Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang gemeente Utrecht

Geldend van 20-05-2023 t/m 11-07-2023

Intitulé

Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang gemeente Utrecht

Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht:

  • gelet op artikel 156 lid 3 Gemeentewet;

  • gelet op artikel 3 lid 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Utrecht;

.

Overwegende:

  • De wet Kinderopvang;

  • Regeling wet Kinderopvang;

  • Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • De wet Primair Onderwijs;

  • De Jeugdwet;

  • Het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

  • De Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024;

  • De verordening Jeugdwet;

  • De verordening Onderwijshuisvesting;

  • De Utrechtse Onderwijs Agenda;

  • Het Utrechts kwaliteitskader (UKK);

  • Beleidsregel toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht;

Overwegende dat:

  • Utrecht een inclusieve stad wil zijn waarin kinderopvang een voorziening is voor alle kinderen. Dit is goed voor de ontwikkeling van kinderen en het biedt ouders de mogelijkheid om te werken;

  • Utrecht ongelijk wil investeren voor gelijke kansen en met deze regeling specifiek wordt ingezet op kinderen met een (risico op) taal- en/of ontwikkelingsachterstand of ondersteuningsbehoefte;

  • De ambitie voor de komende periode is dat voor ieder kind (0-12 jaar) een passende plek binnen de kinderopvang beschikbaar is, het liefst in de eigen wijk;

  • In de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang de volgende uitgangspunten zijn vastgesteld:

    • zoveel mogelijk kinderen een goede basis krijgen ter voorbereiding op de basisschool;

    • kinderen een basisaanbod ontvangen van 2 dagdelen voorschool;

    • kinderen die dit het meest nodig hebben om hun achterstand in (taal) ontwikkeling in te lopen of in een groep te ontwikkelen 16 uur voorschool ontvangen;

    • kinderen met een ondersteuningsbehoefte terecht kunnen bij een reguliere kinderopvang (middels plusopvang) en/of de voorschool, waar zij extra ondersteuning ontvangen;

  • Deze uitvraag geldt voor de periode van 2024-2029 en de subsidie uitsluitend voor 6 jaar kan worden aangevraagd;

  • Hiermee wordt voortgebouwd op wat afgelopen jaren is geleerd en ontwikkeld ten aanzien van voorschoolse educatie en plusopvang in Utrecht.

Besluiten vast te stellen de volgende Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang per 1-1-2024 onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregel Passende Kinderopvang: voorschoolse educatie en ‘kinderopvang plus’ Gemeente Utrecht 2020-2023.

Artikel 1 Definities

Deze Nadere regel verstaat onder:

  • a.

    Beweging naar voren: het zoveel mogelijk preventief en ‘zo gewoon mogelijk’ bieden van hulp en ondersteuning, aansluitend bij de leefwereld van kind en gezin. Uitgangspunt hierbij is het vroegtijdig bereiken van kinderen en gezinnen, waarmee (ergere) problemen worden voorkomen.

  • b.

    Doorgaande leerlijn: Verdeling van het curriculum over de schooljaren waarbij leerinhoud en het onderwijsresultaat van verschillende schooltypen (voorschoolse educatie, primair onderwijs, voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs) naadloos op elkaar aansluiten.

  • c.

    Educatief partnerschap: Ouders en professionals werken op een gelijkwaardige manier samen en stemmen op elkaar af om een optimale ontwikkeling van het kind te stimuleren.

  • d.

    Gemengde groep voorschoolse educatie: Een groep kinderen op een kindercentrum die voorschoolse educatie ontvangen, waarin zowel kinderen met als zonder indicatie voor voorschoolse educatie zitten.

  • e.

    Houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert. ( art. 1.1 Wet Kinderopvang).

  • f.

    Indicatie voorschoolse educatie: een door de jeugdgezondheidszorg Utrecht afgegeven indicatie aan kinderen die een (risico op) een taal- en/of ontwikkelingsachterstand hebben en hiermee in aanmerking komen voor 16 uur voorschoolse educatie per week.

  • g.

    Kernpartneraanpak voorschoolse educatie: intensieve samenwerking tussen de aanbieders van voorschoolse educatie en plusopvang, de jeugdgezondheidszorg, Buurtteam Jeugd en gezin en samenwerkingsverband Utrecht Primair Onderwijs om goede en passende ondersteuning te bieden aan jonge kinderen en hun ouders in de stad Utrecht.

  • h.

    Kindercentrum: Een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang, zoals bedoeld in artikel 1.1. van de Wet kinderopvang en opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang.

  • i.

    Kinderen met ondersteuningsbehoefte: Kinderen die vanwege een verstandelijke of fysieke beperking, ontwikkelachterstand of gedragsproblemen extra ondersteuning nodig hebben.

  • j.

    Kind met een indicatie voor voorschoolse educatie: Kind van 2,5 tot 4 jaar dat ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BRP) en woonachtig is in de gemeente Utrecht, met een door de jeugdgezondheidszorg Utrecht afgegeven indicatie voor voorschoolse indicatie.

  • k.

    Kindplaats: Een plaats voor een kind in een kindercentrum. Eén kindplaats kan voor een heel kalenderjaar door één kind worden bezet of door meerdere kinderen voor evenredige delen van dat jaar.

  • l.

    Kortdurende opvang: Kindercentrum met opvang voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar voor een paar uur per dag (maximaal 6 uur).

  • m.

    Leidende principes: Uitgangspunten die ten grondslag liggen aan hoe we in Utrecht werken, te weten: A) leefwereld centraal: de inwoner/het gezin/het kind/de jongere in het dagelijkse leven vormt het uitgangspunt voor de ondersteuning en voor beleidsontwikkeling; B) doen wat nodig is: maatwerk bieden in aanvulling op en in samenwerking met de inzet van het eigen netwerk; C) ruimte voor professionals: ruimte voor professionele afwegingen en beslissingen; D) uitgaan van mogelijkheden: normaliseren in plaats van problematiseren en aansluiten bij de mogelijkheden van de inwoner/gezin/kind/jongere en diens omgeving; E) zo nabij mogelijk: zorg beschikbaar in de eigen buurt, maatwerk in aansluiting bij inwoner/gezin/kind/jongere en de omgeving daar omheen; F) eenvoud: de inhoud is leidend, niet het systeem en het zorglandschap is overzichtelijk en minder versnipperd met minder bureaucratie.

  • n.

    Plusopvang: kinderopvang en buitenschoolse opvang, die valt onder de wet Kinderopvang, waar ondersteuning wordt geboden aan kinderen, bijvoorbeeld vanwege een verstandelijke of fysieke beperking, ontwikkelachterstand of gedragsproblemen. In deze Nadere regel wordt onderscheid gemaakt in twee varianten:

    • i.

      Kinderopvang plus – voor de leeftijd 0 – 4 jaar;

    • ii.

      Buitenschoolse opvang plus – voor de leeftijd 4 – 12 jaar.

  • o.

    Sociale basis: omvat algemene voorzieningen die goed toegankelijk en bereikbaar zijn voor iedereen. Het gaat om onderwijs, sport, welzijn, cultuur en meer. Ook bewoners die zich vrijwillig inzetten voor elkaar en voor de buurt en veel organisaties en maatschappelijke initiatieven zijn onderdeel van deze sociale basis. In het kader van deze regeling gaat het oa.om initiatieven in de sociale basis rondom taal, opvoeden en opgroeien.

  • p.

    Taakuren: Uren die worden ingezet voor indirecte werkzaamheden ten behoeve van voorschoolse educatie. Tijdens de taakuren wordt de beroepskracht niet meegerekend bij het bepalen van de beroepskracht-kindratio op de groep.

  • q.

    Team toeleiding voorschoolse educatie: team van de Jeugdgezondheidszorg dat ouders van kinderen met VE-indicatie ondersteunt als zij hun kun kind niet zelf aanmelden voor de VE.

  • r.

