Verordening Inburgering GR Ferm Werk 2021

Geldend van 25-05-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Verordening Inburgering GR Ferm Werk 2021

Het dagelijks bestuur van Gemeenschappelijke Regeling Ferm Werk besluit vast te stellen de Verordening Inburgering GR Ferm Werk 2021

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a. Asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de Wet inburgering 2021;

  • b. Besluit: het Besluit inburgering 2021;

  • c. Brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 Wet inburgering 2021;

  • d. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Ferm Werk;

  • e. Gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

  • f. Inburgeringsplichtige: de inwoner die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

  • g. Ketenpartners: de samenwerkende organisaties die de inburgeringsplichtige ondersteunen bij het doorlopen van het inburgeringstraject

  • h. MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de Wet inburgering 2021;

  • i. PIP: het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie, bedoeld in artikel 15 van de Wet inburgering 2021;

  • j. PVT: het Participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de Wet inburgering 2021;

  • k. Regeling: de Regeling inburgering 2021;

  • l. Wet: de Wet inburgering 2021 zoals die luidt op 1 januari 2022.

Artikel 2. Kernpunten van het inburgeringstraject

  • Openbaar lichaam Ferm Werk heeft een centrale rol in de begeleiding en ondersteuning van de inburgeringsplichtige. Hierbij gelden de volgende kernpunten:

  • a. Het dagelijks bestuur bevordert dat de inburgeringsplichtige tijdig kan starten met het inburgeringstraject (tijdige start).

  • b. De inburgeringsplichtige rondt het inburgeringstraject binnen de termijn van drie jaar af. Het dagelijks bestuur let erop dat het traject niet langer duurt dan nodig is (snelheid).

  • c. Het dagelijks bestuur stelt voor iedere inburgeringsplichtige een passend traject vast (maatwerk).

  • d. De inburgeringsplichtige combineert zoveel mogelijk activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij (dualiteit).

  • e. Het dagelijks bestuur stelt eisen aan de kwaliteit van het aanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is (kwaliteit).

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

    • a.

      zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

    • b.

      de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

    • c.

      het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bij de informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen gebruikmaken van de volgende middelen:

    • a.

      een digitaal informatiepunt;

    • b.

      voorlichtingsbijeenkomsten;

    • c.

      persoonlijke gesprekken, waarbij zo nodig een tolk wordt ingeschakeld;

    • d.

      schriftelijke informatie in begrijpelijk Nederlands (niveau B1 of lager);

  • 3. Het dagelijks bestuur beoordeelt elk jaar of de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen, met name die aan asielstatushouders, passend en effectief is.

Artikel 4. Brede intake

  • 1. Het dagelijks bestuur neemt bij de inburgeringsplichtige een brede intake af. Met de informatie uit deze brede intake verkrijgt het dagelijks bestuur een beeld van de startpositie en de ontwikkelingsmogelijkheden van de inburgeringsplichtige. Het dagelijks bestuur geeft in samenspraak met de inburgeringsplichtige en betrokken lokale ketenpartners, en op basis van de uitkomsten van de brede intake, invulling aan het inburgeringstraject.

  • 2. De brede intake wordt zo vroeg mogelijk afgenomen, bij voorkeur zodra de inburgeringsplichtige bekend is bij het dagelijks bestuur. Voor asielstatushouders is dit het moment van koppeling aan een van de Ferm Werk-gemeenten, voor gezinsmigranten en overige migranten is dit het moment van inschrijving in de gemeente.

  • 3. De brede intake bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      een onderzoek naar het onderwijsniveau en de werkervaring van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      een onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden van de inburgeringsplichtige, waaronder de fysieke en mentale gezondheid;

    • c.

      voor zover van toepassing: een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie, bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang, of de vroegschoolse educatie, bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs; en

    • d.

      een leerbaarheidstoets. DUO is verantwoordelijk voor de inhoud van deze toets. Het dagelijks bestuur zorgt voor het inplannen van de afname van de leerbaarheidstoets, het beschikbaar stellen van de afnamelocaties en de begeleiding bij de afname van de leerbaarheidstoets door gecertificeerde toetsbegeleiders. De uitvoering van de leerbaarheidstoets voor inwoners van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk is belegd bij het Leerwerkloket Midden Holland, voor inwoners van de overige gemeenten bij Ferm Werk.

