Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR697103
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR697103/1
Verordening afvoer hemel- en grondwater Maasdriel
Geldend van 14-06-2023 t/m heden
Intitulé
Verordening afvoer hemel- en grondwater MaasdrielDe raad van de gemeente Maasdriel;
gezien het voorstel van het college van 14 december 2021, nr 242292;
gelet op artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;
gelet op artikel 10.32a Wet milieubeheer;
overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemelwater of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;
overwegende dat het gewenst is met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater regels te stellen over het beëindigen van lozingen van grondwater en hemelwater op de vuilwaterriolering en een verplichte waterbergingscapaciteit bij zowel bestaande bouw als nieuwbouw;
besluit vast te stellen de:
Verordening afvoer hemel- en grondwater Maasdriel
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- •
afkoppelgebied: gebied waarin het is verboden om hemelwater te lozen op het openbaar vuilwaterriool. De geometrische begrenzing is opgenomen in bijlage 1;
- •
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerk gebonden installaties, anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
- •
college: burgemeester en wethouders van Maasdriel;
- •
gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- •
grondwater: al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met bodem of ondergrond staat;
- •
hemelwater: verzamelnaam voor water dat uit de hemel valt zoals regen, sneeuw en hagel en dauw.
- •
hemelwaterberging: tijdelijk opvangen/bergen van (regen)water in de bodem, sloten, beekjes rivieren, meren, plassen en overige waterbergingsgebieden.
- •
hemelwaterbergingsgebied: gebied waarin alleen hemelwater van bebouwing aangelegd voor 2022 aangesloten mag worden op het openbaar vuilwaterriool. De geometrische begrenzing is opgenomen in bijlage 2;
- •
nieuw gebouw: gebouw dat wordt opgericht na inwerkingtreding van deze verordening;
- •
verhard oppervlak: oppervlak van bouwwerken en terreinverharding.
Artikel 2 Werkingsgebieden
-
1. Deze verordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Maasdriel.
-
2. Het college kan het afkoppelgebied, bedoeld in artikel 4, en het hemelwaterbergingsgebied, bedoeld in artikel 6, wijzigen door aanvullende gebieden aan te wijzen.
-
3. Het college houdt bij het wijzigen van de gebieden rekening met het ‘Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’ of de daaropvolgende plannen.
Paragraaf 2 Lozen van grondwater
Artikel 3 Lozingsverbod grondwater
-
1. Met het oog op het doelmatig beheer van afvalwater is het verboden grondwater te lozen op het openbaar vuilwaterriool.
-
2. De lozing van grondwater op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd binnen 6 maanden nadat het verbod op een perceel van toepassing is geworden.
-
3. Het college kan een ontheffing verlenen voor afwijken van het verbod genoemd in het eerste lid van dit artikel, als van de eigenaar van het bouwwerk of het perceel redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van grondwater kan worden gevergd. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Paragraaf 3 Lozen en bergen van hemelwater
Artikel 4 Lozingsverbod hemelwater
-
1. Met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater is het verboden in het afkoppelgebied hemelwater te lozen op het openbaar vuilwaterriool.
-
2. De lozing van hemelwater op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd binnen 6 maanden nadat het verbod op een perceel van toepassing is geworden.
-
3. Het college kan een ontheffing verlenen voor afwijken van het verbod genoemd in het eerste lid van dit artikel, als van de eigenaar van het bouwwerk of het perceel redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van hemelwater kan worden gevergd. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Artikel 5 Verplichting tot hemelwaterberging bij nieuwbouw
-
1. Met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater wordt alleen hemelwater vanaf nieuwe gebouwen in een openbaar riool geloosd, als een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden.
-
2. De minimale capaciteit van de hemelwater-berging is 43,6 mm per m2 verhard oppervlak op het perceel als de totale omvang van het verhard oppervlak 50 m2 of meer is.
-
3. De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze tussen 48 en 96 uur weer voor 90% beschikbaar is, tenzij het opgevangen hemelwater bestemd is voor hergebruik.
-
4. De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in de openbare ruimte.
-
5. Het college kan een ontheffing verlenen voor het afwijken van de verplichting om een hemelwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 6 Verplichting tot hemelwaterberging bij bestaande bouw
-
1. Met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater wordt in het hemelwaterbergingsgebied alleen hemelwater vanaf andere gebouwen dan nieuwe gebouwen in een openbaar riool geloosd, als een hemelwaterberging is aan gebracht en in stand gehouden.
