Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023

Geldend van 08-06-2023 t/m heden

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    Reglement van orde: reglement als bedoeld in artikel 16 van de Gemeentewet;

  • b.

    Raadsvoorzitter: de voorzitter van de raad (de burgemeester op basis van artikel 9 van de Gemeentewet) of diens waarnemer;

  • c.

    Waarnemend raadsvoorzitter: het raadslid dat overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet, is aangewezen als waarnemer van de raadsvoorzitter;

  • d.

    Politieke markt: verzameling van sessies;

  • e.

    Sessie: op beeld- en/of oordeelsvorming gerichte behandeling van een vraagstuk tijdens de politieke markt, al dan niet ter voorbereiding op besluitvorming door de raad;

  • f.

    Voorzitter van het presidium: een raadslid, door de raad benoemd tot voorzitter van het presidium, tevens sessievoorzitter;

  • g.

    Sessievoorzitter: een raadslid, door de raad benoemd tot voorzitter van een sessie op de politieke markt;

  • h.

    Sessiedeelnemer: raadslid of niet raadslid (o.a. inwoners, leden van het college, ambtenaren, fractievertegenwoordigers) dat deelneemt/bijdraagt aan een sessie in de politieke markt;

  • i.

    Fractievertegenwoordiger: een niet raadslid, op voordracht van een raadsfractie overeenkomstig artikel 6B van dit reglement door de raad benoemd, die namens betreffende fractie als sessiedeelnemer optreedt;

  • j.

    Amendement: een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • k.

    Subamendement: een voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, zodanig geformuleerd dat het direct kan worden opgenomen in het amendement waarop het betrekking heeft;

  • l.

    Motie: een korte en gemotiveerde schriftelijke verklaring over een onderwerp waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • m.

    Voorstel van orde: een voorstel betreffende de orde van de raadsvergadering of sessie in de politieke markt;

  • n.

    Initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel, als bedoeld in artikel 147a van de Gemeentewet;

  • o.

    Website: de website van de gemeente Hengelo;

  • p.

    Toehoorder: bezoeker van een politieke markt niet zijnde een sessiedeelnemer.

  • q.

    AVG: Algemene Verordening Gegevensbescherming

Artikel 2 De voorzitters

  • 1. De raadsvoorzitter, de waarnemend raadsvoorzitter, respectievelijk de voorzitter van het presidium en de sessievoorzitters van de politieke markt zijn belast met:

    • a.

      het leiden van de raadsvergadering, respectievelijk de sessie op de politieke markt;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hen verder opdraagt.

  • 2. De sessievoorzitters en de voorzitter van het presidium worden door de raad uit zijn midden benoemd. De waarnemend raadsvoorzitter als bedoeld in artikel 77 Gemeentewet is tevens lid van het presidium.

  • 3. Het voorzitterschap van de waarnemend voorzitter en een sessievoorzitter eindigt:

    • a.

      door beëindiging van het lidmaatschap van de raad;

    • b.

      door ontslag op eigen verzoek en;

    • c.

      door ontslag door de raad, wanneer hij/zij naar het oordeel van de raad door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke raadsvergadering aanwezig.

  • 2. Bij afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien hij daartoe door de raadsvoorzitter of sessievoorzitter van de politieke markt wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

  • 4. De griffier wijst ter ondersteuning van de sessies in de politieke markt een medewerker van de griffie aan als griffier van een sessie of is zelf griffier van een sessie.

  • 5. Bij verhindering of afwezigheid wordt de medewerker van de griffie vervangen door een door de raadsgriffier aangewezen op de griffie werkzame ambtenaar, of, in samenspraak met de gemeentesecretaris, een niet op de griffie werkzame ambtenaar.

  • 6. De griffier kan bij iedere sessie van de politieke markt aanwezig zijn.

Artikel 4a Het presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit een voorzitter, de waarnemend raadsvoorzitter en de andere leden die allen tevens sessievoorzitter zijn.

  • 3. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 4. Het presidium is bevoegd besluiten te nemen als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordigd is.

  • 5. De leden van het presidium brengen bij besluiten ieder een stem uit. Bij het staken van de stemmen beslist de stem van de voorzitter van het presidium.

  • 6. De raadsvoorzitter is adviserend lid van het presidium.

  • 7. De griffier is secretaris van het presidium.

  • 8. Het presidium stelt de voorlopige raadsagenda en de agenda’s van de sessies op de politieke markt vast.

  • 9. Het presidium heeft naast de taken als omschreven in dit reglement tot taak, het doen van aanbevelingen aan de raad inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad.

  • 10. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

  • 11. Van de vergadering van het presidium wordt een openbare afsprakenlijst gemaakt.

  • 12. De raadsvoorzitter kan voorstellen het college te verzoeken medewerkers van de gemeente uit te nodigen voor een vergadering van het presidium.

Artikel 4b Fractievoorzittersoverleg

  • 1. Er is een fractievoorzittersoverleg dat wordt gevormd door de voorzitters van de fracties in de raad en de raadsvoorzitter die tevens voorzitter is;

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg komt bijeen op verzoek van de burgemeester en van een of meer van zijn leden;

  • 3. Het fractievoorzittersoverleg vergadert voor het overige indien de leden dit nodig achten;

  • 4. De griffier is secretaris van het fractievoorzittersoverleg;

  • 5. Van het fractievoorzittersoverleg wordt een afsprakenlijst gemaakt. De lijst ligt voor de leden ter inzage bij de griffie.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe raadsleden; benoeming wethouders; fracties; fractievertegenwoordigers

Artikel 5a Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming raadsleden

  • 1. Bij elke benoeming van een nieuw lid van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt indien van toepassing melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de raadsvoorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de raadsvoorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5b Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

  • 1. Bij elke benoeming van een wethouder stelt de voorzitter van de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad en de voorzitter van de raad. De griffier is secretaris van de commissie.

  • 2. De commissie verricht onderzoek naar de benoembaarheid van een of meer kandidaat-wethouders en adviseert de gemeenteraad schriftelijk hierover.

  • 3. De kandidaat-wethouder overlegt de documenten en informatie die nodig zijn voor de in de hiernavolgende lid door de commissie te verrichten toetsing. De kandidaat-wethouder maakt bovendien alle overige door hem in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar.

  • 4. De commissie toetst de van de kandidaat-wethouder ontvangen documenten en de overige schriftelijke en mondelinge gegeven informatie aan de hand van:

    • -

      de benoembaarheid vereisten zoals opgenomen in de artikelen 36a en 10 Gemeentewet;

    • -

      de vereisten omtrent onverenigbare functies zoals opgenomen in artikel 36b Gemeentewet;

    • -

      de vereisten omtrent nevenfuncties zoals opgenomen in artikel 41b Gemeentewet;

    • -

      de vereisten omtrent onverenigbare of verboden handelingen zoals opgenomen in de artikelen 41c Gemeentewet;

    • -

      de gedragscode voor politieke ambtsdragers van de gemeente Hengelo;

    • -

      de aangeleverde kopieën van onder andere getuigschriften, diploma's en certificaten van de opgegeven opleiding(en) en scholing.

  • 5. De commissie verricht haar werkzaamheden in een niet openbare vergadering waarvan geen verslag wordt opgemaakt.

  • 6. De kandidaat-wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten.

  • 7. De commissie brengt na haar onderzoek verslag uit aan de raad en geeft op basis van de beoordeelde informatie schriftelijk advies aan de raad ten aanzien van de benoembaarheid van de voorgedragen kandidaat-wethouder. Indien de commissie niet unaniem is in haar oordeel wordt hiervan melding gemaakt in het advies.

  • 8. In de vergadering van de raad waarin de wethouder wordt benoemd legt hij de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af.

Artikel 6a Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting van de raad als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de raadsvoorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3. De raadsvoorzitter wordt zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervangers optreden.

  • 4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties zich afsplitsen van hun fractie(s) of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. Als meerdere afgesplitste raadsleden gezamenlijk verder gaan, doen zij zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de voorzitter van de raad onder welke achternaam hun groep kan worden aangeduid. De achternaam is één van de achternamen van de afgesplitste raadsleden.

  • 5. Een afgesplitst raadslid wordt vanaf de eerstvolgende politieke markt of raadsvergadering na de mededeling ervan als bedoeld in lid 4, aangeduid met ‘lid… gevolgd door de achternaam’.

  • 6. Meerdere raadsleden die samen verder gaan, worden vanaf de eerstvolgende politieke markt of raadsvergadering na de mededeling ervan als bedoeld in lid 4, aangeduid met ‘groep…. gevolgd door de achternaam van één van de raadsleden’.

  • 7. Een raadslid dat overstapt van een bestaande fractie naar een andere fractie wordt onder de naam van die andere fractie aangeduid.

Artikel 6b Fractievertegenwoordigers

  • 1. Een raadsfractie kan namens de betreffende fractie een fractievertegenwoordiger voordragen voor benoeming door de raad. Deze fractievertegenwoordiger moet tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst zijn op de kandidatenlijst van de fractie.

  • 2. Iedere fractie heeft recht op maximaal twee fractievertegenwoordigers.

  • 3. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een fractievertegenwoordiger.

  • 4. Voor de toetsing aan de benoembaarheidsvereisten, bedoeld in het vijfde lid, is artikel 5a van dit reglement voor fractievertegenwoordigers van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De raadsvoorzitter nodigt de fractievertegenwoordigers van de raad uit om in dezelfde raadsvergadering als waarin zij worden benoemd de eed of verklaring en belofte af te leggen gelijk raadsleden doen zoals bedoeld in artikel 14 Gemeentewet.

  • 6. De raad kan een fractievertegenwoordiger ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht de fractievertegenwoordiger is benoemd.

  • 7. De zittingsperiode van een fractievertegenwoordiger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 8.

    Artikel 45 lid 1 t/m 4 RvO is van overeenkomstige toepassing op een fractievertegenwoordiger.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen en verslaglegging

Artikel 7 Vergaderfrequentie, tijdstip en duur van de vergaderingen

  • 1. De raadsvergaderingen worden bij aanvang van een kalenderjaar in een vergaderschema vastgelegd en vinden over het algemeen eens in de twee weken plaats op de woensdagavond. De raadsvergadering begint om 19.30 uur en eindigt uiterlijk om 23.00 uur; indien het zich laat aanzien dat de eindtijd zal worden overschreden zal de raadsvoorzitter tijdig een voorstel van orde doen. Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 2. De politieke markt vindt in de regel plaats eens in de twee weken op de dinsdagavond en begint om 19.30 uur en eindigt uiterlijk om 22.30 uur. Het presidium kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Deze sessies kunnen parallel verlopen, met een maximum van drie gelijktijdige sessies. Zij kunnen in tijdsduur van elkaar verschillen.

  • 3. Indien de agenda van de raadsvergadering of politieke markt niet geheel kan worden afgehandeld, worden de niet behandelde respectievelijk niet afgehandelde agendapunten doorgeschoven naar de agenda van een volgende raadsvergadering of politieke markt.

Artikel 8 Oproep raadsvergadering en politieke markt

  • 1. De raadsvoorzitter zendt tenminste twaalf dagen voor een raadsvergadering de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers een schriftelijke oproep toe onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda van de raadsvergadering en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in hoofdstuk Va van de Gemeentewet bedoelde informatie, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda van de raadsvergadering wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 9, vierde lid, van dit reglement, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers gezonden.

  • 4. Het presidium zendt tenminste twaalf dagen voor een politieke markt aan de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers een schriftelijke oproep toe van de agenda van de politieke markt onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de markt.

  • 5. De agenda van de politieke markt en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in hoofdstuk Va van de Gemeentewet bedoelde informatie, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep verzonden.

Artikel 9 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep voor de raadsvergadering en politieke markt wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de raadsvergadering en de agenda voor de politieke markt vast.

  • 2.

    Bij aanvang van de raadsvergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de raadsvoorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren of de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 3.

    Indien een raadslid de aard van een agendapunt wil wijzigen van direct hamerstuk naar bespreekstuk moet dit, met redenen omkleed, vóór 12.00 uur op de dag van de vergadering schriftelijk bij de griffie gemeld worden, zodat het betreffende agendapunt geagendeerd kan worden als bespreekpunt: “Voorstel zonder tussenkomst van Politieke Markt”.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen kan de raadsvoorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een raadsvergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 5.

    Een met redenen omkleed, schriftelijk verzoek tot het agenderen van een onderwerp te behandelen tijdens een politieke markt kan bij het presidium worden ingediend door: a. raadsleden en fractievertegenwoordigers, b. de leden van het college, c. burgers, maatschappelijke instellingen en bedrijven.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen kunnen raadsleden en de raadsvoorzitter wijzigingsvoorstellen op de agenda van de politieke markt schriftelijk via de griffie indienen bij het presidium, uiterlijk vrijdagochtend 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende Politieke Markt. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over ingediend verzoek. Van wijzigingen op de agenda wordt zo spoedig mogelijk openbare kennisgeving gedaan.

  • 7.

    Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de raadsvergadering voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar de Politieke Markt of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 10 De leden van het college en de gemeentesecretaris

  • 1. De leden van het college hebben een doorlopende uitnodiging om in de raadsvergadering aan aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen, tenzij de raadsvoorzitter anders beslist.

  • 2. De leden van het college en de gemeentesecretaris hebben een doorlopende uitnodiging om op de Politieke Markt aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen, tenzij het presidium ander beslist.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op een agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Als na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk door middel van openbare kennisgeving.

  • 2. Elektronisch beschikbare stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

  • 3. Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie, danwel informatie van de politieke markt of aan de politieke markt verstrekte informatie, waaromtrent op grond van hoofdstuk Va van de wet geheimhouding is opgelegd, is toegankelijk voor raadsleden en fractievertegenwoordigers en blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

  • 4. Stukken als bedoeld in lid 1 en als bedoeld in artikel 37 lid 7 zijn gedurende 6 jaar na behandeling in de betreffende vergadering digitaal opvraagbaar. Oudere stukken zijn opvraagbaar via de griffie en/of via het gemeentearchief.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De raadsvergadering en Politieke Markt worden door aankondiging in of één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, op de vooraankondigingen in de door de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de gemeentelijke website openbaar gemaakt.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt: a. de datum, aanvangstijd en plaats van de raadsvergadering en Politieke Markt en b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda van de raadsvergadering en de agenda van de Politieke Markt en de daarbij behorende stukken kan inzien.

  • 3. De (voorlopige) agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op de gemeentelijke website geplaatst. Dit met uitzondering van de stukken als bedoeld in artikel 11 lid 3.

  • 4. In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

Artikel 13 Besluitenlijst/Video- of audioverslag

  • 1. Van de raadsvergadering en de Politieke Markt worden een besluitenlijst en een digitale video- of geluidsopname gemaakt.

  • 2. De besluitenlijst van de raadsvergadering en de Politieke Markt wordt opgesteld onder verantwoordelijkheid van de griffier. De besluitenlijst wordt zo snel mogelijk na de laatstgehouden vergadering ter beschikking gesteld aan raadsleden, fractievertegenwoordigers en het college. Daarnaast wordt van de besluitenlijst openbare kennisgeving gedaan op de website.