  • 4. Het dagelijks bestuur brengt met de brede intake in ieder geval in kaart:

    • a.

      het taalniveau van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de mogelijkheden tot (arbeids)participatie;

    • c.

      de mate van zelfredzaamheid; en

    • d.

      de wensen van de inburgeringsplichtige over inburgering en arbeidsparticipatie.

  • 5. Het dagelijks bestuur legt de uitkomsten van de brede intake schriftelijk vast.

Artikel 5. Werkwijze brede intake

  • 1. Het dagelijks bestuur nodigt de inburgeringsplichtige schriftelijk uit voor de brede intake. In de uitnodiging vermeldt het dagelijks bestuur behalve informatie over dag, plaats en tijdstip van de intake ook het volgende:

    • a.

      het doel, de werkwijze en het belang van de brede intake in het inburgeringstraject;

    • b.

      de aanwezigen bij de brede intake waaronder vertegenwoordigers van lokale ketenpartners;

    • c.

      het recht om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen te voeren of met aanwezigheid van een onafhankelijk cliëntondersteuner; en

    • d.

      de gevolgen als de inburgeringsplichtige niet bij de brede intake verschijnt of hieraan onvoldoende meewerkt.

  • 2. Tussen de uitnodiging voor de brede intake en de intake zelf zitten maximaal 10 werkdagen.

  • 3. Wanneer de inburgeringsplichtige – ook na drie oproepen – niet bij de brede intake verschijnt of onvoldoende medewerking verleent, voltooit het dagelijks bestuur de intake zonder de inburgeringsplichtige. In dat geval onderzoekt het dagelijks bestuur de omstandigheden van de inburgeringsplichtige aan de hand van de gegevens die wel bekend zijn, zoals:

    • a.

      de uitkomsten van de leerbaarheidstoets (als de inburgeringsplichtige daaraan heeft meegewerkt);

    • b.

      voor asielstatushouders: de gegevens uit het Taakstelling Volg Systeem (TVS)

    • c.

      informatie uit het uitkeringsdossier.

Artikel 6. Persoonlijk plan Inburgering en Participatie

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt na afronding van de brede intake en op basis van de hieruit verkregen informatie het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) op. Dit gebeurt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige. Het dagelijks bestuur nodigt de inburgeringsplichtige binnen 10 werkdagen na afronding van de brede intake uit voor een gesprek hierover. In ieder geval worden in dat gesprek de volgende onderwerpen besproken:

    • a.

      de uitkomsten van de brede intake;

    • b.

      de persoonlijke einddoelen van de inburgeringsplichtige in het inburgeringstraject;

    • c.

      welke leerroute als passend wordt gezien en waarom;

    • d.

      de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject;

    • e.

      de verwachtingen van de inburgeringsplichtige over het traject;

    • f.

      de rol van de verschillende ketenpartners bij dit traject; en

    • g.

      voor gezinsmigranten en overige migranten: het aanbod aan passend en kwalitatief goed inburgeringsonderwijs waarmee de migrant de leerroute kan volgen en voltooien.

