Mandaatbesluit voor Omgevingsdienst Haaglanden

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Mandaatbesluit voor Omgevingsdienst Haaglanden

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling d.d. 1 maart 2022;

gelet op

  • -

    afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Haaglanden;

  • -

    de vaststelling door het algemeen bestuur van Omgevingsdienst Haaglanden d.d. 30 juni 2021 van de voorgestelde tekst van het uniforme gemeentelijk mandaatbesluit;

besluit:

vast te stellen het navolgende Mandaatbesluit voor Omgevingsdienst Haaglanden:

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

directeur:

de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 22 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden, tevens secretaris van het dagelijks en algemeen bestuur van Omgevingsdienst Haaglanden;

gemeente:

de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

Omgevingsdienst:

het openbaar lichaam Omgevingsdienst Haaglanden, bedoeld in artikel 3 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden;

taken:

taken zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden.

Artikel 2 - Mandaat

  • 1. Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandatenlijst voor zover op de lijst vermelde taken vallen binnen de taken van Omgevingsdienst.

  • 2. Aan de directeur wordt, voor zover het de in het eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het in rechte vertegenwoordigen van het college en het nemen van besluiten inzake bestuursrechtelijke procedures inclusief het opstellen van verweerschriften alsmede het machtigen van ambtenaren van Omgevingsdienst voor het in rechte vertegenwoordigen van het college.

  • 3. Aan de directeur wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, in mandaat opgedragen de bevoegdheid tot het besluiten tot het aanvragen van subsidies, bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, namens de gemeente, ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden.

  • 4. Het mandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 5. In de bij dit besluit behorende mandatenlijst wordt onder besluiten ook verstaan het weigeren van een aanvraag of een verzoek en het wijzigen of het intrekken van een besluit.

  • 6. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandatenlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

  • 7. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, behelzen niet de bevoegdheid te beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 8. De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 - Kaders en beleid

  • 1. De directeur betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden de voor de taakuitoefening relevante door de gemeenteraad vastgestelde kaders alsmede het relevante beleid van het college.

  • 2. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst over uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de omgevingsdienst uitvoert.

  • 3. Het college zendt de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 4 - Ondermandaat

  • 1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, in ondermandaat opdragen aan functionarissen werkzaam voor de Omgevingsdienst.

  • 2. De voorgaande artikelen zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 5 - Machtiging

De directeur, alsmede de functionarissen aan wie overeenkomstig artikel 4 ondermandaat is gegeven, alsmede door de directeur aangewezen niet-leidinggevende medewerkers zijn gemachtigd om namens het college aan de gemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten.

Artikel 6 - Informatieplicht

  • 1. Bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden, wordt het college door of namens de directeur geïnformeerd.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen zal hebben of indien een besluit naar verwachting tot consequentie zal hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of het college aangesproken wordt. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de betreffende bevoegdheid uit te oefenen.

  • 3. De directeur rapporteert aan het college over de in mandaat genomen besluiten.

Artikel 7 - Ondertekening

  • 1. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 2 luidt de ondertekening:

    Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp

    namens dezen,

    directeur van de Omgevingsdienst Haaglanden

    gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.

  • 2. Indien een besluit wordt genomen bij of krachtens het bepaalde in artikel 5, luidt de ondertekening:

    Burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp

    namens dezen,

    functie ondergemandateerde (naam afdeling) van de Omgevingsdienst Haaglanden

    gevolgd door de handtekening en naam van de functionaris.

  • 3. Indien gebruikt wordt gemaakt van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2:16 Awb dan worden naam en functie van de ondertekenaar in schrifttekens vermeld.

Artikel 8 - Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Omgevingswet in werking treedt.

  • 2. Het Mandaatbesluit Pijnacker-Nootdorp Omgevingsdienst Haaglanden 2018 wordt ingetrokken. De regeling blijft van toepassing op gevallen die onder het overgangsrecht vallen.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit ODH 2022 gemeente Pijnacker-Nootdorp.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 31 mei 2022.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

Jan-Paul Woudstra

secretaris

Björn Lugthart

burgemeester

MANDATENLIJST ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, VAN HET MANDAATBESLUIT ODH 2022 GEMEENTE PIJNACKER-NOOTDORP

 

ALGEMENE MANDATEN

 

 
 

Besluiten en bevoegdheden

Toelichting

A01

Het uitvoeren van de aan de Omgevingsdienst opgedragen wettelijke taken, additionele wettelijke taken en adviesdiensten op grond van artikel 4 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Haaglanden.

Omvat ook het uitvoeren van voorbereidingshandelingen tot het nemen van besluiten en het nemen van besluiten ter uitvoering van wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedures, alsmede het voeren van correspondentie en het verrichten van de (rechts)handelingen.

