Participatiebeleid Omgevingswet gemeente Heerenveen

Geldend van 12-05-2023 t/m heden

Intitulé

Participatiebeleid Omgevingswet gemeente Heerenveen

Samenvatting

Naar verwachting treedt per 1 juli 2023 de Omgevingswet in werking. Een van de verbeterdoelen van de wet is snellere en betere besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving. Participatie speelt hierin een belangrijke rol en kan worden omschreven als: het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

Met de Omgevingswet ontstaan nieuwe verplichtingen ten aanzien van participatie. De motie-Nooren stelt dat gemeenten het liefst voor inwerkingtreding van de Omgevingswet participatiebeleid vaststellen De Omgevingswet kent participatieverplichtingen toe aan de verschillende kerninstrumenten van de wet. Dit heeft gevolgen voor zowel de gemeente als voor particuliere initiatiefnemers.

De gemeente Heerenveen heeft al enkele ambities en uitgangspunten vastgesteld over participatie, al dan niet in het kader van de Omgevingswet. Deze komen bijvoorbeeld terug in het Koersdocument Strategische agenda Heerenveen 2022-2040, de Raadsagenda 2022-2026 en in de vastgestelde omgevingsvisie.

Met dit participatiebeleid koppelen wij wettelijke eisen in het kader van de Omgevingswet aan onze eigen ambities en uitgangspunten ten aanzien van participatie. Concreet resulteert zich dit in:

  • een stappenplan voor gemeentelijke initiatieven, en;

  • een beoordelingskader voor particuliere initiatieven.

Het stappenplan is een middel dat we gebruiken bij gemeentelijke initiatieven. Denk hierbij aan het ontwikkelen van het omgevingsplan, programma’s en de omgevingsvisie.

Het beoordelingskader gebruiken wij bij de toetsing van participatie bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij er sprake is van verplichte participatie.

Daarnaast is er aandacht voor de evaluatie van dit beleid. Door deze evaluatie, kunnen we de participatieprocessen en het beleid verbeteren en blijven wij een lerende organisatie.

Met het Participatiebeleid Omgevingswet gemeente Heerenveen leggen wij de basis voor een werkwijze waarmee zowel aan de wettelijke kaders als aan de eigen uitgangspunten en ambities wordt voldaan.

1. Aanleiding en context participatiebeleid

1.1 De Omgevingswet en participatie

Naar verwachting treedt per 1 juli 2023 de Omgevingswet in werking. Deze wet heeft gevolgen voor het inrichten van het Omgevingsrecht. Zo worden 26 bestaande wetten samengevoegd tot één nieuwe wet. Het doel van de Omgevingswet is gericht op het in onderlinge samenhang:

  • 1)

    Bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en;

  • 2)

    Doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving om er maatschappelijke behoeften mee te vervullen.

De term fysieke leefomgeving is een centraal begrip in de Omgevingswet en komt ook vaker terug in dit beleidsstuk. De Omgevingswet veronderstelt dat de fysieke leefomgeving in ieder geval gaat over bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed.

Een belangrijk begrip onder de Omgevingswet is participatie. In de memorie van toelichting Omgevingswet wordt participatie omschreven als:

Participatie

Het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit.

Participatie is geen doel op zich, maar is vooral een belangrijk middel om verbetering en versnelling van de plan- en besluitvorming te stimuleren. Door mensen vroegtijdig te betrekken bij een initiatief, kunnen verschillende (uiteenlopende) ideeën worden meegenomen. Hierdoor kan er een integrale afweging worden gemaakt. Zo wordt niet alleen de betrokkenheid vergroot, maar kan dit eveneens leiden tot betere en snellere besluitvorming. Een groter draagvlak van een plan kan een bijkomstig effect zijn van participatie. Het is belangrijk te realiseren dat het, ondanks participatie, nog steeds mogelijk is dat men het inhoudelijk oneens kan zijn over een plan of initiatief.

Doel van participatie

Een bijdrage leveren aan heldere, transparante en begrijpelijke besluitvorming.

1.2 Relevantie participatie Heerenveen

De gemeente Heerenveen heeft een visie op participatie. In het Koersdocument Strategische agenda Heerenveen 2022-2040 noemen we participatie als een middel voor de opgave om de lokale democratie te versterken. In de Raadsagenda 2022-2026 noemen we participatie als middel van democratische vernieuwing. Ook onze inwoners vinden participatie belangrijk. Uit onderzoek van NHL- Stenden blijkt dat een overgrote meerderheid van de inwoners (80%) graag betrokken wil worden bij veranderingen die hun direct raken. Dit betreft onder andere veranderingen van beleid en veranderingen in de directe leefomgeving. De gemeente Heerenveen werkt al veel met participatie, onder andere met de G1000 en het project LEEF.

1.3 Doel van ons participatiebeleid

Participatie speelt een belangrijke rol in de Omgevingswet. Deze wet brengt ook verplichtingen met zich mee ten aanzien van participatie. Daarbij wordt nooit voorgeschreven hoe, hoe vaak en met wie een participatieproces doorlopen moet worden. Participatie is immers maatwerk. Wel schrijft de wet voor bij welke instrumenten van de Omgevingswet participatie verplicht is of verplicht kan worden. De wettelijke verplichtingen staan in hoofdstuk 2.

Met dit participatiebeleid zorgen wij dat we op tijd aan de wettelijke verplichtingen voldoen en dat uitgesproken ambities vorm krijgen.

Met deze beleidsnotitie:

  • Stellen wij onze ambities vast bij participatie (processen) in het fysieke domein waarbij we zelf initiatiefnemer zijn;

  • Stellen wij beoordelingskaders vast op basis waarvan wij omgevingsvergunningaanvragen op het onderdeel participatie toetsen, en;

  • Stellen wij vast wij hoe ons participatiebeleid evalueren.

Bovenstaande uitgangspunten werken we uit in hoofdstuk 4 en 5. Daarbij houden we rekening met de wettelijke verplichtingen en de uitgangspunten en ambities die onze raad eerder vaststelde.

1.4 Reikwijdte participatiebeleid

Dit participatiebeleid richt zich op de instrumenten van de Omgevingswet (Omgevingsvisie, Omgevingsplan, Omgevingsprogramma en Omgevingsvergunning). De focus richt zich dus op plannen en processen in het fysieke domein. In een later stadium kunnen we dit beleid eventueel uitbouwen tot gemeentebreed participatiebeleid en vertalen naar een participatieverordening.

Een relevante ontwikkeling om rekening mee te houden, is het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau. Dit is een uitbreiding van artikel 150 Gemeentewet. Dit wetsvoorstel gaat over alle beleidssectoren en stelt voor de huidige inspraakverordening te vertalen naar een gemeentebrede participatieverordening. Deze nota kan hierin geïntegreerd worden wanneer bovenstaand wetsvoorstel is vastgesteld.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk

Inhoud

1

Aanleiding en context

2

Wettelijke verplichtingen participatie Omgevingswet

3

Vastgestelde ambities gemeente Heerenveen participatie (Omgevingswet)

4

Vast te stellen ambities, uitgangspunten en (beoordelings-) kaders participatie

5

Monitoring en doorontwikkeling participatiebeleid

2. Wettelijk kader participatie Omgevingswet

2.1 Wettelijke vereisten participatie Omgevingswet

Een van de wettelijke vereisten van de Omgevingswet is dat de gemeente bij voorkeur voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet participatiebeleid vaststelt. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe het participatiebeleid er uit ziet. Deze verplichting vloeit voort uit de Motie Nooren (11 februari 2020) die is verwerkt in het Invoeringsbesluit Omgevingswet.

De Omgevingswet kent participatieverplichtingen toe aan uiteenlopende kerninstrumenten van de wet. Het laat daarbij ook zien wie tot participatie verplicht is en wie het bevoegd gezag is. Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan (in de gemeente zijn dat het college van B&W en de gemeenteraad) dat bevoegd is een besluit te nemen.

Afhankelijk van het instrument, heeft de initiatiefnemer verplichtingen bij participatie. Deze verplichtingen verdelen wij in kennisgeving, motiveringsplicht, aanvraagvereiste of participatieplicht.

  • -

    Kennisgeving: De kennisgeving markeert de start van de procedure van het wijzigen van het omgevingsplan. Het bevoegd gezag beschrijft in de kennisgeving in ieder geval wie betrokken wordt; waar en wanneer; wat de rol van het bevoegd gezag en de initiatiefnemer is en waar meer informatie beschikbaar komt.

  • -

    Motiveringsplicht: Het bevoegd gezag geeft bij het besluit aan hoe inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen zijn betrokken bij de voorbereiding en wat de resultaten daarvan zijn.

  • -

    Aanvraagvereiste: de initiatiefnemer moet aangeven of, en zo ja hoe, hij participatie heeft vormgegeven en wat hij met de resultaten heeft gedaan. Het bevoegd gezag betrekt deze informatie bij de integrale belangenafweging.

Een schematisch overzicht staat hieronder. De uitgebreide toelichting staat in bijlage 1.

Tabel 1: Participatieplicht per kerninstrument volgens de Omgevingswet.