  • 3. Een digitale video- of geluidsopname van de raadsvergadering en Politieke Markt wordt zo spoedig mogelijk na de laatstgehouden vergadering op de gemeentelijke website gepubliceerd.

  • 4. De leden van de raad, de raadsvoorzitter, het college en de griffier hebben het recht binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst een voorstel tot wijziging ervan bij de griffier in te dienen, indien de besluitenlijst naar hun oordeel onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.

  • 5. Indien er binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst geen voorstel tot wijziging is ingediend, wordt de besluitenlijst geacht definitief te zijn vastgesteld.

  • 6. Indien er binnen drie dagen na publicatie van de besluitenlijst voorstellen tot wijziging zijn ingediend, beslist het presidium over de voorgestelde wijziging(en). Daarna stelt het presidium, met inachtneming van de beslissing over de voorgestelde wijziging(en), de besluitenlijst definitief vast. De besluitenlijst wordt direct daarna ter beschikking gesteld aan raadsleden, fractievertegenwoordigers en college en op de gemeentelijke website gepubliceerd, dit laatste met uitzondering van besluiten op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd.

  • 7. De besluitenlijst houdt in:

    • a.
      • 1.

        met betrekking tot de raadsvergadering: de namen van de voorzitter, de griffier, de gemeentesecretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede de namen van de leden die afwezig waren en van overige personen die het woord gevoerd hebben;

      • 2.

        met betrekking tot de sessies in de Politieke Markt: de namen van de sessievoorzitter, de sessiedeelnemers en de op grond van artikel 3 vierde lid aangewezen griffier van de sessie;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest met een korte toelichting hierop;

    • c.

      het besluit van de raadsvergadering respectievelijk sessie;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming in de raadsvergadering, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden en met vermelding van de stemverklaringen;

    • e.

      het besluit van de ingediende initiatiefvoorstellen en ter raadsvergadering ingediende burgerinitiatief- voorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 23 van dit reglement door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 8. Het verslag, als bedoeld in lid 1, en de besluitenlijst, als bedoeld in lid 2, zijn gedurende 6 jaar na behandeling in de betreffende vergadering digitaal opvraagbaar. Oudere stukken zijn opvraagbaar via de griffie en/of via het gemeentearchief.

Artikel 14 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken niet zijnde raadsvoorstellen en -besluiten, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden door de griffier op een lijst geplaatst met een voorstel tot wijze van afdoening. Deze lijst wordt tenminste één keer in de twee weken met de beschikbare digitale bestanden aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld.

  • 2. Binnen twee weken na het beschikbaar stellen van de lijst van ingekomen stukken kan een raadslid via de griffier aan het presidium gemotiveerd een andere wijze van afdoening van een stuk voorstellen. Het presidium beslist over dit voorstel en maakt, indien besloten wordt tot een andere wijze van afdoening, dit kenbaar aan de raadsleden.

  • 3. Indien er binnen twee weken na het beschikbaar stellen van de lijst van ingekomen stukken geen ander voorstel tot afdoening wordt ingediend, wordt geacht door de raad te zijn ingestemd met het in het eerste lid genoemde voorstel tot wijze van afdoening.

  • 4. Nadat de wijze van afdoening vaststaat wordt de lijst ingekomen stukken met de beschikbare digitale bestanden op de website gedurende één jaar gepubliceerd.

  • 5. Ingekomen stukken van natuurlijke personen worden geanonimiseerd op de openbare versie van de Lijst Ingekomen Stukken geplaatst. Bij de opvraag en het ter beschikking stellen van deze ingekomen stukken worden deze geanonimiseerd in lijn met de voorschriften uit de AVG.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 15 Presentielijst raadsvergadering

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de raadsvoorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1. De raadsvoorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de raadsvoorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de raadsvoorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De raadsvoorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, gemeentesecretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening raadsvergadering: quorum

  • 1. De raadsvoorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de raadsvoorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de geagendeerde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de raadsvoorzitter mede bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de raadsvoorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel en

    • b.

      de rapporteur van een door de raad ingestelde commissie.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel keren een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend een interruptie of het spreken over een persoonlijk feit of een voorstel van orde.

  • 6. Het presidium kan in afwijking van het voorgaande voorstellen doen over de wijze van behandeling van een onderwerp in de raadsvergadering in de vorm van een bespreekvoorstel. Een dergelijk voorstel maakt deel uit van de in artikel 9 en 11 van dit reglement genoemde stukken.

Artikel 20 Spreektijd

  • 1. Een lid van de raad alsmede de raadsvoorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 2. Het presidium kan in een bespreekvoorstel een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen. Een dergelijk voorstel maakt onderdeel uit van de in artikel 9 en 11 van dit reglement genoemde stukken.

Artikel 21 Vervallen

Artikel 22 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter of een lid van de raad beslissen over eén of meer voorstellen of onderwerpen gezamenlijk te beraadslagen.

  • 3. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de raadsvoorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Degene die de schorsing heeft gevraagd, heeft na de hervatting als eerste het woord.

Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de gemeentesecretaris, de griffier en de raadsvoorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de raadsvoorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 24 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en nadat de raad gestemd heeft, heeft ieder lid het recht zijn uitgebrachte stem kort te motiveren.

Artikel 25 Beslissing

  • 1. Wanneer de raadsvoorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de raadsvoorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen in de raadsvergadering

Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De raadsvoorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de raadsvoorzitter dit niet verlangt, stelt de raadsvoorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 3. Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt doet de raadsvoorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 4a. De stemming geschiedt elektronisch als de vergaderzaal is uitgerust met de hiervoor benodigde apparatuur. Op teken van de voorzitter geven de aanwezige leden met behulp van deze apparatuur aan of zij voor of tegen zijn.

  • 4b. Bij stemming door handopsteken vraagt de voorzitter de aanwezige leden door handopsteken aan te geven of zij voor of tegen zijn.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming roept de raadsvoorzitter leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het raadslid dat daarvoor overeenkomstig artikel 18 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezige raadsleden, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de raadsvoorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.

  • 8. De raadsvoorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 27 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de raadsvoorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Nadat over alle amendementen is gestemd, vindt de eindstemming over het voorstel plaats. In het geval de amendementen zijn aangenomen, vindt de eindstemming plaats over het voorstel zoals dat luidt met inachtneming van de amendementen.

  • 5. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie(s) gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 6. Indien over een aanhangig voorstel zowel een motie als een (sub)amendement is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd overeenkomstig de eerste vier leden van dit artikel. Vervolgens wordt over de motie gestemd en dan vindt de eindstemming plaats over het voorstel zoals dat luidt met inachtneming van de amendementen.

Artikel 28 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de raadsvoorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de raadsvoorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje,

    • b.

      een ondertekend stembriefje,

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft,

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen,

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de raadsvoorzitter.

  • 7. Onder verantwoordelijkheid van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 29 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 30 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de raadsvoorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de raadsvoorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Paragraaf 4 Orde van de Politieke Markt

Artikel 31 Beeldvormend, oordeelsvormend en consulterend karakter

  • 1. De sessies op de Politieke Markt zijn:

    • a.

      gericht op beeldvorming, al dan niet ter voorbereiding op een besluit, waarin in verschillende werkvormen bijgedragen wordt aan de volks vertegenwoordigende, kaderstellende of controlerende rol van de raad.

    • b.

      gericht op oordeelsvorming en bereiden de besluitvorming van de raad voor of draagt anderszins bij aan de volks vertegenwoordigende, kaderstellende of controlerende rol van de raad.

    • c.

      consulterend van aard. Het college kan een stuk / vraag voorleggen aan de raad waarover zij de mening van de raad vraagt, maar waaruit niet gelijk een oordeel of besluitvorming door de raad volgt.

  • 2. Een sessie op de Politieke Markt is gericht op actieve deelname door een raadslid of fractievertegenwoordiger, of op het door hen kennis kunnen nemen van hetgeen door anderen wordt gepresenteerd.

Artikel 32 Vaststellen behandelvoorstel

  • 1. Het presidium stelt ten behoeve van de afzonderlijke sessies in de Politieke Markt doel en wijze van behandeling evenals het voorgestelde resultaat vast in een behandelvoorstel. Het behandelvoorstel maakt onderdeel uit van de in artikel 9 en 11 genoemde, bij de agenda behorende, stukken.

  • 2. Wijzigingsvoorstellen op het behandelvoorstel voor een sessie in de Politieke Markt dienen schriftelijk en met redenen omkleed via de griffie te worden ingediend bij het presidium, uiterlijk op de vrijdagochtend om 10.00 uur voorafgaand aan de betreffende Politieke Markt. Het presidium beslist uiterlijk de daaropvolgende maandagochtend 10.00 uur over het ingediende verzoek. Een eventuele wijziging wordt uiterlijk 24 uur van tevoren op de website gepubliceerd. Indien er geen wijzigingsverzoeken zijn ingediend, wordt het behandelvoorstel vrijdagochtend om 10.00 uur geacht definitief te zijn vastgesteld.

Artikel 33 Openbaarheid

  • 1. De sessies in de Politieke Markt zijn openbaar.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het presidium besluiten dat een sessie in beslotenheid begint, gelet op een belang als bedoeld in artikel10 Wet openbaarheid van bestuur en gelet op artikel 86 Gemeentewet.

Artikel 33a Opening sessie en quorum

  • 1. Een sessie wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal gekozen fracties door of een raadslid of een fractievertegenwoordiger vertegenwoordigd zijn.

  • 2. Als op grond van het eerste lid een sessie niet geopend kan worden, beslist het presidium in zijn eerstvolgende vergadering over het al dan niet opnieuw agenderen van een sessie.

Artikel 34 Sessievoorzitter

  • 1. De sessievoorzitter draagt zorg voor behandeling van een agendapunt conform het bespreek- voorstel.

  • 2. Aan het eind van de door hem voorgezeten sessie vat de sessievoorzitter de uitkomst van de sessie samen en formuleert een conclusie ten behoeve van de besluitenlijst.

Artikel 35 Sessiedeelnemers en fractievertegenwoordigers

  • 1. Van een fractie kunnen meerdere raadsleden of fractievertegenwoordigers aan een beeldvormende sessie deelnemen.

  • 2. Van een fractie kan één raadslid of fractievertegenwoordiger in een oordeelsvormende sessie het woord voeren.

  • 3. Het presidium kan in bijzondere gevallen bepalen dat er bij een oordeelsvormende sessie meer woordvoerders per fractie het woord mogen voeren.

  • 4. In het bespreekvoorstel kan opgenomen worden dat naast raadsleden, fractievertegenwoordigers, collegeleden en gemeentesecretaris, derden het woord kunnen voeren in de sessie.

Artikel 36 Uitkomst van een sessie

  • 1. Iedere sessie leidt tot een concrete uitkomst, waarbij tevens over verdere stappen wordt geadviseerd aan het presidium.

  • 2. Mogelijke uitkomsten van een sessie zijn:

    • a.

      een voorstel is besluitrijp als hamerstuk in de raad;

    • b.

      een voorstel is besluitrijp als bespreekstuk in de raad, waarbij aangegeven dient te worden over welke punten dit debat nog moet gaan;

    • c.

      een voorstel gaat over verdere informatie of aanpassing terug naar het college;

    • d.

      anderszins.

  • 3. In een sessie vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding als bedoeld in artikel 53 van dit reglement en met betrekking tot de orde als bedoeld in artikel 38 van dit reglement.

  • 4. Bij een stemming in een politieke markt heeft elke aanwezige fractie, afgesplitste groep of afgesplitst lid één gelijk wegende stem.

Artikel 37 Spreekrecht

Bij openbare sessies in de Politieke Markt kunnen aanwezige toehoorders het woord voeren. Daarbij gelden de volgende bepalingen:

  • 1.

    De sessievoorzitter vraagt bij aanvang van de sessie wie van de toehoorders gebruik willen maken van het spreekrecht.

  • 2.

    De spreektijd van een toehoorder bij consulterende en oordeelsvormende sessies bedraagt maximaal 5 minuten. De sessievoorzitter is bevoegd de spreektijd in bijzondere gevallen te verlengen of in te korten.

  • 3.

    De sessievoorzitter geeft de toehoorders die zich daarvoor hebben opgegeven het eerst het woord.

  • 4.

    De sessiedeelnemers kunnen vervolgens aanvullende vragen stellen die door de betrokken toehoorders worden beantwoord.

  • 5.

    Daarna wordt de sessie conform bespreekvoorstel voortgezet.

  • 6.

    Het presidium kan in bijzondere gevallen bepalen dat er bij een sessie geen spreekrecht is en legt dit vast in het bespreekvoorstel.

  • 7.

    De betrokken toehoorders die het woord voeren worden voorafgaand aan de sessie gewezen op de publicatie van hun naam in het digitale verslag en het rapport van de politieke markt. Indien de betrokken toehoorder dat aangeeft, wordt zijn naam geanonimiseerd. Ditzelfde geldt voor de gegevens van toehoorders die zij in aanvullende documentatie aan de raadsleden ter beschikking stellen.

Artikel 38 Handhaving orde

  • 1. De sessievoorzitter handhaaft de orde in de sessie.

  • 2. Hij kan de raadsleden en fractievertegenwoordigers die aan de sessie deelnemen voorstellen om een aan de sessie deelnemend raadslid of fractievertegenwoordiger of een lid van het college, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het betreffende raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de sessievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het betreffende raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de sessies worden ontzegd.

  • 3. Hij roept de raadsleden, fractievertegenwoordigers en leden van het college tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sessiedeelnemers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Raadsleden, fractievertegenwoordigers en leden van het college die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp.

  • 4. Hij kan ter handhaving van de orde de sessie voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de sessie sluiten.

  • 5. Hij roept andere sessiedeelnemers en toehoorders (niet zijnde raadsleden of fractievertegenwoordigers en leden van het college) tot de orde als deze zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sessiedeelnemers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sessiedeelnemers en toehoorders (niet zijnde raadsleden of fractievertegenwoordigers en leden van het college) die hieraan geen gevolg geven kunnen door hem het woord ontnomen worden over het aanhangige onderwerp. Zo nodig doet de sessievoorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan de betreffende sessiedeelnemer en toehoorder (niet zijnde raadslid of fractievertegenwoordiger of lid van het college) bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de sessies worden ontzegd.

  • 6. De artikelen 20(spreektijd), en 22(beraadslaging) van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing op de orde van de Politieke Markt.

Hoofdstuk 4 Recht van leden

Artikel 39 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen in de raadsvergadering amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 40a Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan in de raadsvergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 40b Motie vreemd (motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp)

  • 1. Ieder lid van de raad kan in de raadsvergadering een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp indienen.