-
2. De hemelwaterberging wordt gerealiseerd binnen 6 maanden nadat het eerste lid op een perceel van toepassing is geworden.
-
3. De minimale capaciteit van de hemelwater-berging is 43,6 mm per m2 verhard oppervlak op het perceel.
-
4. De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze tussen 48 en 96 uur weer voor 90% beschikbaar is, tenzij het opgevangen hemelwater bestemd is voor hergebruik.
-
5. De hoeveelheid hemelwater die niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het in de openbare ruimte.
-
6. Het college kan een ontheffing verlenen voor het afwijken van de verplichting om een he-melwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 7 Maatwerkvoorschriften
Het college kan in individuele gevallen maat-werkvoorschriften opleggen over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging, bedoeld in de artikelen 5 en 6.
Paragraaf 4 Overige bepalingen
Artikel 8 Aanleg, onderhoud en beheer
-
1. Indien aansluiting van de hemelwater-voorziening op de openbare voorzieningen noodzakelijk is, dienen deze door de gemeente uitgevoerd te worden.
-
2. Aanleg, beheer en instandhouding van hemelwatervoorzieningen dienen uitgevoerd te worden conform het hemelwaterbeleid in het ‘Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’ of de daaropvolgende plannen.
Artikel 9 Toezicht
Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.
Artikel 10 Strafbepaling
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 12 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvoer hemel- en grondwater Maasdriel”.
Ondertekening
Aldus is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 februari 2022.
De voorzitter,
De griffier,
Bijlage 1 Geometrische begrenzing afkoppelgebied
Bijlage 2 Geometrische begrenzing hemelwaterbergings gebied
Toelichting
Aanleiding en doel
In artikel 10.32a van de Wet milieubeheer is opgenomen dat gemeenteraden een bevoegdheid hebben in het belang van de bescherming van het milieu om bij verordening regels te stellen aan het lozen van afvalwater op de riolering. Hiermee hebben gemeenten een instrument om de openbare watertaken (zorgplichten) vorm te geven.
Over de riolering en de aansluiting van bouwwerken op de openbare riolering staan voorschriften in het Bouwbesluit 2012. De onderhavige verordening is aanvullend en komt niet in strijd met plichten die elders zijn vastgelegd. Bij strijd zou de hogere regeling -het Bouwbesluit- voorgaan.
Door klimaatverandering neemt de kans op stortbuien en langdurige neerslag toe. Neerslag (hemelwater) stroomt vanaf het dakoppervlak van gebouwen en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering. De openbare riolering moet het afstromende hemelwater van veel gebouwen verwerken. De capaciteit van het riool is bij zo’n forse regenbui niet altijd toereikend. Als de riolering het aanbod van hemelwater niet meer aan kan, kan dit tot ernstige wateroverlast leiden en tot schade aan gebouwen of infrastructuur. De gemeente wil dit soort situaties zo veel mogelijk voorkomen.
Vanwege de klimaatontwikkelingen, waardoor steeds vaker steeds heftigere buien vallen, is het nodig dat ook particulieren een bijdrage leveren aan het vasthouden van dit regenwater op het eigen terrein. Daarom kiest de gemeente ervoor om in bepaalde gevallen aan particulieren een verplichting op te leggen hieraan een bijdrage te leveren.
Met deze verordening wordt het gemeentelijk hemelwaterbeleid uit het ‘Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’ verankerd.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Definities
Voor de definities van bouwwerk is aangesloten bij de definitie die in de jurisprudentie is uitgewerkt en die ook in de Omgevingswet wordt opgenomen.
De definitie van gebouw is ontleend aan de Woningwet. Een nieuw gebouw is ieder gebouw dat na inwerkingtreding van deze verordening wordt opgericht. De verplichting om waterberging aan te leggen bij nieuwbouw geldt dus ook voor gebouwen waarvoor al voor inwerkingtreding van deze verordening een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend, maar waarbij nog niet is gestart met de daadwerkelijke bouw.
Voor de overige begrippen is aangesloten bij gebruikelijke definities in het werkveld.