Instrument

Wettelijke vereisten

Wie

Procedure participatie

Omgevingsvisie

Motiveringsplicht

Bevoegd gezag (gemeenteraad)

Bij vaststelling aangeven hoe inwoners, bedrijven maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

Aangeven hoe invulling is gegeven aan het decentraal participatiebeleid

Artikel 10.7 Omgevingsbesluit

Programma

Motiveringsplicht

Bevoegd gezag (college van b&W)

Bij vaststelling aangeven hoe inwoners, bedrijven maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

Aangeven hoe invulling is gegeven aan het decentraal participatiebeleid

Artikel 10.8 Omgevingsbesluit

Omgevingsplan

Kennisgeving

Motiveringsplicht

Bevoegd gezag (Gemeenteraad)

Bij de kennisgeving van het voornemen een Omgevingsplan vast te stellen, moet worden aangegeven hoe inwoners, bedrijven maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn.

Bij vaststelling aangeven hoe inwoners, bedrijven maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken en wat de resultaten daarvan zijn. Daarbij aangeven hoe invulling is gegeven aan het decentraal participatiebeleid

Artikel 10.2 Omgevingsbesluit

Omgevingsvergunning

Algemene aanvraagvereiste

participatie

initiatiefnemer/ bevoegd gezag (college van B&W)

De aanvrager geeft aan of deze aan participatie heeft gedaan en zo ja, hoe de aanvrager aan participatie heeft gedaan en wat hiervan de resultaten zijn. Hierbij is geen sprake van participatieplicht.

Artikel 7.4 Omgevingsregeling

Omgevingsvergunning

Aanvraagvereiste bij verplichte participatie

initiatiefnemer/ bevoegd gezag (college van B&W)

De gemeenteraad kan gevallen aanwijzen waarbij participatie verplicht is. Dit kan alleen bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Artikel 16.55, lid 7 Omgevingswet

3. Vastgestelde ambities en rollen Heerenveen

3.1 Ambities participatie Heerenveen

In het kader van de Omgevingswet, stelde de gemeenteraad al enkele ambities en uitgangspunten vast voor participatie. Dit deden wij door het vaststellen van de omgevingsvisie, tijdens de gemeenteraadsvergadering van 18 februari 2021 en de raadscommissie op 17 februari 2022.

3.2 Omgevingsvisie

In de omgevingsvisie stelden wij enkele samenwerkingsprincipes vast waarmee we in Heerenveen werken. Allereerst werken we volgens het “ja- mits” principe. Dit betekent dat wij samen met een initiatiefnemer kijken wat er mogelijk is om een plan te realiseren. Duidelijke verwachtingen en communicatie is daarbij cruciaal. Wanneer een plan niet haalbaar is, leggen we dit helder en transparant uit.

Een tweede aandachtpunt is dat we investeren in afstemming vooraf. Het betrekken van inwoners is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer en gemeente. Participatie is daarbij voornamelijk een inspanningsverplichting. Hoewel we sturen op draagvlak, is dit geen doel op zich.

Een ander punt is het betrekken van inwoners bij de voorbereiding en evaluatie van omgevingsbeleid. Hierbij worden inwoners en relevante organisaties betrokken om zodoende het beleid beter aan te laten sluiten bij de ervaringen en wensen vanuit de praktijk.

De opgave bepaalt met wie wij samenwerken en op welke manier dit gebeurt. Per opgave bekijken wij onze rol en communiceren wij dit richting andere betrokkenen.

3.3 Raadsbesluit 18 februari 2021

De wettelijke kaders uit hoofdstuk 2 laten zien dat de gemeenteraad een keuze heeft om in bepaalde gevallen participatie bij omgevingsvergunningen verplicht te stellen. De raad besloot om bij alle buitenplanse omgevingsplanactiviteiten - alle plannen die niet passen binnen het omgevingsplan- participatie verplicht te stellen (zie bijlage 2).

3.4 Raadscommissie 17 februari 2022

De gemeenteraad sprak de ambitie uit over participatie in het kader van de Omgevingswet tijdens de Raadscommissie van 17 februari 2022. Op basis van een viertal voorgelegde scenario’s (zie bijlage 3), maakte de gemeenteraad een keuze voor twee aspecten:

  • 1)

    de mate van participatie bij gemeentelijke initiatieven, en

  • 2)

    de mate van ondersteuning (vanuit de gemeente) bij initiatieven van derden.

Het eerste punt gaat over de vraag in welke mate wij participatie willen organiseren bij eigen initiatieven. Onder deze initiatieven vallen plannen, activiteiten en beleid die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving. Ook de inzet van kerninstrumenten van de wet (zoals het omgevingsplan) vallen hieronder.

Het tweede punt gaat in op de vraag wat wij van initiatiefnemers verwachten en in welke mate wij initiatiefnemers willen ondersteunen in hun participatieproces. Het antwoord op deze vragen, bepaalt onder meer de rol en positie die wij aannemen ten aanzien van de initiatiefnemer.

3.4.1 participatie bij gemeentelijke initiatieven

Ons ambitieniveau voor participatie bij eigen initiatieven is hoog. Wij zetten daarbij de lijn door die is ingeslagen. Wij doen al veel op het gebied van participatie. Wij en onze inwoners hechten daar veel waarde aan. Bij onze ambitie besteden we extra aandacht aan inclusiviteit. Dit betekent dat wij ook kwetsbare en moeilijk bereikbare groepen (zoals laaggeletterden en jongeren) in staat willen stellen om deel te nemen aan het participatieproces. Hierdoor ontstaat er een completer beeld wat er leeft in de samenleving (representatie). Dit ligt in lijn met ons doel om het gat tussen samenleving en politiek te verkleinen en efficiënter en effectiever beleid te maken.

3.4.2 gemeentelijke ondersteuning bij participatie bij initiatieven van derden

Wanneer een inwoner, bedrijf, organisatie of andere overheid een plan wil realiseren, een initiatief van derde, dan is participatie in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer zelf. De gemeente heeft geen actieve rol bij participatie bij initiatieven van derden. Deze keuze maken wij om enerzijds de rol tussen aanvrager en toetser te scheiden en geen valse verwachtingen te scheppen. Ook in de gevallen waar de gemeenteraad een bindende adviesrol heeft bij de verlening van een Omgevingsvergunning, reikt onze betrokkenheid niet verder als die van aandachtige toeschouwer. Het primaat en verantwoordelijkheid van participatie ligt bij initiatiefnemers zelf. Het is voor ons als gemeente belangrijk onze rol als toetser te borgen. Wel is het in sommige gevallen mogelijk dat er in de praktijkuitvoering taken verdeeld worden tussen gemeente en initiatiefnemer. Dit sluit aan bij de huidige praktijk.

De gemeente neemt dus vooral de rol aan als toetser. Wel stimuleren wij initiatiefnemers tot participatie, ook wanneer dit niet verplicht is. Dit doet wij met name door informatievoorziening. Zo stellen wij verschillende informatieve hulpmiddelen beschikbaar die initiatiefnemers kunnen raadplegen om hun participatieproces in te richten. Wij richten onze communicatiemiddelen in waarbij we inwoners voorzien van concrete en begrijpelijke informatie over de Omgevingswet (en daarmee ook participatie).

De gemeente is als sparringpartner bereid mee te denken over het inrichten van het participatieproces. Een participatiecoach kan hierin een rol spelen. Hoe deze functie wordt belegd en gefinancierd, wordt nader bekeken.

3.5 Rollen gemeente Heerenveen

Op basis van de vastgestelde ambities in de vorige paragraaf, onderscheiden we onderstaande rollen bij participatie voor de gemeente Heerenveen.

Gemeente als initiatiefnemer

Wij zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een omgevingsvisie, -programma en omgevingsplan. De gemeenteraad neemt een besluit over de omgevingsvisie en omgevingsplan, het college over het programma. Wij zijn bevoegd gezag voor het vaststellen van deze instrumenten. Per instrument bestaan bepaalde verplichtingen voor participatie (zie hoofdstuk 2). In de geest van de Omgevingswet en de gemeentelijke ambities en doelen, is het gebruikelijk ook participatie te organiseren bij het ontwikkelen van beleid, projecten en initiatieven die impact hebben op de fysieke leefomgeving. In al deze gevallen zijn wij als initiatiefnemer verantwoordelijk voor het participatieproces.

De gemeenteraad heeft met het vaststellen van het participatiebeleid Omgevingswet een kaderstellende rol. Zij stelt met dit beleid namelijk uitgangspunten vast voor participatieprocessen. Met het evalueren van het participatiebeleid, geeft de gemeenteraad invulling aan haar controlerende rol.

De griffie kan bij het vormgeven van gemeentelijke participatieprocessen een verbindende rol leggen tussen college, raad en ambtelijke organisatie. Dit kan zij onder andere doen door college en ambtelijke organisatie te adviseren over participatieprocessen, communicatie richting de raad en heldere besluitvormingsprocessen.

Gemeente als toetser

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning of het wijzigen van een omgevingsplan om een particulier initiatief mogelijk te maken, treden wij op als toetser. Daarbij maken wij gebruik van een beoordelingskader en de door de initiatiefnemer aangeleverde participatiegegevens. De gemeenteraad heeft met het vaststellen van dit beoordelingskader een kader stellende rol. De gemeenteraad heeft vastgesteld dat buitenplanse omgevingsplanactiviteiten altijd verplichte participatie kennen. De gemeenteraad heeft in bepaalde gevallen een bindende adviesrol. Met dit participatiebeleid schept de raad ook kaders richting de initiatiefnemers. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het participatieproces ligt bij de initiatiefnemers. Dit kunnen individuele inwoners zijn, maar ook ondernemers, projectontwikkelaars, woningcorporaties/woningbouwverenigingen, maatschappelijke organisaties, zorg/ onderwijsinstellingen, buurt- en wijkverenigingen etc.. Indien wij meewerken aan een particulier initiatief via een wijziging van het omgevingsplan dan moet zo vroeg mogelijk met de initiatiefnemer gesproken worden over de wijze waarop het participatieproces ingericht wordt. De uitkomst van dat gesprek vormt de basis voor de kennisgeving (zie tabel 1, pagina 5) die wij moeten plaatsen voor de start van de procedure voor het wijzigen van omgevingsplan.

