen of een verhuizing om medische redenen.

  • 2. In afwijking van lid 1 komen de kosten van eerste inrichting van een woning of eerste aanschaf van een duurzaam gebruiksgoed in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer de inburgeringsplichtige een verblijfsvergunning heeft gekregen, de opvang in een AZC verlaat en voor het eerst een eigen woning betrekt.

  • 3. Het maximale bedrag dat voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten in aanmerking komt, wordt vastgesteld aan de hand van de actuele bedragen die zijn opgenomen in de NIBUD Prijzengids1. Er is sprake van een onderscheid in volledig en gedeeltelijke woninginrichting:

    • a.

      bij een volledige woninginrichting bedraagt de maximale vergoeding 60% van de Nibud-norm voor de van toepassing zijnde gezinssituatie; of

    • b.

      bij een gedeeltelijke woninginrichting dient belanghebbende aan te geven welke kosten nodig zijn om de noodzakelijkheid hiervan te beoordelen. Ook hier wordt uitgegaan van de Nibud-norm en de verstrekking kan nooit meer bedragen dan de maximale vergoeding van 60% van de Nibud-norm.

  • 4. De inburgeringsplichtige dient de betaalbewijzen van de duurzame gebruiksgoederen binnen zes weken na verstrekking van bijzondere bijstand te overleggen. De volgende duurzame gebruiksgoederen dienen nieuw aangeschaft te worden:

    • o

      Koelkast;

    • o

      Wasmachine;

    • o

      Matras;

    • o

      Fornuis/kookplaat.

    De volgende duurzame gebruiksgoederen worden tweedehands aangeschaft:

    • o

      Bed(den) inclusief lattenbodem;

    • o

      Fiets;

    • o

      Laptop (refurbished).

    Voor de overige aankopen geldt dat er steekproefsgewijs een controle wordt uitgevoerd. Belanghebbende dient de betaalbewijzen ten minste 12 maanden gerekend vanaf de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald te bewaren en op verzoek te overleggen aan het college.

  • 5. Bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt verleend in de vorm van:

    • a.

      een geldlening; of

    • b.

      om niet als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden (o.a. consequenties voor lopend schuldsaneringstraject.)

    De bijstand voor de overige inrichtingskosten wordt om niet verstrekt, tenzij zich omstandigheden voordoen conform artikel 48 lid 2 PW.

  • 6. De geldlening wordt in 36 maanden afgelost. Resteert er na afloop van deze 36 maanden nog een bedrag, dan wordt beoordeeld of dit omgezet wordt in bijstand om niet. Het aflosbedrag per maand is minimaal gelijk aan 5% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.

  • 7. Er wordt rekening gehouden met eventuele draagkracht.

  • 8. De aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten wordt in ieder geval binnen twee weken na inschrijving in de gemeente ingediend.

Artikel 4. Module Arbeidsmarkt en Participatie

Het college kan de inburgeringsplichtige ontheffing verlenen voor de MAP als:

  • De inburgeraar beschikt over voldoende kennis en vaardigheden van de thema’s zoals opgenomen in artikel 3.2 lid 1 Besluit inburgering 2021;

  • De inburgeraar in loondienst werkt;

  • De inburgeringsplichtige in de afgelopen 12 maanden minstens 6 maanden heeft gewerkt;

  • De inburgeringsplichtige ten minste 48 uur per maand werkt; en

  • Andere zwaarwegende aantoonbare redenen die maken dat een ontheffing verantwoord is.

De ontheffing dient met een goede motivering en onderbouwing vastgelegd te worden in het PIP.

Artikel 5. Reiskosten

  • 1. Reiskosten zijn algemene noodzakelijke kosten van het bestaan, die in beginsel uit het eigen inkomen voldaan dienen te worden. Bijzondere omstandigheden kunnen echter met zich meebrengen dat toch bijstand verleend dient te worden.

  • 2. Voor het volgen van een traject in het kader van de Wet inburgering 2013 en 2021 kan voor de gehele duur van het traject bijzondere bijstand worden verleend voor reiskosten.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op basis van: de goedkoopste en meest adequate voorziening en voor de dagen dat belanghebbende het traject in het kader van de Wet inburgering volgt. Hiervan wordt slechts afgeweken indien de voorziening niet mogelijk of wenselijk is of het vervoer per auto goedkoper is. In dat geval wordt uitgegaan van een kilometervergoeding van € 0,21 (maximale onbelaste vergoeding belastingdienst)2. De reisafstand wordt gemeten van postcode woonadres en huisnummer tot postcodelocatie en huisnummer aan de hand van de ANWB-routeplanner, snelste route.

  • 4. Wanneer de enkele reisafstand minder dan 10 kilometer bedraagt, wordt geen vergoeding verstrekt. Deze afstand wordt acceptabel geacht te voet of per fiets te overleggen.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in individuele bijzondere situaties ten gunste van de inburgeringsplichtige afwijken van de bepalingen van deze beleidsregel, indien toepassing van deze beleidsregel tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking daags na bekendmaking en werken vervolgens terug tot en met 1 juni 2023.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Inburgering en statushouders 2023 gemeente Druten’.

  • 3. Met het in werking treden van deze beleidsregels komt het ‘Handboek Minimabeleid 2016 gemeente Druten’ te vervallen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college in de vergadering van 6 juni 2023.

