Financiële verordening gemeente IJsselstein 2023

Geldend van 12-04-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Financiële verordening gemeente IJsselstein 2023

De raad van de gemeente IJsselstein;

gelezen het voorstel van het college van 7 februari 2023;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen volgende

Verordening financieel beheer, beleid en organisatie gemeente IJsselstein 2023:

1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • organisatieonderdeel: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;

  • onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting;

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling en inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. De raad stelt het volgende vast:

    • a.

      de programma-indeling;

    • b.

      de beleidsindicatoren. De begroting en jaarstukken bevatten in ieder geval verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begrotingen verantwoording gemeenten.

  • 2. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf subsidies met daarin een overzicht van de subsidieplafonds per programma, respectievelijk de werkelijk verstrekte subsidies.

  • 3. Bij de begroting en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de baten en lasten van de programma's.

  • 4. In de begroting wordt van alle voorgenomen nieuwe investeringen het totaal benodigde krediet, de verwachte besteding per jaar en het jaar waarin de investering afgerond wordt opgenomen.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten en het verwachte jaar van afronding weergegeven.

  • 6. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 25.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 3. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast (kadernotaproces).

  • 2. In de begroting wordt een post voor onvoorziene lasten opgenomen.

Artikel 4. Autorisatie begroting, investeringen en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. De raad kan de begroting gedurende het begrotingsjaar via een begrotingswijziging over de programma’s heen aanpassen. Volumewijzigingen worden zoveel mogelijk via de tussentijdse rapportage aan de gemeenteraad voorgelegd.

  • 3. De begroting wordt gedurende het begrotingsjaar niet ten laste van het saldo aangepast op basis van verwachte over- of onderschrijdingen van de vastgestelde budgetten.

  • 4. Het college kan via een collegewijziging overschotten en tekorten op het taakveldniveau in zowel lasten als baten binnen de programma’s met elkaar compenseren en hierover zo nodig uitleg geven bij een tussentijdse rapportage respectievelijk de jaarrekening. Deze begrotingswijziging bevat geen nieuw beleid.

  • 5. Administratieve correcties (technische budgettair neutrale begrotingswijzigingen binnen het taakveld) worden afgedaan door de budgethouder.

  • 6. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel. Deze voorstellen zijn voorzien van een begrotingswijziging.

Artikel 5. Rapporteren

  • 1. Het college informeert de raad door middel van kwartaal rapportages in het boekjaar over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. De kwartaal rapportages bevatten een stoplichtenmodel van de stand van zaken van de uitvoering van het beleid, waarbij afwijkingen worden toegelicht in een overzicht met de financiële afwijkingen met een toelichting.

  • 3. De begroting, de kwartaalrapportages en de jaarrekening bevatten ten minste een toelichting op afwijkingen van lasten en baten per programma groter dan € 100.000 en afwijkingen met politieke relevantie.

Artikel 6. EMU-saldo

Als het rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 6a. Tijdigheid melding

  • 1. Onderschrijdingen van lasten en investeringskredieten zijn rechtmatig als ze tijdig gemeld zijn aan de raad. Het is tijdig als deze afwijkingen bij de jaarrekening gemeld en toegelicht worden.

  • 2. Onderschrijdingen en overschrijdingen van baten zijn rechtmatig als ze tijdig gemeld zijn aan de raad. Het is tijdig als deze afwijkingen van de jaarrekening gemeld en toegelicht worden.

3. Rechtmatigheidsverantwoording

De raad stelt de regels vast voor de controle op rechtmatigheid van de cijfers in de jaarrekening. Deze zijn beschreven in de ‘Controleverordening gemeente IJsselstein 2023’ en de ‘Beleidsregel accountantscontrole (controleprotocol) gemeente IJsselstein 2023’.

4. Financieel beleid

Artikel 7. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. De raad stelt periodiek regels vast voor waardering en afschrijving van activa. Deze zijn beschreven in de ‘Nota waardering en afschrijving vaste activa’.

