Delegatiebesluit omgevingsplan gemeente Pijnacker-Nootdorp

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Delegatiebesluit omgevingsplan gemeente Pijnacker-Nootdorp

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 19 september 2022:

overwegende dat:

  • -

    1 januari 2023 de beoogde inwerkingtredingsdatum is van de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit;

  • -

    voor zover de gemeenteraad bevoegd is op basis van deze wet een omgevingsplan vast te stellen, dit niet in alle gevallen noodzakelijk is;

  • -

    het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) in specifieke situaties de bevoegdheid tot beslissen kan overnemen;

gelet op het bepaalde in artikel 2.8 en 4.14, vijfde lid van de Omgevingswet en afdeling 10.2.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen het volgende Delegatiebesluit omgevingsplan gemeente Pijnacker-Nootdorp:

Artikel 1 - Delegeren bevoegdheid vaststellen omgevingsplan

De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot besluitvorming over de vaststelling van een omgevingsplan indien er een ontwerp van een omgevingsplan ter inzage heeft gelegen en er geen zienswijzen op het ontwerpbesluit zijn ingediend.

Artikel 2 - Delegeren bevoegdheid beslissen over ontwerp en vaststelling omgevingsplan

De gemeenteraad delegeert de bevoegdheid tot besluitvorming over het vaststellen van een omgevingsplan alsmede de bevoegdheid tot besluitvorming over het ontwerp van een omgevingsplan in de volgende specifieke situaties:

  • a.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in de integratie van onherroepelijke buitenplanse omgevingsplanactiviteiten;

  • b.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in activiteiten welke niet staan vermeld op de Lijst adviesplichtige ontwikkelingen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad;

  • c.

    een omgevingsplan dat alleen betrekking heeft op een ontwikkeling welke past binnen een wijzigingsbevoegdheid die onderdeel uitmaakt van het tijdelijk deel van het omgevingsplan;

  • d.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in activiteiten welke passen binnen een wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in een door de gemeenteraad vastgesteld bestemmingsplan;

  • e.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in voorbeschermingsregels;

  • f.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in enkele specifieke aanpassing en/ of het schrappen van artikelen zoals beschreven in ‘Bijlage 1. Aanpassingen Bruidsschat’

  • g.

    een omgevingsplan dat alleen voorziet in het corrigeren van kennelijke omissies, verschrijvingen, verwijzingen en inventarisatiefouten in het omgevingsplan.

Artikel 3 - Informeren gemeenteraad

Het college informeert de raad schriftelijk van elk krachtens delegatie genomen besluit.

Artikel 4 - Vindplaats delegatiebesluit

Een besluit dat is genomen op grond van dit delegatiebesluit vermeldt als grondslag het onderhavig besluit alsmede de vindplaats daarvan.

Artikel 5 - Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Artikel 6 - Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als ‘Delegatiebesluit omgevingsplan gemeente Pijnacker-Nootdorp’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 22 december 2022.

Arjen van der Lugt

griffier

Björn Lugthart

voorzitter

Bijlage 1. Wijzigingen bruidsschat

Aan te passen artikelen bruidsschat:

Artikel 22.284 Omgevingsplanactiviteit: uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk, of een werkzaamheid worden gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de te gebruiken materialen;

    • b.

      de mate waarin sprake is van afvoer van grond naar een andere locatie; en

    • c.

      de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan aan het verrichten van de activiteit.

  • 2.

    Voor zover dat in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald: een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.