  • 2. In het PIP staat wat de inburgeringsplichtige moet doen om aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het PIP geeft een compleet beeld van de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject. Het dagelijks bestuur stemt het plan af op de persoonlijke situatie, ontwikkelbehoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

  • 3. Het PIP heeft de vorm van een officieel besluit (beschikking). Hierin staat vermeld:

    • a.

      wat de vastgestelde leerroute is (en voor de asielstatushouder ook de intensiteit hiervan);

    • b.

      welke afspraken er zijn gemaakt over (arbeids)participatie;

    • c.

      welke ondersteuning en begeleiding de inburgeringsplichtige bij de leerroute krijgt en van welke organisatie(s);

    • d.

      welke afspraken er zijn gemaakt over vroeg- en voorschoolse educatie;

    • e.

      welke onderdelen het PVT en de MAP bevatten en de intensiteit hiervan;

    • f.

      de duur van het inburgeringstraject en het aantal voortgangsgesprekken dat het dagelijks bestuur met de inburgeringsplichtige heeft gedurende het traject; en

    • g.

      wanneer de inburgeringsplichtige in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: een verwijzing naar de relevante beschikking(en) op grond van de Participatiewet. Het gaat met name om een verwijzing naar de toekenningsbeschikking van de uitkering voor levensonderhoud en het financieel ontzorgen (voor asielstatushouders) en om de verwijzing naar de beschikking waarin de arbeids- en re-integratieverplichtingen van de inburgeringsplichtige staan vermeld.

  • 4. De beschikkingen op grond van de Participatiewet, genoemd in artikel 6 derde lid onder g, worden bijgevoegd bij de beschikking waarmee het PIP wordt vastgesteld. Als het dagelijks bestuur op een later moment (nog) een besluit neemt op grond van de Participatiewet, voegt het dagelijks bestuur ook deze beschikking bij.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt het PIP vast uiterlijk binnen tien weken na inschrijving van de inburgeringsplichtige in de basisregistratie personen (BRP) van de gemeente waar hij of zij is gehuisvest of wordt gehuisvest na verblijf in het azc. Het dagelijks bestuur stuurt de inburgeringsplichtige het PIP daarna zo snel mogelijk per post en/of digitaal toe.

  • 6. Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie de leerroute al door een andere gemeente / openbaar lichaam is vastgesteld, verhuist naar een gemeente die behoort tot het werkingsgebied van Ferm Werk, stelt het dagelijks bestuur het PIP opnieuw vast binnen tien weken na de inschrijving van de inburgeringsplichtige in het BRP. De leerroute die daarbij wordt vastgesteld, is gelijk aan de leerroute zoals die door het dagelijks bestuur van vertrek is vastgesteld.

Artikel 7. Leerroutes

  • 1. Het dagelijks bestuur bepaalt in samenspraak met de inburgeringsplichtige welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan de inburgeringsplicht te voldoen, namelijk:

    • a.

      de B1-route;

    • b.

      de onderwijsroute; of

    • c.

      de zelfredzaamheidsroute (Z-route).

  • 2. De leerroute is erop gericht dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      de Nederlandse taal op een zo hoog mogelijk niveau afrondt; en

    • b.

      zo snel mogelijk meedoet in de Nederlandse samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Een alfabetiseringstraject is onderdeel van de leerroute als uit de brede intake blijkt dat de inburgeringsplichtige analfabeet of anders gealfabetiseerd is.

  • 4. Het dagelijks bestuur stelt de leerroute vast op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets; en

    • b.

      alle overige informatie die tijdens de brede intake is verkregen.

Artikel 8. Inhoud van de leerroutes

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat de inhoud van de leerroutes aansluit op de overige onderdelen van het inburgeringstraject.

  • 2. Om de leerroutes zoveel mogelijk te laten passen bij de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige, zorgt het dagelijks bestuur voor een gevarieerd aanbod aan instrumenten en activiteiten die bijdragen aan de doelstellingen van de inburgering.

  • 3. Het dagelijks bestuur werkt op regionaal niveau samen om een gevarieerd aanbod te kunnen doen.

Artikel 9. Participatieverklaringstraject

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat aan de inburgeringsplichtige het PVT wordt aangeboden. Het traject duurt minimaal twaalf uur en bestaat uit twee onderdelen:

    • a.

      een inleiding in de Nederlandse kernwaarden; en

    • b.

      de ondertekening van de participatieverklaring zoals omschreven in bijlage 1 van het Besluit.