    TLV-weging: een TLV is een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal (basis) onderwijs. Er zijn 3 categorieën aan de TLV verbonden. Categorie 1 (laag; kinderen met psychische beperkingen, zeer moeilijk lerende kinderen en chronisch/langdurige zieke kinderen). Categorie 2 (midden; lichamelijke beperkingen). Categorie 3 (hoog; meervoudig gehandicapte kinderen en zeer moeilijk lerende kinderen met een lichamelijke beperking).

  • s.

    Utrechts sturingsmodel: Sturingsmodel gebaseerd op het model Simons waarbij we sturen op: waarden van waaruit we werken (leidende principes, co-creatie), kaders (budget of wettelijke kaders), monitoringinformatie (aantallen, ervaringen) en de dialoog die plaatsvindt om steeds te kunnen leren.

  • t.

    VE Monitor: Door de gemeente en aanbieders van voorschoolse educatie gebruikte monitor die moet zorgen voor een sluitende aanpak van indicatiestelling tot plaatsing: dat elk kind met indicatie voor voorschoolse educatie ontvangt.

  • u.

    Voorschoolse educatie: Intensieve educatie voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar bestaande uit activiteiten ter bevordering van de beheersing van (de Nederlandse) taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden conform besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie gericht op het zo kansrijk mogelijk instromen in het basisonderwijs.

  • v.

    Vroegschoolse educatie: Uitvoering van een VVE-programma verzorgd in groep 1 en 2 van een basisschool als vervolg op de voorschoolse educatie. Bestaande uit activiteiten ter bevordering van de beheersing van (de Nederlandse) taal met het oog op het voorkomen en bestrijden van onderwijsachterstanden en gericht op het zo kansrijk mogelijk doorstromen naar groep 3 van het basisonderwijs.

Artikel 2 Doel

De gemeente Utrecht streeft ernaar dat er voor ieder kind (0-12 jaar) een passende plek is binnen de kinderopvang, het liefst binnen de eigen wijk. De doelstellingen van deze Nadere regel zijn:

  • 1. Het realiseren van kwalitatief goed en voldoende aanbod van voorschoolse educatie in Utrecht, zodat:

    • a.

      Utrechtse kinderen met zo min mogelijk achterstand in de (Nederlandse)(taal)ontwikkeling op de basisschool starten;

    • b.

      Zoveel mogelijk Utrechtse kinderen een goede basis ter voorbereiding op de basisschool ontvangen;

    • c.

      Kinderen (met en zonder indicatie) met de benodigde ondersteuning zo veel mogelijk deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie in Utrecht, in samenwerking met (kern)partners in de stad.

  • 2. Het bieden van plusopvangvoor kinderen in de leeftijd 0-4 jaar (kinderopvang plus) en 4-12 jaar (BSO plus) die vanwege hun ondersteuningsbehoefte niet terecht kunnen op de reguliere kinderdagopvang, voorschoolse educatieofbuitenschoolse opvang.Met als specifieke doelstellingen:

    • a.

      Kinderen met een ondersteuningsbehoefte kunnen door plusopvang terecht bij een reguliere kinderopvang. Hierdoor kunnen kinderen samen met bijvoorbeeld broertjes/zusjes naar de kinderopvang en buitenschoolse opvang in de wijk of naar een locatie naar keuze;

    • b.

      Kinderen krijgen passende ondersteuning en extra begeleiding geboden door de kinderopvang of buitenschoolse opvang aanbieder;

    • c.

      Plusopvang sluit aan bij de hulpvraag van kinderen en ouder(s)/verzorger(s), daarmee wordt (onnodig) beroep op (aanvullende) jeugdhulp voorkomen;

    • d.

      Ouder(s)/verzorger(s) van kinderen met een ondersteuningsbehoefte hebben door beschikbare kinderopvang meer kans om te (blijven) werken en hun werk-privé balans wordt versterkt;

    • e.

      Het bieden van voldoende mogelijkheden voor plusopvang verspreid over de stad, dichtbij in de eigen wijk, draagt bij aan de wens om een inclusieve stad te zijn.

Artikel 3 Eisen aan de subsidieaanvrager

Burgemeester en wethouders nodigen met deze subsidietender graag partijen uit die zich samen met de gemeente willen inzetten om de ambitie uit de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vorm te geven conform Utrechts sturingsmodel. Dit vraagt verantwoordelijkheid, flexibiliteit en oplossingsgerichtheid van de partners waarmee wordt samengewerkt. Dit blijkt uit rolneming, houding en gedrag van de subsidieaanvragers.

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen de volgende eisen aan de subsidieaanvrager:

    • a.

      De subsidie kan worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid;

    • b.

      De subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een houder van een kindercentrum dat is gevestigd in de gemeente Utrecht en dat is geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang.

    • c.

      De subsidieaanvrager is de 12 maanden voorafgaand aan het moment van aanvragen van de subsidie geen last onder dwangsom opgelegd vanwege een overtreding met hoge prioriteit zoals bepaald in de Beleidsregel toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht. Als dit het geval is dan wordt de subsidieaanvraag geweigerd voor de betreffende locatie. De subsidieaanvraag wordt niet op deze grondslag geweigerd indien de Inspectie Kinderopvang heeft geoordeeld dat de overtreding hersteld is.

    • d.

      De subsidieaanvraag kan geweigerd worden indien en voor zover de aanvraag ziet op een locatie waar door de Inspectie Kinderopvang een overtreding met hoge prioriteit zoals bepaald in de Beleidsregel toezicht & handhaving kwaliteit kinderopvang gemeente Utrecht heeft geconstateerd met betrekking tot die locatie, de subsidieaanvrager deze nog niet heeft hersteld en niet voldoende duidelijk is binnen welke termijn en hoe deze overtredingen zullen worden hersteld.

Artikel 4 Vaststelling subsidieplafond

Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks voor de twee beleidsdoelstellingen uit artikel 2 de subsidieplafonds vast middels de subsidiestaat. Het subsidieplafond is onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeentebegroting en is te vinden in de subsidiestaat van de gemeente Utrecht.

Indien het aantal geselecteerde aanvragen het subsidieplafond overstijgt, dan wordt de subsidie verleend conform de verdeling beschreven in artikel 10, lid 7.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Deze subsidietender geldt voor de periode van 2024-2029.De subsidie kan uitsluitend voor 6 jaar worden aangevraagd. De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

  • 1. Het bieden van voorschoolse educatie aan Utrechtse kinderen

    De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      het bieden van 16 uur voorschoolse educatie per week aan kinderen met een indicatie voor 16 uur VE;

    • b.

      het bieden van maximaal 2 dagdelen onderwijsachterstandenbeleid per week in de vorm van voorschoolse educatie aan kinderen zonder indicatie voor voorschoolse educatie;

    • c.

      het bieden van gratis voorschoolse educatie aan groepen kinderen die door burgemeester en wethouders worden aangewezen;

    • d.

      taakuren voor het uitvoeren van kwalitatief goede voorschoolse educatie, zoals onder meer voorbereidingstijd, het investeren in educatief partnerschap en gelijkwaardige samenwerking met ouders;

    • e.

      afstemming met en overdracht naar de vroegschool/basisschool, mits toestemming van ouders voor overdracht;

    • f.

      inzet van extra ondersteuning voor kinderen die dat nodig hebben, zodat zo veel mogelijk kinderen deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie in Utrecht (voorheen VE ‘plus’);

    • g.

      inrichting van de organisatie op extra werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van voorschoolse educatie;

    • h.

      het aanschaffen van materialen voor voorschoolse educatie;

    • i.

      permanente educatie van de beroepskrachten voorschoolse educatie;

    • j.

      de inzet van een hbo coach/beleidsmedewerker conform de eisen uit de wet kinderopvang;

    • k.

      het huisvesten van groepen voorschoolse educatie.