Het college van de gemeente Druten;

de secretaris,

Dhr. B. Janssen

de burgemeester,

Mevr. S.W.P.J. Sengers

ALGEMENE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Overbruggingsuitkering

Lid 1

Zolang de inburgeringsplichtigen in het Centraal Orgaan opvang asielzoeker (COA) verblijft ontvangt hij wekelijks gelden vanuit het COA. Zodra de inburgeringsplichtigen een bijstandsuitkering achteraf gaat ontvangen, vindt er een verrekening plaats op deze gelden.

Lid 2

De berekening voor de overbruggingsuitkering is als volgt:

Datum ingang uitkering

DATUM

Zes weken

42 dagen

Aantal dagen eerste maand

AANTAL DAGEN (PERIODE)

Aantal dagen tweede maand

AANTAL DAGEN (PERIODE)

De inburgeringsplichtige ontvangt een overbruggingsuitkering voor de duur van zes weken (42 dagen):

  • Van DAG tot en met DAG bedraagt dit € NORM excl VT / AANTAL DAGEN VAN DE MAAND x AANTAL DAGEN = € BEDRAG

  • Van DAG tot en met DAG bedraagt dit € NORM excl VT / AANTAL DAGEN VAN DE MAAND x AANTAL DAGEN = € BEDRAG

De totale hoogte van de overbruggingsuitkering is € BEDRAG.

Bij de overbruggingsuitkering is rekening gehouden met een huurcomponent van de eerste huur en administratiekosten. De overbruggingsuitkering wordt verstrekt om niet o.g.v. artikel 48 lid 1 PW. Het restant bedrag wordt volgens maatwerk ingezet voor de betaling van overige vaste lasten.

Lid 5

Wanneer een alleenstaande de overbruggingsuitkering al heeft ontvangen en zijn gezin volgt, dan wordt het verschil tussen de van toepassing zijnde normen uitbetaald.

VB: de heer A heeft een overbruggingsuitkering ontvangen op grond van de alleenstaande norm. De partner en 2 kinderen worden 2 maanden later herenigd met de heer A. De partner en kinderen ontvangen dan het verschil tussen de alleenstaande en gehuwdennorm aan overbruggingsuitkering.

Lid 6

Gezinsmigranten en overige migranten hebben geen recht op de overbruggingsuitkering. Zij verhuizen namelijk niet vanuit een AZC naar een gemeente, maar gaan bij hun partner wonen die al woonachtig is in een gemeente.

Artikel 3. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten

Lid 3 sub a

Voor de maximale hoogte van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten bij een volledige woninginrichting wordt uitgegaan van 60% van de Nibud-norm voor de van toepassing zijnde gezinssituatie. De maximale hoogte komt neer op:

Gezinssituatie

Nibud-norm 2023

60%

1 volwassene zonder inwonende kind(eren)

€ 7.541,-

€ 4.524,60

1 volwassene en 1 inwonend kind

€ 8.471,-

€ 5.082,60

1 volwassene en 2 inwonende kinderen

€ 9.334,-

€ 5.600,40

1 volwassene en 3 inwonende kinderen

€ 10.551,-

€ 6330,60

1 volwassene en 4 inwonende kinderen

€ 11.413,-

€ 6.847,80

2 volwassenen zonder inwonende kind(eren)

€ 8.634,-

€ 5.180,40

2 volwassenen met 1 inwonend kind

€ 9.496,-

€ 5.697,60

2 volwassenen met 2 inwonende kinderen

€ 10.714,-

€ 6.428,40

2 volwassenen met 3 inwonende kinderen

€ 11.576,-

€ 6.945,60

2 volwassenen met 4 inwonende kinderen

€ 12.719,-

€ 7.631,40

Lid 4

Het college vindt het belangrijk dat de inburgeringsplichtige in ieder geval een koelkast, wasmachine, fornuis, bed(den) inclusief lattenbodem en matras, laptop en fiets aanschaft van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Door van voorgaande goederen in ieder geval de betaalbewijzen op te vragen, wordt direct vastgesteld of de goederen ook zijn aangeschaft. De huishoudelijke apparaten dienen nieuw aangeschaft te worden.

Voor de overige goederen en inrichtingskosten zoals o.a. handdoeken, dekbed(overtrek), hoeslaken, linnengoed, keukeninboedel, pannenset etc dient de inburgeringsplichtige de betaalbewijzen ten minste 12 maanden gerekend vanaf de maand waarin de bijzondere bijstand is uitbetaald te bewaren en op verzoek te overleggen, aangezien er steekproefsgewijze controles uitgevoerd worden. Tot de gebruikelijke woninginventaris en inrichtingskosten worden gerekend de goederen en kosten zoals per ruimte benoemd in de NIBUD Prijzengids.

Lid 6

De hoogte van de aflossingscapaciteit is afhankelijk van het inkomen van de inburgeringsplichtige. Een inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering heeft ten minste een aflossingscapaciteit van 5% van de bijstandsnorm. De inburgeringsplichtige dient altijd 36 maanden af te lossen op de geldlening. Pas na 36 maanden naar draagkracht aflossen wordt het meerdere omgezet naar om niet.

Lid 7

De draagkrachtberekening uit de ‘Beleidsregels Bijzondere bijstand 2023 gemeente Druten’ is van toepassing.

Lid 8

Het is voor de inburgeringsplichtige van belang dat de aanvraag voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten direct na inschrijving bij de gemeente wordt ingediend, zodat de inburgeringsplichtige voldoende tijd heeft om alles aan te schaffen.

Artikel 4. Module Arbeidsmarkt en Participatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5. Reiskosten

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

NIBUD Prijzengids 2022-2023

Noot
2

De wettelijke belastingvrije kilometervergoeding voor reiskosten is van toepassing. Vanaf 1 januari 2024 wordt dit € 0,22 per kilometer.