  • 2. De inburgeringsplichtige doet in het onderdeel inleiding in de Nederlandse kernwaarden kennis op van de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Het doel hiervan is het krijgen van een beter beeld van en begrip voor de Nederlandse samenleving. Het dagelijks bestuur bepaalt de manier waarop deze kennis wordt overgedragen.

  • 3. Onderwerpen waaraan in het PVT aandacht wordt besteed zijn in ieder geval:

    • a.

      het thema democratie;

    • b.

      de Nederlandse rechtsstaat;

    • c.

      het recht op zelfbeschikking;

    • d.

      de vrijheid van meningsuiting;

    • e.

      gelijkwaardige behandeling;

    • f.

      het verbod op discriminatie;

    • g.

      sociale rechten, zoals het recht op medische zorg en onderwijs;

    • h.

      de wijze waarop inwoners in Nederland met elkaar omgaan;

    • i.

      participatie en wat de samenleving hiervan verwacht; en

    • j.

      overige sociale regels en plichten in Nederland.

  • 4. Aan minimaal één van de onderwerpen die behandeld worden in het PVT wordt een praktische invulling gegeven in de vorm van een excursie of activiteit. Door deze activiteit leert de inburgeringsplichtige de opgedane kennis te vertalen naar de praktijk.

  • 5. Het dagelijks bestuur bevordert dat het PVT is afgestemd op de lokale situatie en behoefte, op de overige onderdelen van de inburgering en op de specifieke behoeften van de inburgeringsplichtige.

  • 6. De inburgeringsplichtige voltooit het PVT en sluit het af met de ondertekening van de participatieverklaring. Dit gebeurt tijdens een ondertekenmoment.

  • 7. Het dagelijks bestuur registreert of de inburgeringsplichtige aanwezig is bij de inleiding op de Nederlandse kernwaarden en bij de ondertekening van de participatieverklaring.

  • 8. Het dagelijks bestuur legt de afspraken over de invulling van het PVT schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige

Artikel 10. Module Arbeidsmarkt en Participatie

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de inburgeringsplichtige de MAP aan. Het doel van deze module is dat de inburgeringsplichtige:

    • a.

      kennismaakt met de Nederlandse arbeidsmarkt;

    • b.

      inzicht krijgt in de eigen competenties en arbeidskansen;

    • c.

      een concrete beroepswens kan formuleren;

    • d.

      beroeps- en werknemerscompetenties aanleert;

    • e.

      leert hoe hij of zij een netwerk opbouwt;

    • f.

      praktische ervaring opdoet op de (lokale) arbeidsmarkt; en

    • g.

      werk vindt.

  • 2. Het dagelijks bestuur houdt bij het vaststellen van de inhoud en het aantal uren van de MAP rekening met de vermogens, capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige en de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 3. Het dagelijks bestuur legt de afspraken over de invulling van de MAP schriftelijk vast in het PIP van de inburgeringsplichtige.

  • 4. De inburgeringsplichtige besteedt ten minste veertig uren van de MAP aan het opdoen van praktische ervaring op de arbeidsmarkt.

  • 5. De MAP wordt afgesloten met een eindgesprek tussen de inburgeringsplichtige en het dagelijks bestuur. Besproken worden: de opgedane kennis, vaardigheden en praktijkervaring van de inburgeringsplichtige.

  • 6. Het dagelijks bestuur beoordeelt op basis van dit gesprek of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en gestelde urennorm van de MAP. Het dagelijks bestuur houdt bij deze beoordeling rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige.

  • 7. De inburgeringsplichtige ontvangt binnen 10 werkdagen een schriftelijk verslag van het eindgesprek.

Artikel 11. Inburgeringsaanbod asielstatushouders

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk na vaststelling van het PIP een cursus of opleiding aan waarmee de asielstatushouder kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 2. Met het inburgeringsaanbod kan de asielstatushouder:

    • a.

      de Nederlandse taal leren op het voor hem of haar hoogst mogelijke niveau;

    • b.

      kennis opdoen over de Nederlandse maatschappij, zoals over normen en waarden, omgangsregels, de Nederlandse geschiedenis, het onderwijssysteem en de gezondheidszorg;

    • c.

      zich voorbereiden op actieve participatie in de samenleving en op de arbeidsmarkt.

