Participatie- en inspraakverordening Vlissingen 2023

Geldend van 01-06-2023 t/m heden

Intitulé

Participatie- en inspraakverordening Vlissingen 2023

De gemeenteraad van de gemeente Vlissingen;

gelet op het bepaalde in artikel 150 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen: de Participatie- en inspraakverordening Vlissingen 2023.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

Deze verordening regelt de burgerparticipatie en inspraak van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, vaststelling, uitvoering en evaluatie van beleid, plannen, projecten en programma’s van de gemeente en de rol van de bestuursorganen in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op overheidsparticipatie. Dit is de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan maatschappelijke initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere betrokkenen.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Participatie: Het deelnemen van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden aan de voorbereiding, besluitvorming, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid, plannen, projecten en programma’s, alsmede (het door de gemeente ondersteunen van) maatschappelijke initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving.

  • b.

    Burgerparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid, projecten en programma’s. Burgerparticipatie kan de vorm aannemen van informeren, raadplegen, adviseren, co-creëren en meebeslissen of een combinatie daarvan.

  • c.

    Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan maatschappelijke initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere belanghebbenden, gericht op het creëren van maatschappelijke meerwaarde. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren.

  • d.

    Maatschappelijk initiatief: Initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties of bedrijven, of een combinatie daarvan met een maatschappelijk doel.

  • e.

    Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

  • f.

    Burgerinitiatief: een voorstel van ingezetenen om een voorstel op de agenda van de vergadering van de gemeenteraad te plaatsen.

  • g.

    Uitdaagrecht: Het recht op het doen van een voorstel tot het overnemen van taken van de gemeente.

  • h.

    Bestuursorgaan: Dit is afhankelijk van de bevoegdheidsverdeling. Indien het betreffende besluit tot de bevoegdheid van de gemeenteraad behoort: de gemeenteraad. Idem voor wat betreft het college van burgemeester en wethouders en voor de burgemeester.

  • i.

    Afhankelijk van de (beleids)ruimte wordt per thema of onderwerp van het participatieproces het niveau dan wel de niveaus van de participatie bepaald, waarbij een gemotiveerde keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, co-creëren of meebeslissen.

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente, inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2.

    Burgerparticipatie en/of inspraak wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die geraakt zullen worden door het beleid, plannen, projecten en programma’s, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken inwoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling hiervan.

  • 3.

    Burgerparticipatie en/of inspraak wordt:

    • a.

      niet toegepast als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      in beginsel niet toegepast indien de vrije beleidsruimte beperkt is, bijvoorbeeld indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij de gemeente geen ruimte heeft om eigen afwegingen te maken;

    • c.

      in beginsel niet toegepast ten aanzien van beleidsvoornemens of voorzieningen van ondergeschikte aard of ondergeschikte herzieningen of wijzigingen daarvan.

  • 4.

    Participatie, inspraak en uitdaagrecht worden verleend aan inwoners, maatschappelijke organisatie, bedrijven en andere belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal actief zijn of een lokaal belang hebben.

  • 5.

    Deze verordening is niet van toepassing op burgerparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die al zijn geregeld in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures.

  • 6.

    De gemeente geeft actief informatie over beleid, plannen, projecten en programma’s zodat inwoners tijdig invloed kunnen uitoefenen.

Hoofdstuk 2 Burgerparticipatie

Artikel 4. Participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier burgerparticipatie wordt toegepast in overeenstemming met het participatiebeleid. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de participatieleidraad Vlissingen. Indien burgerparticipatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel en de intentie van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, co-creëren of meebeslissen, of een combinatie hiervan en de wijze waarop de inbreng van inwoners zal doorwerken in de besluitvorming als bepaald in artikel 5;

    • c.

      de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor de participatie;

    • d.

      de te betrekken inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden en de wijze waarop verschillende (groepen) belanghebbenden worden benaderd, de openbaarheid van informatie en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • e.

      de kosten van het participatieproces.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.

  • 3.

    Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid onder c. of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 4.

    Bij burgerparticipatie ten behoeve van de voorbereiding van een raadsvoorstel legt het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad gelijktijdig met het ontwerpbesluit een voorstel ten aanzien van het door de raad vast te stellen participatieniveau voor.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 5. Besluitvorming participatieproces

  • 1.

    Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

    • b.

      Het bestuursorgaan beschouwt de uitkomsten uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

    • c.

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke en financiële kaders.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen, omdat de groep participanten te eenzijdig samengesteld was of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 6. Eindverslag participatieproces

  • 1.

    1.Ter afronding van het participatieproces, zoals bedoeld in het voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van het gevolgde participatieproces op hoofdlijnen;

    • b.

      een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;

    • c.

      de reactie van de gemeente op deze uitkomsten en de wijze waarop de gemeente de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan;

    • d.

      een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de gemeenteraad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Inspraak

Artikel 7. Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt verleend indien de wet daartoe verplicht of indien specifieke overwegingen daartoe aanleiding geven.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend in de gevallen genoemd in art. 3 lid 3.

Artikel 8. Inspraakprocedure

  • 1.

    Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan voor één of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 9. Eindverslag inspraakproces

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag openbaar.

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

Artikel 10. Toepassen Overheidsparticipatie

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders stelt een aanspreekpunt in voor maatschappelijke initiatieven uit de samenleving. Uitgangspunt is een oplossingsgerichte en constructieve benadering van deze initiatieven en het bieden van helderheid over mogelijkheden en randvoorwaarden.

  • 2.

    De gemeenteraad stelt jaarlijks een budget ter beschikking voor ideeën en initiatieven uit de samenleving, al dan niet via koppeling aan de bestaande wijkbudgetten.

  • 3.

    Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het maatschappelijke initiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders besluit welke vorm van overheidsparticipatie wordt verleend: loslaten, stimuleren, faciliteren, samenwerken, regisseren en/of reguleren.

  • 5.

    Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:

    • a.

      het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;

    • b.

      het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;

    • c.

      de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;

    • d.

      andere vormen van ondersteuning.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden en anderen belanghebbenden;

    • d.

      het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op juridische of praktische gronden niet haalbaar is;

    • e.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;

    • f.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.

  • 7.

    Het college van burgemeester en wethouders informeert de indieners van het maatschappelijk initiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen en stuurt hiervan een afschrift aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 5 Burgerinitiatief

Artikel 11. Toepassen burgerinitiatief

  • 1.

    De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

  • 2.

    Een verzoek is niet ontvankelijk indien het:

    • a.

      een onderwerp als bedoeld in artikel 13 bevat, of;

    • b.

      niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 14 lid 2;

    • c.

      niet door ten minste honderd initiatiefgerechtigden wordt ondersteund.

Artikel 12. Initiatiefgerechtigden

Initiatiefgerechtigd zijn alle ingezetenen van de gemeente.

Artikel 13. Reikwijdte burgerinitiatief

  • 1.

    Een burgerinitiatief kan geen betrekking hebben op:

    • a.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van het gemeentebestuur;

    • b.

      een vraag over het gemeentelijk beleid;

    • c.

      een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

    • e.

      een onderwerp waarover korter dan 24 maanden voor indiening van het burgerinitiatief door de raad een besluit is genomen, tenzij nieuwe feiten of argumenten tot een nieuwe afweging zouden kunnen leiden.

  • 2.

    Een burgerinitiatief over een onderwerp of voorstel dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad, maar wel valt onder de bevoegdheid van een ander bestuursorgaan zal door de griffier namens de raad worden doorgezonden naar het betreffende bestuursorgaan.

  • 3.

    Is het bevoegde bestuursorgaan het college of de burgemeester dan zal dit bestuursorgaan een onderwerp of voorstel als bedoeld in lid 2 behandelen als ware het een burgerinitiatief.

Artikel 14. Inhoud burgerinitiatief

  • 1.

    Het verzoek tot plaatsing van een burgerinitiatief op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. De griffie zal de initiatiefnemer ten aanzien van de formulering van het burgerinitiatief en gedurende de verdere procedure adviseren en begeleiden.

  • 2.

    Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatief;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatief, en;

    • c.

      de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening(en) van de initiatiefnemer(s) en ondersteuners;

    • d.

      die gegevens die de raad naar haar oordeel nodig heeft om tot een besluit te komen. Hieronder moet in ieder geval verstaan worden een overzicht van de kosten die zijn gemoeid bij een positief besluit en een oplossingsrichting voor de financiering daarvan.

    • e.

      artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15. Agendering en besluitvorming

  • 1.