Artikel 8. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerendezaakbelastingen;

    • b.

      parkeerbelasting;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      afvalstoffenheffing; en

    • e.

      bijstandsvertrekkingen,

    wordt bij de jaarstukken een voorziening wegens oninbaarheid

  • 3. Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. Het gaat hierbij om zowel de belastingvorderingen als de overige vorderingen.

  • 4. De omvang van de voorziening per balansdatum wordt vastgesteld op basis van de ouderdom van de vordering. De debiteuren zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde met inachtneming van een aftrek van oninbaarheid. Daarbij wordt de verwachte oninbaarheid uitgedrukt in een percentage van de openstaande vordering.

  • 5. Na één jaar wordt aangenomen dat de oninbaarheid van de openstaande vordering 25% is. Ieder jaar daarna neemt de kans dat de vordering ook daadwerkelijk wordt ontvangen met 25% af.

  • 6. In afwijking van lid 5 wordt voor vorderingen die door de BSR en de WIL worden opgelegd de door de BSR en de WIL geraamde mate van oninbaarheid overgenomen.

Artikel 9. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat regels over:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      mandaat ten aanzien van het muteren van reserves.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

Artikel 10. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vermogen betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa, de gederfde inkomsten door het vastgestelde kwijtscheldingsbeleid en voor riool- en afvalstoffenheffing de compensabele omzetbelasting.

  • 3. Voor de rentetoerekening aan activa wordt een omslagpercentage gehanteerd, de interne rekenrente. Het berekende percentage wordt naar boven afgerond op een veelvoud van 0,5. Indien voor specifieke projecten projectfinanciering is opgenomen dan geldt voor de rentetoerekening het rentepercentage van de projectfinanciering. Het rentebeleid voor grondexploitaties is opgenomen in de door de raad vastgestelde Nota grondbeleid.

Artikel 11. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de gemeentelijke belastingen.

  • 2. De collegebesluiten voor het vaststellen van nieuwe privaatrechtelijke prijzen en het wijzigen van dergelijke prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13. Financieringsfunctie

Het college stelt ten behoeve van de uitoefening van de financieringsfunctie een treasurystatuut op en biedt dit statuut ter vaststelling aan de raad aan.

5. Paragrafen begroting en jaarstukken

Artikel 14. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht; en

    • b.

      de maten van kostendekkendheid van de verschillende lokale heffingen en, voor zover van toepassing, de begrote mutaties is daarvoor gevormde reserves en voorzieningen

Artikel 15. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen in ieder geval op:

  • a.

    een waardering van het weerstandsvermogen aan de hand van de factor weerstandsvermogen

  • b.

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s; en

  • c.

    de onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting als percentage van de inkomsten.

Artikel 16. Onderhoud kapitaalgoederen

Het college streeft ernaar de raad ten minste eens in de vijf jaar onderhoudsplannen voor kapitaalgoederen aan te bieden. De plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor de betreffende kapitaalgoederen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 17. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant; en

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid.

Artikel 18. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college, naast de verplichte onderdelen op grond van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, op basis van een vastgesteld grondbeleid, in ieder geval op:

    • a.

      de uitvoering van het grondbeleid;

    • b.

      de verwerving van gronden;

    • c.

      de relaties van het grondbeleid met de programma's.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een Nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 19. Projecten

In de paragraaf projecten bij de begroting en de jaarstukken neemt het college, op basis van de vastgestelde projecten, in ieder geval op:

  • a.

    een omschrijving van het project;

  • b.

    het projectbudget;

  • c.

    de totaal gemaakte kosten;

  • d.

    het in het begrotingsjaar gemaakte kosten (jaarstukken);

  • e.

    de in het begrotingsjaar geplande/uitgevoerde werkzaamheden.

6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten en soortgelijke informatie;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatieonderdelen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatieonderdelen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

7. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening 2019, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de “Financiële verordening gemeente IJsselstein 2023” en treedt in werking op de dag na de bekendmaking daarvan en werkt terug tot 1 januari 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente IJsselstein, gehouden op 13 april 2023.

De griffier,

A.J.O. van Kooij CMC

De voorzitter,

mr. P.J.M. van Domburg