Gemeente als participant bij initiatieven van derden

Wij kunnen er in bepaalde gevallen voor kiezen deel te nemen als participant aan een participatietraject van anderen. Dit kunnen initiatieven zijn van andere bevoegd gezagen (gemeenten, Waterschap, Rijk, provincie, zelfstandig bestuursorganen), van samenwerkingspartners of burgerinitiatieven. In al deze gevallen is het andere bevoegd gezag of initiatiefnemer verantwoordelijk voor het participatietraject. Om een transparante afweging te maken om aan een extern participatieproces mee te doen, kunnen enkele vragen in overweging worden genomen: Draagt het bij aan een eigen opgave van de gemeente Heerenveen? Draagt het bij aan een verbetering waar de gemeente Heerenveen zelf wat aan heeft? Heeft participatie bij deze initiatieven voor de gemeente Heerenveen meerwaarde?

4. Beoordelingskaders participatiebeleid Omgevingswet Heerenveen

In de voorgaande hoofdstukken schetsten we de wettelijke kaders en de gemeentelijke ambities. Om hier invulling aan te geven, kijken we wat er nodig is om deze te borgen. Voor gemeentelijke initiatieven geven we voorwaarden die moeten bijdragen aan succesvolle participatie voor onze eigen initiatieven. Dit resulteert in een stappenplan voor gemeentelijke initiatieven.

Vervolgens kijken we naar beoordelingskaders voor omgevingsvergunningen met verplichte participatie. Dit beoordelingskader vormt de basis waarop wij initiatieven toetsen op het onderdeel participatie. Vanuit deze kaders geven we een stappenplan dat initiatiefnemers als hulpmiddel kunnen gebruiken.

4.1 Voorwaarden succesvolle participatie(processen)

Eerder in dit stuk noemden we al dat participatie een inspanningsvereiste is. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat participatieprocessen goed worden ingericht. Een goed participatieproces kan ertoe leiden dat mensen hun betrokkenheid kunnen omzetten in zinvolle participatie, waardoor ze een bijdrage kunnen leveren aan het plan- en besluitvormingsproces. Een duidelijk participatieproces draagt bij aan duidelijke en begrijpelijke besluitvorming. Dit draagt op zijn beurt bij aan meer vertrouwen, meer begrip en een mogelijk groter draagvlak.

We onderscheiden in dit stuk vijf voorwaarden die bepalend zijn voor een succesvolle participatie. Deze lichten wij vervolgens toe:

  • 1)

    Het doel van het participatieproces is duidelijk;

  • 2)

    De kaders en mate van invloed zijn duidelijk;

  • 3)

    Wie deelnemen aan het participatieproces is duidelijk;

  • 4)

    De vorm van participatie is passend, en

  • 5)

    Deelnemers informeren gedurende het participatieproces is essentieel.

Hieronder lichten wij de succesvoorwaarden toe.

4.1.1 Het doel van het participatieproces is duidelijk

Bij het inrichten van een participatieproces moet duidelijk zijn wat het doel daarbij is. Gaat het bijvoorbeeld om kennis benutten, om creatieve ideeën of oplossingen op te halen. Of gaat het bijvoorbeeld om begrip creëren of werken aan draagvlak. Het is niet alleen belangrijk dat het onderwerp en doel helder is. Het belang voor partijen om mee te doen aan het proces moet ook duidelijk zijn. Een deelnemer moet nog wel ruimte hebben om invloed uit te kunnen oefenen op de besluitvorming. Het is goed om in de huid te kruipen van een participant en je af te vragen waarom iemand mee zou doen aan een participatieproces.

4.1.2 De kaders en mate van invloed zijn duidelijk

Heldere verwachtingen zijn belangrijk bij participatie. Het is daarom goed vooraf aan te geven wat de kaders zijn (waarop heeft de participant invloed) en welke mate van invloed een deelnemer heeft. Ligt een deel al vast, bijvoorbeeld door hogere wetgeving of financiële beperkingen. Of is er speelruimte en in welke mate? In deze fase gebruiken we de participatieladder om de invloed van deelnemers te bepalen (zie bijlage 4). Voor ieder vraagstuk bepalen we steeds welke trede van de ladder we toepassen: inspreken, consulteren of coproduceren/samenwerken. Dit bepaalt ook welke instrumenten we kunnen inzetten. De tredes informeren, delegeren en zelfbestuur gebruiken we in het kader van dit beleid niet. Bij informeren is geen sprake van uitoefenen van invloed, dus zien wij dit niet al een vorm participatie. Delegeren of zelfbestuur passen wij bij dit beleid niet toe, omdat het college of de raad altijd het bevoegde orgaan is te besluiten bij het verlenen van vergunningen of het vaststellen van plannen.

4.1.3 Wie deelnemen aan het participatieproces is duidelijk

Het is belangrijk een goed overzicht te hebben wie er allemaal mee kunnen doen in het participatieproces, welke rol ze hebben en hoe de verhoudingen liggen. In lijn met de genoemde doelstellingen is het ook belangrijk iedereen met uiteenlopende visies uit te nodigen. Ook tegenstanders van een plan die betrokken zijn vanuit het “Not In My Back Yard (NIMBY) principe’’, horen thuis in het participatieproces. Het helpt om in kaart te brengen wat de impact van een plan is (en voor wie). De impact kan variëren van ‘’hoog’’ naar “laag” en van “erg negatief” naar “erg positief’’. Een stakeholdersanalyse kan hierbij helpen.

4.1.4 De vorm van participatie is passend

Op basis van het doel, kaders, mate van invloed en het type en aantal deelnemers, kan één of meerdere geschikte vormen van participatie worden gekozen. Gezien de gemeentelijke ambitie, is er in deze stap aandacht nodig voor inclusie en representatie. Er zijn verschillende participatievormen die geschikt zijn om kwetsbare groepen te bereiken (zie bijlage 5). De participatievormen die we kunnen toepassen gaan we bij concrete initiatieven steeds onderzoeken. Beproefde vormen verzamelen wij zodat we deze kunnen hergebruiken en doorontwikkelen.

4.1.5 Deelnemers informeren gedurende het participatieproces is essentieel.

Goede informatievoorziening bevordert transparantie en vertrouwen. Het is voor deelnemers belangrijk dat ze vanuit de initiatiefnemer worden voorzien in duidelijke en toegankelijke informatie. Een duidelijke probleemstelling, doelstelling is wezenlijk. Ook een terugkoppeling wat er is gedaan met de inbreng van deelnemers hoort hierbij. Een participatieverslag kan hierbij een hulpmiddel zijn. Het taalniveau en de gekozen communicatiemiddelen moeten afgestemd worden op de doelgroep.

4.2 Stappenplan gemeentelijke initiatieven

Op basis van bovenstaande succesfactoren gebruiken we onderstaand stappenplan voor gemeentelijke initiatieven. Dit stappenplan kan als handleiding worden gebruikt door gemeentelijke medewerkers bij projecten en initiatieven. Het stappenplan is geen blauwdruk. Daarnaast biedt het achteraf de mogelijkheid om participatieprocessen en het participatiebeleid te evalueren. Dit lichten we verderop in dit beleidsstuk toe.

Tabel 2: Stappenplan participatieproces gemeentelijke initiatieven.

Stappen

Toelichting

Resultaten

1. Scan

 
 
  • Fase

Nagaan deelfasen van het initiatief

Bepalen in welke fasen participatie wordt ingezet

  • Omgeving

Omgevingsfactoren in beeld brengen

Globale omgevingsanalyse die ….?

  • Effect

Mogelijke impact bepalen

Bepalen wat impact is van het initiatief zoals: veel/weinig omgevingseffecten, maatschappelijke gevoeligheid, politieke gevoeligheid

  • Rol

Rol van de gemeente bepalen

Ambities en rollen raad, college en afdelingen

  • Kaders

Wetgeving nagaan

Bepalen minimale inspanning participatie

2. Participatieplan

 
 
  • Doel

Doelen, gewenste resultaten opstellen

Doelen duidelijk gespecificeerd en met intern draagvlak.

  • Doelgroepen

Stakeholdersanalyse;

Overzicht van belanghebbenden en hun belangen, invloed en mogelijke zienswijzen.

  • Rol en kaders

Rol en invloed participanten; verwachtingsmanagement.

Voor participanten is het duidelijk welke rol zij hebben en welke invloed er uit geoefend kan worden.

  • Aanpak

Middelen, functionarissen, vormen van participatie, agenda

Participatieplan met draagvlak in organisatie. Agenda, tijdspad is helder. Financiën geregeld, voldoende tijd beschikbaar.

3. Uitvoering

 
 
  • Organisatie

Wie doet wat en wanneer

Participanten vroegtijdig betrokken, voorzien van alle en begrijpelijke informatie. Representatieve deelname.

  • Verslaglegging

Participatieverslag en terugkoppeling naar participanten

Verslag waarin alle participanten hun opmerkingen en ideeën terugvinden en onderbouwing wat er mee gedaan is. Inclusief wie niet geparticipeerd hebben.

  • Evaluatie

Doorgroeien: Succes- en faalfactoren, leren.

Intern rapport voor betere toekomstige trajecten.