De tekst in bovenstaand artikel 22.284 Omgevingsplanactiviteit: uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid moet worden gewijzigd in:

Artikel 22.284 Omgevingsplanactiviteit: uitvoeren van een werk, niet zijnde bouwwerk, of werkzaamheid

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, niet zijnde een bouwwerk, of een werkzaamheid worden gegevens en bescheiden verstrekt over:

    • a.

      de specifieke locatie waar het werk of de werkzaamheid zal worden uitgevoerd;

    • b.

      de afmetingen van het werk of de omvang van de werkzaamheid;

    • c.

      de te gebruiken materialen;

    • d.

      de mate waarin sprake is van afvoer van grond naar een andere locatie;

    • e.

      de aanwezigheid van obstakels die in de weg staan aan het verrichten van de activiteit;

    • f.

      het beoogde en het huidige gebruik van de gronden en de bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • g.

      de gevolgen van het beoogde gebruik voor de fysieke leefomgeving;

    • h.

      een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak, alsmede de situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;

    • i.

      de wijze waarop het terrein ontsloten wordt, de aangrenzende terreinen en de daarop voorkomende bebouwing en het beoogd gebruik van het terrein behorende bij het voorgenomen bouwwerk;

    • j.

      lengte- en dwarsdoorsneden met aansluiting op naastgelegen percelen;

    • k.

      eventuele fasering;

    • l.

      schriftelijke toestemming van de eigenaar en het Hoogheemraadschap;

    • m.

      een veiligheidsplan, waarmee inzicht wordt geboden in de verkeersbewegingen, de periode waarin de werkzaamheden plaatsvinden, de tijdtippen waarop de werkzaamheden plaatsvinden alsmede in de veiligheid;

    • n.

      toestemming buren;

    • o.

      een onderzoek flora en fauna;

    • p.

      de landschappelijke inpassing.

  • 2.

    Voor zover dat in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald: een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 22.286 Omgevingsplanactiviteit: afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 22.280 worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      het beoogde en het huidige gebruik van de locaties en bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop:

      • 1°.

        de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak;

      • 2°.

        de situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;

      • 3°.

        de wijze waarop de locatie wordt ontsloten;

      • 4°.

        de aangrenzende locaties en de daarop voorkomende bebouwing; en

      • 5°.

        het beoogd gebruik van de locatie behorende bij het voorgenomen bouwwerk.

  • 2.

    Zo nodig wordt een rapport verstrekt waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.

De tekst in bovenstaand artikel 22.286 Omgevingsplanactiviteit: afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet moet worden gewijzigd in:

Artikel 22.286 Omgevingsplanactiviteit: afwijking van regels van het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 22.280 worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      het beoogde en het huidige gebruik van de locaties en bouwwerken waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een situatietekening van de bestaande toestand en een situatietekening van de nieuwe toestand met daarop:

      • 1°.

        de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak;

      • 2°.

        de situering van bouwwerken ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;

      • 3°.

        de wijze waarop de locatie wordt ontsloten;

      • 4°.

        de aangrenzende locaties en de daarop voorkomende bebouwing; en

      • 5°.

        het beoogd gebruik van de locatie behorende bij het voorgenomen bouwwerk;

    • c.

      de gevolgen van het beoogde gebruik voor de fysieke leefomgeving;

    • d.

      ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat het voorgenomen bouwplan past binnen het (gemeentelijk) beleid;

    • e.

      overige gegevens en bescheiden die samenhangen met een eventueel benodigde toetsing aan dit omgevingsplan.

  • 2.

    Zo nodig wordt een rapport verstrekt waarin de archeologische waarde van de locatie in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 22.287 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: algemeen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een gemeentelijk monument worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    het monumentnummer en, voor zover van toepassing, de naam van het monument of de plaatselijke aanduiding van het archeologisch monument;

  • b.

    de opgave van het huidige gebruik van het gemeentelijk monument en het voorgenomen gebruik, als dat afwijkt van het huidige gebruik; en

  • c.

    de motivering voor het verrichten van de activiteit en een omschrijving van de gevolgen ervan voor het gemeentelijk monument.

De tekst in bovenstaand artikel 22.287 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: algemeen moet worden gewijzigd in:

Artikel 22.287 Omgevingsplanactiviteit gemeentelijk monument: algemeen

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een gemeentelijk monument worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    het adres van het monument en, voor zover van toepassing, de naam van het monument of de plaatselijke aanduiding van het archeologisch monument;

  • b.

    de opgave van het huidige gebruik van het gemeentelijk monument en het voorgenomen gebruik, als dat afwijkt van het huidige gebruik; en

  • c.

    de motivering voor het verrichten van de activiteit en een omschrijving van de gevolgen ervan voor het gemeentelijk monument.