  • 2. Het bieden van plusopvang voor de leeftijd 0-4 (kinderopvang plus) en/of voor de leeftijd 4-12 jaar (BSO plus)

    Plusopvang (0-4 jaar en 4-12 jaar) is bedoeld voor kinderen die vanwege hun ondersteuningsbehoefte niet terecht kunnen op de reguliere kinderopvang, voorschoolse educatie of buitenschoolse opvang. Deze ondersteuningsbehoefte komt voort uit het hebben van een verstandelijke en/of fysieke beperking, een ontwikkelachterstand en/of gedragsproblematiek.

  • De volgende activiteiten komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Het bieden van kinderopvang plus voor kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar, aansluitend op de kinderdagopvang. Bij kinderen in de leeftijd 0-4 jaar is vaak nog moeilijk te achterhalen wat de oorzaak van bepaald gedrag is. Kinderen voor wie kinderopvang plus geschikt is kunnen niet terecht op reguliere kinderopvang of voorschoolse educatie, maar de ondersteuningsbehoefte van kinderen binnen de plusopvang vraagt geen dusdanig specialisme dat een plek op een (dag)behandelsetting nodig is. Voor de uitvoering van kinderopvang plus zijn verschillende vormen mogelijk:

      • i.

        Het vormen van een kleinere groep of het bieden van extra ondersteuning binnen de kinderdagopvang (0-4 jaar). Er mag worden afgeweken van de beroepskracht-kind ratio, zoals bedoeld in de wet kinderopvang, naar minder kinderen per pedagogisch medewerker;

      • ii.

        Kinderen uit de plusgroep worden zoveel als mogelijk geïntegreerd met de reguliere groepen en in de uitvoering wordt inclusiviteit nagestreefd. Indien mogelijk stromen kinderen uit naar de reguliere groep en/of wordt een lichtere vorm van ondersteuning toegepast.

    • b.

      Het bieden van BSO plus voor de leeftijd 4-12 jaar, binnen een reguliere buitenschoolse opvang locatie. Kinderen voor wie deze vorm van buitenschoolse opvang plus geschikt is komen veelal vanuit het speciaal basisonderwijs (SBO). De ondersteuningsbehoefte van kinderen binnen de buitenschoolse opvang plus vraagt geen dusdanig specialisme dat een plek op een (dag)behandelsetting nodig is. Voor de uitvoering van buitenschoolse opvang plus zijn verschillende vormen mogelijk:

      • i.

        Het vormen van een kleinere groep binnen de reguliere buitenschoolse opvang (4-12 jaar). Het uitgangspunt is 1 pedagogisch medewerker op 5 kinderen. Hiermee wordt afgeweken van de beroepskracht-kind ratio, zoals bedoeld in de wet kinderopvang. Kinderen uit de plusgroep worden zoveel als mogelijk geïntegreerd met de reguliere groepen en in de uitvoering wordt inclusiviteit nagestreefd. Indien mogelijk stromen kinderen uit naar de reguliere groep en/of wordt een lichtere vorm van ondersteuning toegepast;

      • ii.

        Het inzetten van extra ondersteuning op de BSO groep, en/of het bieden van extra ondersteuning aan enkele kinderen op de groep, wanneer de populatie kinderen op deze groep hierom vraagt. Bijvoorbeeld als er veel instroom is van kinderen vanuit het speciaal (basis) onderwijs. De ondersteuning per kind wordt gemonitord en indien mogelijk wordt een lichtere vorm van ondersteuning toegepast;

    • c.

      Het bieden van buitenschoolse opvang plus voor de leeftijd 4-12 jaar specifiek gekoppeld aan een speciaal onderwijs school (SO; bij voorkeur in hetzelfde gebouw). Op het SO zitten leerlingen met een lichamelijke- zintuiglijke of verstandelijke beperking en/of leerlingen die vanwege leer- of gedragsproblemen zwaardere ondersteuning nodig hebben, dan bijvoorbeeld kinderen vanuit het SBO.

      • i.

        Het vormen van een kleinere groep of het bieden van extra ondersteuning binnen de buitenschoolse opvang. Hiermee wordt afgeweken van de beroepskracht-kind ratio, zoals bedoeld in de wet kinderopvang;

      • ii.

        Met de BSO plus verbonden aan het speciaal onderwijs wordt met de ondersteuning aangesloten bij de TLV weging die wordt gebruikt in het speciaal onderwijs.

Artikel 6 Eisen aan de subsidieaanvraag

Voor alle subsidieaanvragen gelden de volgende eisen:

  • 1. De aanvragers dienen hun subsidieaanvraag in met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie

  • 2. Aanvragers die voor het eerst subsidie aanvragen of waarvan gegevens zijn gewijzigd of die voor 2020 voor het laatst een subsidieaanvraag hebben ingediend sturen tevens mee:

    • a.

      een recent uittreksel uit het Handelsregister van Kamer van Koophandel (niet ouder dan 2 maanden);

    • b.

      een kopie bankafschrift of een foto van de bankpas, waarop duidelijk zichtbaar de naam van de organisatie en het IBAN staan;

    • c.

      de statuten van de organisatie (enkel van toepassing bij rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid).

  • 3. Deze subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd voor een periode van 6 jaar (2024-2029).

  • 4. Uit de aanvraag moet blijken dat wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 6, derde lid van de Algemene subsidieverordening (ASV). De aanvraag gaat vergezeld van de documenten die genoemd worden in de ASV, artikel 6, vierde lid:

    • a.

      een activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten met daarbij een omschrijving waarvoor subsidie wordt gevraagd en van de doelen van die activiteiten. In lid 7 en 8 van dit artikel staat welke informatie ten minste moet worden opgenomen voor respectievelijk de aanvraag voor voorschoolse educatie en plusopvang;

    • b.

      een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten. In deze onderbouwing staat per activiteit opgenomen welke personele en materiële middelen nodig zijn voor de activiteiten. Tevens is het gevraagde subsidiebedrag helder onderbouwd met daarbij een sluitende begroting met daarin alle (overige) inkomsten;

  • 5. Indien er op een kindercentrum waarvoor subsidie wordt aangevraagd door de toezichthouder Inspectie Kinderopvang hoge prioriteitsovertreding(en) zijn geconstateerd zoals genoemd onder artikel 3 lid 1 sub d, dan dient de subsidieaanvrager gegevens en documenten bij te voegen waaruit blijkt dat deze overtredingen zijn hersteld.

  • 6. Een beschrijving van hoe u invulling geeft aan het principe ‘mens volgt werk’ in relatie tot het vraagstuk van overgang van onderneming, indien van toepassing.

  • 7. Aanvullende eisen voor een subsidieaanvraag voor voorschoolse educatie:

    • a.

      In het activiteitenplan, zoals benoemd in artikel 6, lid 3.a, is in ieder geval opgenomen:

      • i.

        een toelichting op hoe de subsidieaanvrager uitvoering geeft aan de visie Passende Kinderopvang zoals omschreven in de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024, waarin specifiek aandacht voor:

      • ii.

        de visie van de subsidieaanvrager op hoe de aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen onder artikel 2.1, de opgave voor jonge kinderen in Utrecht en de samenwerking met de gemeente en eventuele andere aanbieders van voorschoolse educatie en plusopvang in het kader van deze opdracht.

      • iii.

        op welke wijze de subsidieaanvrager kwaliteit biedt op de groepen, omgaat met taakuren en niet-groepsgebonden uren en ervaringen meet van kinderen en ouders;

      • iv.

        hoe de subsidieaanvrager een doorgaande leerlijn en samenwerking met het onderwijs (en andere partners) realiseert;

      • v.

        op welke wijze de subsidieaanvrager een ondersteuningsstructuur en ondersteuning biedt aan kinderen die extra ondersteuning nodig hebben en samenwerkt met (kern)partners zoals de sociale basis partijen, de jeugdgezondheidszorg (waaronder team toeleiding), het buurtteam, het samenwerkingsverband Utrecht PO en de aanvullende jeugdhulppartners.

      • vi.

        hoe de subsidieaanvrager inzet op gelijkwaardige samenwerking en educatief partnerschap met ouders. Specifiek hoe subsidieaanvrager aandacht heeft in de gehele organisatie om ouders van kinderen op de voorschool extra te ondersteunen in het proces van aanmelding, het aanvragen van kinderopvangtoeslag en eventuele verdere vragen. En hoe hij hierin samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg, waaronder team Toeleiding;

      • vii.

        op welke wijze de subsidieaanvrager zorgdraagt voor voldoende kwalitatief personeel om de voorgenomen groepen te bemensen;

      • viii.

        welke ervaring de subsidieaanvrager heeft met het aanbieden van voorschoolse educatie binnen en buiten Utrecht;

      • ix.

        de mate waarin de aanvraag bijdraagt aan het bereiken van de doelgroep.

      • x.

        de subsidieaanvrager levert een onderbouwde prognose uitgesplitst per wijk van hoeveel locaties, groepen en kindplaatsen (per week en op jaarbasis) de organisatie biedt en hoeveel kinderen de subsidieaanvrager verwacht een plek te kunnen bieden, uitgesplitst naar kinderen met een indicatie en kinderen zonder een indicatie en tevens met onderscheid tussen recht op kinderopvangtoeslag en geen recht op kinderopvangtoeslag (zie bijlage 1 Formats prognose, begroting en verantwoording passende kinderopvang onderdeel VE);

      • xi.

        intentieverklaring: bij uitvoeren van voorschoolse educatie in een schoolgebouw, aantoonbare (intentie) samenwerkingsafspraken met de school en schoolbestuur;

      • xii.

        bij uitvoeren van voorschoolse educatie in gemeentelijk vastgoed: een lijst met locaties inclusief adres met onderbouwing van keuze voor deze locatie.

  • 8. Aanvullende eisen voor eensubsidieaanvraag voor het bieden van plusopvang:

    • a.

      De subsidie voor plusopvang kan enkel worden aangevraagd voor de varianten zoals genoemd in artikel 5 lid 2.

    • b.

      In het activiteitenplan, zoals benoemd in artikel 6, lid 3.a, is in ieder geval een toelichting opgenomen die de volgende onderdelen bevat:

      • i.

        hoe de subsidieaanvrager uitvoering geeft aan de visie Passende Kinderopvang zoals omschreven in de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024;

      • ii.

        een concrete beschrijving van de uitvoering van de plusopvang activiteiten, voor welke doelgroep subsidie wordt aangevraagd (0-4 of 4-12 en welke doelgroep kenmerken), in hoeverre de activiteiten aanvullend zijn op de wettelijke eisen zoals genoemd in de Wet Kinderopvang en in hoeverre continuïteit wordt gewaarborgd van de activiteiten uitgevoerd binnen de huidige opdracht. De varianten genoemd in artikel 5 lid 2 kunnen daarbij als richtlijn worden gebruikt;

      • iii.

        hoe de aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen passende kinderopvang, ‘de beweging naar voren’ en hoe de aanvraag aansluit bij de leidende principes;

      • iv.

        hoe in de uitvoering de plusgroep integreert met de reguliere groep(en) en welke inspanning subsidieaanvrager doet om kinderen weer te laten uitstromen naar de reguliere groep en/of een lichtere vorm van ondersteuning toepast;

      • v.

        een onderbouwde prognose van: het aantal locaties, het aantal groepen, het aantal beschikbare kindplaatsen (per week en op jaarbasis), de verwachte prognose van het aantal bezette kindplaatsen dat de organisatie biedt en hoeveel (unieke) kinderen de subsidieaanvrager verwacht te bereiken;

      • vi.

        hoe de keuze voor plusopvang locaties en groepen tot stand is gekomen, aansluitend op de vraag van de doelgroep in de wijk/school en hoe de subsidieaanvrager daarover afstemming heeft gezocht met de doelgroep en partners, zoals scholen, het buurtteam, de jeugdgezondheidszorg en de aanvullende jeugdhulp;

      • vii.

        hoe subsidieaanvrager de toeleiding naar de plusopvang vormgeeft, hoe de subsidieaanvrager daarin zorgdraagt voor het bereiken van de juiste doelgroep in de stad en hoe subsidieaanvrager daarover samenwerkt met partners, zoals scholen, het buurtteam, de jeugdgezondheidszorg en de aanvullende jeugdhulp.

      • viii.

        hoe de subsidieaanvrager samenwerkt met andere plusopvang aanbieders, partijen uit de sociale basis, basiszorg en aanvullende jeugdhulp

Artikel 7 Indieningstermijn subsidieaanvraag

Alle aanvragen moeten uiterlijk 14 juli 2023 worden ingediend met e-herkenning via www.utrecht.nl/subsidie bij burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht.

Artikel 8 Maximaal subsidiebedrag per aanvraag/aanvrager

  • 1. Uitvoeren van voorschoolse educatie

  • Subsidie wordt alleen verleend voor kinderen tussen 2,5 en 4 jaar oud die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en woonachtig zijn in de gemeente Utrecht, met uitzondering van specifieke casuïstiek op basis van advies van de kernpartner(s). Subsidieontvanger ontvangt alleen subsidie voor kinderen waarvoor hij een getekende betalingsovereenkomst heeft.

  • Burgemeester en wethouders stellen:

    • a.

      per kind met een indicatie voor voorschoolse educatie een bedrag van € 5.000 per kalenderjaar beschikbaar voor de uitvoering van voorschoolse educatie in de kortdurende opvang. Indien een kind niet het gehele kalenderjaar voorschoolse educatie volgt, wordt het bedrag naar rato aangepast.

    • b.

      per kind voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag een bedrag ter beschikking voor de compensatie van (een deel van) de ouderbijdrage voor afgenomen uren, conform richtlijnen Belastingdienst/Toeslagen. Dit bedrag is gelijk aan het bedrag dat de via de Belastingdienst/Toeslagen jaarlijks wordt vastgesteld, minus de te betalen ouderbijdrage volgens de ouderbijdragetabel van de Belastingdienst/Toeslagen.

      • i.

        Voor kinderen met een indicatie wordt maximaal 16 uur per week (maximaal 40 weken per jaar) gesubsidieerd.

      • ii.

        Voor kinderen zonder indicatie maximaal twee dagdelen per week (maximaal 40 weken per jaar).

        R ekenvoorbeeld ( op basis van tarieven in 2023 ) betekent dit : 16 uur x 40 weken x € 9,1 2 per uur = € 5.8 37 voor een kind met indicatie en 10 uur x 40 weken x € 9,1 2 = € 3.64 8 voor een kind zonder indicatie.

  • Op basis van de jaarprognose ontvangt de subsidieaanvrager een subsidie, waarbij bij de vaststelling de door de subsidieaanvrager ontvangen ouderbijdragen in mindering worden gebracht op de verleende subsidie. Na afloop van het kalenderjaar wordt de subsidie vastgesteld op basis van het werkelijk aantal geplaatste kinderen en de ontvangen ouderbijdragen.

  • De genoemde subsidiebedragen onder a wordt niet jaarlijks geïndexeerd, aangezien de rijksmiddelen die de gemeente hiervoor ontvangt niet worden geïndexeerd. Halverwege de subsidieperiode kunnen burgemeester en wethouders bepalen of er aanleiding is om het bedrag eenmalig te verhogen voor de resterende looptijd van de subsidieperiode.

  • 2. Financieringplusopvang

  • Subsidie wordt alleen verleend voor kinderen die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) en woonachtig zijn in de gemeente Utrecht. Voor het bieden van plusopvang ontvangt subsidieaanvrager een vergoeding per bezette kindplaats per dagdeel. Het maximale subsidiebedrag is afhankelijk van het aantal bezette kindplaatsen dat per week, en op jaarbasis, beschikbaar worden gesteld binnen de plusopvang locatie. Op de vergoeding per dagdeel worden op jaarbasis geldende indexaties van de gemeente Utrecht toegepast.

  • Burgemeester en wethouders stellen:

    • a.

      Voor kinderopvang plus (0-4 jaar) geldt dat de subsidieaanvrager op basis van de kosten van de activiteiten van plusopvang een maximale vergoeding krijgt per bezette kindplaats per dagdeel. De subsidieaanvrager dient een realistische aanvraag te doen, passend bij de activiteit zoals genoemd in artikel 5.2.1. De aanvraag wordt beoordeeld op basis van criterium 4 zoals benoemd in artikel 9 lid 2;

    • b.

      Voor buitenschoolse opvang plus (4-12) geldt:

      • i.

        De standaard vergoeding bedraagt €32,00 per bezette kindplaats per dagdeel. Het dagdeel beslaat de hele BSO-middag. Deze vergoeding geldt voor plusopvang locaties in de wijk en verbonden aan SBO;

      • ii.

        Voor de plusopvang gekoppeld aan het speciaal onderwijs geldt dat op basis van maatwerk mag worden afgeweken van het standaardtarief van €32,00. Hier kan een hoger tarief worden toegepast (€32,00 x 1,5 en €32,00 x 2 toegepast), indien vanwege de ondersteuningsbehoefte van het kind intensievere begeleiding nodig is. Hierbij wordt aangesloten bij de TLV weging die wordt gebruikt in het speciaal onderwijs.

  • Voor de plusopvang geldt dat ouder(s)/verzorger(s) de reguliere ouderbijdrage betalen. Hiervoor kunnen zij kinderopvangtoeslag aanvragen. Indien ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag dan kan een aanvraag worden gedaan voor een Sociaal-Medische Indicatie regeling (SMI-regeling). Mocht de SMI-regeling niet passend worden bevonden vanwege de specifieke situatie van het betreffende gezin, dan kan er binnen deze subsidieregeling naar maatwerk worden gekeken ten aanzien van de tegemoetkoming in de ouderbijdrage.

Artikel 9 Beoordeling subsidieaanvraag

  • De aanvragen die tijdig en volledig zijn ontvangen worden op basis van onderstaande criteria beoordeeld.

  • 1. Beoordeling Voorschoolse Educatie

  • De aanvraag wordt door een ambtelijke beoordelingscommissie gewaardeerd op basis van onderstaande criteria. In totaal kan de aanvraag maximaal 100 punten scoren.

  • Criterium 1: Visie op de opgave in de stad en samenwerking (totaal maximaal 20 punten)

  • De mate waarin de aanvraag aansluit op en bijdraagt aan de ambitie van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024, de doelstellingen van voorschoolse educatie en het werken in partnerschap aan de stedelijke opgave voor jonge kinderen .

    • a.

      Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze de aanvraag bijdraagt aan de genoemde doelstellingen onder artikel 2 lid 1 en hoe subsidieaanvrager de collectieve opgave voor jonge kinderen in de stad ziet en wat zijn rol daarin kan zijn (maximaal 10 punten);

    • b.

      Subsidieaanvrager geeft zijn de visie op samenwerking en kennis delen met de gemeente, waaronder de jeugdgezondheidszorg, eventuele andere VE-aanbieders en partners in de wijk (maximaal 10 punten).

    • c.

      Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 1. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager onderwijs en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a en b van dit artikel.

  • Beoordeling criterium 1:

  • De aanvraag wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaande punten geeft en:

    • De mate waarin de aanvraag aansluit bij ambities en doelstellingen van de gemeente ten aanzien van de opgave en samenwerking in de stad;

    • Concreet en realistisch onderbouwd is;

    • Meer vertrouwen geeft in het bereiken van de doelstellingen.

  • Criterium 2: Kwaliteit en continuïteit van de uitvoering van activiteiten (totaal maximaal 50 punten)

    De mate waarin de aanvraag aansluit op de gewenste kwaliteit en continuïteit van uitvoering van de activiteiten .

    • a.

      Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze subsidieaanvrager inzet op het bieden van goede kwaliteit op de groepen en hoe subsidieaanvrager de ervaringen van kinderen en ouders meet (maximaal 10 punten);

    • b.

      Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze hij zorgt voor een doorgaande leerlijn en samenwerking met het onderwijs en de partners in de wijk (maximaal 10 punten);

    • c.

      Subsidieaanvrager geeft aan hoe de ondersteuningsstructuur in de organisatie eruitziet, op welke wijze subsidieaanvrager de benodigde ondersteuning biedt aan kinderen die dit nodig hebben en hoe subsidieaanvrager vormgeeft aan de samenwerking met (kern)partners (maximaal 10 punten);

    • d.

      Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze hij inzet op gelijkwaardige samenwerking, educatief partnerschap en hoe subsidieaanvrager aandacht heeft in de gehele organisatie om ouders van kinderen op de voorschool extra te ondersteunen in het proces van aanmelding, het aanvragen van kinderopvangtoeslag en eventuele verdere vragen. En hoe hij hierin samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg, waaronder team Toeleiding (maximaal 10 punten);

    • e.

      Subsidieaanvrager geeft aan welke ervaring hij heeft met het bieden van voorschoolse educatie (binnen en buiten Utrecht) en hoe subsidieaanvrager zorgt over voldoende kwalitatief personeel te beschikken en te behouden om de voorgenomen groepen te bemensen (maximaal 10 punten).

    • f.

      Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 2. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager onderwijs en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a t/m e van dit artikel.

  • Beoordeling criterium 2:

  • De aanvraag wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaande punten geeft en:

    • De mate waarin de aanvraag aansluit bij ambities en doelstellingen van de gemeente en partners in de stad ten aanzien kwaliteit, continuïteit en samenwerking;

    • Concreet en realistisch onderbouwd is;

    • Bekendheid toont met het bieden van kwalitatief goede voorschoolse educatie en relevante samenwerking met partners rondom het jonge kind.

  • Criterium 3: Mate waarin de juiste doelgroep wordt bereikt en de keuze voor locaties aansluit op de vraag (totaal maximaal 30 punten)

  • De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan de opgave in de stad .

    • a.

      Subsidieaanvrager geeft aan op welke wijze de aanvraag bijdraagt aan de behoefte aan voorschoolse educatie in de stad en het bereiken van kinderen met en zonder een indicatie en geef hiervan een onderbouwing met betrekking tot de verschillende wijken in Utrecht en locaties, groepen en kindplaatsen waarvoor subsidieaanvrager een aanvraag indient (maximaal 30 punten).

  • Beoordeling criterium 3:

  • De aanvraag wordt hoger gewaardeerd als:

    • De locaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd gelegen zijn in wijken met veel kinderen met een indicatie;

    • De aanvraag een substantiële bijdrage levert aan het aantal te bereiken kinderen met een indicatie;

    • De groepen gehuisvest zijn in schoolgebouwen;

    • De aanvraag concreet en realistisch onderbouwd is.

  • 2. Beoordeling plusopvang

  • De aanvraag wordt door een ambtelijke beoordelingscommissie gewaardeerd op basis van onderstaande criteria. In totaal kan de aanvraag maximaal 100 punten scoren. Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie dient de aanvraag minimaal 55 punten te scoren.

  • Criterium 1: Visie op de inhoudelijke opgave in de stad en samenwerking(totaal maximaal 25 punten)

  • De mate waarin de aanvraag bijdraagt aan de doelstellingen van Passende Kinderopvang , de beweging naar voren en hoe de aanvraag aansluit bij de leidende principes .

  • Beschrijf de wijze waarop:

    • a.

      de aanvraag aansluit bij de visie van de nota Passende Kinderopvang, het bieden van plusopvang en de beoogde doelstellingen, zoals genoemd in artikel 2 lid 2 (maximaal 10 punten);

    • b.

      verbinding met de reguliere kinderopvang, voorschool en/of BSO plaatsvindt. Maak concreet hoe in de uitvoering de plusgroep zo veel als mogelijk integreert met de reguliere groep(en) en welke inspanning subsidieaanvrager doet om kinderen weer te laten uitstromen naar de reguliere groep en/of een lichtere vorm van ondersteuning toepast (maximaal 5 punten);

    • c.

      samenwerking plaatsvindt met andere plusopvang aanbieders en hoe de aanvrager zich inspant voor gezamenlijk monitoren, leren en ontwikkelen (maximaal 5 punten);

    • d.

      samenwerking plaatsvindt met andere partners uit de stad, zoals kinderopvang, scholen, partners uit de sociale basis, basiszorg en aanvullende jeugdhulp (maximaal 5 punten).

    • e.

      Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 1. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager jeugd en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a t/m d van dit artikel.

  • Beoordeling criterium 1:

  • De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaande punten geeft en deze:

    • concreet en realistisch onderbouwd is;

    • meer vertrouwen geeft in het bereiken van de doelstellingen;

    • meer blijk geeft van de bekendheid met de werking en de doelstellingen van de leidende principes en de ‘beweging naar voren’.

  • Criterium 2: Kwaliteit en continuïteit van de uitvoering van activiteiten(totaal maximaal 25 punten)

  • Mate waarin de aanvraag kwaliteit van de activiteiten en inhoudelijke continuïteit waarborgt .

  • Beschrijf de wijze waarop:

    • a.

      de plusopvang activiteiten worden uitgevoerd en hoe de kwaliteit van de activiteiten wordt gewaarborgd (maximaal 15 punten);

    • b.

      de aanvraag continuïteit borgt van de activiteiten uitgevoerd binnen de huidige opdracht, hoe voortgebouwd wordt op opgedane kennis en ervaring in Utrecht omtrent het bieden van plusopvang en de samenwerking met relevante partners (maximaal 10 punten).

  • Een gesprek maakt voor dit criterium onderdeel uit van de beoordelingsprocedure. Hierin geeft de aanvrager een mondelinge toelichting op zijn aanvraag met betrekking tot criterium 2. Dit zal een gesprek zijn van een uur. Vanuit de gemeente zullen hierbij twee personen aanwezig zijn, de teammanager jeugd en een lid van de beoordelingscommissie. Het gesprek kan van invloed zijn op de scores van de onderdelen a en b van dit artikel.

  • Beoordeling criterium 2:

  • De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaande punten geeft en deze:

    • concreet en realistisch onderbouwd is;

    • inzicht geeft op welke wijze de aanvraag aanvullend is op de reguliere taken van de wet kinderopvang;

    • meer bekendheid toont met relevante netwerken waarmee de aanvrager samenwerkt of gaat samenwerken in de stad en in de wijken;

    • meer blijk geeft van het zorgdragen voor inhoudelijke continuïteit.

  • Criterium 3: Mate waarinde juiste doelgroep wordt bereikt en hoe de keuze voor pluslocaties aansluit op de vraag (totaal maximaal 35 punten)

  • M ate waarin de juist e doelgroep wordt bereikt en de gekozen locaties aansluit en op de vraag van de doelgroep .

  • Beschrijf de wijze waarop:

    • a.

      de aanvraag bijdraagt aan de behoefte aan plusopvang in de stad en hoe ervaringen en inzichten van de doelgroep worden meegenomen in de werkwijze (maximaal 10 punten);

    • b.

      de juiste doelgroep wordt bereikt. Maak concreet hoe en met welke partners wordt samengewerkt en welke afspraken nodig zijn (bijvoorbeeld rond toeleiding) om de juiste doelgroep te bereiken (maximaal 15 punten);

    • c.

      de keuze voor plusopvang locaties en groepen tot stand is gekomen, aansluitend op de vraag van de doelgroep in de wijk/school. Maak concreet hoe en met welke partners hierover afstemming is gezocht (maximaal 10 punten).

  • Beoordeling criterium 3:

  • De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaandepunten geeft en deze:

    • concreet en realistisch onderbouwd is;

    • aantoont op welke wijze de juiste doelgroep wordt bereikt en het aanbod aansluit bij wat de doelgroep nodig heeft;

    • aantoont op welke wijze de aanvrager zich inzet om de juiste kinderen te bereiken en doorstroom/uitstroom naar reguliere groepen bevordert;

    • aantoont op welke wijze de aanvrager zich medeverantwoordelijk voelt om op stedelijk niveau schaarste van plekken en middelen zo te verdelen dat de kinderen die dit het hardst nodig hebben hier gebruik van kunnen maken.

  • Criterium 4: Efficiënte en effectieve inzet van middelen (totaal maximaal 15 punten)

  • De mate waarin er een logisch verband bestaat tussen de activiteiten en de daarbij benodigde middelen .

    • a.

      Geef een financiële onderbouwing van de aanvraag die aansluit op het overzicht van de activiteiten met een gedetailleerde uitwerking voor het eerste jaar, zoals aangegeven in artikel 6 van deze Nadere regel (maximaal 15 punten).

  • Beoordeling criterium 4:

  • De beschrijving wordt hoger gewaardeerd als deze een volledige beschrijving van bovenstaande punten geeft en deze:

    • een logisch verband laat zien tussen de activiteiten en de daarvoor benodigde middelen. Als referentiekader wordt het verband tussen het aanbod en de kosten van de voorschoolse educatie en/of vergelijkbare groepen vanuit de aanvullende jeugdhulp gebruikt;

    • efficiënte inzet van middelen laat zien;

    • realistisch onderbouwd is;

    • inzicht biedt in het bereik (aantal kinderen, aantal verwachte bezette dagdelen per jaar).

Artikel 10 Besluitvorming

Bij de besluitvorming geldt de volgende procedure:

  • 1. De tijdig en volledig ontvangen subsidieaanvragen worden op basis van de in artikel 9 benoemde criteria beoordeeld op basis van een puntensysteem;

  • 2. Aanvragen worden gerangschikt op basis van de gegeven punten;

  • 3. De beoordeling wordt uitgevoerd door een ambtelijke beoordelingscommissie;

  • 4. De beoordeling binnen de beoordelingscommissie wordt gedaan op basis van consensus op hele en halve cijfers;

  • 5. Burgemeester en wethouders verlenen aan maximaal 6 partijen subsidie voor de uitvoering van voorschoolse educatie en maximaal 6 partijen subsidie voor de uitvoering van 'plusopvang’;

  • 6. Op basis van de beoordeling besluiten burgemeester en wethouders uiterlijk 13 oktober 2023 over de aanvraag;

  • 7. Besluitvorming over de aanvragen voor voorschoolse educatie vindt als volgt plaats:

    • a.

      Aanvragen die minder dan 55 punten scoren, worden per definitie geweigerd;

    • b.

      Indien meer dan 6 partijen 55 punten of meer scoren, dan bepaalt de score de rangorde, waarbij de zes hoogst scorende aanvragers subsidie ontvangen.

    • c.

      Indien er meerdere partijen zijn met dezelfde score, dan geldt de hoogste score op criterium 3 uit artikel 9 lid 1, als doorslaggevend voor het bepalen van de rangorde;

    • d.

      Indien meerdere subsidieaanvragers, die op basis van hun rangorde in aanmerking komen voor subsidie, voor eenzelfde basisschoollocatie(s) subsidie hebben aangevraagd, dan wordt de subsidie verleend aan de partij die beschikt over een (intentie) samenwerkingsverklaring van de school en het schoolbestuur;

    • e.

      Indien meerdere subsidieaanvragers, die op basis van hun rangorde in aanmerking komen voor subsidie, voor eenzelfde gemeentelijke locatie, subsidie hebben aangevraagd, dan wordt de locatie 'toegewezen’ en subsidie verleend aan de partij die de afgelopen periode reeds in deze locatie voorschoolse educatie heeft aangeboden, of indien dit niet het geval is, dan wordt de locatie 'toegewezen’ aan de partij met de hoogste score;

    • f.

      Indien de gewenste spreiding van de uitvoering van voorschoolse educatie (artikel 5 lid 1) over de stad onvoldoende kan worden gerealiseerd met de geselecteerde subsidieaanvragen (bijvoorbeeld wanneer sprake is van te veel of te weinig aanvragen voor een bepaalde wijk gezien de te bedienen doelgroep populatie), kunnen burgemeester en wethouders besluiten om:

      • i.

        Een deel van de aangevraagde subsidie op basis van verwachte behoefte per wijk niet te verlenen. Hierbij wordt voorrang gegeven aan de groepen gehuisvest in scholen. Aan de aanbieders met een intentieverklaring van het schoolbestuur wordt de subsidie verleend;

      • ii.

        Afzonderlijk met iedere subsidieaanvrager in gesprek te gaan over hoe het ontbrekende aanbod toch gerealiseerd kan worden. De (maximaal 6) geselecteerde aanvragers krijgen de gelegenheid hier een aanvullende aanvraag voor te doen binnen een termijn van 4 weken na verleningsbeschikking. De aanvrager met de hoogste score komt in aanmerking voor subsidie voor het ontbrekende aanbod;

    • g.

      Indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag het subsidieplafond overschrijdt, dan worden aanvragen beschikt op basis van artikel 10 lid 7.f. Indien dit niet tot voldoende verlaging leidt, worden de subsidieaanvragen naar rato voor een lager bedrag verleend.

  • 8. Besluitvorming over aanvragen voor plusopvang:

    • a.

      Aanvragen die minder dan 55 punten scoren, worden per definitie geweigerd;

    • b.

      Indien meer dan 6 partijen 55 punten of meer scoren, dan bepaalt de score de rangorde, waarbij de zes hoogst scorende aanvragers subsidie ontvangen;

    • c.

      Indien er meerdere partijen zijn met dezelfde score, dan geldt de hoogste score op criterium 3 uit artikel 9 lid 2, als doorslaggevend voor het bepalen van de rangorde.

    • d.

      Indien de gewenste spreiding van de uitvoering van ‘plusopvang’ (artikel 5 lid 2) over de stad onvoldoende kan worden gerealiseerd met de geselecteerde subsidieaanvragen (bijvoorbeeld wanneer sprake is van te veel aanbod in bepaalde wijken ten opzichte van geen aanbod in andere wijken), kunnen burgemeester en wethouders besluiten om:

      • i.

        Een deel van de aangevraagde subsidie op basis van verwachte behoefte per wijk niet te verlenen. Hierbij wordt gekeken naar de onderbouwing voor de locatiekeuze, zoals genoemd in criterium 3 artikel 9 lid 2;

      • ii.

        Indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag het subsidieplafond overschrijdt, dan worden aanvragen beschikt op basis van artikel 10 lid 8 d. Indien de spreiding voldoende wordt gewaarborgd, worden de subsidieaanvragen naar rato voor een lager bedrag verleend.

Artikel 11 Verplichtingen aan subsidieverlening

Verplichtingen aan subsidieverlening zijn:

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen subsidie voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 5 voor de periode van 6 jaar. De periode start op 1 januari 2024. De invulling van de uit te voeren activiteiten vindt jaarlijks plaats. De subsidieontvanger dient daarvoor jaarlijks een activiteitenplan, begroting en prognose in vóór 1 oktober van het komende jaar.

  • 2. Op basis van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 gelden voor de uitvoering van voorschoolse educatie de volgende verplichtingen:

    • a.

      Alle groepen met voorschoolse educatie binnen de organisatie waar subsidieontvanger subsidie voor ontvangt voldoen aan de kwaliteitseisen bij of krachtens de Wet Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • b.

      In het geval bij de subsidieontvanger een overtreding is geconstateerd en een situatie zoals  genoemd in artikel 3 lid 1 onder c en d zich voordoet, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de subsidie in te trekken of te wijzigen;

    • c.

      Het kindercentrum van de subsidieontvanger werkt met een programma voor voorschoolse educatie met een daarop aansluitend kindvolgsysteem, conform besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • d.

      Het kindercentrum van de subsidieontvanger werkt met het Utrechtskwaliteitskader (UKK) voor het jonge kind en werkt jaarlijks mee aan een kwaliteitsmeting op basis van het UKK/voert jaarlijks een kwaliteitsmeting uit op basis van het UKK;

    • e.

      Subsidieontvanger zet in op gelijkwaardige samenwerking met ouders en heeft educatief partnerschap geborgd in zijn beleid;

    • f.

      Subsidieontvanger zoekt aantoonbaar samenwerking op met basisscholen in het kader van de doorgaande leerlijn en realiseert voor ieder kind met indicatie een warme overdracht naar school;

    • g.

      Subsidieontvanger werkt met de VE monitor (of een eventueel opvolgend monitoringssysteem) voor voorschoolse educatie en draagt bij aan gemeentelijke en landelijke monitoringsafspraken voor- en vroegschoolse educatie;

    • h.

      Subsidieontvanger participeert met andere aanbieders van voorschoolse educatie in een platform, waar zij gezamenlijk afspraken maakt wat ten goede komt aan de realisatie van de doelstellingen en gezamenlijk streeft naar het realiseren van een bereik van 90% van de kinderen met een indicatie in Utrecht;

    • i.

      Subsidieontvanger neemt deel aan onderzoeken die vanuit, of in samenwerking met, de gemeente in het voorschoolse veld geïnitieerd zijn of worden;

    • j.

      Wanneer er sprake is van een wachtlijst voor de groep van de subsidieontvanger met voorschoolse educatie geeft subsidieontvanger voorrang aan plaatsing van kinderen met een indicatie;

    • k.

      Subsidieontvanger hanteert een broertje/zusje regeling;

    • l.

      Indien een kind met indicatie binnen Utrecht verhuist, behoudt dit kindje zijn/haar plek op de wachtlijst, ook indien dit een andere subsidieontvanger betreft;

    • m.

      Subsidieontvanger werkt samen met de overige subsidieontvangers om te zorgen dat de kinderen die dit het meest nodig hebben bij de voorschool terecht kunnen en hieraan deelnemen;

    • n.

      Subsidieontvanger voert bij aanmelding van kinderen van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst een inkomenstoets uit, zolang er sprake is van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

    • o.

      Subsidieontvanger hanteert als maximumtarief voor kinderen waarvoor subsidie wordt verkregen het jaarlijks vastgestelde tarief van de Belastingdienst, zoals genoemd in artikel 8 lid 1.

    • p.

      De activiteiten van de subsidieontvanger komen vooral ten goede aan kinderen met een indicatie. Wel streeft de subsidieontvanger naar menging op de groep met kinderen zonder indicatie;

    • q.

      Subsidieontvanger realiseert samen met partners een duurzame en doorlopende ondersteuningsstructuur voor 0-6 jaar (op basis van de kernpartneraanpak) en zet zich actief in om deze samenwerking te versterken.

    • r.

      De subsidieontvanger zet zich in voor het stimuleren van gezonde leefgewoonten door de kinderen die gebruik maken van de voorzieningen, onder andere door het aanleren en aanbieden van gezond eten en drinken (schijf van vijf) en (dagelijks) bewegen.

  • 3. Op basis van de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 gelden voor de uitvoering van plusopvang de volgende verplichtingen voor de subsidieontvanger:

    • a.

      Alle activiteiten die vallen onder plusopvang zijn aanvullend op de reguliere activiteiten en taken die op basis van de Wet Kinderopvang worden uitgevoerd;

    • b.

      In het geval bij de subsidieontvanger een overtreding is geconstateerd en een situatie zoals genoemd in artikel 3 lid 1 onder c en d zich voordoet, kunnen burgemeester en wethouders besluiten om de subsidie in te trekken of te wijzigen;

    • c.