4.3 Stappen participatieproces initiatieven van derden Omgevingsvergunning

Stap 1: Bepalen benodigde vergunning

Het type activiteit waarvoor de initiatiefnemer een vergunning aanvraagt, is bepalend of er sprake is van participatieplicht (zie paragraaf 2.1 en 3.3). Bovendien zijn er activiteiten waarvoor er geen vergunningsplicht geldt. In deze gevallen is er ook geen participatieplicht. Alleen bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten is in Heerenveen sprake van verplichte participatie.

Stap 2: Belanghebbenden

Voordat een initiatiefnemer begint met participatie, bepaalt deze eerst wie iets gaat merken van zijn initiatief. Dit is onder andere afhankelijk van de impact, omvang en complexiteit van een plan. Deze stap is belangrijk om alle belangen en personen mee te nemen in het participatieproces. Onderstaande uitgangspunten moeten daarbij overwegen worden.

Belanghebbenden

Toelichting

Resultaten / Toetsingskader

  • Wie

Maak een overzicht wie er belang kunnen hebben of geïnteresseerd zijn. Buurtbewoners, bedrijven en organisaties in de buurt, belangenverenigingen, overheden.

Volledig overzicht van mensen die iets van een plan gaan merken.

  • Welke belangen

In kaart brengen welke belangen iedere participant heeft en inschatten wat de mogelijke wensen en eisen kunnen zijn.

Overzicht van (mogelijke) belangen, wensen en eisen per participant.

  • Welke invloed

Nagaan wat de mate van invloed per participant is. Daarbij is wet- en regelgeving van belang.

Overzicht relevante regelgeving en mate van invloed per participant.

Stap 3: De daadwerkelijke participatie (participatieproces)

Op basis van de eerste twee stappen richt de initiatiefnemer participatie in. In dit proces neemt de initiatiefnemer onderstaande aandachtspunten mee:

Participatietraject

Toelichting

Resultaten / Toetsingskader

  • Omvang

Bepaal wat de gepaste mate van participatie is. Zie stap 1.

De omvang van participatie staat in verhouding tot de effecten op leefomgeving.

  • Vroegtijdig

Breng mensen tijdig op de hoogte van het initiatief. Nodig uit om te participeren. Zie ook stap 2.

Overzicht met data van uitnodigingen. Wie is wanneer en waarover uitgenodigd. Belanghebbenden zijn tijdig in het traject van de vergunningsaanvraag uitgenodigd te participeren.

  • Informatie

Stel voldoende informatie beschikbaar aan participanten zodat ze de juiste inbreng kunnen hebben.

Overzicht welke informatie gedeeld is. Participanten hebben voldoende informatie over het initiatief.

  • Kaders

Maak vooraf duidelijk wat wettelijke kaders zijn en welke invloed participanten nog op het initiatief kunnen uitoefenen.

De kaders zijn duidelijk beschreven. Voor participanten is het helder welke invloed zij nog op het initiatief kunnen hebben.

  • Hoe

De participatie is vormvrij. Initiatiefnemer bepaald hoe en waar de participatie plaatsvindt.

Geen toetsing.

Stap 4: Participatieverslag

Bij de uiteindelijke vergunningaanvraag toetst de gemeente achteraf of er voldoende aan participatie is gedaan. Dit doet ze aan de hand van het beoordelingskader (zie paragraaf 4.3) en het participatieverslag (zie bijlage 6). De gemeente beoordeelt een plan uiteraard ook op inhoud. Tijdens dit proces, wijst de gemeente de initiatiefnemer op zijn verplichtingen betreft participatie. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de Omgevingstafel waarbij wordt gekeken of een plan uitvoerbaar en haalbaar is.

4.4 Beoordelingskaders verplichte participatie omgevingsvergunning

Wij beoordelen achteraf of er voldoende aan participatie is gedaan bij initiatieven van derden. Dit doen wij op basis van het beoordelingskader dat hieronder staat. Een initiatiefnemer levert zijn participatiegegevens aan door middel van een participatieverslag (zie bijlage 6). De initiatiefnemer mag ook op een andere manier gegevens aanleveren, mits hiermee de vragen uit het participatieverslag worden beantwoord.

Tabel 3: Beoordelingskader verplichte participatie omgevingsvergunning.

 

Toelichting

Resultaten / Toetsingskader

  • Initiatief

Beschrijving van het initiatief en het verwachte effect op de fysieke leefomgeving (zoals verkeer, groen, water, milieu).

Heldere beschrijving van het initiatief en de effecten.

  • Participanten

Het opstellen van een lijst van participanten en hun belangen. Toestemming voor naam/adres is nodig (NAW); anders anonieme vermelding. Ook genodigden die niet hebben geparticipeerd vermelden (met toestemming).

Een NAW-lijst van de participanten met beschrijving van het belang per participant.

  • Inbreng

Wat de inbreng per participant is geweest.

Beschrijving per participant wat de inbreng is geweest.

  • Aanpassingen

Wat er met de inbreng van de participanten is gedaan of juist niet gedaan. Geef aan welke wijzigingen zijn aangebracht en aan welke wensen en eisen niet voldaan is, inclusief onderbouwing.

Beschrijving per participant wat er met de inbreng gedaan is. Inclusief onderbouwing.

  • Delen verslag

Het participatieverslag moet gedeeld worden met de participanten. Ook genodigden die niet geparticipeerd hebben kunnen het verslag krijgen.

Het participatieverslag is bewijsbaar gedeeld met participanten.

De wetgever schrijft niet voor wanneer participatie als (on)voldoende wordt gezien. Ook schrijft hij niet voor hoe een initiatiefnemer aan participatie moet doen. Participatie is maatwerk en verschilt per geval. Zo heeft bijvoorbeeld de mate van impact van een plan invloed op welke mate participatie nodig wordt geacht. De beoordeling van participatie verschilt dan ook per geval. Wel maken wij gebruik van één uniform beoordelingskader. Hiermee waarborgen we dat we een oordeel kunnen vormen of er voldoende aan participatie is gedaan en willen we willekeur voorkomen. Ook voor initiatiefnemers is dit beoordelingskader belangrijk. Zodoende weten ze op voorhand waar wij op letten. Daarmee dragen wij als gemeente bij aan een transparant, eerlijk en voorspelbaar proces.

Wanneer het college de conclusie trekt dat er sprake is van een ondermaats participatieproces dan kunnen zij 2 voorstellen doen:

  • 1.

    Wij kunnen de indiener in staat stellen dit gebrek in de aanvraag te herstellen. Wanneer de aanvraag na herstel nog steeds niet voldoet kan ons college uiteindelijk ervoor kiezen de plannen buiten behandeling te laten (artikel 4:5, lid 1 Awb);

  • 2.

    Wij kunnen zelf aanvullende informatie verzamelen door:

    • een ingediende aanvraag ter inzage te leggen en meningen in te winnen;

    • een ontwerpbesluit ter inzage laten leggen en zienswijzen inwinnen (bij de uitgebreide procedure is dit verplicht op basis van artikel 3:11 Awb);

    • rechtstreeks contact op te nemen met belanghebbenden, en

    • gelegenheid tot zienswijzen te geven aan belanghebbenden (artikel 4:8 Awb).

Aan het inzetten van de laatste optie (gemeente verzamelt zelf aanvullende informatie) stelt de gemeente Heerenveen twee harde voorwaarden. Allereerst moet de initiatiefnemer zelf aantoonbaar participatie hebben georganiseerd. Ten tweede moet er bij het betreffende initiatief sprake zijn van maatschappelijk belang. We benadrukken hiermee dat participatie initieel een verantwoordelijkheid is voor de initiatiefnemer zelf. Bovendien brengt het college bij deze optie een vergoeding in rekening bij de initiatiefnemer (artikel 3:2 Awb, artikel 13.1a Omgevingswet). De kostendekkendheid van deze inspanning is nog niet duidelijk, dit vormt een mogelijk risico.

Soms kan het langer duren om ontbrekende participatiegegevens boven tafel te krijgen. Wanneer de reguliere beslistermijn wordt overschreden, kunnen wij deze verlengen van 8 naar 14 weken (artikel 16.64 Omgevingswet).

5 Monitoring en doorontwikkeling participatiebeleid

Nadat dit beleid is vastgesteld is het belangrijk dit beleid met regelmaat te evalueren en te actualiseren. Door het participatiebeleid te evalueren, ontwikkelen we dit beleid en achterliggende participatieprocessen. Zodoende blijven we als gemeente Heerenveen een lerende organisatie. Bij het monitoren zijn de volgende elementen van belang:

  • 1)

    De eerste twee jaar evalueren we dit beleid jaarlijks. Daarbij kijken we in welke mate we onze ambities en rollen (kunnen) waarmaken. Hoofdstuk 3 en 4 zijn hiervoor de basis. Middels een jaarverslag houden we zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens bij.

    De kwantitatieve gegevens zitten in het aantal initiatieven waarbij de gemeente een rol heeft in participatie en welke inspanningen we daarbij leveren. Deze gegevens kunnen we gezamenlijk ophalen met de collega’s van toezicht en handhaving, vergunningverlening, wijkmanagement en uit de cijfers van de initiatievenprocessen. Dit geeft ons inzicht in de benodigde capaciteit om onze ambities te realiseren. Deze evaluatie kan aanhaken bij de gebruikelijke P&C cyclus. We hebben al een eerste inschatting welke middelen we (extra) nodig achten (zie bijlage 7). Om dit beeld volledig te krijgen, is evaluatie belangrijk.