  • 3. Het inburgeringsaanbod sluit aan bij de capaciteiten, persoonlijke omstandigheden en mogelijkheden van de asielstatushouder.

Artikel 12. Kwaliteit van het inburgeringsaanbod en de leerroutes

  • 1. Voor de kwaliteit van het inburgeringsaanbod voor asielstatushouders gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het dagelijks bestuur zorgt voor een kwalitatief goed aanbod aan cursussen, opleidingen en andere (participatie)activiteiten waarmee de asielstatushouder aan de leerroute kan voldoen. Het dagelijks bestuur zorgt ook voor continuïteit in het aanbod.

    • b.

      Cursusinstellingen die het taalonderwijs binnen de B1-route en de Z-route verzorgen moeten in het bezit zijn van een certificaat of keurmerk zoals bedoeld in artikel 16 lid 3 van de wet. Taalschakeltrajecten moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 lid 2 van de wet.

  • 2. Het dagelijks bestuur monitort de kwaliteit van het inburgeringsaanbod aan asielstatushouders en de leerroutes. Indien daar aanleiding toe bestaat wordt het aanbod bijgesteld en worden de Ferm Werk -gemeenten (als contractpartij) gevraagd in gesprek te gaan met de aanbieder van de leerroutes.

Artikel 13. Voortgang inburgering

  • 1. Het dagelijks bestuur volgt de vorderingen van de inburgeringsplichtige tijdens het inburgeringstraject en houdt in de gaten of het traject nog passend is. Het dagelijks bestuur voert hiervoor periodiek voortgangsgesprekken met de inburgeringsplichtige zolang het inburgeringstraject loopt. Het aantal gesprekken gedurende het inburgeringstraject wordt afgestemd op het niveau van de inburgeringsplichtige (maatwerk).

  • 2. Gedurende de eerste twaalf maanden na aanvang van de inburgeringstermijn vinden minimaal twee voortgangsgesprekken plaats.

  • 3. Ter voorbereiding op deze gesprekken wint het dagelijks bestuur informatie in bij de organisaties die bij het traject betrokken zijn, bij cursusinstellingen, ketenpartners, werkgevers en andere personen.

  • 4. Tijdens het gesprek komen de afspraken uit het PIP aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten;

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige; en

    • f.

      voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt: of het taalniveau van deze leerroute voldoende aansluit.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan een andere leerroute vaststellen als sinds de start van de inburgeringstermijn, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid van de wet, nog geen anderhalf jaar verstreken is. In bijzondere omstandigheden die de inburgeringsplichtige betreffen kan van deze termijn worden afgeweken.

  • 6. Op basis van de uitkomst van een voortgangsgesprek kan het dagelijks bestuur voor de inburgeringsplichtige die de B1-route volgt, bepalen dat de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in de Nederlandse taal geheel of gedeeltelijk op het niveau A2 worden geëxamineerd. Dit kan alleen wanneer de inburgeringsplichtige:

    • a.

      ten minste zeshonderd uren taalles heeft gevolgd bij een instelling die voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in artikel 32 van de wet; en

    • b.

      zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen. Hierover wordt informatie opgevraagd bij de cursusinstelling die de taallessen verzorgt voordat een besluit wordt genomen.

  • 7. Het dagelijks bestuur maakt een verslag van ieder voortgangsgesprek en deelt dit met de inburgeringsplichtige.

  • 8. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken past het dagelijks bestuur zo nodig (onderdelen van) het PIP aan en stelt dan het PIP opnieuw per beschikking vast.