  • 2. Een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de raadsvoorzitter worden ingediend

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4. De indiener van de motie vreemd voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 41 Voorstellen van orde

  • 1. De raadsvoorzitter en ieder lid van de raad kan tijdens de raadsvergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. De sessievoorzitter en iedere sessiedeelnemer kunnen tijdens een sessie in de Politieke Markt een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 3. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering respectievelijk die van de sessie in de Politieke Markt betreffen.

  • 4. Over een voorstel van de orde beslissen de leden van de raad, respectievelijk sessiedeelnemers terstond.

Artikel 42 Initiatiefvoorstel

  • 1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter. Deze brengt een ingediend voorstel zo spoedig mogelijk ter kennis van het college.

  • 2. Het college kan binnen 30 dagen nadat het ter kennis is gesteld van een voorstel schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen;

  • 3. Een voorstel wordt nadat het college schriftelijk wensen of bedenkingen ter kennis van de raad heeft gebracht of kenbaar heeft gemaakt hiertoe niet te zullen overgaan, dan wel nadat de in het tweede lid gestelde termijn is verlopen op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende raadsvergadering geplaatst.

Artikel 43 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt het presidium in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 44 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie in de raadsvergadering wordt, behoudens in naar het oordeel van de raadsvoorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor het begin van de raadsvergadering schriftelijk bij de raadsvoorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De raadsvoorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en de burgemeester. Bij de vaststelling van de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering wordt het verzoek in stemming gebracht. Bij toestemming van de raad bepaalt de raad op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. Behandeling geschiedt in twee termijnen waarbij de interpellant in elke termijn als eerste het woord voert, gevolgd door de overige leden van de raad en burgemeester en wethouders. Interrupties zijn toegestaan.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. Vragen die niet voldoen aan het hiervoor gestelde worden per omgaande aan de indiener teruggestuurd.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college of de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door (het verantwoordelijk lid van) het college of de burgemeester via de griffier aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 46a Vragenkwartier

  • 1. Elke raadsvergadering is er een vragenkwartier, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenkwartier op een ander tijdstip wordt gehouden. De raadsvoorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenkwartier eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenkwartier vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk om 9.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering bij de griffie die de raadsvoorzitter inlicht. De raadsvoorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens het vragenkwartier aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De raadsvoorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenkwartier aan de orde worden gesteld.

  • 4. De raadsvoorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor het college, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de raadsvoorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenkwartier kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 46b Bestuurlijke actualiteiten van het college

  • 1. Elke raadsvergadering is er een agendapunt bestuurlijke actualiteiten van het college, tenzij er bij de voorzitter geen bestuurlijke actualiteiten zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat het vragenkwartier op een ander tijdstip wordt gehouden. De raadsvoorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenkwartier eindigt.

  • 2. Het college meldt het onderwerp van de bestuurlijke actualiteit(en) uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering bij de raadsvoorzitter en de griffie. De raadsvoorzitter kan na overleg met het presidium weigeren een onderwerp tijdens de het agendapunt bestuurlijke actualiteiten aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven, of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De raadsvoorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde bestuurlijke actualiteiten tijdens dit agendapunt aan de orde worden gesteld.

  • 4. De raadsvoorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor het lid van het college en voor de leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de raadsleden één keer het woord verleend om één of meer vragen aan het lid van het college te stellen en een toelichting op zijn vraag te geven.

  • 6. Na de beantwoording van de vragen door het lid van het college sluit de raadsvoorzitter het agendapunt af.

  • 7. Tijdens het agendapunt bestuurlijke actualiteiten van het college kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 47 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe door tussenkomst van de griffier schriftelijk ingediend bij het college dan wel de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende raadsvergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 48 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Artikel 49 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad, op voorstel van het presidium, vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 50 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om voor het sluiten van de raadsvergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Voor bespreking van dit verslag kan de raadsvoorzitter verwijzen naar het presidium ten behoeve van agendering in de Politieke Markt.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 45, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 47, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 51 Algemene bepaling

Op een besloten raadsvergadering of sessie in de Politieke Markt zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering of sessie.

Artikel 52 Verslag besloten sessie en/of raadsvergadering

  • 1. Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar berusten bij de griffier; deze verleent de raadsleden en fractievertegenwoordigers inzage.

  • 2. Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3. De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 53 Verslag besloten vergadering politieke markt

  • 1. Conceptverslagen van besloten vergaderingen worden niet verspreid, maar uitsluitend voor de sessiedeelnemers aan de politieke markt ter inzage gelegd bij de commissiegriffier.

  • 2. Deze verslagen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de politieke markt een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het verslag.

  • 3. De vastgestelde verslagen worden door de commissievoorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 54 Opheffing geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten raadsvergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 54a Opheffing Geheimhouding op informatie opgelegd door de politieke markt

Als de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen, wordt, als de politieke markt die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met de politieke markt overleg gevoerd.

Artikel 55 Verstrekken geheime informatie aan anderen

  • 1. De raad kan informatie waarop geheimhouding is opgelegd op grond van artikel 88, lid 6 Gemeentewet tevens verstrekken aan externe adviseurs.

  • 2. Het presidium kan nadere regels vaststellen over de werkwijze van de raad rond het verstrekken van informatie aan externe adviseurs.

  • 3. Voor zover dit voor de werkzaamheden van het college noodzakelijk is, mag het college informatie waarop hij geheimhouding heeft opgelegd en die verstrekt is aan de raad, ook delen met anderen.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 56 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare raadsvergaderingen en sessies van de Politieke Markt bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 57 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de raadsvergadering of tijdens sessies op de Politieke Markt geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de raadsvoorzitter respectievelijk sessievoorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 58 Gebruik van communicatiemiddelen

In de (vergader)ruimtes van raadsvergadering en Politieke Markt, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering respectievelijk sessie telefoneren niet toegestaan. Ander gebruik van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen is toegestaan, voor zover dit gebruik naar het oordeel van de voorzitter geen verstoring van de orde van de vergadering respectievelijk de sessie in de Politieke Markt oplevert.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 59 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement:

  • 1.

    Beslist de raad in het geval van een raadsvergadering op voorstel van de raadsvoorzitter.

  • 2.

    Beslissen in geval van een sessie in de Politieke Markt de sessiedeelnemers op voorstel van de sessievoorzitter.

Artikel 60 In werking treden

Dit reglement treedt in werking op 1 april 2023.

Op dat tijdstip vervalt het vastgestelde Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en de Politieke Markt van de gemeente Hengelo, raadsbesluit d.d.

27 oktober 2021, nr. 3316029.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 mei 2023

De raad voornoemd,

De griffier,

De voorzitter,

Bijlage I Relevante artikelen van de Gemeentewet

Artikel 7

De raad vertegenwoordigt de gehele bevolking van de gemeente.

Artikel 8

  • 1.

    De raad bestaat uit:

  • 9 leden in een gemeente beneden de 3 001 inwoners;

  • 11 leden in een gemeente van 3 001 - 6 000 inwoners;

  • 13 leden in een gemeente van 6 001 - 10 000 inwoners;

  • 15 leden in een gemeente van 10 001 - 15 000 inwoners;

  • 17 leden in een gemeente van 15 001 - 20 000 inwoners;

  • 19 leden in een gemeente van 20 001 - 25 000 inwoners;

  • 21 leden in een gemeente van 25 001 - 30 000 inwoners;

  • 23 leden in een gemeente van 30 001 - 35 000 inwoners;

  • 25 leden in een gemeente van 35 001 - 40 000 inwoners;

  • 27 leden in een gemeente van 40 001 - 45 000 inwoners;

  • 29 leden in een gemeente van 45 001 - 50 000 inwoners;

  • 31 leden in een gemeente van 50 001 - 60 000 inwoners;

  • 33 leden in een gemeente van 60 001 - 70 000 inwoners;

  • 35 leden in een gemeente van 70 001 - 80 000 inwoners;

  • 37 leden in een gemeente van 80 001 - 100 000 inwoners;

  • 39 leden in een gemeente van 100 001 - 200 000 inwoners;

  • 2.

    45 leden in een gemeente boven de 200 000 inwoners.

  • Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van de raad, voortvloeiende uit wijziging van het aantal inwoners van de gemeente, treedt eerst in bij de eerstvolgende periodieke verkiezing van de raad.

Artikel 9

De burgemeester is voorzitter van de raad.

Artikel 10

  • 1.

    Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

  • 2.

    Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat:

    • a.

      zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en

    • b.

      zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 3 of artikel 6 van de Wet toelating en uitzetting BES..

  • 3.

    Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-Nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren.

Artikel 11

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard.

Artikel 12

  • 1.

    De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

  • 2.

    De openbaarmaking vindt plaats terstond na benoeming tot raadslid of aanvaarding van een functie en geschiedt zowel op elektronische wijze als door terinzagelegging op het gemeentehuis.

Artikel 13

  • 1.

    Een lid van de raad is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      secretaris van de provincie;

    • j.

      griffier der Staten;

    • k.

      burgemeester;

    • l.

      wethouder;

    • m.

      lid van de rekenkamer;

    • n.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p eerste lid;

    • o.

      ambtenaar of ambtenaar van politie, in dienst van die gemeente of uit anderen hoofde aan het gemeentebestuur ondergeschikt of werkzaam ten behoeve van die gemeente.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Art. X6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn:

    • a.

      ambtenaar van de burgerlijke stand;

    • b.

      vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Artikel 14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof ) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof ) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het gemeentebestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15

  • 1.

    Een lid van de raad mag niet:

    • a.

      als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

      • 1.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1.

        het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

      • 2.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

      • 3.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

      • 4.

        het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

      • 5.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

      • 6.

        het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7.

        het onderhands huren of pachten van de gemeente.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

  • 3.

    De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 16

De raad stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 17

  • 1.

    De raad vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten.

  • 2.

    Voorts vergadert de raad indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden waaruit de raad bestaat schriftelijk, met opgave van redenen, daarom verzoekt.

Artikel 18

De raad vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste maal in nieuwe samenstelling op de dag met ingang waarvan de leden van de raad in oude samenstelling aftreden.

Artikel 19

  • 1.

    De burgemeester roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 2.

    Tegelijkertijd met de oproeping brengt de burgemeester dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de informatie waarop een verplichting tot geheimhouding berust worden tegelijkertijd met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

Artikel 20

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 2.

    Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de burgemeester, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

Artikel 21

  • 1.

    De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

  • 2.

    Een wethouder heeft toegang tot de vergaderingen en kan aan de beraadslaging deelnemen.

  • 3.

    Een wethouder kan door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn

Artikel 22

De leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van de raad hebben gezegd of aan de raad schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel 23

  • 1.

    De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.

  • 2.

    De deuren worden gesloten, wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3.

    De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Indien met gesloten deuren wordt vergaderd, geldt een verplichting tot geheimhouding omtrent informatie die in de vergadering ter kennis van de aanwezigen komt. De verplichting duurt, totdat de raad haar opheft.

  • 5.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad besluit de verplichting bedoeld in het vierde lid, op te heffen.

  • 6.

    De raad maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. De raad laat de openbaarmaking achterwege in de gevallen waarin een verplichting tot geheimhouding geldt of wanneer openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van wethouders.

Artikel 26

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering en is bevoegd, wanneer die orde op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 2.

    Hij is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

  • 3.

    Hij kan de raad voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

Artikel 27

De leden van de raad stemmen zonder last.

Artikel 28

  • 1.

    Een lid van de raad neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

  • 2.

    Op de beraadslaging en stemming, bedoeld in het eerste lid, is artikel 2:4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 3.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

  • 4.

    Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

  • 5.

    Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 29

  • 1.

    Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

    • b.

      in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.

Artikel 30

  • 1.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.

  • 2.

    Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 31

  • 1.

    De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen is geheim.

  • 2.

    Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.

  • 3.

    Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 32

  • 1.

    De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.

  • 2.

    Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.

  • 3.

    Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.

  • 4.

    Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.

  • 5.

    Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.

  • 6.

    Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.

Artikel 33

  • 1.

    De raad en elk van zijn leden hebben recht op ambtelijke bijstand.

  • 2.

    De in de raad vertegenwoordigde groeperingen hebben recht op ondersteuning.

  • 3.

    De raad stelt met betrekking tot de ambtelijke bijstand en de ondersteuning van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen een verordening vast.

Artikel 35

  • 1.

    De raad benoemt de wethouders. Artikel 31 is van toepassing op de stemming inzake de benoeming.

  • 2.

    De burgemeester wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college- onderhandelingen. Hij wordt alsdan in de gelegenheid gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken.

Artikel 36

  • 1.

    Het aantal wethouders bedraagt ten hoogste twintig procent van het aantal raadsleden, met dien verstande dat er niet minder dan twee wethouders zullen zijn.

  • 2.

    De raad kan besluiten dat het wethouderschap in deeltijd wordt uitgeoefend.

  • 3.

    Indien het tweede lid toepassing vindt bedraagt, in afwijking van het eerste lid, het aantal wethouders ten hoogste vijfentwintig procent van het aantal raadsleden, met dien verstande dat de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk ten hoogste tien procent meer bedraagt dan de tijdsbestedingsnorm van de wethouders gezamenlijk zou hebben bedragen indien het tweede lid geen toepassing had gevonden.

  • 4.

    De raad stelt bij de benoeming van de wethouders de tijdsbestedingsnorm van elke wethouder vast.

  • 5.

    Bij de berekening van het maximale aantal wethouders, bedoeld in het eerste en het derde lid, wordt afgerond tot het dichtst bijgelegen gehele getal.

Artikel 36a

  • 1.

    Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd.

  • 2.

    Bij de benoeming is de beoogde wethouder in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden.

  • 3.

    De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.

  • 4.

    Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn.

Artikel 60

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van het college aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    Het college laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

  • 3.

    Het college maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze openbaar. Het college laat de openbaarmaking achterwege in de gevallen waarin een verplichting tot geheimhouding geldt of wanneer openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 74

  • 1.

    Alle aan de raad of aan het college gerichte stukken worden door of namens de burgemeester geopend.

  • 2.

    Van de ontvangst van aan de raad gerichte stukken die niet terstond in de vergadering van de raad aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende vergadering van de raad mededeling.

Artikel 77

  • 1.

    Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door een door het college aan te wijzen wethouder. Het voorzitterschap van de raad wordt in dat geval waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van alle wethouders wordt het ambt waargenomen door het langstzittende lid van de raad. Indien meer leden van de raad even lang zitting hebben, vindt de waarneming plaats door het oudste lid in jaren van hen. De raad kan een ander lid van de raad met de waarneming belasten.

Artikel 81

  • 1.

    De raad kan regelen van welke besluiten van de burgemeester aan de leden van de raad kennisgeving wordt gedaan. Daarbij kan de raad de gevallen bepalen waarin met terinzagelegging kan worden volstaan.

  • 2.

    De burgemeester laat de kennisgeving of terinzagelegging achterwege voor zover deze in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 84

HOOFDSTUK VA. GEHEIMHOUDING

Artikel 87

De raad, het college, de burgemeester en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 5.1, eerste en tweede lid, van de Wet open overheid, een verplichting tot geheimhouding opleggen ten aanzien van informatie die bij dat orgaan berust.