    De kwalitatieve gegevens komen voort uit de inhoudelijke evaluatie van participatietrajecten. Hoofdstuk 4 is hiervoor de basis. Deze evaluatie levert ons inzichten hoe we ons als organisatie kunnen doorontwikkelen in participatie. Zo kunnen we gerichter toewerken aan onze ambities, optimaal rekening houden met succesfactoren voor participatie en onze rol als gemeente waarborgen.

  • 2)

    Eens per vier jaar evalueren we het participatiebeleid uitvoerig. We kiezen ervoor het beleid eens per raadsperiode te evalueren. Dit doen we bijvoorbeeld nadat een nieuwe raad is geïnstalleerd. Waar nodig kunnen we dan de beleidskoers bijstellen. Dit heeft voornamelijk gevolgen voor de ambities zoals benoemd in hoofdstuk 3. Daarnaast blijven we de evaluatie uitvoeren als benoemd onder punt 1. De frequentie verandert na 2 jaar van eens per jaar naar eens per vier jaar.

De overige kaders van dit beleid blijven doorgaans hetzelfde. Monitoring en evaluatie heeft vooral invloed op de ambities en kaders die de gemeente zelf stelt (hoofdstuk 3 en 4). Wanneer er wettelijke veranderingen plaatsvinden (hoofdstuk 2) die van invloed zijn op dit beleidsstuk, passen we deze aan naar de (nieuwe) wettelijke vereisten.

Ondertekening

Bijlage 1: Wettelijke vereisten participatie Omgevingswet

Omgevingsvisie

Bij de vaststelling van de omgevingsvisie geldt een motiveringsplicht achteraf wat er aan participatie gedaan is. De omgevingsvisie gaat over alle terreinen van de leefomgeving, en over de samenhang tussen ruimte, water, milieu, natuur, landschap, gezondheid, verkeer en vervoer, infrastructuur, cultureel erfgoed, veiligheid en klimaat. Van belang is om de participatie zo integraal mogelijk te organiseren. Een eventuele plan-milieueffectrapportage (MER) kan onderdeel uitmaken van de voorbereiding. De informatie uit de MER kan gebruikt worden om participanten inzicht te geven in effecten van beleid en alternatieve oplossingen. Bovendien kan de participatie dienen als bron voor de MER. De ruimte voor inbreng van participanten moet duidelijk zijn als het gaat om opgaven die opgelegd worden vanuit andere wet- en regelgeving vanuit Europa, het Rijk of de provincie. Altijd moeten de rollen van de gemeente en de participanten duidelijk zijn aangegeven.

Daarnaast zijn er tussentijds nog twee momenten voor participatie (zie omgevingsvisie):

  • Bij de jaarlijkse evaluatie en herziening kan gekozen worden voor beperkte participatie. Bijvoorbeeld het verzamelen van meningen aan de hand van een enquête en het vragen om reacties (ter inzagelegging) op concept-wijzigingen van de visie.

  • Bij de vierjaarlijkse grondige evaluatie van de visie is een uitgebreider participatietraject gepast. Deze evaluatie kan leiden tot het bijstellen van de beleidskoers en kan gekoppeld worden aan een nieuwe raadsagenda en coalitieprogramma.

Omgevingsprogramma

Bij de vaststelling van een omgevingsprogramma zal het college bij de vaststelling achteraf motiveren wat er aan participatie gedaan is. omgevingsprogramma’s zijn de concrete uitwerking van het beleid uit de omgevingsvisie. In programma’s worden maatregelen geformuleerd. Die maatregelen, die zowel voor een gebied als voor een thema kunnen gelden, moeten leiden tot de gewenste ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving. Het karakter van ieder programma bepaalt welke partijen een rol gaan spelen bij de participatie. Participatie moet ertoe leiden dat maatregelen beter uitvoerbaar zijn. Mogelijk zijn maatregelen te koppelen aan wensen die participanten zelf hebben of aan maatregelen die ze zelf kunnen nemen. Ook bij de voorbereiding van een programma kan een plan-milieueffectrapportage (MER) nodig en behulpzaam zijn.

Omgevingsplan

Bij het opstellen/wijzigen van het omgevingsplan geldt een participatieplicht (artikel 10.2 Omgevingsbesluit).

Bij de voorbereiding van een wijziging van het omgevingsplan dient de gemeente een kennisgeving te publiceren, waarin is aangegeven hoe de participatie wordt georganiseerd en wie, wanneer en waarover betrokken zal worden. Achteraf, bij de vaststelling van het omgevingsplan, geldt bovendien de motiveringsplicht over het participatieproces.

Het omgevingsplan vertaalt de doelen en het beleid uit de gemeentelijke omgevingsvisie en de programma’s naar juridische regels. Denk hierbij aan het toewijzen van functies aan locaties, het toestaan of niet toestaan van bepaalde activiteiten in bepaalde gebieden, algemene regels en meldingsplichten bij activiteiten, vergunningplichten en beoordelingsregels en regels over omgevingswaarden.

Bijlage 2: Raadsbesluit 18 februari 2021

Initiatieven van inwoners, bedrijven en organisaties zijn er in alle soorten en maten. De uitgangspunten die daarbij van toepassing zijn op participatie, worden daarbij deels door de impact van het initiatief, maar ook door de wettelijk regels en kaders die de gemeente heeft vastgesteld bepaald. We onderscheiden vier type plannen.

Geen vergunning nodig

Sommige bouwplannen en activiteiten in de fysieke leefomgeving kunnen vergunningsvrij worden gerealiseerd. Daarbij is participatie niet per sé verplicht, maar het is natuurlijk wel netjes om bij verbouwingswerkzaamheden buren te informeren.

Passende vormen van participatie zijn bijvoorbeeld:

  • -

    Een informatiebrief door de deur;

  • -

    Buren uitnodigen op de koffie.

Binnenplanse Omgevingsvergunning

Bouwplannen en activiteiten die binnen de kaders van het Omgevingsplan zijn toegestaan noemen we binnenplanse omgevingsvergunning. Het gaat hier veelal om kleinschalige bouwplannen. Je kunt daarbij denken aan een dakkapel, uitbouw van een woning of een schuurtje.

Voor deze plannen is participatie niet per sé verplicht, maar wordt het wel gestimuleerd. Initiatiefnemers wordt bij de aanvraag van een omgevingsvergunning namelijk altijd gevraagd of ze aan participatie hebben gedaan en zo ja, hoe dat is gebeurt en wat er met de resultaten is gedaan. Het antwoord “nee” op het aanvraagformulier, is op zichzelf geen grond om een aanvraag voor een Omgevingsvergunning te weigeren, tenzij er een participatieplicht geldt.

Passende vormen van participatie bij dit type omgevingsvergunning kunnen zijn:

  • -

    Een informatiebrief door de deur;

  • -

    Buren uitnodigen op de koffie;

  • -

    Een (digitale) informatiebijeenkomst;

  • -

    Een digitale bijeenkomst.

Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (Bopa) zonder participatieplicht

Deze categorie plannen bestaat in de gemeente Heerenveen niet, omdat de gemeenteraad heeft besloten om bij alle buitenplanse omgevingsplanactiviteiten een participatieplicht van toepassing te verklaren.

Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit (Bopa) met participatieplicht

Buitenplanse omgevingsplanactiviteiten zijn alle bouwplannen en activiteiten die niet passen binnen de kaders van het omgevingsplan. Het gaat veelal om grotere bouwplannen, zoals de realisatie van één of meerdere nieuw woningen op een plek waar deze functie nog niet is toegestaan. Met het raadsbesluit van 18 februari 2021 heeft de gemeenteraad er voor gekozen om een participatieplicht van toepassing te verklaren op alle buitenplanse omgevingsplanactiviteiten.

Passende vormen bij dit type omgevingsvergunning kunnen zijn:

  • -

    Eén of meerdere inloopbijeenkomsten;

  • -

    Eén of meerdere participatiebijeenkomst met een geschikte werkvorm (nadruk op raadpleging ;

  • -

    Een enquête of peiling;

  • -

    Of combinaties van de bovenstaande opties.

Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit met participatieplicht en adviesrol raad

Op 18 februari 2021 is door de gemeenteraad een lijst van plannen vastgesteld waarbij de raad een adviesrol heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning. Het gaat daarbij veelal om plannen met een grotere omvang en impact. Een aantal voorbeelden daarvan zijn de volgende (op basis van raadsbesluit 18 februari 2021):

Binnen de bebouwde kom

  • -

    Het toevoegen van meer dan 10 woningen aan de bestaande woningvoorraad;

  • -

    Nieuwbouw van niet-woonfuncties met een gebruiksoppervlakte van 1500 m2

Buiten de bebouwde kom

  • -

    Het vestigen van nieuwe stedelijke functies buiten het bestaand stedelijk gebied, voor zover het ruimtebeslag meer bedraagt dan 500m2, of het toevoegen van een woning op een niet bestaande woonlocatie

  • -

    Nieuwvestiging van agrarische bedrijven

Algemeen

  • -

    Het realiseren van één of meer windturbines met een ashoogte van meer dan 15 meter

  • -

    Het realiseren weiden met zonnepanelen (buiten het gebruiksoppervlak).

Bij deze categorie plannen heeft de gemeenteraad uiteindelijk een (bindende) adviesrol.

Daarom is het bij deze categorie goed denkbaar dat de gemeenteraad in het voortraject als toeschouwer wordt uitgenodigd bij het participatieproces, zodat zij bij de besluitvorming beter kunnen afwegen kunnen zien of de participatie goed verlopen is.