Artikel 14. Maatschappelijke begeleiding van de asielstatushouder

  • 1. Het dagelijks bestuur zorgt ervoor dat de asielstatushouder maatschappelijke begeleiding krijgt. Deze begeleiding is erop gericht:

    • a.

      de asielstatushouder kennis over de praktische organisatie van de Nederlandse samenleving te verschaffen;

    • b.

      de asielstatushouder te begeleiden en te ondersteunen, met de bedoeling om zijn of haar zelfredzaamheid en participatie te vergroten; en

    • c.

      randvoorwaarden te scheppen, zodat de asielstatushouder tijdig met het inburgeringstraject kan starten.

  • 2. De maatschappelijke begeleiding bestaat in ieder geval uit:

    • a.

      praktische hulp bij het regelen van basisvoorzieningen zoals wonen, zorg, werk, inkomen, verzekeringen en onderwijs;

    • b.

      een kennismaking met de woonomgeving;

    • c.

      passende voorlichting over de basisvoorzieningen in de Nederlandse samenleving; en

    • d.

      een kennismaking met maatschappelijke organisaties die voor de inburgeringsplichtige van belang zijn.

  • 3. De maatschappelijke begeleiding wordt gegeven door medewerkers van VSGH (Woerden en Oudewater) en Vluchtelingenwerk (Montfoort en Bodegraven Reeuwijk). De asielstatushouder krijgt waar mogelijk een vaste begeleider toegewezen.

  • 4. De begeleiding start zo spoedig mogelijk na koppeling van de asielstatushouder aan de gemeente, maar in ieder geval op de dag dat de asielstatushouder in de basisregistratie personen (BRP) in de gemeente staat ingeschreven en daadwerkelijk in de gemeente woont.

  • 5. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de inhoud en duur van de maatschappelijke begeleiding wordt afgestemd op het startniveau, de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de asielstatushouder.

Artikel 15. Handhaving

  • 1. De inburgeringsplichtige is verplicht om:

    • a.

      na de oproep te verschijnen bij de brede intake (inclusief de leerbaarheidstoets) en hieraan mee te werken; en

    • b.

      de afspraken in het PIP na te komen, waaronder deelname aan voortgangsgesprekken en aan activiteiten in het kader van de MAP en het PVT.

  • 2. De asielstatushouder is daarnaast ook verplicht deel te nemen aan de taallessen en andere activiteiten van de gevolgde leerroute

Artikel 16. Handhaving verplichtingen bij de brede intake

  • 1. Wanneer de inburgeringsplichtige na de eerste oproep voor de brede intake niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, geeft het dagelijks bestuur een schriftelijke waarschuwing. Het dagelijks bestuur wijst daarbij op de gevolgen voor de inburgeringsplichtige als hij of zij opnieuw niet verschijnt na een oproep of als hij of zij op een andere manier onvoldoende meewerkt aan de brede intake. Het dagelijks bestuur nodigt de inburgeringsplichtige opnieuw uit om te verschijnen binnen 5 werkdagen.

  • 2. Wanneer de inburgeringsplichtige na deze volgende oproep niet verschijnt of onvoldoende meewerkt, legt het dagelijks bestuur de inburgeringsplichtige een boete op. De hoogte van de boete is vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit.

  • 3. Voordat het dagelijks bestuur een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de inburgeringsplichtige niet komt of onvoldoende meewerkt. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het dagelijks bestuur hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 5 werkdagen per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4. Het dagelijks bestuur legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 5. Het dagelijks bestuur legt een lagere boete op dan vastgesteld in artikel 7.1.1 van het Besluit als op basis van de reactie van de inburgeringsplichtige aannemelijk is dat de boete vanwege bijzondere omstandigheden te hoog is.

  • 6. In de brief (beschikking) waarmee de boete wordt opgelegd, nodigt het dagelijks bestuur de inburgeringsplichtige opnieuw uit om binnen 5 werkdagen alsnog te verschijnen of mee te werken. Wanneer de inburgeringsplichtige hieraan niet voldoet, legt het dagelijks bestuur weer een boete op met inachtneming van artikel 7.1.1 van het Besluit.