      De subsidieontvanger heeft een aantoonbare zorgstructuur rondom de plusopvang georganiseerd en is verantwoordelijk voor het monitoren van het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen op de plusopvang. Een pedagogisch coach en/of orthopedagoog is altijd betrokken bij de plusopvang;

    • d.

      De subsidieontvanger stelt voldoende capaciteit beschikbaar om kinderen de juiste ondersteuning te bieden;

    • e.

      Indien er sprake is van een op zichzelf staande plusgroep wordt afgeweken van de reguliere beroepskracht-kind ratio. Het uitgangspunt is 1 pedagogisch medewerker op 5 kinderen. In overleg met de accounthouder van de gemeente Utrecht kan hiervan worden afgeweken (bijvoorbeeld als 1;4 of 1;6 passender is bij de locatie, het personeel en/of de doelgroep);

    • f.

      De pedagogisch medewerker op de plusgroep is minimaal HBO geschoold met kennis over- of ervaring met de specifieke doelgroep. Wanneer vacatures door omstandigheden niet tijdig kunnen worden ingevuld door een HBO geschoolde kracht dan kan, na overleg met de accounthouder van de gemeente Utrecht, van deze eis worden afgeweken. Subsidieontvanger maakt aantoonbaar dat de keuze geen invloed heeft op de kwaliteit van de ondersteuning geboden op de groep en geen negatieve gevolgen heeft voor de inzet en belastbaarheid van de andere medewerkers op de groep;

    • g.

      Aanmelding: de kinderopvang of BSO is eindverantwoordelijk voor de toetsing of een kind in aanmerking komt voor de plusopvang/groep. Als voorwaarde wordt gesteld dat voorafgaand aan elke plaatsing op de plusgroep, of het bieden van ondersteuning, afstemming plaatsvindt met het buurtteam of indien passend andere partners, zoals de jeugdgezondheidszorg of school. Betrokkenheid van een externe partij waarborgt de toets of de juiste kinderen op de plusopvang komen. Over de wijze van afstemming worden gezamenlijk afspraken gemaakt tussen subsidieontvanger en buurtteam, zoals beschreven in lid 7 van dit artikel;

    • h.

      In de periode tussen de verlening van deze subsidie en de start van de looptijd worden voor elke plusopvang locatie concrete samenwerkingsafspraken opgesteld met het buurtteam en andere samenwerkingspartners, zoals de jeugdgezondheidszorg en school. Deze afspraken worden minimaal jaarlijks geëvalueerd. In deze samenwerkingsafspraken wordt ten minste opgenomen:

    • i.

      de doelgroep en toeleiding: welke kinderen zijn passend op de specifieke pluslocatie en welke kinderen niet? Hoe, wanneer en tussen welke partijen vindt afstemming plaats voorafgaand aan de plaatsing van een kind op de plusgroep of de inzet van extra begeleiding. Wanneer kinderen niet passend zijn voor de pluslocatie; hoe worden zij verder ondersteund bij de zoektocht naar alternatieven? Wie zijn betrokken bij dit proces en hoe wordt dit bepaald?;

    • j.

      de monitoring rondom de ondersteuningsvraag van de kinderen; of uitstroom naar reguliere vormen van opvang mogelijk is en/of er meer ondersteuning nodig is voor het kind en/of gezin;

    • k.

      samenwerking met partners en ouder(s)/verzorger(s): of er tussentijds (structureel) contact/overleg is tussen samenwerkingspartners, waarover dit contact/overleg gaat en hoe ouder(s)/verzorger(s) hierin worden meegenomen.

    • l.

      De subsidieontvanger verantwoordt in de tussen- en eindrapportage en accountgesprekken over ten minste: (verwacht) aantal unieke kinderen, (verwacht) aantal dagdelen per jaar, het bereiken van de juiste doelgroep, het bereikte aantal kinderen, het gemiddelde aantal bezette kindplaatsen per kind per jaar, de bezetting en personele capaciteit van de groep, financiële resultaat en de samenwerking met partners;

    • m.

      De subsidieontvanger werkt actief samen met partners zoals (SBO en SO) scholen, het samenwerkingsverband primair onderwijs, het buurtteam, de aanvullende jeugdhulppartijen, de kinderopvangpartijen en andere relevante partijen in de wijk om kinderen en gezinnen samen te ondersteunen;

    • n.

      De subsidieontvanger van de plusopvang werkt actief aan bekendheid van de plusopvang in de wijk en zoekt actief aansluiting bij SBO en SO scholen, het samenwerkingsverband primair onderwijs, het buurtteam, de aanvullende jeugdhulppartijen, de kinderopvangpartijen en andere relevante partijen in de wijk;

    • o.

      De subsidieontvanger van de plusopvang werkt actief samen met andere plusopvang aanbieders om gezamenlijk te leren en ontwikkelen en staat hierbij open voor het delen van informatie omtrent bijvoorbeeld kindaantallen kenmerken van de doelgroep en het gemiddelde aantal dagdelen;

    • p.

      De subsidieontvanger van de plusopvang onderhoudt op proactieve wijze contact met de subsidieverstrekker bij ontwikkelingen/veranderingen/keuzes die (mogelijk) gevolgen hebben op de verleende subsidie en/of de kwaliteit van de geboden diensten. Hieronder vallen:

      • i.

        veranderingen in groepsgrootte (afwijkend van het voorspelde aantal bezette kindplaatsen);

      • ii.

        veranderingen en/of ontwikkelingen in het aantal geboden groepen (afwijkend van het voorspelde aantal groepen);

      • iii.

        veranderingen en/of ontwikkelen als het gaat over de locatie van de geboden diensten;

      • iv.

        keuzes die afwijken van de in deze subsidieregeling genoemde eisen en voorwaarden.

Artikel 12 Intrekken en wijzigen van de subsidieverlening

Naast in de Awb en in de ASV genoemde gronden voor intrekking of wijziging van een subsidieverlening voorafgaand aan de subsidievaststelling, kunnen Burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn ook intrekken of wijzigen wanneer er na 3 jaar subsidieverlening iets verandert in de hoogte van de financiering vanuit het Rijk voor de onderdelen van Passende Kinderopvang.

Artikel 13 Evaluatie

Het beleid waarvoor de subsidie (omschrijving) wordt ingezet, wordt periodiek geëvalueerd. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van de subsidieregeling en deze Nadere regel.

In de Nota van uitgangspunten Passende Kinderopvang vanaf 2024 staat het beleid voor voorschoolse educatie en plusopvang beschreven voor de komende periode. Deze nota tezamen met deze Nadere regel vormt de basis voor monitoring en evaluatie.

Door tijdens de uitvoering van deze Nadere regel steeds te blijven reflecteren en leren zullen inzichten ontstaan die helpen om nog meer effect te bereiken. Jaarlijkse wordt op basis van tussentijdse rapportages, eindrapportage en kwalitatieve (kwartaal)gesprekken getoetst of de inzet bijdraagt aan het behalen van de doelstellingen en wat nodig is om Passende Kinderopvang verder door te ontwikkelen. Dit doen wij in co-creatie met ontvangers en gebruikers. Wij maken hierbij gebruik van het Utrechtse sturingsmodel op basis van het model Simons om de sturing en verantwoording meer dynamisch en betekenisvol in te richten.

Conform AWB (artikel 4.24) wordt minimaal in het vijfde jaar de doeltreffendheid en de effecten van deze Nadere regel geëvalueerd.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze Nadere regel treedt de dag na bekendmaking in werking en geldt tot en met 31 december 2029.

Artikel 15 Citeertitel

Deze Nadere regel wordt aangehaald als Nadere regel subsidie Passende Kinderopvang

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 16 mei 2023.

De burgemeester,

Sharon A.M. Dijksma

De secretaris,

Gabrielle G.H.M. Haanen