Passende vormen bij dit type omgevingsvergunning kunnen zijn:

  • -

    Eén of meerdere inloopbijeenkomsten;

  • -

    Eén of meerdere participatiebijeenkomst met een geschikte werkvorm (nadruk op raadpleging;

  • -

    Een informatiesessie voor raadsleden;

  • -

    Het inrichten van een klankbordgroep van de meest betrokken belanghebbenden;

  • -

    Het uitwerken van een aantal scenario’s/invullingen in diverse werkgroepen;

  • -

    Een enquête of peiling;

  • -

    Of combinaties van de bovenstaande opties.

Bijlage 3: Ambitiescenario’s

Op 17-2-2022 is in de raadscommissie de onderstaande 4 scenario’s voor participatiebeleid besproken.

Toelichting op de vier ambitiescenario’s

Om de gemeentelijke inzet op het gebied van participatie te kunnen bespreken, zijn in dit concept-participatiebeleid Omgevingswet vier scenario’s uitgewerkt. Bij het opstellen van de scenario’s van scenario’s is gebruik gemaakt van suggesties van raadsleden (22 november 2021), voorbeelden van andere gemeenten en inbreng uit diverse delen van de gemeentelijke organisatie (RO, Vergunningen, Ibor en MO).

Ieder scenario bevat twee componenten. Per scenario wordt aangegeven :

  • 1.

    De mate waarin inwoners de mogelijkheid wordt geboden om te participeren bij plannen / projecten waarbij de gemeente zelf initiatiefnemer is (burgerparticipatie).

  • 2.

    De mate van ondersteuning die de gemeente biedt bij plannen van inwoners en bedrijven. Hiermee schetsen we een beeld van de mate waarin we initiatiefnemers vanuit de gemeente ondersteunen bij de realisatie van hun plan (overheidsparticipatie).

In onderstaande tabel zijn de scenario´s samengevat.

Mate van participatie bij gemeentelijke initiatieven

Mate van ondersteuning bij initiatieven van derden

Minimaal

Maximaal

Minimaal

  • A

    Minimaal scenario (voldoen aan het wettelijk minimum)

C. Accent op de actieve ondersteuning van initiatiefnemers

Maximaal

  • B

    Verhoogde inzet op participatie bij de gemeentelijke initatieven.

  • D

    Maximale participatie (combinatie van B en C)

Het gaat hier om indicatieve scenario’s die de ‘hoeken van het speelveld’ inzichtelijk maken. Het gaat om een inschatting op dit moment. Verschillende effecten zijn op dit moment nog niet goed in beeld te brengen. De praktijk zal moeten uitwijzen wat de financiële gevolgen (capaciteit en middelen) werkelijk zijn. Monitoring van de werkelijke situatie na in werking treden van de Omgevingswet is hoe dan ook van belang.

De exacte invulling en financiële vertaling van de scenario’s vraagt om nadere uitwerking. Bij het definitieve voorstel kunnen ook elementen van verschillende scenario’s worden gecombineerd en accenten worden gelegd binnen een scenario. Omdat er nog verschillende mogelijkheden zijn, is een exacte (financiële) vertaling van de scenario’s op dit moment nog niet goed mogelijk. Het bespreken van de scenario’s geeft richting aan de verdere uitwerking.

A. Minimaal scenario (voldoen aan het wettelijk minimum)

Kenmerken van het scenario

Initiatieven bewoners en bedrijven

Bij initiatieven van inwoners en bedrijven, beperkt de gemeente zich tot een minimale inzet. Dat betekent dat de verantwoordelijkheid en eigenaarschap voor de participatie primair bij de initiatiefnemer zelf ligt.

Kenmerken

  • Bij plannen die niet passen in het omgevingsplan (bopa’s), geldt een participatieplicht. De organisatie en invulling daarvan ligt geheel bij initiatiefnemers zelf. De gemeente ondersteunt daarin verder niet. Alleen in incidentele gevallen zou de gemeente hier ondersteuning willen bieden bij het voorbereiden en invullen van de participatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan grotere woningbouwprojecten en projecten met grotere impact op de leefomgeving. Dit sluit grofweg aan bij de huidige praktijk.

  • Nieuw is dat bij de bij afronding van het participatieproces moet worden beoordeeld of wordt voldaan aan de minimale vereiste van de participatieplicht. Dit doen we door het beoordelen van een participatieverslag.

Gemeentelijke initiatieven

Bij gemeentelijke initiatieven beperken we ons tot een (wettelijke) minimale inspanning op het gebied van participatie.

Kenmerken

  • Vroegtijdige en uitgebreide participatie is een uitzondering, geen regel. Participatie blijft veelal beperkt blijft tot het informeren over een besluit of plan.

  • De inspanning ligt lager dan de huidige inspanning die we nu als gemeente vaak doen bij het opstellen van beleid en bestemmingsplannen.

  • Belanghebbenden houden de mogelijkheid om (schriftelijke) hun zienswijze te geven over de omgevingsvisie, het omgevingsplan of omgevingsprogramma’s

Voor- en nadelen

Voordelen

  • Voor de gemeente levert deze keuze mogelijke een financiële besparing op (in het voortraject).

Risico’s/nadelen

  • Dit scenario sluit niet aan bij de vastgestelde ambities en uitgangspunten die de gemeente heeft vastgesteld op het gebied van participatie

  • Door als gemeente geen actieve rol te nemen bij planprocessen van initiatiefnemers, kan onduidelijkheid ontstaan over het standpunt van de gemeente en de stappen die in het proces nog moeten worden gezet (toetsing vergunningaanvraag / een besluit van college of raad). Dit leidt per saldo tot een grotere afstand tussen inwoner en overheid.

  • Afwezigheid van de gemeente ‘aan de voorkant’ maakt het lastiger om achteraf te beoordelen of er een goed participatieproces heeft plaatsgevonden bij initiatieven van derden.

  • Door weinig aandacht te besteden aan participatie aan de voorkant, kunnen veel bezwaren in het formele traject boven komen drijven (zienswijzen, bezwaar en beroep). Hierdoor kan aan de achterkant veel werk ontstaan, waardoor de (financiële) besparing aan de voorkant teniet wordt gedaan.

Gevolgen voor de bedrijfsvoering / gemeentelijke financiën

Hoewel het nog lastig is om de gevolgen van het scenario op het niveau van concrete plannen en projecten te duiden, schatten wij in dat de keuze voor dit scenario de onderstaande gevolgen met zich mee kan brengen:

Werkzaamheden die minder / extra worden uitgevoerd ten opzichte van de huidige situatie

Door

Minder / extra benodigde middelen (ten opzichte van de lopende begroting)

Dekking van kosten mogelijk?

Extra inzet bij initiatieven van inwoners, bedrijven en organisatie

Beoordeling participatieverslag

initiatiefnemers

(ca. 120 buitenplanse initiatieven per jaar)

Vergunningverleners

Nader te bepalen

Op dit moment nog onduidelijk of kostendekking (deels) via leges mogelijk is. Bij het definitieve voorstel is dit duidelijk.

Gemeentelijke initiatieven en beleidsprocessen

Besparing bij beleid en gemeentelijke projecten mogelijk door minder uitgebreide participatie

Wijkmanagers, communicatieadviseurs

Projectleiders, ondersteuners, juridisch planologen beleidsadviseurs

In theorie kan worden bezuinigd op participatie aan de voorkant van een planproces.

Een besparing zal in veel gevallen echter niet mogelijk zijn, omdat er ook later in het traject werkzaamheden zullen blijven (verwerken zienswijzen, etc) of zelfs ‘reparatiewerkzaamheden’ nodig zijn

n.v.t

B. Verhoogde inspanning bij gemeentelijke initiatieven

Kenmerken van het scenario

Initiatieven inwoners en bedrijven

Voor initiatieven van particulieren en ontwikkelaars is dit scenario hetzelfde als in scenario A. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor de participatie bij de initiatiefnemer zelf ligt.

Gemeentelijke initiatieven

Bij dit scenario verhogen we de inspanning voor initiatieven waarbij de gemeente initiatiefnemer is. Dit geldt bijvoorbeeld bij het opstellen van een programma, beleidsnota of bij gemeentelijk projecten. Bij gemeentelijke projecten kun je denken aan centrumontwikkeling, woningbouwprojecten op gemeentelijke bouwgrond of een herinrichting van de openbare ruimte. Hierbij wordt opgemerkt dat de gemeente bij veel werkzaamheden al aan intensieve manieren van participatie doet. Ook vormen met meebeslissen worden bij verschillende projecten al toegepast.

Kenmerken

  • De extra inspanning bestaat eruit dat we extra moeite doen om belanghebbenden van (laagdrempelige) informatie te voorzien (bijvoorbeeld met nieuwsbrieven of via de website) en meer mogelijkheden geven om vroegtijdig inbreng te leveren (raadplegen / adviseren)

  • In gevallen waar er veel speelruimte zit in plannen en waar dit passend is, kiezen we vaker voor het voorleggen van scenario’s waar inwoners over kunnen stemmen (meebeslissen).

  • Binnen dit scenario kunnen ook accenten worden gelegd om bepaalde doelgroepen meer te betrekken bij gemeentelijke participatieprocessen. Denk bijvoorbeeld aan extra inzet op jongeren (in lijn met het vastgestelde initiatiefvoorstel uit de raad).

  • Daarnaast kan worden gedacht aan vaker inzetten van nieuwe participatiemiddelen, zoals een digitale participatieplatform.