Te schrappen artikelen bruidsschat:

Artikel 22.3 Overgangsrecht rijksbeschermde stads- en dorpsgezichten

De artikelen 22.28, derde lid, en 22.38, aanhef en onder b, zijn van overeenkomstige toepassing op een activiteit als bedoeld in die artikelonderdelen die wordt verricht op een locatie waarvoor een op grond van artikel 4.35, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet als instructie geldende aanwijzing als beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet van kracht is, zolang in dit omgevingsplan aan die locatie nog niet de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht is gegeven.

Artikel 22.279 Omgevingsplanactiviteit: beoordelingsregel omgevingsvergunning slopen van een bouwwerk

Voor zover in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, is bepaald dat het is verboden zonder omgevingsvergunning een sloopactiviteit te verrichten, kan de omgevingsvergunning in ieder geval worden verleend als het naar het oordeel van het bevoegd gezag aannemelijk is dat op de locatie van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Artikel 22.285 Beoordelingsregels slopen van een bouwwerk

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een sloopactiviteit wordt aannemelijk gemaakt dat op de locatie van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

Artikel 22.298 Omgevingsplanactiviteit: alarminstallatie

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het hebben van een alarminstallatie in, op of aan een onroerende zaak die een voor de omgeving opvallend geluid of lichtsignaal kan produceren, bedoeld in een gemeentelijke verordening, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    de aard en de werking van de signalering; en

  • b.

    twee waarschuwingsadressen, inclusief telefoonnummers en namen van contactpersonen.

Artikel 22.300 Omgevingsplanactiviteit: handelsreclame

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het maken of voeren van handelsreclame op of aan een onroerende zaak met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      het aantal en de afmetingen van de reclame;

    • b.

      de hoogte van de reclame, gemeten vanaf het maaiveld tot de onderkant;

    • c.

      de te gebruiken materialen, kleuren en verlichting; en

    • d.

      de tekst van de reclame.

  • 2.

    Als een andere dan de eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigde of gebruiker van de onroerende zaak met diens toestemming handelsreclame maakt of voert, vermeldt de aanvrager in de aanvraag de naam, het adres en de woonplaats van die ander.

Artikel 22.302 Omgevingsplanactiviteit: slopen van een bouwwerk in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een sloopactiviteit in een rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht wordt aannemelijk gemaakt dat op de locatie van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 2.

    Zo nodig wordt een rapport verstrekt waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld.

§ 22.3.4.4 Geluid door civiele buitenschietbanen, militaire buitenschietbanen en militaire

22.79 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze paragraaf is van toepassing op het geluid op een geluidgevoelig gebouw door het exploiteren van een in de buitenlucht of in een gebouw zonder gesloten afdekking of een gebouw met een open zijde gelegen:

    • a.

      civiele schietbaan waar met vuurwapens wordt geschoten; of

    • b.

      militaire schietbaan of militair springterrein op een militair terrein.

  • 2.

    Deze paragraaf is niet van toepassing op het traditioneel schieten door schutterijen of schuttersgilden.

22.80 Geluid: waarden buitenschietbanen

Met het oog op het voorkomen of het beperken van geluidhinder is het geluid door een activiteit als bedoeld in artikel 22.79 op een geluidgevoelig gebouw ten hoogste 50 Bs,dan.

Artikel 22.81 Registratie gegevens buitenschietbanen

  • 1.

    De volgende gegevens worden geregistreerd:

    • a.

      dagelijks het aantal schoten of ontploffingen per wapentype, per dag-, avond- en nachtperiode, per baan; en

    • b.

      voor de duur van de handhavingsmeting, bedoeld in onderdeel 4.4.1 van bijlage XXVII bij de Omgevingsregeling, de gebruikte wapens en verschoten munitie.

  • 2.

    De gegevens worden gedurende vijf jaar bewaard.

Artikel 22.82 Geluid: meet- en rekenbepalingen

Op het bepalen van het geluid Bs, dan, bedoeld in artikel 22.80, is artikel 6.9 van de Omgevingsregeling van toepassing.

Artikel 22.133 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het saneren van de bodem, bedoeld in paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving, op een locatie binnen het zinkassengebied De Kempen als:

  • a.

    het huidig dan wel toekomstig gebruik van de locatie wonen met moestuin, wonen met siertuin of industrie betreft; en

  • b.

    de verontreiniging van de bodem bestaat uit of het gevolg is van zinkassen.

Artikel 22.134 Voorafgaand bodemonderzoek

In afwijking van de voorschriften over bodemonderzoek, bedoeld in de artikelen 5.7b en 5.7d van het Besluit activiteiten leefomgeving, is het ook toegestaan om het bodemonderzoek te verrichten overeenkomstig het Protocol Bodemonderzoek Zivest/zinkassenerven.

Artikel 22.135 Bodem: saneringsaanpak open ontgraving tot niveau terugsaneerwaarde

In afwijking van paragraaf 4.121 van het Besluit activiteiten leefomgeving bestaat de saneringsaanpak bij deze categorie saneringen uit:

  • a.

    het ontgraven van de aanwezige verontreinigde grond en zinkassen tot minimaal het niveau van de terugsaneerwaarde, bedoeld in artikel 22.136;

  • b.

    het van de saneringslocatie afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond en zinkassen; en

  • c.

    het aanvullen van de ontgraving met grond of baggerspecie met een kwaliteit die volgt uit artikel 4.1272 van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 22.136 Bodem: terugsaneerwaarde

  • 1.

    Als terugsaneerwaarden gelden de waarden die gelijk zijn aan de waarden voor de bodemfunctieklasse landbouw/natuur, wonen of industrie, bedoeld in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder b, van de Omgevingswet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid zijn de terugsaneerwaarden voor de stoffen arseen, cadmium, koper, lood en zink ten hoogste gelijk aan de lokale maximale waarden voor het betreffende gebruik, bedoeld in tabel 22.3.25. Tabel 22.3.25 Terugsaneerwaarden saneren van de bodem zinkassengebied De Kempen Stof Terugsaneerwaarden (mg/kg ds)1 Gebruik wonen met moestuin Gebruik wonen met siertuin Gebruik industrie Arseen 55 55 76 Cadmium 3,7 12 12 Koper 190 190 190 Lood 85 276 530 42 Zink 720 720 720 1 De waarden in deze tabel gelden voor een standaardbodem (10% organische stof en 25% lutum). Op het omrekenen van de meetwaarden naar een standaardbodem zijn de regels krachtens artikel 25g, negende lid, onder i en j, van het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Artikelen 22.227 t/m 22.236 (traditioneel schieten)

Artikel 22.227 Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het traditioneel schieten door schutterijen of schuttersgilden met buksen of geweren vanaf een vaste standplaats op een stilstaand doel in de buitenlucht.

Artikel 22.228 Gegevens en bescheiden

  • 1.

    Ten minste vier weken voor het begin van een activiteit als bedoeld in artikel 22.227 worden aan het college van burgemeester en wethouders de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      informatie over de aard en omvang van de activiteit en de aard en omvang van de daarbij behorende processen;

    • b.

      gegevens over de indeling van de locatie waarop de activiteit wordt verricht, waarbij het volgende wordt aangegeven:

      • 1°.

        de grenzen van het terrein;

      • 2°.

        de ligging en de indeling van de gebouwen; en

      • 3°.

        de plaats waar bodembedreigende stoffen worden gebruikt;

    • c.

      een situatietekening met een schaal van ten minste 1:10.000 waarop de activiteit is aangegeven en die is voorzien van een noordpijl; en

    • d.

      gegevens over de verwachte datum van het begin van de activiteit.

  • 2.