Artikel 17. Handhaving tijdens het inburgeringstraject

  • 1. Het dagelijks bestuur legt een boete op als de inburgeringsplichtige de afspraken in het PIP tijdens het inburgeringstraject verwijtbaar niet of onvoldoende nakomt.

  • 2. Het dagelijks bestuur legt de asielstatushouder een boete op als hij verwijtbaar niet of onvoldoende deelneemt aan de activiteiten van de gekozen leerroute.

  • 3. Voordat het dagelijks bestuur een boete oplegt, wordt onderzocht waarom de afspraken in het PIP of de afspraken over de activiteiten bij de gekozen leerroute niet zijn nagekomen. De inburgeringsplichtige krijgt in een gesprek hierover de gelegenheid een verklaring te geven. Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt bij dit gesprek, biedt het dagelijks bestuur hem of haar de gelegenheid zijn of haar zienswijze binnen 5 werkdagen per brief en/of digitaal kenbaar te maken.

  • 4. Op basis van het gesprek met de inburgeringsplichtige dan wel zijn of haar schriftelijke zienswijze bepaalt het dagelijks bestuur de mate van verwijtbaarheid. Als er sprake is van opzet, van grove schuld, van normale verwijtbaarheid of van verminderde verwijtbaarheid stemt het dagelijks bestuur de hoogte van de boete daarop af met inachtneming van artikel 7.1 van het Besluit.

  • 5. Het dagelijks bestuur legt geen boete op wanneer aannemelijk is dat iedere verwijtbaarheid ontbreekt

Artikel 18. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1. Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering (Participatiewet) ontvangt en zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur verlaging van de uitkering plaats op grond van artikel 18 Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8 eerste lid onder a Participatiewet. Het gaat hierbij om verplichtingen en afspraken anders dan in het aanbod in de MAP. Het dagelijks bestuur legt voor dezelfde gedraging dan geen bestuurlijke boete op grond van de wet op.

  • 2. Wanneer een inburgeringsplichtige die een bijstandsuitkering ontvangt zich niet houdt aan verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het dagelijks bestuur bij voorkeur een boete op grond van de wet op. Het dagelijks bestuur verlaagt in dat geval voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering niet.

  • 3. Bij de keuze tussen i) handhaving op grond van de Participatiewet door een verlaging van de uitkering en ii) handhaving op grond van de wet via een boete weegt het dagelijks bestuur ook af welke wijze van handhaving, rekening houdend met de gevolgen hiervan voor de inburgeringsplichtige, naar haar oordeel het best bijdraagt aan het beoogde effect, te weten het succesvol voltooien van het inburgeringstraject.

  • 4. Wanneer een gedraging leidt tot een overtreding van de Participatiewet en artikel 18 of 18 b van de Participatiewet laat het dagelijks bestuur geen ruimte om af te zien van verlaging van de bijstand, dan legt het dagelijks bestuur een maatregel op en geen boete op grond van de wet.

  • 5. In de brief (beschikking) aan de inburgeringsplichtige vermeldt het dagelijks bestuur of er een boete op grond van de wet wordt opgelegd of dat de uitkering wordt verlaagd op grond van de Participatiewet.

Artikel 19. Verrekening boete met bijstandsuitkering

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de bestuurlijke boete die op grond van de wet aan de inburgeringsplichtige is opgelegd, verrekenen met de algemene bijstandsuitkering. Onder verrekenen wordt in dit artikel verstaan verrekenen zoals geregeld in artikel 4.93 van de Awb. Het dagelijks bestuur houdt hierbij rekening met een fictieve draagkracht van 5 procent van de bijstandsnorm die van toepassing is, inclusief vakantietoeslag.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2022.

  • 2. Deze verordening wordt genoemd: Verordening Inburgering GR Ferm Werk 2021

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 20 april 2023.

G. Eggermont

voorzitter dagelijks bestuur Ferm Werk secretaris dagelijks bestuur Ferm Werk