Artikel 88

De raad kan informatie ten aanzien waarvan krachtens artikel 23, vierde lid, een verplichting tot geheimhouding geldt of hij een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan het college, de burgemeester, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V.

  • 1.

    Het college kan informatie ten aanzien waarvan hij een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan de raad, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V.

  • 2.

    De burgemeester kan informatie ten aanzien waarvan hij een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan de raad, het college, de rekenkamer en een commissie als bedoeld in hoofdstuk V.

  • 3.

    Een commissie als bedoeld in hoofdstuk V kan informatie ten aanzien waarvan zij een verplichting tot geheimhouding heeft opgelegd, verstrekken aan de raad, het college, de burgemeester en de rekenkamer.

  • 4.

    Indien het college of de burgemeester overeenkomstig het tweede of derde lid informatie verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, verstrekt het college of de burgemeester die informatie tevens aan de raad.

  • 5.

    Indien het college, de burgemeester of een commissie overeenkomstig het tweede, derde of vierde lid informatie verstrekt aan de raad, kan de raad die informatie verstrekken aan anderen. De raad kan regels stellen over het verstrekken van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding is opgelegd door het college, de burgemeester of een commissie en die tevens aan de raad is verstrekt.

Artikel 89

  • 1.

    Een verplichting tot geheimhouding wordt vermeld op het stuk ten aanzien waarvan de geheimhouding geldt. Indien de geheimhouding geldt ten aanzien van informatie anders dan in schriftelijke vorm, wordt de verplichting op een passende wijze kenbaar gemaakt.

  • 2.

    Een verplichting tot geheimhouding wordt in acht genomen door allen die van de informatie kennis dragen.

  • 3.

    Een verplichting tot geheimhouding duurt voort totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd haar opheft. Indien de verplichting tot geheimhouding is opgelegd door een commissie, kan die verplichting tevens worden opgeheven door het orgaan dat de commissie heeft ingesteld.

  • 4.

    Indien informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding geldt aan de raad is verstrekt, duurt die verplichting in afwijking van het derde lid voort totdat de raad haar opheft.

  • 5.

    Een lid van de raad of van een door de raad ingestelde commissie als bedoeld in hoofdstuk V dat in strijd handelt met het tweede lid kan bij besluit van de raad ten hoogste drie maanden worden uitgesloten van het ontvangen van informatie ten aanzien waarvan een verplichting tot geheimhouding geldt.

Artikel 107a

  • 1.

    De griffier staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2.

    De raad stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier.

Artikel 107b

De griffier is in de vergadering van de raad aanwezig.

Artikel 147

  • 1.

    Gemeentelijke verordeningen worden door de raad vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend.

  • 2.

    De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, eerste lid, berusten bij de raad.

  • 3.

    De overige bevoegdheden, bedoeld in artikel 108, tweede lid, berusten bij het college, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan de raad of de burgemeester zijn toegekend.

Artikel 147a

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel voor een verordening of een ander voorstel ter behandeling in de raad indienen.

  • 2.

    De raad regelt op welke wijze een voorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld.

  • 3.

    De raad regelt op welke wijze en onder welke voorwaarden een ander voorstel wordt ingediend en behandeld.

Artikel 147b

  • 1.

    Een lid van de raad kan een voorstel tot wijziging van een voor de vergadering van de raad geagendeerde ontwerpverordening of ontwerp-beslissing indienen.

  • 2.

    Het tweede lid van artikel 147a is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 155

  • 1.

    Een lid van de raad kan het college of de burgemeester mondeling of schriftelijk vragen stellen.

  • 2.

    Een lid van de raad kan de raad verlof vragen tot het houden van een interpellatie over een onderwerp dat niet staat vermeld op de agenda, bedoeld in artikel 19, tweede lid, om het college of de burgemeester hierover inlichtingen te vragen. De raad stelt hierover nadere regels.

Artikel 169

  • 1.

    Het college en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan de raad verantwoording schuldig over het door het college gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Zij geven de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder e, f, g en h, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid de raad zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Artikel 180

  • 1.

    De burgemeester is aan de raad verantwoording schuldig over het door hem gevoerde bestuur.

  • 2.

    Hij geeft de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 3.

    Hij geeft de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 190

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 191, eerste lid, bedoelde vaststelling, de raad een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de gemeente en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 2.

    De ontwerp-begroting en de overige in het eerste lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan de raad zijn aangeboden, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven.

  • 3.

    De raad beraadslaagt over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 197

  • 1.

    Het college legt aan de raad over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2.

    Het college voegt daarbij de verslagen, bedoeld in artikel 213a, tweede lid.

  • 3.

    De raad legt de in het eerste en tweede lid, alsmede de in artikel 213, derde en vierde lid, bedoelde stukken, wanneer de bespreking daarvan geagendeerd is op de in artikel 19, tweede lid, bedoelde wijze, voor een ieder ter inzage en stelt ze algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt openbaar kennis gegeven. De raad beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

Artikel 213

  • 1.

    De raad stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Deze verordening waarborgt dat de rechtmatigheid van het financiële beheer en van de inrichting van de financiële organisatie wordt getoetst.

  • 2.

    De raad wijst een of meer accountants aan als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, belast met de controle van de in artikel 197 bedoelde jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen.

  • 3.

    De accountantsverklaring geeft op grond van de uitgevoerde controle aan of:

    • a.

      de jaarrekening een getrouw beeld geeft van zowel de baten en lasten als de grootte en samenstelling van het vermogen;

    • b.

      de baten en lasten, alsmede de balansmutaties rechtmatig tot stand zijn gekomen;

    • c.

      de jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, bedoeld in artikel 186 en

    • d.

      het jaarverslag met de jaarrekening verenigbaar is.

  • 4.

    Het verslag van bevindingen bevat in ieder geval bevindingen over:

    • a.

      de vraag of de inrichting van het financiële beheer en van de financiële organisatie een getrouwe en rechtmatige verantwoording mogelijk maken en

    • b.

      onrechtmatigheden in de jaarrekening.

  • 5.

    De accountant zendt de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen aan de raad en een afschrift daarvan aan het college.

  • 6.

    Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de reikwijdte van en de verslaglegging omtrent de accountantscontrole, bedoeld in het tweede lid.

  • 7.

    Accountants als bedoeld in het tweede lid kunnen in gemeentelijke dienst worden aangesteld en worden in dat geval door de raad benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel 213a

  • 1.

    Het college verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. De raad stelt bij verordening regels hierover.

  • 2.

    Het college brengt schriftelijk verslag uit aan de raad van de resultaten van de onderzoeken.

  • 3.

    Het college stelt de rekenkamer tijdig op de hoogte van de onderzoeken die hij doet instellen en zendt haar een afschrift van een verslag als bedoeld in het tweede lid.

Toelichting op het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad en politieke markt van de gemeente Hengelo - 2023.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De begrippen behoeven geen nadere toelichting

Artikel 2 De voorzitters

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, Gemeentewet is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

-ad lid 2 en 3, sessievoorzitters: Door de nieuwe werkwijze van de raad per mei 2014, met de invoering van de politieke markt als belangrijkste wijziging, is er behoefte aan voldoende sessievoorzitters. Het streven is erop gericht dat een sessievoorzitter in een politieke markt slechts een sessie hoeft voor te zitten. Aan alle fracties wordt gevraagd om sessievoorzitters te leveren. Aan de hand van een opgesteld profiel, kunnen zich potentiële sessievoorzitters melden, welke als zodanig moeten worden benoemd. Een aantal van 8 à 9 sessievoorzitters is nodig om enigszins flexibel een agenda met bijbehorende sessievoorzitters voor de politieke markt te kunnen vaststellen. Als het aantal sessievoorzitters, na verkiezingen of door andere oorzaak van beëindiging van het sessievoorzitterschap, te klein wordt, kan het presidium de raadsfracties opnieuw om sessievoorzitters verzoeken.

De waarnemend raadsvoorzitter als bedoeld in artikel 77 Gemeentewet (die ofwel het langstzittende raadslid is, en de raadsoudste in jaren ofwel expliciet door de raad met de waarneming van de voorzitter is belast) is ook automatisch lid van het presidium. Dit is wenselijk zodat de plv. raadsvoorzitter bij langdurige afwezigheid van de burgemeester wel in het presidium zit. En de waarnemend raadsvoorzitter kan dan ook eventueel sessievoorzitter zijn.

Ook is nu geregeld dat de waarnemend raadsvoorzitter niet meer automatisch voorzitter is van het presidium. De voorzitter van het presidium wordt door de raad benoemd, en dat kan een ander raadslid zijn dan de waarnemend raadsvoorzitter. Daarmee volgt het Reglement de praktijk die al is toegepast.

Artikel 3 De griffier

De raad is verplicht een griffier te benoemen (artikel 100 Gemeentewet). De griffier is in eerste instantie verantwoordelijk voor de bijstand aan de raad. Hij is in principe in elke vergadering van de raad aanwezig. De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen en verdere taakomschrijving van de griffier is niet in dit reglement opgenomen. Een en ander is geregeld in een organisatieverordening griffie, een Instructie voor de raadsgriffier van de gemeente Hengelo, een Besluit vaststelling arbeidsvoorwaardenregeling griffie, en in een Instellings- en delegatiebesluit werkgeverscommissie ter uitvoering van de Hengelose arbeidsvoorwaardenregeling t.b.v. de griffie, allen vastgesteld door de raad in januari 2014. N.a.v. de Model verordening van de VNG van februari 2018 is toegevoegd als nieuw lid 5 ‘Bij verhindering af afwezigheid wordt de medewerker van de griffie vervangen door een door de raadsgriffier aangewezen op de griffie werkzame ambtenaar, of, in samenspraak met de gemeentesecretaris, een niet op de griffie werkzame ambtenaar’. De griffie van Hengelo is relatief klein waardoor het nuttig kan zijn om bij ziekte een beroep te kunnen doen op de gemeentesecretaris voor een vervangende medewerker.

Artikel 4a Het Presidium

De belangrijkste taak van het presidium is het opstellen van de agenda van de politieke markt en van de raad. Het coördineren van de stukkenstroom is onderdeel van deze taakstelling. De raad van Hengelo heeft zich uitgesproken voor een presidium dat primair uitsluitend technische en organisatorische taken op zich neemt.

Het presidium kan -met redenen omkleed- besluiten om een raadsvoorstel- zonder eerst op de politieke markt te zijn besproken- als hamerstuk op de agenda van de raad te agenderen. Het presidium zal dat met name overwegen als er sprake is van een beleidsarm stuk, of een stuk wat een logisch vervolg is op eerdere besluitvorming of een stuk waarop geen betrokkenheid van burgers te verwachten is of bij een combinatie van deze argumenten. De raad kan bij de vaststelling van de agenda in de raadsvergadering gemotiveerd aangeven dat het stuk toch voor de politieke markt moet worden geagendeerd. Motieven voor de raad om het punt toch te willen agenderen kunnen gelegen zijn in de verwachting dat er wel burgers willen inspreken, of dat het punt toch politieke attentiewaarde heeft.

Het presidium is aanzienlijk groter dan onder de oude werkwijze. De keuze om alle sessievoorzitters deel uit te laten maken van het presidium heeft vooral te maken met een efficiënte terugkoppeling en voorbereiding van raad en politieke markt.

Naast de formele agenda coördineert en plant het presidium ook andere raadsactiviteiten in de agenda van de raad, zoals een technisch beraad bij voorstellen die zeer complex zijn, een raadsexcursie, of werkbezoeken die raads-breed gedragen worden.

In lid 10 is geregeld dat de vergaderingen van het presidium niet openbaar zijn.

Dat is begrijpelijk want er wordt bij tijd en wijle proces-informatie gewisseld over zaken die nog niet openbaar zijn. Maar wel zouden geïnteresseerde raadsleden of fractievertegenwoordigers de vergadering moeten kunnen bijwonen. Ook voor hen geldt dan uiteraard dat hetgeen in de bespreking zelf wordt gezegd niet openbaar gewisseld mag worden. Voor de raadsleden is het bepaalde in artikel 2:5 AWB van toepassing:

‘Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit’.

De Afsprakenlijst van het presidium is openbaar in de zin dat deze op extranet wordt geplaatst en dat raadsleden er wel over kunnen communiceren naar buiten.

Artikel 4b Het fractievoorzittersoverleg

Voor politiek overleg is de mogelijkheid geopend van het organiseren van een fractievoorzitters overleg. Het fractievoorzittersoverleg vergadert op verzoek van een van zijn leden of op verzoek van de burgemeester, als zijnde de raadsvoorzitter of als zijnde voorzitter van het college.

Doel van het beraad is te zorgen voor politieke coördinatie en afstemming indien dit noodzakelijk wordt geacht. Te denken valt aan punten zoals de omgang met elkaar, afspraken rond de verkiezingen en zaken rond de huishouding van de raad. De fractievoorzitters bepalen dit zelf. De griffie ondersteunt het beraad. De gemaakte afspraken liggen voor alle raadsleden en fractievertegenwoordigers ter inzage bij de griffie. Aangezien een afgesplitst raadslid of raadsleden geen fractie is, maar een lid of een groep vormen, zal dat raadslid geen deel uitmaken van het fractievoorzittersoverleg.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe raadsleden, wethouders en fracties

Artikel 5a Onderzoek geloofsbrieven; beëindiging; benoeming raadsleden

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau het betreffende raadslid kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. De tekst van de eed (verklaring en belofte) die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

Artikel 5b Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Artikel 5b regelt het proces rond werkzaamheden inzake kandidaat wethouders.

De Gemeentewet geeft met ingang van 2023 aan (36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid, en 41c eerste lid) welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder en op welk moment deze getoetst worden. Begin 2014 hebben de Minister van BZK en de Commissaris van de Koning van Overijssel aanbevelingen gedaan hoe één en ander adequaat geregeld kan worden. Zij legden de integriteitstoets van kandidaat-wethouders primair neer bij de burgemeester. De Modelverordening van de VNG van begin 2014 adviseerde om de toetsende taak ook bij de raad neer te leggen. De VNG adviseerde een commissie te benoemen die bestaat uit drie raadsleden om de integriteitstoets van kandidaat-wethouders uit te voeren. De regeling in ons RvO is gebaseerd op de VNG verordening en op de meer uitvoerige regeling zoals Deventer en de provincie Overijssel zelf hebben opgenomen in hun RvO.