Artikel 2 Werkingsgebieden
De gemeenteraad heeft de verordenende bevoegdheid op grond van artikel 147 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad deze bevoegdheid delegeren aan het college. Voor het wijzigen van het afkoppelgebied (in bijlage
- 1)
en het hemelwaterbergingsgebied (in bijlage
- 2)
maakt de gemeenteraad hier gebruik van. Het college is ook de beheerder van het gemeentelijk riool en gaat over het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van deze verordening. Bij het wijzigen van het hemelwaterbergingsgebied houdt het college rekening met het gemeentelijk water- en rioleringsplan (WRP). Dit plan bezit een wettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt.
Artikel 3 Lozingsverbod grondwater
Lid 1
Het eerste lid bevat het verbod om in de hele gemeente grondwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Dit verbod geldt dus voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het grondwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. Het lozingsverbod dwingt perceeleigenaren om dat water ofwel in het oppervlaktewater ofwel in een hemelwater-stelsel te lozen.
Lid 2
Artikel 10.32a van de Wet milieubeheer (Wm) geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het grondwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in dit lid voldaan. De termijn biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.
Lid 3
Het college kan een ontheffing voor afwijken van het lozingsverbod verlenen. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod niet billijk is. Dit is het geval wanneer het lozingsverbod tot onevenredig grote nadelen voor de perceeleigenaar leidt. Het college kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Zo kan deze bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op een bepaalde overgangsperiode. Verder kunnen voorschriften aan de ontheffing worden ver-bonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Het college heeft in de beleidsregel ‘Afvoer hemel- en grondwater 2022’ nadere regels voor het verlenen van een onthef-fing opgenomen.
Artikel 4 Lozingsverbod hemelwater
Lid 1
Het eerste lid bevat het verbod om in het afkoppelgebied hemelwater te lozen in het openbare vuilwaterriool. Het afkoppelgebied is aangewezen in bijlage 1 bij deze verordening. Dit betreft bijvoorbeeld gebieden waar de gemeente een gemengd rioolstelsel heeft vervangen door een gescheiden stelsel. In deze gebieden is het gewenst dat bestaande lozingen van hemelwater op het vuilwaterriool worden beëindigd. Het verbod geldt voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Het lozingsverbod geldt voor alle eigenaren van bouwwerken, open erven en terreinen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het hemelwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. Het lozingsverbod dwingt perceeleigenaren om dat water op te vangen en zelf te gebruiken of te infiltreren, dan wel in het oppervlaktewater of in een hemelwaterstelsel te lozen.
Lid 2
Artikel 10.32a van de Wet milieubeheer (Wm) geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemelwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in dit lid voldaan. De termijn biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.
Lid 3
Het college kan een ontheffing voor afwijken van het lozingsverbod verlenen. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod niet billijk is. Dit is het geval wanneer het lozingsverbod tot onevenredig grote nadelen voor de perceeleigenaar leidt. Het college kan de ontheffing onder beperkingen verlenen. Zo kan deze bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op een bepaalde overgangsperiode, of alleen op de achterzijde van het gebouw. Verder kunnen voorschriften aan de ontheffing worden verbonden. Een voorschrift kan betrekking hebben op onder meer het treffen van een alternatieve (tijdelijke) voorziening. Het college heeft in de beleidsregel ‘Afvoer hemel- en grondwater 2022’ nadere regels voor het verlenen van een ontheffing opgenomen.
Artikel 5 Verplichting tot waterberging bijnieuwbouw
Lid 1
In dit artikel is geregeld dat lozen van hemelwater vanaf nieuwe gebouwen in de hele gemeente alleen is toegestaan als er een waterberging wordt aangebracht. Nieuwe gebouwen zijn alle gebouwen die worden opgericht na inwerkingtreding van deze verordening (zie ook de toelichting bij artikel 1)
Een hemelwaterberging kan in verschillende vormen worden aangelegd. Voorbeelden zijn de aanleg van een bergingsvoorziening met een hemelwatergebruiksysteem, het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanleggen van een groen dak. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Het schone hemelwater wordt vanuit de waterberging bij voorkeur hergebruikt of geloosd in de bodem (geïnfiltreerd) of in oppervlaktewater. Via de regel om te voorzien in een minimale wa-terbergingscapaciteit per m2 verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering door de (extra) verharding gecompenseerd.