    De raad agendeert het burgerinitiatief, indien het voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 14 lid 2, bij voorkeur voor zijn eerstvolgende vergadering en anders uiterlijk de derde vergadering na de datum van indiening van het initiatief.

  • 2.

    De voorzitter van de raad nodigt de initiatiefnemer schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatief is geagendeerd. De initiatiefnemer of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatief mondeling nader toe te lichten.

  • 3.

    Indien niet uiterlijk de derde vergadering na de datum van indiening van het initiatief een besluit op het initiatief genomen kan worden, deelt de raad dit aan de initiatiefgerechtigde mee en neemt de raad uiterlijk binnen drie maanden alsnog een besluit op het burgerinitiatief.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatief een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.

  • 5.

    Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de initiatiefnemer.

  • 6.

    De initiatiefnemer wordt daarna ingelicht over de vervolgstappen inzake de uitwerking van het aangenomen burgerinitiatief.

Hoofdstuk 6 Uitdaagrecht

Artikel 16. Toepassen Uitdaagrecht

  • 1.

    De gemeente biedt inwoners, maatschappelijke organisaties en lokale bedrijven de mogelijkheid een voorstel te doen om de uitvoering van gemeentelijke taken over te nemen.

  • 2.

    Een voorstel met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het college van burgemeester en wethouders ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de taak die de indiener wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de indiener dat beter en goedkoper kan;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de indiener;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende inwoners;

    • e.

      raming van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de indiener met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de indiener garant staat voor de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn.

  • 3.

    Elk voorstel wordt getoetst aan de in lid 2 van dit artikel genoemde onderdelen en aan de uitzonderingsgronden als beschreven in artikel 10 lid 6.

  • 4.

    Het college van burgemeester en wethouders wijst een voorstel af indien onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het voorstel voldoet aan de in lid 2 genoemde voorwaarden, of indien zij overname van de gemeentelijke taak om andere redenen onwenselijk vindt.

  • 5.

    Indien het voorstel wordt overgenomen, voorziet het college van burgemeester en wethouders de indiener van gepaste ondersteuning. De gemaakte afspraken (over o.a. de taken, het resultaat, het budget en de looptijd) worden vastgelegd in een overeenkomst. Het college van burgemeester en wethouders en de indiener bespreken periodiek de voortgang.

  • 6.

    Het college van burgemeester en wethouders geeft aan de indieners binnen acht weken een eerste reactie op het voorstel. Het uiteindelijke besluit van het college van burgemeester en wethouders wordt gemotiveerd aan de indiener gestuurd en stuurt hiervan een afschrift aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 7 Omgevingswet

Artikel 17. Omgevingsplan en omgevingsvergunning

  • 1.

    Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt participatie plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.

  • 2.

    De gemeenteraad kan een lijst vaststellen met categorieën van gevallen die in strijd met het omgevingsplan zijn en waarbij participatie verplicht is. De indiener van de aanvraag omgevingsvergunning dient in dat geval de participatie te organiseren of is daarvoor verantwoordelijk.

  • 3.

    De gemeenteraad kan een lijst vaststellen met categorieën van gevallen waarvoor geldt dat, indien het voornemen bestaat hierover een anterieure overeenkomst te sluiten, het college van burgemeester en wethouders met de gemeenteraad overlegt over de kaders en de wijze waarop participatie van toepassing is.

Hoofdstuk 8 Evaluatie en monitoring

Artikel 18. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt vierjaarlijks geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag.

  • 2.

    Ten behoeve van de evaluatie verzamelt het college van burgemeester en wethouders systematisch informatie over de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd en de wijze waarop is omgegaan met maatschappelijke initiatieven en uitdaagrecht.

Hoofdstuk 9 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19. Intrekken verordeningen

  • 1.

    De Inspraakverordening gemeente Vlissingen 2009 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De Verordening burgerinitiatief Vlissingen 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 20. Overgangsbepaling

Op inspraakprocedures en burgerinitiatieven die voortvloeien uit besluiten genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, blijven de bepalingen van de in artikel 19 genoemde verordeningen van toepassing.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2023.

Artikel 22. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening Vlissingen 2023.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Vlissingen, gehouden op 25 mei 2023.

De griffier,

mr. F. Vermeulen,

De voorzitter,

drs. A.R.B. van den Tillaar