Voor het benoemen van wethouders stelt de raadsvoorzitter de commissie “Benoembaarheid wethouders” in bestaande uit drie leden van de raad en uit de voorzitter van de raad. De griffier is secretaris van de commissie. Deze commissie toetst op basis van de in de Gemeentewet dan wel in het RvO geformuleerde uitgangspunten (benoembaarheidsvereisten). De kandidaat-wethouder is zelf verantwoordelijk voor het overhandigen van de noodzakelijke documenten. De commissie vraagt de kandidaten tenminste de volgende papieren te overleggen:

  • een uittreksel uit de Basisregistratie Personen, met daarin de volgende gegevens:

    • geboortedatum

    • geboorteplaats

    • nationaliteit (onderdaan van een lidstaat van Europese Unie)

    • woonplaats en -adres, welk uittreksel niet ouder is dan 6 maanden gerekend vanaf de dag van overhandiging:

  • de beoogde wethouder is in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die niet ouder is dan drie maanden voor de te verwachten datum van benoeming:

  • overzicht van alle betaalde en onbetaalde nevenfuncties, met daarbij aangegeven of deze wel of niet bezoldigd zijn:

  • een curriculum vitae met daarbij originelen van de in de C.V. genoemde diploma's; de griffier maakt terstond kopieën van de diploma’s en de kandidaat-wethouder ontvangt zijn originelen terstond terug:

  • een verklaring dat er geen financiële belangen zijn in ondernemingen en organisaties, waarmee de gemeente Hengelo zakelijke betrekkingen onderhoudt (onverenigbare of verboden handelingen, als bedoeld in artikel 41c en 15 Gemeentewet).

Een aanvullende eis (voordien meer vrijblijvend) is dat de commissie de kandidaat altijd in de gelegenheid stelt om de aangedragen informatie mondeling toe te lichten. In de praktijk betekent dat dat er altijd een serieus en door de commissieleden goed voorbereid gesprek met de kandidaat plaatsvindt. Tijdens dat gesprek komt standaard de vraag op tafel: "Is er nog iets dat wij behoren te weten? (wat op enigerlei wijze aan het integer vervullen van het wethouderschap in Hengelo in de weg kan staan? )’’. Van het gesprek wordt geen verslag gemaakt.

Mocht het gesprek vraagtekens opleveren rond de aanvaardbaarheid van de te benoemen kandidaat- wethouder, dan wordt dit gecommuniceerd met de kandidaat-wethouder en met de fractievoorzitter van de betreffende fractie, zodat zij eventueel een heroverweging van de kandidatuur kunnen maken.

Gebleken is dat deze procedure vooral een preventieve werking heeft. Voordragende fracties houden hiermee op voorhand rekening en screenen zelf indringender. Belangrijk uitgangspunt is en blijft echter dat de kandidaat uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor de aangedragen informatie.

Het aspect van het instellen van de commissie door de raadsvoorzitter betekent dat een flexibele en snelle werkwijze mogelijk is. Er hoeft geen besluit van de raad ten grondslag te liggen aan het instellen van de commissie, dat betekent dat de commissie zijn werkzaamheden snel kan starten.

Dit artikel is ook van toepassing als er geen wethouder van buiten, maar uit de raad wordt benoemd: de incompatibiliteiten en nevenfuncties dienen immers opnieuw beoordeeld te worden.

De commissie toetst volgens het vierde lid van dit artikel de van de kandidaat- wethouder ontvangen documenten en informatie aan de hand van:

  • -

    de benoembaarheidsvereisten zoals opgenomen in de Gemeentewet. Daarmee worden de vereisten bedoeld als opgenomen in artikel 36a Gemeentewet en in artikel 10 Gemeentewet. De kandidaat wethouder moet 18 jaar zijn op het moment dat hij naar verwachting tot wethouder zal worden benoemd, onderdaan zijn van een lidstaat van de EU, en ingezetene zijn van de gemeente Hengelo (van deze vereisten kan ontheffing worden verleend, artikel 36a Gemeentewet). Ook mag de kandidaat niet ook wethouder zijn in een andere gemeente.

  • -

    de vereisten omtrent onverenigbare functies als opgenomen in artikel 36b Gemeentewet. Zo mag een wethouder – bijvoorbeeld- niet tevens gedeputeerde zijn, of ambtenaar bij dezelfde gemeente als waar hij wethouder wil worden.

  • -

    de vereisten omtrent nevenfuncties als bedoeld in artikel 41b Gemeentewet. Dit zijn nader door de kandidaat wethouder op te geven nevenfuncties die hij uitoefent, en waarvan in het gesprek getoetst wordt of de uitoefening van de nevenfuncties ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap.

  • -

    de vereisten omtrent onverenigbare of verboden handelingen als bedoeld in artikel 41c Gemeentewet en artikel 15 Gemeentewet. Zo mag een wethouder - bijvoorbeeld- niet als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente, of voor de gemeente zelf. Ook mag hij niet rechtstreeks of middellijk overeenkomsten aangaan betreffende werkzaamheden voor de gemeente of zaken die hij aan de gemeente levert.

Ontheffing woonplaatsvereiste

Uit het uittreksel uit het bevolkingsregister dat de kandidaat-wethouder aan de commissie moet overleggen zal blijken of de kandidaat-wethouder wel of niet woonachtig is in onze gemeente. Als dat niet het geval is, is het wel zo praktisch dat de kandidaat-wethouder per direct schriftelijk aan de raad een verzoek doet tot ontheffing van het ingezetenschap van de gemeente als bedoeld in artikel 36a, tweede lid, Gemeentewet.

Aanvankelijk was het de bedoeling van de Minister (bij een nota tot wijziging van het wetsvoorstel van de Wet bevorderen integriteit en functioneren van het openbaar bestuur in 2022) ook een risicoanalyse integriteit verplicht voor te schrijven bij de benoeming van wethouders.

Op een dergelijke verplichting kwam zware kritiek van de Raad van State met betrekking tot grondrechten van de betreffende kandidaten en in samenhang daarmee het legaliteitsbeginsel en de rechtszekerheid. De conclusie van de Minister was dat een dergelijke verplichting alleen kan worden gerealiseerd door een ingrijpender wetswijziging, die de minister later nog apart wil voorbereiden en voorstellen aan de Tweede Kamer. Uiteraard is vrijwillíge medewerking van een kandidaat wethouder aan zo’n analyse, als de commissie daar aanleiding voor zou zien en welke analyse dan in Hengelo in opdracht van de burgemeester wordt uitgevoerd, geen probleem.

Artikel 6a Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning). Wij hebben een regeling ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, etc. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering van de gemeenteraad de aanduiding mee.

Afgesplitste raadsleden worden niet als een fractie beschouwd.

De definitie van een fractie is opgenomen in artikel 6A, eerste lid, van dit RvO. Tot het moment van de vaststelling van dit RvO in 2017 waren in dit artikel de nodige leden opgenomen die het voor afgesplitste raadsleden mogelijk maakte om als een zelfstandige fractie door te gaan en een nieuwe naam aan te nemen. In 2017 heeft de raad besloten om hierin verandering aan te brengen.

Leden van de raad die zich afsplitsen van een bestaande fractie worden voortaan aangeduid met hun eigen achternaam en deze eigen achternaam wordt ook actief gebruikt in de raadsvergaderingen, in de politieke markt en in de formele communicatie van de gemeente naar buiten. Wij voorkomen hiermee dat er tussentijds nieuwe fracties in de raad gevormd worden met nieuwe namen zonder dat de kiezer daar invloed op heeft gehad.

Dit betekent dat:

  • raadsleden die zijn afgesplitst geen nieuwe fractie meer vormen c.q. geen fractie meer zijn;

  • een raadslid dat alleen verder gaat, wordt aangeduid met ‘lid… gevolgd door de achternaam’;

  • meerdere raadsleden die samen verder gaan, worden aangeduid met ‘groep…. gevolgd door de achternaam van een van de raadsleden’;

  • een raadslid dat overstapt van een bestaande fractie naar een andere fractie onder de naam van die fractie wordt aangeduid.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden uit eigener beweging de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mee.

Artikel 6b Fractievertegenwoordigers

In dit artikel was de mogelijkheid geschapen om in bijzondere gevallen, met instemming van de overige fracties, medewerking te verlenen aan het benoemen van een persoon als fractievertegenwoordiger die niet bij de laatste verkiezingen geplaatst was op de kandidatenlijst van de fractie. Aangezien in de praktijk blijkt dat de fracties niet instemmen met verzoeken van afgesplitste raadsleden om een fractievertegenwoordiger voor hun ‘fractie’ te benoemen, is deze mogelijkheid nu vervallen. Lid 2 is vervallen en de bestaande leden 3 tot en met 8 zijn vernummerd tot leden 2 tot en met 7.

Als een afgesplitst raadslid of raadsleden geen fractie meer zijn dan ligt het voor de hand dat deze afgesplitste raadsleden ook geen fractievertegenwoordigers kunnen aanstellen. Artikel 6b, lid 1 van het RvO spreekt immers over het recht dat een fractie heeft op het voordragen van een fractievertegenwoordiger.

De fractievertegenwoordiger legt de eed of verklaring en belofte af. Wij schakelen in de praktijk waar mogelijk de fractievertegenwoordigers gelijk met een raadslid, en dan ligt gelijkschakeling op dit punt ook voor de hand. Er kan dan geen enkel misverstand of onduidelijkheid meer bestaan dat ook fractievertegenwoordigers aan geheimhouding zijn gehouden van zaken die bijvoorbeeld in een besloten sessie van de politieke markt aan de orde kunnen komen of van stukken die onder geheimhouding bij de griffie berusten en bij de griffie kunnen worden ingezien.

In juni 2016 heeft de VNG voorgesteld om de verwijzing naar artikel 15 Gemeentewet (dat artikel betreft de “verboden handelingen” voor een raadslid) voor fractievertegenwoordigers te schrappen. De reden die de VNG hiervoor geeft is dat ze het enerzijds te ver vind gaan voor commissieleden die niet ook raadslid zijn (in Hengelo zijn dit onze fractievertegenwoordigers) en anderzijds was er een ontheffing belegd bij GS van de Provincie om aan fractievertegenwoordigers ontheffing van deze verboden handelingen te kunnen verlenen, zonder dat er voor zo’n ontheffing bij de wet een expliciete grondslag is belegd. Bij de evaluatie van de vergaderstructuur is dit wijzigingsvoorstel besproken en is er uitgebreid over gediscussieerd. De meningen waren verdeeld. Een aantal fracties/aanwezigen willen de verwijzing handhaven onder het idee: “gelijke monniken- gelijke kappen”, dit voorkomt discussies. Andere aanwezigen willen de verwijzing wél schrappen, een fractievertegenwoordiger is immers géén raadslid, en heeft dus ook géén stem in de raadsvergadering, geen directe beslissingsbevoegdheid. Het voorstel was om de verwijzing naar artikel 15 Gemeentewet te schrappen

In de raadsvergadering van 4 april 2017 heeft de raad bij amendement besloten om artikel 15 Gemeentewet van toepassing te (blijven) verklaren voor fractievertegenwoordigers. Het artikel 6B, derde lid, is dienovereenkomstig aangepast.

In artikel 35 van dit RvO staat wat de fractievertegenwoordiger mag doen: in een Politieke markt is hij gelijk aan een raadslid. Uitgangspunt is dat de fractievertegenwoordigers zoveel mogelijk gelijk worden behandeld als een raadslid: zowel in de informatievoorziening als in het uitnodigen van fractievertegenwoordigers. De meeste rechten die de Gemeentewet aan raadsleden toekent zijn echter expliciet aan raadsleden voorbehouden, zoals het indienen van moties en amendementen. Voor het indienen van schriftelijke vragen geldt deze restrictie niet. In de praktijk wordt al toegestaan dat een fractievertegenwoordiger schriftelijke vragen aan het college stelt. Door het toevoegen van een achtste lid aan dit artikel kan een fractievertegenwoordiger voortaan ook schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 45 RvO indienen. Alleen artikel 45 RvO, lid 5, kan niet op de fractievertegenwoordiger van toepassing zijn want hij zit niet in de raadsvergadering zelf.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen en verslaglegging

Artikel 7 Vergaderfrequentie, tijdstip en duur van de vergaderingen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de raadsvoorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

De raadsvoorzitter dient bij het bepalen van een andere dag en een ander aanvangsuur zoveel mogelijk overleg te plegen in het presidium. Op deze wijze houdt het presidium ook bij vergaderingen, die niet op het gebruikelijke tijdstip plaatsvinden, invloed op de datum, het tijdstip en de plaats van de vergadering. Het wijzigen van het aanvangsuur is van gemeenschappelijk belang, omdat het merendeel van de raadsleden het raadslidmaatschap combineert met een andere (on)betaalde functie. Lid 1: De raadsvergadering wordt bij een eventuele schorsing van de vergadering vanwege het late tijdstip, in de regel de volgende avond hervat.

Lid 2: zo mogelijk worden de sessies in de politieke markt thematisch geclusterd, zodat dossier-woordvoerders aan alle sessies binnen een bepaald aandachtsgebied deel kunnen nemen.

Het programmeren van 3 parallelle sessies komt weinig voor. Als het even kan zal het presidium dit vermijden. Maar er zijn omstandigheden denkbaar die maken dat het programmeren van 3 parallelle sessies wenselijk is en daarom moet het wel mogelijk blijven. Het RvO houdt er ook rekening mee dat kleinere fracties ook 3 parallelle sessies kunnen bemensen, want fracties kunnen 2 fractievertegenwoordigers benoemen. Als de noodzaak van het inplannen van 3 parallelle sessies zich voordoet, dan zal het presidium maximaal 2 oordeelsvormende sessies naast elkaar plannen.

Lid 3: De raadsvergadering duurt tot 23.00 uur. Een raadsvoorstel dat voor dat tijdstip in bespreking is genomen wordt in de regel wel in zijn geheel behandeld, tenzij de vergadering anders beslist.

Artikel 8 Oproep raadsvergadering en politieke markt

In artikel 19, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester de leden van de raad schriftelijk uitnodigt voor de vergadering. De voorzitter stuurt de leden, ten minste twaalf dagen vóór een vergadering aanvangt, een schriftelijke oproep waarin de vergadering wordt aangekondigd. De schriftelijke oproep vermeldt de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in hoofdstuk Va van de Gemeentewet bedoelde informatie, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden verzonden. De in hoofdstuk Va van de Gemeentewet, bedoelde informatie zijn stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd. Hier wordt melding van gemaakt op de stukken.

De verzending van de vergaderstukken als hier bedoeld geschiedt door publicatie op extranet.

De kern is van onze vergadercyclus is dat – uitzonderingen daargelaten- dat raadsleden tussen het moment van de oproep en de daadwerkelijke vergadering tenminste 2 maandagen hebben, waarop zij de voorstellen in de fractie kunnen bespreken.

We wijzen er wel op dat het behandelvoorstel dat we vanuit de griffie bij de stukken voegen bij eerste plaatsing nog een concept behandelvoorstel is. Het behandelvoorstel wordt definitief nadat de sessie is voorbereid en doorgenomen met de sessievoorzitter, en die voorbereiding vindt meestal plaats in de genoemde werkweek tussen de twee weekenden.

Artikel 9 Agenda

Lid 1 tot en met 4:

Het presidium bepaalt hoe de agenda eruit komt te zien. Het versturen van de agenda en stukken is geregeld in artikel 8. Dit is echter een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het soms niet mogelijk zijn om twaalf dagen voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het presidium stelt de voorlopige agenda voor de raadsvergadering vast. Daarbij plaatst het presidium, op basis van een inhoudelijke en procesmatige afweging, ook raadsvoorstellen als DIRECT hamerstuk op de agenda. Het kan zijn dat een raadslid toch meer dan een stemverklaring wil afleggen over dit punt en erover wil debatteren en bijvoorbeeld een motie of amendement wil indienen: dan moet daar ruimte voor worden gegeven. Nu is die ruimte minimaal, o.a. doordat de raad ter vergadering, bij meerderheid, moet instemmen met de wijziging van de agendering.

In artikel 9 RvO is in lid 3 de mogelijkheid geboden om een DIRECT geagendeerd hamerstuk op verzoek van een raadslid dan wel van een minderheid van de raad, alsnog ter vergadering als bespreekstuk te agenderen. Daartoe moet het raadslid een schriftelijk gemotiveerd verzoek bij de griffie indienen, uiterlijk om 12.00 uur op de dag van de vergadering. Dan kan de griffie het agendapunt nog agenderen als bespreekpunt: “voorstel zonder tussenkomst van Politieke Markt” en de raad daarover informeren.

Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Voor de agendering van de ándere op de raadsagenda voorkomende agendapunten is de uitkomst van de sessie op de politieke markt bepalend, zie artikel 36 RvO. De sessievoorzitter kan aan het einde van de sessie bijvoorbeeld concluderen dat het agendapunt besluitrijp is als hamerstuk in de raadsvergadering. Een fractie die onverhoopt niet aanwezig is in die politieke markt kan dan vervolgens niet achteraf de aard van het agendapunt nog wijzigen met een beroep op dit artikel. Wel kan het raadslid bij het begin van de raadsvergadering bij het agendapunt ‘vaststellen van de agenda’ via een voorstel van orde alsnog proberen om de aard van het agendapunt te wijzigen. Maar daar is dan wel een raadsmeerderheid voor nodig, want over dat voorstel van orde zal moeten worden gestemd.

Lid 2:

Toevoegingen op de agenda kunnen bestaan uit:

  • Een motie vreemd (als bedoeld in artikel 40b):

  • Een interpellatie (als bedoeld in artikel 44, welk verzoek dan ook nog eens 48 uur van tevoren ter kennis moet zijn gebracht van de raadsvoorzitter).’

Daarmee is duidelijk dat raadsleden niet op de avond van de raadsvergadering zelf een willekeurig ander voorstel kunnen doen om ‘een agendapunt’, anders dan een motie vreemd of een interpellatiedebat aan de raadsagenda toe te voegen. Dat verdraagt zich immers niet met een zorgvuldige voorbereiding die de raadsleden nodig hebben in hun voorbereiding op de raadsvergadering en het verdraagt zich niet met het stelsel en zo is het ook niet in de model RvO geformuleerd van de VNG.

Lid 5: Agenderen van een onderwerp te behandelen tijdens een politieke markt.

Voorstellen aan de raad tot het agenderen van een onderwerp te behandelen tijdens een politieke markt kunnen afkomstig zijn van college en burgemeester, van individuele raadsleden (zie artikel 42 Initiatiefvoorstellen) of van het presidium, waar het bijvoorbeeld gaat om zaken die te maken hebben met de organisatie en de werkzaamheden van de raad.

Met het in het vierde lid genoemde verzoek tot het agenderen van een onderwerp, worden ook onderwerpen bedoeld waaraan niet direct een voorstel tot besluitvorming in de raad gekoppeld zit. Hiermee kunnen ook anderen dan collegeleden, individuele raadsleden en het presidium onderwerpen aandragen voor de politieke markt. Voor burgers betekent dit een extra mogelijkheid, naast het burgerinitiatief, om een onderwerp onder de aandacht van de raad te brengen.

Voor individuele raadsleden betekent het vijfde lid de mogelijkheid tot een actievere rol bij de opstelling van de agenda. Ook biedt lid 5 ruimte aan het college om de raad tijdens de politieke markt meer informeel over onderwerpen bij te praten.

Lid 6:

Het presidium is het orgaan dat namens de raad zo goed en zo zorgvuldig als mogelijk de zaken agendeert voor behandeling in de politieke markt. Daarbij zal het presidium zo goed mogelijk wegen of een onderwerp beeldvormend of meningsvormend geagendeerd kan worden. Wij gaan ervanuit dat het presidium het vertrouwen van de raad geniet. Het kan zo zijn dat het presidium toch een verkeerde taxatie heeft gedaan in de agendering van het onderwerp. Dit artikel regelt dat raadsleden daartoe een wijzigingsvoorstel kunnen indienen. Wij nemen aan dat raadsleden hiervan spaarzaam gebruik hoeven te maken, want een wijziging van een agenda zo kort voor een politieke markt heeft als nadeel dat niet iedereen zich meer bewust is van de wijziging in de agenda of van het afvoeren van een onderwerp van de agenda..etc..

Ten behoeve van de continuïteit wordt bij grotere onderwerpen, die over een langere periode zullen terugkeren op de agenda van raad en politieke markt, zo veel mogelijk met vaste sessievoorzitters gewerkt. De sessievoorzitter fungeert dan als dossierhouder van betreffend onderwerp. Mede in het kader van het ‘grip krijgen op de eigen agenda van de raad’, worden bij dergelijke onderwerpen zo veel mogelijk in de startfase procesafspraken gemaakt tussen presidium, portefeuillehouder en ambtelijke organisatie. Deze afspraken kunnen onder meer betreffen het tijdpad, de rol van de raad op de verschillende momenten, de vorm van aan de raad aan te bieden stukken en interactie met betrokkenen.

Het zevende lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp, is het niet gewenst dat de raad zich over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, het onderwerp naar de politieke markt te verwijzen of aan het college nadere inlichtingen of advies te vragen.

Artikel 10 De leden van het college en de secretaris

-ad lid 1: Artikel 10 is ten dele een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat het college door de raad wordt uitgenodigd om tijdens de raadsvergadering aanwezig te zijn. Uitgangspunt is dat het college voor iedere raadsvergadering zijn uitgenodigd. Het kan echter wenselijk zijn, dat een collegelid niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.

-ad lid 2: De gemeentesecretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raadsleden in de politieke markt. Dit geldt ook voor de medewerkers van de gemeente. Bij beeldvormende sessies zal het presidium in het behandelvoorstel kunnen opnemen dat de inbreng van gemeentelijke medewerkers van hun kennis en feitelijke informatie wenselijk is teneinde de gevraagde informatie zo goed mogelijk aan raadsleden over te dragen en het gesprek tussen raadsleden, burgers leden van het college en medewerkers van de gemeente zo vruchtbaar mogelijk te doen zijn.

Algemene Verordening Gegevensbescherming

Op 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) van kracht geworden. De AVG is een Europese Verordening en heeft rechtstreekse werking in Nederland. De inwerkingtreding van de AVG heeft gevolgen voor de inrichting van gemeentelijke systemen en processen. De gemeenteraad is als bestuursorgaan een verwerkingsverantwoordelijke op grond van de AVG. Dit betekent dat de gemeenteraad moet kunnen aantonen dat de verwerkingen die hij doet, voldoen aan de AVG. Er moeten daarvoor technische en organisatorische maatregelen genomen worden om persoonsgegevens te beschermen. Zo zijn er ook in dit reglement, onder meer in de artikelen 11, 13 en 14 daarvoor de nodige aanpassingen gedaan. Daarnaast wordt er een protocol opgesteld waarin de overige werkwijzen rondom verwerking van (persoons)gegevens door de gemeenteraad (en griffie) worden beschreven.

De leden van de gemeenteraad zijn zelf ook verwerker van informatie en hebben toegang tot (persoons)gegevens welke onder de reikwijdte van de AVG valt. Gemeenteraadsleden moeten zich dus bewust zijn van de wijze waarop zij persoonsgegevens gebruiken én hoe zij omgaan met hun toegang tot deze informatie.

Een concreet voorbeeld: Ingekomen stukken ter attentie van de gemeenteraad zijn op het extranet (een besloten omgeving voor raadsleden) integraal –en niet geanonimiseerd- toegankelijk voor raadsleden. Deze stukken bevatten persoonsgegevens en mogen hierdoor niet integraal openbaar worden gemaakt door de gemeente. Ook gemeenteraadsleden mogen deze informatie dus niet integraal openbaar maken.

Voor meer informatie of vragen over de verwerking van (persoons)gegevens kunt u het protocol (na afronding via de griffie of het extranet te benaderen) bekijken of contact opnemen met de raadsgriffie.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Vrijwel alle stukken die behoren bij een sessie voor de politieke markt of bij raadsvoorstel zijn tegenwoordig digitaal beschikbaar. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd. Mocht een bepaalde bijlage bij een sessie of bij een raadsvoorstel onverhoopt een keer niet digitaal beschikbaar zijn dan wordt maatwerk toegepast en communiceert de griffie in dat geval hoe de raadsleden deze stukken toch kunnen lezen. Bijvoorbeeld door het stuk dan fractiegewijs ter beschikking te stellen.

Een stuk is een 'document' in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB): “een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat”. Documenten zijn derhalve niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda's, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

Het is niet de bedoeling, dat het originele stuk mee naar huis wordt genomen. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad en de fractievertegenwoordigers kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Mensen hebben in de basis een recht op vergetelheid. Daarom worden genoemde stukken en verslagen gedurende anderhalve raadsperiode digitaal beschikbaar gehouden. Nadien zijn verslagen of stukken niet verdwenen, alleen niet meer direct digitaal opvraagbaar.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is in de mogelijkheid van publicatie via de gemeentelijke website voorzien. Vanuit het oogpunt van service aan de burger is dit gewenst.

Vanuit het model RvO raadsvergaderingen van de VNG 2018 hebben we de suggestie tot toevoeging van een nieuw lid 4 overgenomen: ‘In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden’.

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:42, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: AWB). In artikel 12 wordt vastgelegd op welke wijze raadsvergaderingen worden aangekondigd. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dient er een grondslag in een verordening te zijn, zie artikel 3:42, tweede lid, juncto 2:14 van de AWB. Door toevoeging van dit vierde lid aan dit artikel 12 wordt deze grondslag gecreëerd om ook in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uit te kunnen doen gaan.

Artikel 13 Besluitenlijst/Video- of audioverslag

Het maken van een verslag is niet verplicht. In de Gemeentewet wordt alleen gesproken over de verplichting een besluitenlijst openbaar te maken (art. 23, vijfde lid Gemeentewet). In de loop van 2013 is gekozen voor het maken van een besluitenlijst in combinatie met het beschikbaar stellen van een digitale geluidsopname. Het schriftelijke verslag is daarmee komen te vervallen. Bij vergaderingen in de raadzaal is het vanaf 2021 mogelijk om ook een digitale video-opname te maken. In dit artikel wordt omschreven welke informatie de besluitenlijst van de raadsvergaderingen gaat bevatten.

Van aangenomen moties en amendementen worden de titel en de opdracht in de besluitenlijst opgenomen. De motie en het amendement elf, worden in hun geheel achteraf aan de raadsagenda toegevoegd, en zijn op die manier via extranet altijd benaderbaar.

Lid 7 van artikel 13 is enigszins aangepast, omdat het volgens artikel 147 Gemeentewet niet meer mogelijk is om ter vergadering een initiatiefvoorstel in te dienen. De woorden ‘ter vergadering’ zijn uit lid 7 verwijderd.

Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Mensen hebben in de basis een recht op vergetelheid. Daarom worden genoemde stukken en verslagen gedurende anderhalve raadsperiode digitaal beschikbaar gehouden. Nadien zijn verslagen of stukken niet verdwenen, alleen niet meer direct digitaal opvraagbaar.

Artikel 14 Ingekomen stukken

Schriftelijke mededelingen van het college aan de raad evenals antwoorden van het college op schriftelijke vragen (art. 45 RvO) worden ook als ingekomen stukken beschouwd.

Het in het tweede lid genoemde recht tot het indienen van een voorstel tot andere wijze van afdoening van een stuk, is bewust uitsluitend bij raadsleden (en niet bij fractievertegenwoordigers) gelegd, omdat de bedoelde stukken ook aan de raad gericht zijn. Hiermee wordt eveneens aansluiting gezocht bij de rechten van raadsleden, genoemd in hoofdstuk 4 van dit reglement.

De ervaring leert dat het presidium vrijwel altijd een goede inschatting maakt van de wijze van afdoening van brieven die aan de raad zijn gericht. De hier voorgestelde werkwijze maakt dat de burger of de instelling sneller antwoord zal krijgen dan tot nu toe het geval was.

De stukken waarover het presidium op de maandag zal vergaderen, waaronder ook het voorstel tot de wijze van afdoening van een ingekomen brief, wordt vrijdag voor iedereen zichtbaar op extranet gepubliceerd. Voor een efficiënte afdoening van de brieven is het wenselijk dat de raadsleden in dat weekend het afdoeningsvoorstel bestuderen en hun opmerking maandag kenbaar maken bij de griffie zodat het presidium het afdoeningsvoorstel kan heroverwegen.

De in dit artikel opgenomen termijn van 2 weken beschouwen we als een uitzondering.

Als gevolg van de AVG dienen we ons bewust te zijn van de wijze waarop (persoons)gegevens worden gepubliceerd, maar ook gepubliceerd blijven. Ingekomen stukken van natuurlijke personen worden daarom geanonimiseerd verwerkt in de openbare (vastgestelde) Lijst Ingekomen Stukken. Voor raadsleden en fractievertegenwoordigers is wel het originele document beschikbaar via de besloten extranet omgeving, al dan niet na opvraag bij de raadsgriffie.

Op basis van de openbare (vastgestelde) Lijst Ingekomen Stukken worden, door bijvoorbeeld de media, incidenteel de achterliggende documenten opgevraagd. Deze documenten worden geanonimiseerd verstrekt. Indien er gerede twijfel is over de juiste toepassing van de regels met betrekking tot het anonimiseren van (persoons)gegevens en de verstrekking van stukken, treedt de griffie in overleg met de voorzitter van het presidium.

Paragraaf 2 Orde van de raadsvergadering

Artikel 15 Presentielijst

De verplichting tot het hebben van een presentielijst vloeit voort uit artikel 20 Gemeentewet.

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. De griffier geeft de ambtelijke ondersteuning die de raad nodig heeft. Daarom stelt hij samen met de voorzitter de presentielijst vast en ondertekent deze. Deze ondertekening dient te waarborgen dat de lijst volledig is en dat het quorum aanwezig is.

Artikel 16 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

De vergadering kan beginnen indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 lid 2 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Bij een vergadering van de politieke markt is geen minimum aantal raadsleden of fractievertegenwoordigers vereist.