Uit de begroting en de jaarwerkplannen vloeit meer specifiek voort welke taken voor een gemeente worden uitgevoerd door de Omgevingsdienst. Dit kan per gemeente verschillen.

A02

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

  • a.

    proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit is genomen in mandaat door de directeur of in ondermandaat door een onder zijn verantwoordelijkheid vallende functionaris;

  • b.

    besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht).

N.B. Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in (onder)mandaat heeft genomen.

Dit omvat in ieder geval:

  • het indienen van verweerschriften en het voeren van verweer;

  • het vragen van uitstel van de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift en het verrichten van andere proceshandelingen;

  • het verlenen van een machtiging voor het voeren van het woord ter zitting, namens het college in bestuursrechtelijke procedures;

  • het voeren van het woord als derde belanghebbende ter zitting.

A03

Besluiten op grond van:

  • a.

    artikelen 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (buiten behandeling stellen aanvraag en afdoen herhaalde aanvraag);

  • b.

    artikelen 4:7, 4:8 en 4.11 van de Algemene wet bestuursrecht (horen);

  • c.

    afdeling 4.1.3. van de Algemene wet bestuursrecht (opschorten beslistermijn en besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen);

  • d.

    artikelen 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht (bestuurlijke lus en tussenuitspraak).

 

A04

Het vragen van advies op basis van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, en het maken van afspraken naar aanleiding van het uitgebrachte advies.

 

A05

Besluiten op grond van de Wet open overheid inzake een verzoek om informatie.

 

A0J6

Besluiten bij of krachtens hoofdstukken 8, 9, 10, 13, 17, 18 en 19 van de Wet milieubeheer.

 

A07

Het verzamelen, verwerken, beheren, verstrekken, beschikbaar stellen, uitwisselen, doorzenden en publiceren van informatie en gegevens als bedoeld bij of krachtens de Omgevingswet.

Dit betreft mede: verstrekken van informatie op verzoek van het publiek, het gebruik van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, het beheer van persoonsgegevens, het bijhouden van landelijke registers en het vullen van applicaties zoals het register externe veiligheidsrisico’s, het geluidregister, de e-MJV website met daaronder de IPPC applicatie, en EEP-rapportages.

A08

Besluiten inzake het beoordelen van PRTR-verslagen en het verrichten van werkzaamheden in het kader van de PRTR-verordening als bedoeld in paragraaf 11.2.6 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en paragraaf 10.8.6 van het Omgevingsbesluit.

 
 

 
 

MANDATEN T.B.V. TOETSING EN VERGUNNINGVERLENING

 

 
 

Besluiten en bevoegdheden

Toelichting

V01

Besluiten op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren).

 

V02

Besluiten

  • a.

    op een enkelvoudige aanvraag van een omgevingsvergunning, inclusief de voorbereiding ervan, bij of krachtens artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet voor een milieubelastende activiteit en hetgeen gesteld bij of krachtens artikel 4.4, tweede lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan.

  • b.

    op een meervoudige aanvraag van een omgevingsvergunning, inclusief de voorbereiding ervan, bij of krachtens artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet waarbij een milieubelastende activiteit wordt aangevraagd en op grond van hetgeen gesteld bij of krachtens artikel 4.4, tweede lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan.

  • c.

    op en het voorbereiden van het actualiseren en reviseren van de onder a en b verleende vergunningen voor zover het een milieubelastende activiteit betreft.

  • d.

    op grond van artikel 16.10 van de Omgevingswet (buiten behandeling laten aanvraag).

 

V03

Het behandelen van meldingen als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, van de Omgevingswet voor een milieubelastende activiteit.

Betreft meldingen op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

V04

Besluiten ten aanzien van het stellen van maatwerkvoorschriften, inclusief de voorbereiding hiervan, als bedoeld in artikel 4.5 van de Omgevingswet voor een milieubelastende activiteit.

Betreft maatwerk op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

V05

Besluiten ten aanzien van het treffen van een gelijkwaardige maatregel, inclusief de voorbereiding hiervan, als bedoeld in artikel 4.7 van de Omgevingswet voor een milieubelastende activiteit.

Betreft besluit gelijkwaardigheid op grond van het Besluit activiteiten leefomgeving en het omgevingsplan.

V06

Het behandelen van informatie voortvloeiend uit een informatieplicht met betrekking tot de milieubelastende activiteit op grond van hoofdstuk 3, 4 en 5 van het Besluit activiteiten leefomgeving of op grond van het omgevingsplan.