Voor- en nadelen

Voordelen:

  • Extra inzet aan de voorkant (bij gemeentelijke initiatieven) leidt tot meer begrip en draagvlak voor gemeentelijke besluiten. De afstand overheid-inwoner kan hierdoor worden verkleind. Mogelijk zijn er ook minder juridische bezwaren in het formele traject.

  • Het democratisch gehalte van de besluitvorming wordt vergroot.

Nadelen / risico’s

  • De keuze voor dit scenario vraagt om de inzet van extra structurele middelen.

Gevolgen voor de bedrijfsvoering / gemeentelijke financiën

Hoewel het lastig is om de gevolgen van het scenario op het niveau van concrete plannen en projecten te duiden, schatten wij in dat de keuze voor dit scenario de onderstaande gevolgen met zich mee kan brengen (zie tabel).

Werkzaamheden die minder / extra worden uitgevoerd ten opzichte van de huidige situatie

Door

Minder / extra benodigde middelen (ten opzichte van de lopende begroting)

Dekking van kosten mogelijk?

Initiatieven van inwoners, bedrijven en organisatie

Beoordeling participatieverslag

initiatiefnemers

(ca. 120 buitenplanse initiatieven per jaar)

Vergunningverleners

Nader te bepalen

Op dit moment nog onduidelijk of kostendekking (deels) via leges mogelijk is. Bij het definitieve voorstel is dit duidelijk.

Gemeentelijke initiatieven en beleidsprocessen

Het (laagdrempelig) delen van informatie en het bieden van meer gelegenheid om te participeren.

Dit leidt tot een grotere ureninzet van verschillende medewerkers en het ophogen van middelen voor communicatie en organisatie van participatiesessies (communicatiemiddelen, zaalhuur etc).

Wijkmanagers, ondersteuners en communicatieadviseurs

1,5 fte (indicatie €135.000)

Uitzetting van de begroting

Projectleiders, juridisch planologen beleidsadviseurs

Extra ureninzet projectleiders, beleidsadviseurs en ondersteuners ramen.

Bij grote projecten afzonderlijk te dekken via aparte voorbereidingskredieten.

Daarnaast ophogen middelen voor de organisatie van participatiesessies. Nader te bepalen.

Uitzetting van de begroting

Extra inzetten op participatie via digitale middelen (o.a. digitaal participatieplatform)

ICT-afdeling

€15.000 voorinvestering + 0,3 FTE en onderhoud van het platform

Grotendeels te dekken uit huidige budgetten wijkmanagement + uitzetten formatie ICT

Het betrekken van specifieke doelgroepen zoals jongeren of laaggeletterden.

Dit vraagt om een meer diverse inzet van werkvormen en (communicatie)middelen en inzet van medewerkers die meer kennis hebben van specifieke doelgroepen.

Medewerkers afdeling MO, jongerenwerkers, opbouwwerkers Caleidoscoop

Structureel uitbreiden van de ureninzet van jongerenwerkers en opbouwwerkers

Uitzetting van de begroting

C. Actievere ondersteuning van initiatiefnemers

Kenmerken van het scenario

Initiatieven inwoners en bedrijven

In dit scenario ligt het accent bij actievere ondersteuning / dienstverlening richting initiatiefnemers. Dit kunnen zowel particulieren zijn met een beperkt uitbreidingsplan of een ontwikkelaar met grotere plannen.

Kenmerken

  • Ter ondersteuning van initiatiefnemers, komt er een vast vragenpunt in de organisatie om mee te denken over de invulling/opzet van het participatieproces; een ‘Eerste hulp bij participatie’

  • Daarnaast biedt de gemeente actief aan om bij participatiebijeenkomsten aanwezig te zijn. Dit zal vooral het geval zijn bij de wat grotere initiatieven. (NB. Initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de participatie. Dus als zij dit niet willen, is dit niet verplicht).

Gemeentelijke initiatieven

De inzet op gemeentelijke projecten en de mate van participatie blijft in dit scenario hetzelfde als in de huidige situatie (zie scenario A).

Kenmerken

  • We betrekken inwoners actief bij het opstellen van beleid en bij grotere ruimtelijke projecten.

  • In de meeste gevallen gaat het om infomeren, raadplegen en adviseren.

Voor- en nadelen

Voordelen

  • Actieve ondersteuning van initiatiefnemers leidt waarschijnlijk tot betere participatieprocessen.

  • Door als gemeente vroegtijdig betrokken te zijn bij participatieprocessen van initiatiefnemers, kunnen we achteraf beter beoordelen of het participatieproces zorgvuldig is geweest (voldoet aan de minimale eisen)

  • Door als gemeente vroegtijdig betrokken te zijn, kan de gemeente haar rol en de stappen in het planproces beter duiden (gemeente doet een inhoudelijke toetsing)

Nadelen / risico’s

  • Door als gemeente een actieve rol te pakken bij participatieprocessen van initiatiefnemers, ontstaat soms het beeld dat de gemeente al een (positief) besluit over plannen heeft genomen

Gevolgen voor de bedrijfsvoering / gemeentelijke financiën

Hoewel het lastig is om de gevolgen van het scenario op het niveau van concrete plannen en projecten te duiden, schatten wij in dat de keuze voor dit scenario de onderstaande gevolgen met zich mee kan brengen:

Werkzaamheden die minder / extra worden uitgevoerd ten opzichte van de huidige situatie

Door

Minder / extra benodigde middelen (ten opzichte van de lopende begroting)

Dekking van kosten mogelijk?

Initiatieven van inwoners en bedrijven

Beantwoording van vragen van initiatiefnemers en collega’s

(Eerste hulp bij participatie)

Een nieuwe adviseur participatie

1 fte extra formatie (indicatie €90.000 p.j.)

Structurele uitzetting formatie

Actieve ondersteuning van particulieren en marktpartijen door extra aanwezigheid en ondersteuning bij voorbereiding

Ten opzichte van de huidige situatie betekent met name bij kleinschaligere en middelgrote initiatieven een extra inspanning.

Juridisch planologen, vergunningverleners, wijkmanagers en communicatie

2 fte extra formatie (indicatie €180.000)

Structurele uitzetting formatie

Projectleiders en ondersteuners

Waarschijnlijk nauwelijks verschil, omdat we bij grotere projecten al een inspanning leveren die overeenkomst met scenario C.

Eventuele (extra) kosten grotendeels te dekken door anterieure overeenkomsten met initiatiefnemers (huidige werkwijze bij grote projecten)

Beoordeling participatieverslag

initiatiefnemers

(ca. 120 buitenplanse initiatieven per jaar)

Vergunningverleners

Nader te bepalen

Nog niet gedekt

Gemeentelijke initiatieven en beleidsprocessen

Gemeentelijke initiatieven: inspanning op huidig niveau

n.v.t

N.v.t.

n.v.t

D. Maximaal scenario (combinatie scenario B en C)

Kenmerken van het scenario

Dit scenario is een combinatie van scenario B en C. De inzet op gemeentelijke projecten alsook de ondersteuning van initiatiefnemers wordt daarbij vergroot.

Initiatieven van inwoners en bedrijven

De mate van ondersteuning is hierbij hetzelfde als bij scenario C. We ondersteunen initiatiefnemers actief. Dit kunnen zowel particulieren zijn met een beperkt uitbreidingsplan of een ontwikkelaar met grotere plannen. Voor een nadere omschrijving verwijzen we naar scenario C.

Gemeentelijke initiatieven

De mate inspanning van de gemeente is hierbij hetzelfde als bij scenario B: we verhogen de inspanning voor initiatieven waarbij de gemeente initiatiefnemer is. Voor een nadere omschrijving verwijzen we naar scenario B.

Voor- en nadelen

Het spreekt voor zich dat de voor- en nadelen uit scenario B en C hier ook terugkomen.

Voordelen:

  • Extra inzet aan de voorkant (bij gemeentelijke initiatieven) leidt tot meer begrip en draagvlak voor gemeentelijke besluiten. Mogelijk leidt dit tot minder juridische bezwaren achteraf.

  • Actieve ondersteuning van initiatiefnemers leidt waarschijnlijk tot betere participatieprocessen.

  • Door als gemeente vroegtijdig betrokken te zijn bij participatieprocessen van initiatiefnemers, kunnen we wachter beter beoordelen of het participatieproces zorgvuldig is geweest (voldoet aan de minimale eisen)

  • Door als gemeente vroegtijdig betrokken te zijn, kan de gemeente haar rol beter en de stappen in het planproces beter duiden (gemeente doet een inhoudelijke toetsing)

Nadelen / risico’s

  • De keuze voor dit scenario vraagt om fors extra inzet van financiële middelen.

  • Door als gemeente een actieve rol te pakken bij participatieprocessen van initiatiefnemers, ontstaat soms het beeld dat de gemeente al een (positief) besluit over plannen heeft genomen

Gevolgen voor de bedrijfsvoering / gemeentelijke financiën

Ook hier is sprake van een combinatie van de (financiële) gevolgen uit scenario B en C.

Werkzaamheden die minder / extra worden uitgevoerd ten opzichte van de huidige situatie

Door

Minder / extra benodigde middelen (ten opzichte van de lopende begroting)

Dekking van kosten mogelijk?

Initiatieven van inwoners en bedrijven

Beantwoording van vragen van initiatiefnemers en collega’s

(Eerste hulp bij participatie)

Een nieuwe adviseur participatie

1 fte (indicatie €90.000 p.j.)