Lid 2
De minimale capaciteit van de hemelwaterber-ging is gerelateerd aan de totale omvang van het verharde oppervlak op het perceel. Dat is de optelsom van alle bebouwing (het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken) plus alle terreinverharding, zoals terrassen. Als de totale omvang van het verhard oppervlak op het perceel meer is dan 50 m2, moet de capaciteit van de hemelwaterberging 43,6 mm per m2 verhard oppervlak zijn. Deze eis is in lijn met het beleid van het waterschap.
Lid 3
Een waterberging heeft alleen het gewenste effect als deze het opgevangen hemelwater enige tijd vasthoudt. Maar niet te lang, want de waterberging moet wel weer beschikbaar zijn als de volgende bui zich aandient. Daarom is in het vierde lid geregeld dat de waterberging zo moet worden ontworpen dat deze binnen een 48 tot 96 uur weer voor 90% beschikbaar is. De geleidelijke lediging van de waterberging kan bijvoorbeeld geschieden door deze als infiltratievoorziening in te richten. De eis aan de ledigingstijd is niet van toepassing op waterbergingsvoorzieningen die zijn bedoeld voor hergebruik van het opgevangen hemelwater. Voor dergelijke voorzieningen is het juist gewenst dat het water zo lang mogelijk wordt vastgehouden.
Lid 4
Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit in het betreffende werkingsgebied te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor het beheer van afvalwater. Bij voorkeur wordt het overtollige regenwater dan geloosd in het openbare hemelwaterstelsel. Het vijfde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. De gemeente zorgt voor openbare voorzieningen als noodoverloop. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd.
In situaties waar het mogelijk is om (deels) op oppervlaktewater te lozen, moet de waterbeheerder (in de regel het waterschap, die daarover regels heeft opgenomen in de keur of waterschapsverordening) worden geraadpleegd.
Lid 5
Het is niet zo dat deze verordening situaties die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, een ontheffing aanvragen om geen waterberging te hoeven aanleggen. Dit is in lijn met de opdracht in artikel 10.32a lid 2 Wm om geen lozingsverbod in te stellen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer kan worden gevergd.
Artikel 6 Verplichting tot waterberging bijbestaande bouw
Lid 1
Een hemelwaterberging kan in verschillende vormen worden aangelegd. Voorbeelden zijn de aanleg van een bergingsvoorziening met een hemelwatergebruiksysteem, het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiept gedeelte in de tuin of het aanleggen van een groen dak. Een combinatie van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk. Het schone hemelwater wordt vanuit de waterberging bij voorkeur hergebruikt of geloosd in de bodem (geïnfiltreerd) of in oppervlaktewater. Via de regel om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit per m2 verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering door nieuwbouw en bestaande bouw gecompenseerd.
Lid 2
Het eerste lid gaat gelden zodra een bepaald gebied als hemelwaterbergingsgebied is aangewezen in bijlage 2. Binnen 6 maanden nadat die aanwijzing heeft plaatsgevonden, moet de hemelwaterberging zijn gerealiseerd. Deze termijn biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.
Artikel 7 Maatwerkvoorschriften
Indien noodzakelijk kan het college in individuele gevallen maatwerkvoorschriften opleggen aan de verplichting zoals opgenomen in de artikelen 5 en 6 van deze Verordening.
Artikel 8 aanleg, onderhoud en beheer
Het onderhoud en beheer van aangelegde he-melwatervoorzieningen gedurende de gebruiks-fase is van groot belang voor een juiste werking van de voorziening. Het is dan ook van belang dat de richtlijnen opgenomen in het ‘Water- en rioleringsplan Bommelerwaard 2022-2026’ of de daarop volgende plannen worden nageleefd.
Artikel 9 Toezicht
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 10 Strafbepaling
De Wet milieubeheer kent geen strafbepaling voor overtreding van een verordening als bedoeld in artikel 10.32a. Deze wet bevat een uitgebreid systeem van bestuurlijke boetes, maar dit is niet gekoppeld aan artikel 10.32a. Daarom is in deze verordening een zelfstandige strafbepaling opgenomen, gekoppeld aan de geldboetecategorieën van artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Gekozen is voor de geldboete van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23 Wetboek van Strafrecht. Op grond van artikel 24c Wetboek van Strafrecht kan vervangende hechtenis worden toegepast.
Voor het handhaven van verordeningen geldt op grond van de Algemene wet bestuursrecht altijd de mogelijkheid van dwangsom en bestuursdwang. De dwangsom komt voor dit type overtreding het eerst in aanmerking.
Artikel 11 Inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl