Regeling vervallen per 01-01-2024

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2023

Geldend van 07-06-2023 t/m 31-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2023

Burgemeester en wethouders van Dinkelland;

Gelet op de artikelen 4.9 derde lid, 4.11 tweede en achtste lid, 5.5 zesde lid, 5.6 zesde lid, 6.3 tweede lid en 7.2 eerste lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021;

gelet op artikel 4.4 zesde lid van de Verordening jeugdhulp gemeente Dinkelland 2021;

overwegende dat het gewenst is de bedragen die gelden en nadere regels vast te stellen ter uitvoering van deze verordeningen;

Besluit vast te stellen:

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2023

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit Financieel besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening Wmo 2015: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021;

    • b.

      Verordening jeugdhulp: Verordening jeugdhulp gemeente Dinkelland 2021;

    • c.

      Nadere regels: Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2021;

    • d.

      Reserveringstoeslag: een toeslag die de cliënt verschuldigd is voor een reservering van de maatwerkvoorziening collectief vervoer die ná 21 uur wordt gedaan voor de volgende dag, tenzij het een retourrit betreft die gereserveerd wordt in het ziekenhuis bij een taxipoint.

  • 2. Alle begrippen die in dit Financieel besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de daarop gebaseerde lagere regelgeving, de Verordeningen Wmo 2015 en Jeugdhulp, de Nadere regels en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

HOOFSTUK 2 MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Artikel 2.1 Rolstoel, vervoersvoorziening en woonvoorziening

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, een vervoersvoorziening en/of een woonvoorziening wordt bekend gemaakt in het toekenningsbesluit, waaronder ook de eventuele instandhoudingskosten en/of de WA-verzekering.

  • 2. Onder een rolstoel kan tevens zijn inbegrepen een orthese of een kinderduwwagen, niet zijnde een algemeen gebruikelijke buggy.

  • 3. Onder een vervoersvoorziening als bedoeld in dit artikel valt niet de maatwerkvoorziening collectief vervoer.

  • 4. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget vaststellen op basis van de afschrijvingstermijn door het maandbedrag te vermenigvuldigen met het aantal kalendermaanden.

  • 5. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget vaststellen op basis van de duur van de indicatie door het maandbedrag te vermenigvuldigen met het aantal kalendermaanden.

  • 6. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een traplift vaststellen voor een periode van 10 jaar inclusief de instandhoudingskosten.

Artikel 2.2 Huishoudelijke ondersteuning

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner die in dienst is bij een professionele instelling bedraagt:

    • a.

      € 28,03 per uur als de cliënt niet beschikt over regie en er geen persoon beschikbaar is die de regie kan overnemen;

    • b.

      € 25,78 per uur als de cliënt beschikt over regie of de cliënt niet beschikt over regie maar er een persoon beschikbaar is die de regie kan overnemen.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner anders dan een persoon genoemd in het eerste lid, wordt vastgesteld op basis van het geldend wettelijk minimumloon.

  • 3. De indicatie wordt afgerond op minuten.

Artikel 2.3 Begeleiding individueel

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner die in dienst is bij een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is, bedraagt:

    • a.

      € 0,70 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 A;

    • b.

      € 0,75 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 B;

    • c.

      € 0,82 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 C;

    • d.

      € 0,82 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 A;

    • e.

      € 0,87 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 B;

    • f.

      € 0,94 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 C.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan genoemd in het eerste lid bedraagt € 22,98 bruto per uur dan wel een bedrag naar rato hiervan (minuten).

Artikel 2.4 Groepsgewijze begeleiding en vervoer

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner die in dienst is bij een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is, bedraagt:

    • a.

      € 34,66 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 A;

    • b.

      € 36,41 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 B;

    • c.

      € 39,31 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 C;

    • d.

      € 39,02 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 A;

    • e.

      € 41,05 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 B;

    • f.

      € 43,97 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 C.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan genoemd in het eerste lid, die groepsgewijze begeleiding biedt aan meer dan één budgethouder tegelijk, bedraagt € 22,98 bruto per dagdeel.

  • 3. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die de geïndiceerde groepsgewijze begeleiding individueel biedt, bedraagt € 22,98 bruto per dagdeel op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het wettelijk minimumloon wordt betaald, maar niet meer dan het tarief per (geïndiceerd) dagdeel genoemd in de eerste zin van dit lid.

  • 4. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP-er, die de geïndiceerde groepsgewijze begeleiding individueel biedt, bedraagt niet meer dan het toepasselijke tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan niet meer dan het bedoelde tarief wordt betaald per (geïndiceerd) dagdeel.

  • 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar de groepsgewijze begeleiding wordt geboden, wordt in het toekenningsbesluit bekend gemaakt.

Artikel 2.5 Wonen en verblijf (kortdurend verblijf)

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ondersteuner die niet als persoon uit het sociaal netwerk wordt aangemerkt bedraagt:

    • a.

      € 65,54 per etmaal;

    • b.

      € 110,66 per etmaal als er sprake is van Licht Verstandelijke Beperking (LVB).

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die kortdurend verblijf biedt aan meer dan één budgethouder tegelijk, bedraagt € 22,98 bruto per etmaal.

  • 3. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die het kortdurend verblijf aan één budgethouder biedt, bedraagt € 22,98 bruto per etmaal op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het wettelijk minimumloon wordt betaald maar niet meer dan het tarief per (geïndiceerd) etmaal genoemd in de eerste zin van dit lid.

  • 4. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP-er, die het kortdurend verblijf aan één budgethouder biedt, bedraagt niet meer dan het tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan niet meer dan het bedoelde tarief wordt betaald per (geïndiceerd) dagdeel.

Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten bedraagt:

    • a.

      € 0,21 per kilometer voor het gebruik van een (eigen) auto voor deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in artikel 4.10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021;

    • b.

      niet meer dan de geldende maximumtarieven volgens de Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer voor het gebruik van individueel (rolstoel)taxivervoer (maatwerkvoorziening collectief vervoer);

    • c.

      maximaal het bedrag volgens de Regeling minimumbijdrage verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie voor de kosten in verband met het primaat van verhuizen als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021.

  • 2. Als de cliënt aannemelijk maakt dat het bedrag als bedoeld in het eerste lid onder c niet toereikend is voor de noodzakelijke (her)inrichting van de woning, dan hanteert het college de bedragen die gelden voor de bijzondere bijstand.

  • 3. Voor sanering van de woning komen slechts niet afgeschreven goederen voor een tegemoetkoming in de kosten in aanmerking.

  • 4. De financiële tegemoetkoming voor huurderving als bedoeld in artikel 4.11 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021 bedraagt niet meer dan de werkelijke kosten tot een maximum van het huurbedrag waarvoor huurtoeslag kan worden toegekend. Daarbij geldt dat:

    • a.

      over de eerste maand geen kosten worden vergoed;

    • b.

      over de tweede en derde maand 100% van de kosten worden vergoed;

    • c.

      over de vierde en vijfde maand 75% van de kosten worden vergoed;

    • d.

      over de zesde maand 50% van de kosten worden vergoed;

    • e.

      ná de zesde maand 100% van de kosten worden vergoed indien vaststaat dat binnen drie maanden de woning verhuurd kan worden aan een persoon die tot de doelgroep van de wet behoort.

  • 5. In de pilot met Mijande Wonen met betrekking tot het aanhouden van woningen voor inwoners met ernstig medische beperkingen geldt de volgende financiële tegemoetkoming voor Mijande Wonen voor huurderving als bedoeld in artikel 4.11 tweede lid van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021 (enkel voor de looptijd van de pilot):

    • a.

      over de eerste maand worden geen kosten vergoed;

    • b.

      over de tweede tot en met zesde maand worden 100% van de kosten vergoed.

Artikel 2.7 Bezoekbaar maken van de woning

De maximale tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van de woning bedraagt € 1.500,00.

Artikel 2.8 Ritbijdrage en Reserveringstoeslag

  • 1. Voor het gebruik van de maatwerkvoorziening collectief vervoer gelden de volgende ritbijdragen:

    • a.

      opstaptarief (starttarief) € 1,083; en

    • b.

      het tarief per afgelegde kilometer: € 0,223.

  • 2. De hoogte van de reserveringstoeslag bedraagt € 3,00.

Artikel 2.9 Tegemoetkoming meerkosten sportvoorziening

De hoogte van de tegemoetkoming voor de aanschaf van een sportvoorziening bedraagt niet meer dan € 2.700,00 per drie jaar.

HOOFDSTUK 3 JEUGDHULP

Artikel 3.1 Individuele jeugdhulp

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een jeugdhulpverlener die in dienst is bij een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is bedraagt:

    • a.

      € 0,70 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 A;

    • b.

      € 0,75 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 B;

    • c.

      € 0,82 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 C;

    • d.

      € 0,82 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 A;

    • e.

      € 0,87 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 B;

    • f.

      € 0,94 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 C.

  • 2. Het persoonsgebonden budget voor jeugdhulp als bedoeld in het eerste lid dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere hulpverlener dan genoemd in het eerste lid bedraagt € 22,98 bruto per uur dan wel een bedrag naar rato hiervan (minuten).

  • 3. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een jeugdhulpverlener die in dienst is bij een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is bedraagt:

    • a.

      € 1,08 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 3 A;

    • b.

      € 1,16 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 3 B;

    • c.

      € 1,17 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 3 C;

    • d.

      € 1,49 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 4 A;

    • e.

      € 1,52 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 4 B;

    • f.

      € 1,69 per minuut bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 4 C.

Artikel 3.2 Groepsgewijze jeugdhulp en vervoer

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een jeugdhulpverlener die in dienst is bij een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is bedraagt:

    • a.

      € 51,98 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 A;

    • b.

      € 54,62 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 B;

    • c.

      € 58,96 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 1 C;

    • d.

      € 58,52 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 A;

    • e.

      € 61,58 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 B;

    • f.

      € 65,96 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 2 C;

    • g.

      € 121,45 per dagdeel bij de indicatie ondersteuningsbehoefte 3 C.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere hulpverlener dan genoemd in het eerste lid, die groepsgewijze jeugdhulp biedt aan meer dan één jeugdige tegelijk, bedraagt € 22,98 bruto per dagdeel.

  • 3. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die de geïndiceerde groepsgewijze jeugdhulp individueel biedt, bedraagt € 22,98 bruto per dagdeel op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het wettelijk minimumloon wordt betaald maar niet meer dan het tarief per (geïndiceerd) dagdeel genoemd in de eerste zin van dit lid.

  • 4. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP-er, die de geïndiceerde groepsgewijze jeugdhulp individueel biedt, bedraagt niet meer dan het toepasselijke tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan niet meer dan het bedoelde tarief wordt betaald per (geïndiceerd) dagdeel.

  • 5. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor het noodzakelijk vervoer van en naar de locatie waar de groepsgewijze jeugdhulp wordt geboden, wordt in het toekenningsbesluit bekend gemaakt.

Artikel 3.3 Wonen en verblijf

  • 1. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een jeugdhulpverlener die in dienst is van een professionele instelling of als ZZP-er werkzaam is, bedraagt:

    • a.

      € 110,66 per etmaal bij een indicatie O-B (gezinshuizen);

    • b.

      € 64,54 per etmaal bij een indicatie Dakje 1;

    • c.

      € 110,66 per etmaal bij een indicatie Dakje 2;

    • d.

      € 156,77 per etmaal bij een indicatie Dakje 3.

  • 2. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een persoon die niet als persoon genoemd in het eerste lid kan worden aangemerkt, die wonen en verblijf biedt aan meer dan één jeugdige tegelijk, bedraagt € 22,98 bruto per etmaal.

  • 3. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk, die het geïndiceerde wonen en verblijf individueel biedt, bedraagt € 22,98 bruto per etmaal op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan het wettelijk minimumloon wordt betaald, maar niet meer dan het tarief per etmaal genoemd in de eerste zin van dit lid.

  • 4. Het persoonsgebonden budget dat wordt besteed aan een ZZP-er, die het geïndiceerde wonen en verblijf individueel biedt, bedraagt niet meer dan het toepasselijke tarief genoemd in het eerste lid op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst. In de overeenkomst staat een tijdsindicatie op grond waarvan niet meer dan het bedoelde tarief wordt betaald per (geïndiceerd) etmaal.

  • 5. Indien er naar oordeel van het college sprake is van een noodzaak tot vervoer als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid Jeugdwet dan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van een offerte en in het toekenningsbesluit bekend gemaakt.

Artikel 3.4 Vervoer wonen en verblijf door ouders

Indien naar oordeel van het college het vervoer van de jeugdige niet binnen de eigen mogelijkheden en het oplossend vermogen van de ouders valt en er sprake is van een noodzaak tot vervoer als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid Jeugdwet dan kan het college aan de ouders een tegemoetkoming verstrekken voor het gebruik van:

  • a.

    een (eigen) auto ter hoogte van € 0,21 per kilometer;

  • b.

    het verschuldigde OV-tarief voor de ouder(s) en de jeugdige.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking per 1 januari 2023. Daarmee wordt het Gewijzigd Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2022 ingetrokken.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Dinkelland 2023.

Ondertekening

Vastgesteld in het college van burgemeester en wethouders van Dinkelland van 30 mei 2023.

De secretaris,

C. Luttikhuis

de burgemeester,

J.G.J. Joosten

Toelichting Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

Algemene toelichting

Dit besluit geeft invulling aan de delegatiebepalingen zoals opgenomen in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Dinkelland 2021 en de Verordening jeugdhulp gemeente Dinkelland 2021. Het gaat voornamelijk om de bedragen die gelden in het geval de cliënt, ouders/jeugdige de geïndiceerde ondersteuning in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) ontvangen. Bij diensten (Jeugdwet en Wmo 2015) gelden gedifferentieerde tarieven. Dit besluit bepaalt tevens in welke gevallen de hoogte van het pgb in het toekenningsbesluit bekend wordt gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Geen toelichting nodig.

Hoofdstuk 2 Maatschappelijke ondersteuning

In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen neergelegd die betrekking hebben op besluiten die in het kader van de Wmo 2015 zijn genomen.

Artikel 2.1 Rolstoel, vervoersvoorziening en woonvoorziening

In dit artikel staan de regels over de hoogte van het pgb bij de genoemde hulpmiddelen. De hoogte van het pgb wordt in het toekenningsbesluit bekend gemaakt. Vaak gaat het om maandbedragen, namelijk wanneer de genoemde hulpmiddelen bij gecontracteerde aanbieders worden betrokken. Dit artikel regelt ook hoe het (maandelijkse) pgb afwijkend wordt vastgesteld in situaties waarin de cliënt het hulpmiddel aan wil schaffen of binnen de grenzen van de bestedingsvrijheid een ánder hulpmiddel wil aanschaffen. Bij aanschaf zal een maandelijks bedrag vaak niet toereikend zijn en kan worden voorzien in een éénmalig bedrag.

Artikel 2.2 Huishoudelijke ondersteuning

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor huishoudelijke ondersteuning. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed, maar ook van het antwoord op de vraag of de cliënt beschikt over regie en/of er bij het ontbreken daarvan een persoon beschikbaar is die de regie kan overnemen. Is dat laatste het geval, dan geldt het lage tarief genoemd in het eerste lid onder b van dit artikel (CRVB:2010:BO727).

Het tweede lid regelt dat het pgb dat wordt besteed aan een ondersteuner, niet in dienst bij een professionele instelling, wordt gebaseerd op het geldend wettelijk minimumloon (Wml). Dit wordt als volgt berekend: het geldend wettelijk minimumloon per uur voor de betreffende leeftijdscategorie bij een 36-urige werkweek + 8% vakantiegeld per uur.

Artikel 2.3 Begeleiding individueel

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor begeleiding individueel. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.

Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP-er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief, met peildatum 1 januari van het betreffende jaar. Zie art. 5.22 lid 1 Regeling Langdurige Zorg. Op deze manier is bij een evt. overgang van cliënten van Wmo naar Wlz het tarief reeds gelijk.

Artikel 2.4 Groepsgewijze begeleiding en vervoer

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor groepsgewijze begeleiding. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.

Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP-er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief voor begeleiding individueel. Zie de toelichting onder art. 2.3.

Derde lid Wettelijk minimumloon (Wml)

Het kan voorkomen dat de cliënt het pgb voor een groepsgewijze indicatie gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk die de ondersteuning individueel biedt. De Svb beoordeelt de overeenkomst tussen de cliënt en de derde op de geldende arbeidsrechtelijke aspecten. Omdat ook voor ‘familieleden’ het Wml van toepassing is, zal de Svb alleen een overeenkomst goedkeuren waarin de omvang van de uren staat genoemd én het geldend Wml. Dat zou betekenen dat de hoogte van het pgb in die gevallen per uur moet worden vastgesteld. Dat is niet in overeenstemming met de hoofdregel dat het college niet meer verstrekt dan de goedkoopst passende bijdrage als genoemd in de verordening; de hoogte van het pgb is daar een afgeleide van. Voor groepsgewijze indicaties in natura ontvangt het college een factuur voor die specifieke dienst en niet op basis van een tijdsindicatie per cliënt zoals dat bij individuele begeleiding en huishoudelijke ondersteuning het geval is. In de praktijk zou dat betekenen dat de cliënt tegen het afkeuren van de hiervoor bedoelde overeenkomst door de Svb in bezwaar moet gaan. Immers, het afkeuren van overeenkomst is een besluit (RBROT:2018:5866). Het college wil de cliënt echter niet opzadelen met het voeren van dergelijke juridische procedures. Daarom is in dit lid bepaald dat ook het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met het geldende Wml én die niet meer bedraagt dan het toepasselijke bedrag in dit lid.

Vierde lid

Ook kan het voorkomen dat het pgb voor groepsgewijze begeleiding en vervoer wordt besteed aan een ZZP-er die de ondersteuning individueel biedt. Ook in die gevallen bedraagt de hoogte van het pgb niet meer dan het percentage van het natura-tarief. Net als bij personen uit het sociaal netwerk (zie toelichting derde lid), geldt ook hier dat het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met het toepasselijke tarief.

Vijfde lid

Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit.

Artikel 2.5 Wonen en verblijf (kortdurend verblijf)

In dit artikel staan twee bedragen genoemd die gelden voor kortdurend verblijf. Ook bij deze indicatie kan het voorkomen dat de cliënt het pgb gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk of een ZZP-er die de ondersteuning individueel biedt. Het derde en vierde lid van dit artikel stellen regels aan de overeenkomst tussen de cliënt en de derde. Zie verder uitgebreide toelichting bij artikel 2.4 derde en vierde lid van dit Besluit.

Artikel 2.6 Financiële tegemoetkoming

De tegemoetkoming voor gebruik van een (eigen) auto voor deelname aan het maatschappelijk verkeer genoemd in lid 1, onderdeel a, wordt gebaseerd op het algemene tarief dat de belastingdienst hanteert voor de vergoeding van reiskosten. Verder spreekt dit artikel voor zich.

Artikel 2.7 Bezoekbaar maken van de woning

Betreft een bijdrage in de kosten die vanuit de Wmo niet verplicht is, maar waartoe het college heeft besloten die toch mogelijk te maken.

Artikel 2.8 Ritbijdrage en Reserveringstoeslag

De genoemde ritbijdragen zijn afgeleid van de reguliere kosten die eenieder maakt voor het gebruik van Openbaar Vervoer. Ook staat in dit artikel de hoogte van de reserveringstoeslag.

Artikel 2.9 Tegemoetkoming meerkosten sportvoorziening

Betreft een bijdrage in de kosten die vanuit de Wmo niet verplicht is, maar waartoe het college heeft besloten die toch mogelijk te maken.

Hoofdstuk 3 Jeugdhulp

In hoofdstuk 3 zijn de bepalingen neergelegd die betrekking hebben op besluiten die in het kader van de Jeugdwet zijn genomen.

Artikel 3.1 Individuele jeugdhulp

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor individuele jeugdhulp. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed. Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere hulpverlener dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP-er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief, met peildatum 1 januari van het betreffende jaar. Zie art. 5.22 lid 1 Regeling Langdurige Zorg. In het derde lid staan alleen de bedragen genoemd als de derde een professional is. De jeugdhulp als bedoeld in dit lid bestaat namelijk (mede) uit behandeling, die kan niet door een persoon uit het sociaal netwerk of de ouder worden geboden. Dit gelet op het ontbreken van voldoende professionele distantie.

Artikel 3.2 Groepsgewijze jeugdhulp en vervoer

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor groepsgewijze jeugdhulp. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed. Het pgb tarief dat wordt besteed aan een persoon uit het sociaal netwerk of een andere ondersteuner dan die in dienst is bij een professionele instelling of werkzaam is als ZZP-er (lid 2), wordt gebaseerd op het Wlz-tarief voor begeleiding individueel. Zie de toelichting onder art. 2.3. Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit.

Derde lid Wettelijk minimum loon (Wml)

Ook hier kan het voor komen dat de jeugdige/ouder(s) het pgb voor een groepsgewijze indicatie gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk die de ondersteuning individueel biedt. Het derde lid van dit artikel stelt regels aan de overeenkomst tussen de jeugdige/ouder(s) en de derde. Zie verder uitgebreide toelichting bij artikel 2.4 derde lid van dit besluit.

Vierde lid

Ook kan het voor komen dat het pgb voor groepsgewijze jeugdhulp en vervoer wordt besteed aan een ZZP-er die de ondersteuning individueel biedt. Ook in die gevallen bedraagt de hoogte van het pgb niet meer dan het percentage van het natura-tarief. Net als bij personen uit het sociaal netwerk (zie toelichting derde lid), geldt ook hier dat het college (actief) goedkeuring moet geven aan de overeenkomst die de cliënt aangaat met de derde. Daarin moet -eenvoudig gezegd- een tijdsindicatie en een uurtarief zijn opgenomen welke overeenstemt met het toepasselijke tarief.

Artikel 3.3 Wonen en verblijf

In dit artikel staan de gedifferentieerde bedragen genoemd voor wonen en verblijf. Welk bedrag voor de vaststelling van de hoogte van het pgb van toepassing is, is afhankelijk van de derde aan wie het pgb wordt besteed.

Derde lid en vierde lid

Ook bij deze indicatie kan het voor komen dat de jeugdige/ouder(s) het pgb gaat besteden aan een persoon uit zijn sociaal netwerk of een ZZP-er die het wonen en verblijf (logeren) individueel biedt. Het derde en vierde lid van dit artikel stellen regels aan de overeenkomst tussen de jeugdige/ouder(s) en de derde. Zie verder de uitgebreide toelichting bij artikel 2.4 derde lid en artikel 3.2 vierde lid van dit besluit.

Vijfde lid

Stelt het college de noodzaak van het vervoer vast, dan wordt de hoogte van het pgb bekend gemaakt in het toekenningsbesluit. De hoogte wordt vastgesteld op basis van ten minste één offerte bij de gecontracteerde vervoerders voor maatwerkvervoer.

Artikel 3.4 Vervoer wonen en verblijf door ouders

Afhankelijk van de individuele situatie kan het college zich op het standpunt stellen dat het vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden onder de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen valt als bedoeld in de wet. Dat wil zeggen de ouders kunnen hun kind zelf brengen en halen. Is daar geen sprake van én stelt het college vast dat er een noodzaak is tot vervoer, dan kan aan ouders een tegemoetkoming in de kosten worden toegekend. De tegemoetkoming voor het gebruik van een (eigen) auto wordt daarbij gebaseerd op het algemene tarief dat de belastingdienst hanteert voor de vergoeding van reiskosten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen.

Geen toelichting nodig.