Structurele uitzetting formatie

Actieve ondersteuning van particulieren en marktpartijen door extra aanwezigheid en ondersteuning bij voorbereiding

Ten opzichte van de huidige situatie betekent met name bij kleinschaligere en middelgrote initiatieven een extra inspanning.

Juridisch planologen, vergunningverleners, wijkmanagers en communicatie

2 fte (indicatie €180.000)

Structurele uitzetting formatie

Projectleiders en ondersteuners

Waarschijnlijk nauwelijks verschil, omdat we bij grotere projecten al een inspanning leveren die overeenkomst met scenario C.

Eventuele (extra) kosten grotendeels te dekken door anterieure overeenkomsten met initiatiefnemers (huidige werkwijze bij grote projecten)

Beoordeling participatieverslag

initiatiefnemers

(ca. 120 buitenplanse initiatieven per jaar)

Vergunningverleners

Nader te bepalen

Nog niet gedekt

Gemeentelijke initiatieven en beleidsprocessen

Het (laagdrempelig) delen van informatie en het bieden van meer gelegenheid om te participeren.

Dit leidt tot een grotere ureninzet van verschillende medewerkers en het ophogen van middelen voor communicatie en organisatie van participatiesessies (communicatiemiddelen, zaalhuur etc).

Wijkmanagers, ondersteuners en communicatieadviseurs

1,5 fte (indicatie €135.000)

Uitzetting van de begroting

Projectleiders, juridisch planologen beleidsadviseurs

Extra ureninzet projectleiders, beleidsadviseurs en ondersteuners ramen.

Bij grote projecten afzonderlijk te dekken via aparte voorbereidingskredieten.

Daarnaast ophogen middelen voor de organisatie van participatiesessies. Nader te bepalen.

Uitzetting van de begroting

Extra inzetten op participatie via digitale middelen (o.a. digitaal participatieplatform)

ICT-afdeling

€15.000 voorinvestering + 0,3 FTE en onderhoud van het platform

Grotendeels te dekken uit huidige budgetten wijkmanagement + uitzetten formatie ICT

Het betrekken van specifieke doelgroepen zoals jongeren of laaggeletterden.

Dit vraagt om een meer diverse inzet van werkvormen en (communicatie)middelen en inzet van medewerkers die meer kennis hebben van specifieke doelgroepen.

Medewerkers afdeling MO, jongerenwerkers, opbouwwerkers Caleidoscoop

Structureel uitbreiden van de ureninzet van jongerenwerkers en opbouwwerkers

Uitzetting van de begroting

Bijlage 4: Participatieladder

De keuze van de participatietrede heeft invloed op de kaders en de verwachtingen in het participatieproces. Ook is de participatietrede bepalend voor de keuze van participatievormen en participatiemiddelen. Ongeacht de keuze voor een (of meerdere) participatietreden, dient rekening worden te gehouden met de checklist en succesvoorwaarden voor participatie.

afbeelding binnen de regeling

Informeren: Informerende participatie is vooral eenzijdig informeren. Dit staat ook wel bekend als non-participatie. De mate van invloed voor een deelnemer is doorgaans beperkt tot het stellen van vragen en geven van een mening.

Inspreken: Bij inspreken worden keuzes voorgelegd aan participanten. Deze keuzes zijn niet bindend; het staat de initiatiefnemer vrij om de input van participanten al dan niet mee te nemen in de besluitvorming. De invloed voor participanten is hierbij wel groter dan bij informeren.

Consulteren: Bij consulteren is sprake van een formeel dialoog waarbij de participant op het gebied van adviseren een inhoudelijke bijdrage levert. Het al dan niet meenemen van de input van participanten in de besluitvorming is minder vrijblijvend. De invloed van participanten is groter dan bij inspreken.

Coproduceren/samenwerken: Bij coproductie/samenwerking is een participant inhoudelijk betrokken bij een plan dat in het formele besluitvormingsproces wordt behandeld. Daarbij kan er gekozen worden participanten mee te laten beslissen over keuzes die in de besluitvorming worden behandeld.

Delegeren en zelfbestuur: Het bevoegd gezag draagt een van haar oorspronkelijke taken over naar anderen. Een andere optie is dat een participant vrijwillig een taak overneemt van de gemeente (dit is verankerd in het uitdaagrecht in het wetsvoorstel Versterking participatie op decentraal niveau). In beide gevallen worden participanten eindverantwoordelijk.

Bijlage 5: Participatie kwetsbare groepen

Er zijn tal van participatievormen die de gemeente kan toepassen bij het inrichten van participatieprocessen. Deze kunnen afgestemd worden op kwetsbare groepen. Het is goed om in te spelen op kwetsbaarheid om zodoende mensen in staat te stellen mee te kunnen doen aan participatie. Onderstaande overzicht is afgeleid van de Beleidsnota Participatie onder de Omgevingswet 2022 (gemeente Westland, zie link).

Kwetsbare groep

Aandachtspunt(en)

Culturele minderheden

  • -

    Taalversies participatiemiddelen

(visueel) gehandicapten

  • -

    Ondertiteling audiovisuele participatie

  • -

    Toegankelijkheid fysieke locaties

  • -

    Taalniveau en communicatie (B1)

Ouderen

  • -

    Ondertiteling audiovisuele participatie

  • -

    Toegankelijkheid fysieke locaties

  • -

    Gebruiksvriendelijkheid digitale participatiemiddelen

Jongeren

  • -

    Toegankelijkheid digitale participatiemiddelen

  • -

    Sociale media

  • -

    Taalgebruik en niveau

Bijlage 6: Format participatieverslag

Geachte Heer/ Mevrouw,

Hierbij treft u het format participatieverslag aan. Het is belangrijk dat u onderstaande vragen (inclusief toelichting) eerlijk en volledig beantwoord. U mag zelf ook een andere vorm van verslaglegging kiezen, mits onderstaande vragen hiermee beantwoord worden.

BELANGRIJK: in het kader van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG), vragen wij u vooraf (schriftelijk) akkoord te vragen bij de betrokkenen (die in onderstaande verslaglegging genoemd worden) dat hun persoonsgegevens aan ons worden doorgegeven. Deze gegevens zullen niet gedeeld worden met derden en worden strikt gebruikt voor de behandeling van uw aanvraag. Indien betrokkenen bezwaar hebben, vragen wij u hun inbreng te anonimiseren.

  • 1

    Wie heeft u allemaal benaderd bij het delen van uw plan?

  • 2

    Zijn alle mensen/partijen die iets gaan merken van uw plan benaderd? Licht toe waarom u dat denkt.

  • 3

    Wanneer heeft u de belanghebbenden benaderd (voor of na het indienen van de aanvraag)?

  • 4

    Op welke manier zijn betrokkenen benaderd (telefonisch, brief, bijeenkomst, anders)?

  • 5

    Hoe heeft u uw plan gedeeld met de betrokkenen? (ontwerp ter inzage, presentatie gehouden etc.)?

  • 6

    Wat waren de reacties op uw plan? Bij uiteenlopende reacties graag de verschillende reacties benoemen.

  • 7

    Wat heeft u gedaan met de reacties? Heeft u aanpassingen gedaan? Zo ja, leg uit welke. Zo nee, leg uit waarom niet.

  • 8

    Als u aanpassingen op uw plan heeft gedaan, heeft u daarna het plan opnieuw gedeeld met de belanghebbenden? Zo ja, wat was hun reactie? Zo nee, waarom niet?

  • 9

    Heeft u zelf nog opmerkingen ten aanzien van het participatietraject voor uw plan?

Bijlage 7: Capaciteit en middelen

Onderstaand overzicht is een eerste raming van mogelijke kosten als gevolg van het participatiebeleid. Toewijzing van deze middelen moet worden bepaald in de toekomstige begrotingsbehandeling.

Activiteit

Capaciteit

Kosten

Dekking

Laagdrempelige informatiedeling en vergroten bereik participatie

Personeel:

Wijkmanagers;

Beleidsadviseurs;

Projectleiders;

Ondersteuners;

Communicatie;

RO-juristen;

EHBP.

Middelen:

Communicatie;

Faciliteiten participatie (techniek, zaalhuur)

1,5 fte/ € 135.000 voor

wijkmanagers, ondersteuners, communicatie.

Overig personeel extra ureninzet; externe specialist bij grote participatietrajecten.

Vaste personele kosten (begroting)

Projectmatige inzet (voorbereidingskrediet)

Extra middelen (begroting)

Adviseur participatie (Eerste Hulp Bij Participatie)

Nieuwe formatieplaats

1 FTE/ €90.000

Structurele formatie

Extra inzetten op participatie via digitale middelen (o.a. digitaal participatieplatform)

ICT-afdeling

€15.000 voorinvestering + 0,3 FTE; onderhoud platform

Grotendeels te dekken uit huidige budgetten wijkmanagement + uitzetten formatie ICT

Behandelen BOPA ‘s (schatting 120 per jaar) en advisering participatie bij Omgevingstafel

Adviseur Participatie, wijkmanagers, beleidsmedewerkers/

beleidsadviseurs

Nader te bepalen

Nader te bepalen

Het betrekken van specifieke doelgroepen zoals jongeren of laaggeletterden.

Meer diverse inzet van werkvormen, middelen en medewerkers met meer kennis van specifieke doelgroepen.

Medewerkers afdeling MO, jongerenwerkers, opbouwwerkers Caleidoscoop

Structureel uitbreiden van de ureninzet van jongeren- en opbouwwerkers

Uitzetting via begroting

Monitoring en jaarlijkse evaluatie participatiebeleid.

EHBP, alle betrokken medewerkers

Nader te bepalen

Nader te bepalen