 

V07

Het adviseren namens het college in gevallen waarin vanwege de milieubelastende activiteit het college als adviseur is aangewezen op grond van afdeling 16.2 van de Omgevingswet en het verzoeken om advies in verband met de uitoefening van gemandateerde en gemachtigde taken.

 

V08

Het voorbereiden en besluiten omtrent de verplichting tot het maken van een milieu- effectrapportage als bedoeld in paragraaf 16.4.2 van de Omgevingswet als het betrokken besluit waarvoor een mer-beoordeling nodig is, ziet op een (meervoudige) aanvraag omgevingsvergunning ten aanzien van een milieubelastende activiteit.

 

V09

Het behandelen van een sloopmelding als bedoeld in artikel 7.10 van het Besluit bouwwerken leefomgeving voor het verwijderen van asbest en het uitoefenen van de bevoegdheden van afdeling 7.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving ten aanzien van asbestverwijdering.

Het kan per gemeente verschillen of dit naast bedrijfsmatige ook particuliere verwijdering betreft.

V10

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van afdeling 7.2 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Betreft mobiel breken bouw- en sloopafval.

V11

Besluiten op grond van het gestelde bij of krachtens afdelingen 10.2, 10.3 en 19.2a van de Omgevingswet, inclusief de voorbereiding hiervan, met betrekking tot de bodem.

 

V12

Besluiten op grond van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

 

V13

Besluiten op grond van artikel 10 van de Wet explosieven voor civiel gebruik, inzake het verlenen van een vergunning voor het overbrengen van explosieven.

 

V14

Besluiten op grond van de Algemene plaatselijke verordening in verband met het in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf ter beschikking stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig houden van consumentenvuurwerk.

 
 

 
 

MANDATEN T.B.V. TOEZICHT EN HANDHAVING

 

 
 

Besluiten en bevoegdheden

Toelichting

H01

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving waarvoor mandaat is verleend.

 

H02

Het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving waarvoor mandaat is verleend.

De mandaten H01 t/m H03 bevatten de algemene bevoegdheden en besluiten in het kader van toezicht en handhaving.

Toezicht en handhaving wordt uitgeoefend ten aanzien van de wetten, regels en daarop gebaseerde besluiten waarvoor mandaat is verleend (zowel de A-, V- als H-nummers).

H03

Het voorbereiden en nemen van besluiten op grond van titel 5.1 t/m 5.3 van de Awb (in samenhang met artikel 125 Gemeentewet) en afdeling 18.1 Omgevingswet ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de wet- en regelgeving waarvoor mandaat is verleend.

Het betreft mede:

  • het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen een waarschuwingsbrief;

  • het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe;

  • het nemen van een besluit tot het verhaal van de kosten van bestuursdwang en het invorderen van een dwangsom;

  • het nemen van besluiten tot restitutie van te veel betaalde dwangsombedragen of vermindering van het inningsbedrag;

  • het intrekken van een beschikking.

Uitgezonderd van het mandaat is de bestuurlijke boete.

H04

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden, zoals geregeld in titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Dit omvat mede de afwijzing van deze verzoeken.

H05

Besluiten en bevoegdheden op grond van titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (bestuursrechtelijke geldschulden).

Betreft bijvoorbeeld het versturen van een aanmaning, het treffen van een betalingsregeling en het doen uitgaan van een dwangbevel, voor zover de ODH dergelijke taken uitvoert voor de betreffende gemeente.

H06

Besluiten en bevoegdheden op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Omgevingswet, voor zover het gaat om milieubelastende activiteiten.

Dit mandaat omvat met betrekking tot de milieubelastende activiteit onder andere:

  • de algemene rijksregels in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)

  • regels over milieubelastende activiteiten die zijn gesteld in het omgevingsplan.

  • de milieubelastende activiteit die deel uitmaakt van een omgevingsplanactiviteit.

H07

Besluiten en bevoegdheden met betrekking tot ongewone voorvallen op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Omgevingswet, voor zover het gaat om milieubelastende activiteiten of hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer.

Bij een ongewoon voorval wordt het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

H08

Besluiten en bevoegdheden met betrekking tot het (bedrijfsmatig) verwijderen van asbest en het voorkomen van verspreiding van asbest in de fysieke leefomgeving op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Omgevingswet, het Asbestverwijderingsbesluit en de titels 9.2, 9.4 en 9.5 van de Wet milieubeheer.

 

H09

Besluiten en bevoegdheden op grond van hetgeen is bepaald bij het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen en de Regeling melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.

 

H10

Besluiten en bevoegdheden met betrekking tot de energiebesparende maatregelen op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens de Omgevingswet.

Dit betreft mede de informatieplicht met betrekking tot de energiebesparingsplicht en duurzaamheid.

H11

Besluiten en bevoegdheden gesteld bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.