Artikel 18 Primus bij hoofdelijke stemming

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Aantal spreektermijnen

Deze toelichting staat onder de orde van de raadsvergadering, maar heeft ook een relatie met de termijnen die op een oordeelsvormende politieke markt worden benut. Met de inzet van de nieuwe vergaderstructuur is als totaliteit gekozen voor het B-O-B–model; beeldvorming – oordeelsvorming en besluitvorming. In de beeldvormende fase worden géén spreektermijnen gehanteerd. Uitgangspunt voor de laatste twee fasen, is dat de voorzitters streven naar een afronding in maximaal 3 termijnen. Dat kunnen dus 2 termijnen oordeelsvorming en 1 termijn besluitvorming zijn, maar ook andersom bijvoorbeeld 1 termijn oordeelsvorming en dan nog 2 termijnen besluitvorming in de raad.

Aanvullend merken wij op dat als het een bespreekstuk in de raad wordt, omdat er een motie of een amendement wordt ingediend, dat we dan in de raadsvergadering uitgaan van behandeling in 2 termijnen. Als het bespreekstuk wordt omdat een fractie nieuwe gezichtspunten heeft gekregen die men nog wil bespreken in de fractie, dan zal de behandeling in de raadsvergadering in 1 termijn toereikend moeten zijn.

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn in de raad om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn in de raadsvergadering verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Het tweede lid benadrukt dat de voorzitter elke spreektermijn afsluit. Dit behoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn.

Artikel 20 Spreektijd

Het artikel strekt ertoe te benadrukken dat de raad ook uit eigen initiatief regels kan stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Lid 2 betekent dat ook het presidium een voorstel kan doen over de spreektijd van raadsleden welk voorstel onder aan de agenda van de raad wordt vermeld.

Artikel 21 -vervallen-

Dit artikel is reeds in 2018 vervallen, omdat in artikel 26 Gemeentewet het handhaven van de orde in de raadsvergadering al afdoende is geregeld. Het artikel had ook betrekking op de handhaving van de orde en schorsing in een politieke markt: een geactualiseerd artikel hierover is nu opgenomen in artikel 38 van dit RvO.

Artikel 22 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Door de toevoeging “of een lid van de raad” wordt ook raadsleden het recht toegekend om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Dit brengt tot uitdrukking dat de raad zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht is aan ieder individueel raadslid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van de raad veronderstelt. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken. Indien de schorsing als bedoeld in het derde lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 19).

Artikel 23 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat andere functionarissen aan de beraadslaging mogen deelnemen (bijvoorbeeld de leden van het college op basis van artikel 10 lid 1 en de griffier op basis van artikel 3).

Het verschoningsrecht is dan op die functionarissen onverminderd van toepassing

Artikel 24 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven nadat de stemming is geweest.

Artikel 25 Beslissing

De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij de raad anders beslist. De voorzitter formuleert daarna de te nemen eindbeslissing. Indien geen stemming wordt gevraagd, is het voorstel aangenomen op grond van artikel 32, derde lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen in de raadsvergadering

Artikel 26 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Wellicht ten overvloede wordt hierbij nog verwezen naar artikel 209, tweede lid Gemeentewet, welke een hoofdelijke stemming verplicht. Een raadslid kan zich alleen onthouden van stemming op grond van artikel 28 Gemeentewet. In alle andere gevallen is een raadslid verplicht stelling in te nemen en te stemmen (zie art. 29 Gemeentewet en de daarop gebaseerde jurisprudentie). Stemmingen zijn in principe ook openbaar. Een volksvertegenwoordiger dient duidelijk te zijn in zijn of haar rol. Door de openbaarheid is het voor de achterban (kiezers) duidelijk hoe ze vertegenwoordigd worden.

Rond het stemmen van raadsleden heeft zich in de loop der jaren jurisprudentie ontwikkeld.

De laatste stand van zaken is de volgende:

De ABRvS heeft in haar uitspraak van 6 februari 2013 overwogen dat er zich evenwel bijkomende omstandigheden kunnen voordoen die maken dat de behartiging van het persoonlijk belang van een raadslid zodanig aan de orde is bij het onderwerp van de besluitvorming dat hij daaraan niet behoort deel te nemen. De gemeenteraad kan niet verhinderen dat een lid deelneemt aan de besluitvorming en aan stemmingen, maar deelname van een lid kan er bij aanwezigheid van zo’n persoonlijk belang wel toe leiden dat de bestuursrechter tot het oordeel moet komen dat het desbetreffende besluit is genomen in strijd met artikel 2:4 van de Awb. De conclusie dat het betrokken bestuursorgaan in strijd met deze bepaling een besluit heeft genomen, kan echter pas worden getrokken wanneer aannemelijk is dat het betrokken raadslid de besluitvorming daadwerkelijk heeft beïnvloed, door het actief deelnemen aan de beraadslagingen en of door het indienen van moties en amendementen.

In gemeenten kan een elektronisch stemsysteem gebruikt worden waarbij de openbaarheid gewaarborgd wordt doordat de naam van het raadslid gekoppeld wordt aan het voor of tegen. Dit is te lezen op een scherm, de afdruk ervan wordt meegenomen in de verslaglegging. Deze manier van stemmen is mogelijk op grond van de Gemeentewet. Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis geschiedt de stemming op elektronische wijze. Na afloop van de stemming wordt de uitkomst getoond op scherm.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 18.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 27 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 39, 40a en 40b van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Ook over een motie of moties over een aanhangig voorstel wordt eerst gestemd, en daarna over het voorstel zelf. Bij een motie over een niet op de agenda opgenomen voorstel geldt dit uiteraard niet.

In afwijking van het VNG model (maar dat mag ook) is gekozen voor het eerst in stemming brengen van een motie en dan pas van het voorstel. De overweging is dat raadsleden in de gelegenheid gesteld moeten worden om hun instemming of afkeuring van een voorstel afhankelijk te maken van het wel of niet aannemen van een motie over het voorstel. Als amendementen op een voorstel zijn ingediend wordt eerst over de amendementen gestemd, dan over de motie en vervolgens over het voorstel.

Bij de procedure voor de behandeling van een motie vreemd is aangesloten bij de procedure zoals die in onze dagelijkse praktijk gevolgd is en die overeenkomst met de procedure rond een verzoek om interpellatie.

Artikel 28 Stemming over personen

Artikel 31 Gemeentewet geeft aan, dat de stemming over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling geheim is. Door met gesloten en ongetekende stembriefjes te werken is geheimhouding gewaarborgd. Gemeenten kunnen echter ook middels een elektronisch stemsysteem stemmen, mits geheimhouding gewaarborgd is.

Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) kan een gecombineerd stembiljet gebruikt worden.

In het vijfde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement. Duidelijk uitleggen wanneer een stembriefje ongeldig is; als het raadslid wel juist heeft aangekruist en daarnaast ondertekend heeft is het ongeldig, want niet meer geheim.

Indien raadsleden genomineerd worden voor de functie van wethouder is er sprake van een vrije stemming. Er is geen sprake van een voordracht. De beoogd wethouder mag dus meestemmen over zijn eigen benoeming. Een voorstel tot benoeming gaat hem persoonlijk aan "wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt" (artikel 28, eerste lid, onder a, en derde lid, van de Gemeentewet). Dat is echter in casu niet aan de orde, omdat er ook op een andere persoon kan worden gestemd. De aard van de stemming is derhalve van belang.

Dit heeft tot gevolg dat raadsleden de mogelijkheid hebben op het stembriefje de naam van de kandidaat die hun voorkeur heeft in te vullen (die van de voorgestelde perso(o)n(en), of die van een ander). Er is in dit geval geen sprake van een voordracht of een anderszins beperkte keuze en aan de stemming mag derhalve ook worden deelgenomen door raadsleden die ter benoeming zijn voorgesteld: zij kunnen immers op het stembriefje een andere naam dan hun eigen naam invullen.

De wetgever heeft nooit de bedoeling gehad de politieke verhoudingen in de raad te beïnvloeden door middel van een verbod op het meestemmen van de kandidaat-wethouder. Los van de formeel-juridische context pleiten de volgende argumenten nog voor bovenstaande zienswijze:

  • -

    een democratisch gekozen vertegenwoordiger mag niet te snel het recht op stemming worden ontnomen. Stel: partij X beveelt meneer Janse en meneer Pieterse aan als wethouders. Als deze personen in de raad zitting hebben en niet mee mogen stemmen houdt dit in, dat de partij ineens twee stemmen in de raad minder heeft. Dat is onaanvaardbaar in het licht van de politieke verhoudingen;

  • -

    een aanbeveling is geen voordracht. Het spraakgebruik heeft het vaak over voordracht, maar een persoon nomineren als wethouder staat niet gelijk aan een voordracht;

Tenslotte is het denkbaar dat een kandidaat-wethouder die voor benoeming wordt aanbevolen, uit moreel-politieke overwegingen en om iedere schijn van belangenverstrengeling te vermijden op eigen initiatief afziet van het meestemmen over de benoeming. Alhoewel het uitgangspunt is dat zeer terughoudend moet worden omgegaan met het inperken van het stemrecht van gekozen volksvertegenwoordigers, laat de wet de betrokkenen de ruimte daarin een eigen afweging te maken.

Artikel 29 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 30 Beslissing door het lot

In dit artikel wordt een nadere uitwerking gegeven van hetgeen in artikel 31, derde lid van de Gemeentewet is voorgeschreven.

Paragraaf 4 Orde van de Politieke Markt

Artikel 31 Beeldvormend, oordeelsvormend en consulterend karakter

Tijdens de sessies kunnen verschillende werkvormen worden gehanteerd, afhankelijk van het doel van een sessie. Zo kan er in het kader van beeldvorming, al dan niet als voorbereiding op een besluit, bijvoorbeeld een presentatie worden gegeven, een expertmeeting worden gehouden, een rondetafelgesprek worden gevoerd of een werkvorm ten behoeve van het stellen en beantwoorden van meer technische vragen worden gekozen.

In het kader van oordeelsvorming kan het gaan om een debat, waarbij argumenten worden uitgewisseld en gewogen. Het tijdens een sessie inventariseren van keuzevraagstukken ten behoeve van het richten van een debat, kan hieraan vooraf gaan.

De hierboven genoemde werkvormen zijn voorbeelden en dus niet limitatief.

Een derde vorm voor een politieke markt is in 2019 ingevoerd: de consulterende markt. Het college kan hier een vraag/ stuk voorleggen aan met name de raad waarover het college de mening van de raad vraagt, maar waaruit niet gelijk een oordeel komt. Het onderwerp betreft bijvoorbeeld een bevoegdheid van (een lid van) het college òf het onderwerp komt op een later moment ter besluitvorming terug in de gemeenteraad.

Het is dus een vorm naast beeld- en oordeelsvormend. Beeldvormend, maar zonder dat belangstellenden geheel kunnen meespreken of oordeelsvormend, maar zonder dat het voorstel door gaat naar de raad ter besluitvorming. Deze overwegingen hebben ook geresulteerd in een tekstuele aanpassing in artikel 37 lid 2 van het Rvo.

Artikel 32 Vaststellen behandelvoorstel

Het behandelvoorstel is een door het presidium vast te stellen format, waarin aandacht is voor in lid 1 genoemde doel, wijze en beoogd resultaat van behandeling.

Er kunnen wijzigingsvoorstellen op het behandelvoorstel worden ingediend. Dat kan alleen schriftelijk en gemotiveerd. Immers een wijziging op een agenda terwijl die agenda al gepubliceerd is wordt niet meer door iedereen gelezen zodat men dan verkeerd voorbereid naar de sessie toe gaat.

Artikel 33 Openbaarheid

In geval van een besloten sessie zijn de artikelen genoemd in hoofdstuk 7 van dit reglement van toepassing.

Artikel 33a RvO: Opening sessie en quorum

  • 1.

    Een sessie wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal gekozen fracties door of een raadslid of een fractievertegenwoordiger vertegenwoordigd zijn;

  • 2.

    Als op grond van het eerste lid een sessie niet geopend kan worden, beslist het presidium in zijn eerstvolgende vergadering over het al dan niet opnieuw agenderen van een sessie.

In aansluiting op het derde lid van artikel 36 van dit RvO is de vervolgvraag hoe de stemmingen in een sessie van de Politieke markt kunnen plaatsvinden. Een vraag die daarmee ook verband houdt is of er een quorum moet zijn om te kunnen stemmen en om een sessie van de Politieke markt überhaupt doorgang te laten vinden. Dat is een omissie die hierbij hersteld is door het invoegen van dit artikel 33 A, wat gebaseerd is op het artikel uit de model verordening van de VNG.

Overigens hebben wij in de praktijk nog geen sessie van een Politieke markt meegemaakt waaraan minder dan de helft van het aantal gekozen fracties deelnam.

Met gekozen fracties wordt bedoeld het aantal fracties dat zitting heeft in de gemeenteraad bij aanvang van een nieuwe raadsperiode.

Artikel 34 Sessievoorzitter

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 35 Sessiedeelnemers en fractievertegenwoordigers

Bij deelname door in het derde lid genoemde derden kan het bijvoorbeeld gaan om een werkgroep, een wijkteam, een individuele burger en leden van een bestuurscommissie: dit zal in de regel vooral bij beeldvormende sessies het geval zijn.

In dit artikel 35 RvO is onderscheid gemaakt tussen beeldvormende en oordeelsvormende sessies in relatie tot het aantal deelnemende raadsleden of fractievertegenwoordigers uit eén fractie.

Bij beeldvormende politieke markten kunnen meerdere raadsleden en fractievertegenwoordigers van eenzelfde fractie (of; bij afgesplitste raadsleden die samen een groep vormen, meerdere raadsleden van die groep) deel kunnen nemen aan de sessie. Dit met de gedachte dat een beeldvormende sessie meer het karakter heeft van een gesprek. Nu mag dit natuurlijk aan de andere kant niet betekenen dat de mensen die ook mee willen praten in een beeldvormende sessie zich ‘verdrongen’ zien worden door het grote aantal raadsleden dat deelneemt aan de beeldvormende sessie. De sessievoorzitter mag dit dan signaleren en een voorstel doen tot herindeling van de setting waarin gesproken wordt zodat mensen die willen meepraten zich uitgenodigd voelen om ook echt deel te nemen aan de beeldvormende sessie. De overige artikelen spreken voor zich.

Artikel 36 Uitkomst van een sessie

In dit artikel komt de bijzondere rol van de sessievoorzitter tot uitdrukking. De sessievoorzitter is verantwoordelijk voor een duidelijke conclusie van de sessie die in de lijn ligt van het debat dat in de politieke markt is gevoerd. De conclusie moet ook aanhaken bij de te bespreken zaken die in het behandelvoorstel zijn genoemd. De sessievoorzitter kan concluderen dat het stuk als debatstuk naar de raad gaat, waarbij aangegeven dient te worden over welke punten het debat nog moet gaan. Dit moet in de regel betekenen dat een fractie voornemens is om via een motie of een amendement verder het debat in de raad te voeren over het voorstel.