    Ten minste vier weken voordat de activiteit wijzigt, worden de gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 22.229 Bodem en externe veiligheid

Met het oog op het waarborgen van de veiligheid en het beperken van verontreiniging van de bodem vindt het schieten op zodanige wijze plaats dat alle afgeschoten kogels worden opgevangen in een voorziening

Artikel 22.230 Bodem: bodembeschermende voorziening

  • 1.

    Met het oog op het beperken van verontreiniging van de bodem, vindt traditioneel schieten plaats boven een bodembeschermende voorziening, als bij het schieten hulzen van verschoten munitie vrijkomen.

  • 2.

    De voorziening voor het opvangen van afgeschoten kogels, bedoeld in artikel 22.229, is opgesteld boven een bodembeschermende voorziening

Artikel 22.231 Bodem: logboek bodembeschermende voorziening

Er wordt een logboek bijgehouden waarin voor bodembeschermende voorzieningen gegevens worden vastgelegd over controles, beoordelingen, onderhoud en reparaties.

Artikel 22.232 Bodem: eindonderzoek bodem

  • 1.

    Bij het beëindigen van het traditioneel schieten wordt een eindonderzoek bodem verricht om de kwaliteit van de bodem vast te stellen.

  • 2.

    Het eindonderzoek bodem gaat over de bodembedreigende stoffen die zijn gebruikt op het gedeelte van de locatie waar het traditioneel schieten heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het bodemonderzoek voldoet aan NEN 5725 en NEN 5740 en het veldwerk wordt verricht door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 2000 of een certificatieinstantie of inspectie-instantie met een erkenning bodemkwaliteit voor AS SIKB 2

Artikel 22.233 Bodem: rapport van het eindonderzoek bodem

Het rapport van het eindonderzoek bodem bevat:

  • a.

    de naam en het adres van degene die het onderzoek heeft verricht;

  • b.

    de wijze waarop het onderzoek is verricht;

  • c.

    de aard en de mate van de aangetroffen verontreinigde stoffen en de herkomst daarvan;

  • d.

    informatie over het huidige en eerdere gebruik van het terrein;

  • e.

    bestaande informatie over bodemmetingen en grondwatermetingen die de toestand van de bodem en het grondwater weergeven op het tijdstip van opstelling van het rapport, of anders nieuwe bodemmetingen en grondwatermetingen voor het constateren van eventuele verontreiniging van de bodem door de bodemverontreinigende stoffen die bij de activiteit zijn gebruikt, zijn geproduceerd of zijn vrijgekomen; en

  • f.

    als de kwaliteit van de bodem wordt hersteld, de wijze waarop en de mate waarin dit gebeurt.

Artikel 2.234 Gegevens en bescheiden beëindigen activiteit

Ten hoogste zes maanden na het beëindigen van het traditioneel schieten wordt een rapport van het eindonderzoek bodem verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders

Artikel 22.235 Bodem: herstel van de bodemkwaliteit

  • 1.

    Als de bodem is verontreinigd, wordt uiterlijk zes maanden na het toezenden van het rapport van het eindonderzoek bodem, de bodemkwaliteit hersteld tot:

    • a.

      de bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit, die is vastgesteld in een rapport volgens NEN 5740 dat is opgesteld voor het begin van de activiteit;

    • b.

      de bodemkwaliteit van de locatie waarop de activiteit is verricht, zoals die is vastgelegd op een bodemkwaliteitskaart als bedoeld in artikel 47, onder a, of artikel 57, tweede lid, van het Besluit bodemkwaliteit; of

    • c.

      de achtergrondwaarden, vastgesteld op grond van artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit.

  • 2.

    Het herstel wordt verricht door een onderneming met een erkenning bodemkwaliteit voor BRL SIKB 7000.

Artikel 22.236 Informeren: herstelwerkzaamheden

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders wordt ten minste vijf dagen voor het begin van de herstelwerkzaamheden, bedoeld in artikel 22.235 geïnformeerd over de begindatum.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders wordt ten hoogste vijf dagen na beëindiging van de herstelwerkzaamheden, bedoeld in artikel 22.235 geïnformeerd over de einddatum.