In de regel wordt er niet gestemd in een sessie van de Politieke markt. De Modelverordening van de VNG gaat daar ook vanuit. Echter in de Modelverordening is een laatste lid toegevoegd aan dit artikel 36 dat luidt; ‘in een sessie vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot de orde.’ Gelet op de artikelen 38 en 41 van ons Reglement kan het wel degelijk nodig zijn om te stemmen over voorstellen van orde van deelnemers aan een sessie, of over een voorstel van orde van de sessievoorzitter. Ook gelet op artikel 53 van ons Reglement kan er een stemming nodig zijn om voor de afloop van een geheime sessie te beslissen of omtrent de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Vandaar dat aan dit artikel 36 een nieuw lid 3 en 4 is toegevoegd.

Aan Beeldvormende sessies kunnen meerdere leden per fractie deelnemen. Hoe moet je dan stemmen over een orde voorstel? ‘One man one vote’ lijkt dan niet correct.

Aan een oordeelsvormende sessie kunnen 1 raadslid of fractievertegenwoordiger per fractie deelnemen en in bijzondere gevallen 2 raadsleden of fractievertegenwoordigers per fractie. Daar is nog wel te stemmen op de wijze van ‘one man, one vote’ maar om nu een verschil te maken tussen stemmingen bij een beeldvormende sessie en een oordeelsvormende sessie is niet gewenst.

Gelet op artikel 33a van dit reglement worden sessies alleen geopend indien er een vertegenwoordiging is van een meerderheid van het aantal verkozen raadsfracties.

Indien er dan een stemming plaatsvindt, heeft elke zittende fractie, afgesplitste groep of afgesplitst lid één gelijk wegende stem.

Artikel 37 Spreekrecht

Uitgangspunt ten aanzien van het spreekrecht is dat er zo ruim mogelijk de gelegenheid moet worden gegeven om toehoorders het woord te laten voeren. Er zijn echter drie onderwerpen waarvoor het spreekrecht in ieder geval niet geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen - de belangen van - kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.

In het kader van de AVG moeten sessiedeelnemers worden gewezen op de publicatie van persoonsgegevens. De publicatie betreft in principe alleen de publicatie van een naam bij natuurlijke personen. Indien de persoon dit wenst kan dit worden geanonimiseerd.

Artikel 38 Handhaving orde en schorsing

Dit artikel is nieuw en is hier opgenomen en specifiek toegesneden op het handhaven van orde in een politieke markt. Als uitgangspunt is de wettekst gehanteerd die is opgenomen in artikel 26 Gemeentewet en die gaat over het handhaven van de orde in de raadsvergadering.

Bij een ernstige ordeverstoring door een raadslid, fractievertegenwoordiger of een lid van het college kan de sessievoorzitter een voorstel doen om aan de betreffende persoon het verdere verblijf te ontzeggen. Voor dit zware middel is een stemming nodig.

Bij een ordeverstoring als opgenomen in het tweede lid, kan de sessievoorzitter zelf een besluit nemen.

Bij een ordeverstoring door andere sessiedeelnemers en door toehoorders kan de sessievoorzitter zelfstandig een besluit nemen rond de geconstateerde ordeverstoring.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 39Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 19).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 27. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden amendementen bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.

Artikel 40a Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Dat wil zeggen dat het voor een effectief gebruik van deze instrumenten wenselijk is dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. De mogelijkheid om zonder drempelsteun een motie in te dienen staat dan ook ten dienste van een effectieve uitoefening van de inkadering en controle door de raad.

In de Gemeentewet wordt één specifieke motie uitgewerkt. Dit betreft de motie van wantrouwen waarbij de raad aangeeft het vertrouwen in een wethouder te hebben verloren. Het een wethouder niet toegestaan om na een aangenomen motie van wantrouwen aan te blijven. Indien hij zelf niet opstapt, dient de raad actie te ondernemen.

Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden moties bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.

Artikel 40b Motie vreemd

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 42 geregelde initiatiefvoorstellen.

Voor de behandeling van een motie vreemd is aangesloten bij de gegroeide praktijk in Hengelo: in procedureel opzicht sluiten aan bij de wijze waarop over een verzoek tot het houden van een interpellatie wordt vergaderd. De indiener heeft als eerste het woord, vervolgens reageert de wethouder, vervolgens kunnen andere raadsleden een verklaring afleggen of vragen stellen aan de indiener, en ter afsluiting voert de indiener voor de tweede keer het woord, dit tenzij de raad anders beslist.

Bij vergaderingen in de raadzaal van het stadhuis worden moties vreemd bij indienen in de regel digitaal aangeleverd bij de raadsgriffie. De raadsgriffie zorgt voor de digitale verspreiding onder de aanwezigen bij de vergadering.

Artikel 41 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 42).

Artikel 42 Initiatiefvoorstel

Het is in de regel de taak van burgemeester en wethouders om aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. Hiertoe is in de Gemeentewet het recht van initiatief toegekend.

Uit het nieuw aan de Gemeentewet toegevoegde vierde lid van artikel 147a Gemeentewet volgt dat de gemeenteraad geen besluit mag nemen over een initiatiefvoorstel dan nadat het college in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van de raad te brengen. Uiteraard moet het college hiervoor een redelijke termijn krijgen. Dit leidt tot het volgende nieuwe artikel 42 RvO: Het college kan binnen 30 dagen nadat het in kennis is gesteld van een voorstel, schriftelijk wensen en bedenkingen met betrekking tot het voorstel ter kennis van de raad brengen. Een termijn van 30 dagen beschouwen wij als een redelijke termijn voor het college.

Artikel 43 Collegevoorstel

Artikel 35 heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen.

Het presidium bepaalt wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt.

Artikel 44 Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad nodig. Een belangrijk verschil tussen het mondelinge vragenrecht en de interpellatie is dat een raadslid tijdens een interpellatiedebat moties kan indienen.

Dualisering veronderstelt versterking van de vertegenwoordigende en controlerende functie van de raadsleden. Hiervoor dienen ook individuele raadsleden en kleine fracties te beschikken over adequate instrumenten. Voor een effectief gebruik van deze instrumenten is het wenselijk dat ook het individuele raadslid zonder belemmeringen toegang tot het gebruik daarvan heeft. Wel is hier gekozen voor een ondersteuning door de raad bij gewone meerderheid.

In het duale systeem zijn wethouders geen lid meer van de raad. Toch is het van belang dat zij bij een instrument als de interpellatie ook op de hoogte worden gesteld van de inhoud van het verzoek.

Door de toevoeging in het tweede lid wordt hiervoor gezorgd. Bij de evaluatie van het RvO van 2018/ 2019 is door diverse fracties aangegeven dat de tot nu toe geldende regels rond het interpellatiedebat in het RvO van 2017 geen recht doen aan het belang van het Interpellatiedebat. Het interpellatiedebat wordt ervaren als een zwaarder instrument dan een Motie vreemd terwijl voor beide instrumenten dezelfde procedurele regels zijn vastgesteld. Om die reden is het derde lid van artikel 44 aangepast: het interpellatiedebat bestaat uit twee volle termijnen, waarbij interrupties worden toegestaan. Een interpellatiedebat is onderdeel van de raadsagenda, waardoor eventuele moties over dit onderwerp die tijdens de behandeling van het agendapunt ingediend worden ook tijdens dit agendapunt behandeld moeten worden.

Artikel 45 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. De verantwoordelijke portefeuillehouder dient de vragensteller gemotiveerd in kennis te stellen, indien de beantwoording niet binnen de gestelde termijnen kan plaatsvinden. Niet de voorzitter, maar het verantwoordelijk collegelid of de burgemeester geeft daarom het antwoord. De raad kan oordelen dat het bijvoorbeeld wenselijk is dat een collegelid of de burgemeester direct kan antwoorden op een vraag. Om die reden is ingevoegd dat de raad anders kan beslissen. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

De griffier brengt de vragen via de gemeentelijke website (extranet) ter kennis van de raadsleden.

Er zijn met het college opnieuw afspraken gemaakt over hoe het college zal omgaan met het bepaalde in lid 3. De regel is en blijft dat een brief binnen de termijn van 30 dagen beantwoord wordt. Het college kan een bericht uitdoen waarin zij aangeeft dat de termijn van 30 dagen niet wordt gehaald. In het bericht ( brief of e-mail) wordt gemotiveerd aangegeven waarom de termijn van 30 dagen niet wordt gehaald en wordt de termijn aangegeven waarin de beantwoording dan wel zal plaatsvinden. Ook wordt in de brief vermeld wie de portefeuillehouder is.

Artikel 46a Vragenkwartier

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenkwartier voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is.

Wel kan het vragenkwartier bijdragen aan een vergroting van de betrokkenheid van burgers bij

het bestuur: één van de doelstellingen van dualisering. Het tijdstip voor het indienen van schriftelijke vragen is in 2017 gewijzigd in uiterlijk 9.00 uur op de dag van de aanvang van de raadsvergadering.

Artikel 46b Bestuurlijke actualiteiten van het college

Bij de invoering van de vergaderstructuur in 2014 zijn de raadscommissies verdwenen. Op de agenda van de raadscommissies stond een vast agendapunt ‘mededelingen van het college’. Bij de invoering van de huidige vergaderstructuur heeft het college aangegeven wel de behoefte te houden aan een mogelijkheid om de raad mondeling mededelingen te doen over actuele zaken die raken aan de werkzaamheden van het college. Dit is in 2014 praktisch opgelost door aan de raadsagenda een agendapunt ‘Bestuurlijke actualiteiten van het college’ toe te voegen. Bij de herziening in 2017 is het agendapunt als artikel 46B toegevoegd aan het RvO. Bij dit agendapunt worden vergelijkbare procedure- regels toegepast als rond het Vragenkwartier

Artikel 47 Inlichtingen

In dit artikel wordt een procedurele uitwerking gegeven van de inlichtingenplicht die het college en de burgemeester hebben ten opzichte van de raad.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikelen 48 en 49 Procedure begroting en procedure jaarrekening

In deze artikelen wordt de procedure voor de begroting en jaarrekening vastgelegd. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald. In de Handreiking voor de financiële verordeningen en controleverordeningen (artikel 212, 213, 213a Gemeentewet) wordt de inhoudelijke kant uitgewerkt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 50 Verslag en verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen), ook wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 45.

Het tweede lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het derde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 51 Algemeen

Dit artikel bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een

Raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen over het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van het verslag. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voor zover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt

Artikel 52 tot en met 55 Geheimhouding

Er is een nieuw hoofdstuk Va over geheimhouding in de Gemeentewet gekomen in de plaats van de huidige artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet.

Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de volgende artikelen:

  • -

    artikel 8 Oproep raadsvergadering en Politieke markt:

  • -

    artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • -

    artikel 52 Verslag besloten sessie of raadsvergadering

  • -

    Artikel 53 Geheimhouding

  • -

    Artikel 54 Opheffen geheimhouding

  • -

    Artikel 55 (nieuw) Verstrekken geheime informatie aan anderen

  • -

    Artikel 60 In werking treden (was artikel 59 oud)

Voor de artikelen 52 tot en met 55 ter toelichting het volgende:

De eis van bekrachtiging van de door het college of de burgemeester opgelegde geheimhouding aan de raad is vervallen.

De term ‘stukken’ waarop geheimhouding rust is vervangen door de term ‘informatie’ waarop geheimhouding rust.

Over het vervallen van de eis tot bekrachtiging door de raad voor aan de raad door het college opgelegde geheimhouding over overgelegde stukken/informatie het volgende. “Het vereiste van bekrachtiging wordt hiermee losgelaten, zonder afbreuk te doen aan het hoofdschap van de raad. Vanaf het moment dat informatie waarop geheimhouding rust met de raad wordt gedeeld, is de raad degene die beslist over het voortduren en opheffen van de geheimhouding en over de mogelijkheid stukken waarop geheimhouding rust aan anderen te verstrekken. Die bevoegdheden vervangen de bekrachtiging als vertaling van het hoofdschap van de raad.”

Het is nu zo geregeld in de nieuwe artikelen van de Gemeentewet, dat zolang de raad niet beslist tot opheffing van de geheimhouding voor de geheime informatie die aan hem is verstrekt, deze geheimhouding voortduurt. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat informatie waarop geheimhouding rust, altijd met de gehele raad (alle raadsleden) moet worden gedeeld.

Verder regelen de nieuwe geheimhoudingsregels van de Gemeentewet op een andere wijze dat de raad geheime informatie met ánderen dan de interne organen mag delen. Deze bevoegdheid tot het verder delen van geheime informatie door de raad geldt zowel voor informatie waarop de raad zélf geheimhouding heeft opgelegd als voor informatie die de raad krijgt waarop door ándere organen geheimhouding is opgelegd (artikel 88, lid 6 Gemeentewet). De raad kan voor dat laatste geval nadere regels stellen. In artikel 55, eerste lid is van deze mogelijkheid gebruikgemaakt.

Het tweede lid van artikel 55 geeft aan dat de werkwijze rond het delen van geheime informatie met anderen door het presidium verder kan worden geregeld in nadere regels, denk bijvoorbeeld aan nadere regels rond het opleggen van geheimhouding aan die externe adviseurs.

In het derde lid van artikel 55 is geregeld dat het college de informatie waarop het college zelf geheimhouding heeft opgelegd en die is gedeeld met de raad, ook zelf met anderen mag delen. Het gaat hier om gevallen waarin vertrekking van informatie aan bepaalde partijen voor het college noodzakelijk is in het kader van het dagelijks bestuur. In de huidige regels en onder de huidige regelgeving kan het college dit ook zelf doen. Maar de nieuwe geheimhoudingsregels bieden het college deze mogelijkheid niet rechtstreeks; dit moet nu door de raad worden bepaald. In dit derde lid is dit nu expliciet voor het college geregeld.

Ook is een Instructie geheimhouding in voorbereiding. Deze Instructie heeft oog voor zowel de raad, het college als ook voor de ambtelijke organisatie die bij geheimhouding ieder hun eigen rol hebben. Zodra deze Instructie geheimhouding gereed is zal deze met de raad worden gedeeld.

Tenslotte zal het college en de raad een Geheimhoudingsregister gaan instellen, zodat duidelijk en overzichtelijk wordt op welke informatie geheimhouding is opgelegd resp. nog geheimhouding berust en op welke informatie geheimhouding is opgeheven.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 56 Toehoorders en pers

De hier aangeven procedurebepalingen zijn gebaseerd op de in artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet gegeven bevoegdheid aan de voorzitter van de raad om toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Deze bevoegdheid is op grond van dit reglement eveneens van toepassing op de voorzitters van de sessie in de politieke markt

Artikel 57 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van de raad en de sessie in de politieke markt in principe openbaar zijn, kunnen, na goedkeuring van de desbetreffende voorzitter, radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft

Artikel 58 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het mobiele telefoonverkeer werkt verstorend tijdens de vergadering/sessie. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven zijn mobiele telefoon wel standby te laten staan.

We hebben afgesproken dat er tijdens de behandeling van een agendapunt, over dat agendapunt geen berichten worden gewisseld via de social media.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 59 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 60 In werking treding

Dit artikel behoeft geen toelichting.