Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Deventer 2023

Geldend van 16-05-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Deventer 2023

1Inleiding

De gemeente Deventer streeft ernaar dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs heeft. Hierbij wordt de zelfredzaamheid van de leerling en ouders gestimuleerd. Met het passend onderwijs benutten we de mogelijkheden van de leerling. Dit betekent dat met het leerlingenvervoer wordt gekeken naar wat leerlingen wél zelf kunnen. We streven naar onderwijs dicht bij het huis van de leerling. Het basis- en voortgezet onderwijs heeft als doel leerlingen zelfstandig te leren functioneren in de maatschappij. In sommige gevallen kunnen leerlingen echter niet zelfstandig naar school. In specifieke situaties kunnen ouders een beroep doen op de Verordening Bekostiging Leerlingenvervoer Deventer 2022 (hierna: de Verordening). Hierin staat wanneer een leerling in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Met deze beleidsregels wordt de Verordening nader uitgewerkt en gespecificeerd.

2Uitgangspunten gemeente Deventer

Centraal bij de beoordeling van een aanvraag staan de mogelijkheden en behoeften van de leerling. Hierbij speelt naast de beperking onder andere ook de leeftijd en de route een rol. Ook wordt het maatwerkprincipe gehanteerd. Dit betekent dat er naar de situatie van de individuele leerling wordt gekeken. De vraag hierbij is wat voor deze leerling de meest geschikte, en maximaal haalbare oplossing is. Het uitgangspunt is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist. Wij willen dat leerlingen opgroeien tot zelfstandige burgers die kunnen participeren in de samenleving. Daarom stimuleren wij het zelfstandig reizen bij leerlingen met potentie.

Kennis van de thuissituatie is hierbij van belang omdat de betrokkenheid van de ouders nodig is om te komen tot een goed plan en maatwerk. Uitgangspunt is dat het begeleiden van het kind naar het zich zelfstandig verplaatsen onderdeel uitmaakt van het ouderschap. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid. Zij bedenken zelf oplossingen, mogelijkheden, welke inspanningen zij daarbij kunnen leveren en welke oplossingen binnen het eigen netwerk/omgeving aanwezig zijn.

Naast de ouders hebben deskundigen vanuit het onderwijs en team toegang jeugd bij de beoordeling van de aanvragen een belangrijke informerende rol. Tot slot is het relevant rekening te houden met het feit dat de ontwikkeling van leerlingen snel verloopt. Wat op dit moment niet haalbaar is voor een leerling, kan na verloop van tijd wel het geval zijn.

3Structurele handicap

In het kader van het leerlingenvervoer is bepalend of de leerling door een structurele (minimaal drie maanden) handicap niet in staat is om zelfstandig of met het openbaar vervoer te reizen. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt vooral gekeken naar de mogelijkheden van de leerling. De vraag is dus niet of een leerling gehandicapt is, maar of de handicap belemmert om zelfstandig met openbaar vervoer te reizen of te fietsen. Er is geen afstandscriterium voor leerlingen met een handicap, die niet zelfstandig van het openbaar vervoer/fiets gebruik kunnen maken. De typen vervoer staan hieronder uiteengezet. De volgorde correspondeert met de typen vervoer waar als eerst, en zo verder, naar gekeken wordt.

4 Soorten vervoersvoorzieningen

Vervoer met de fiets

De gemeente kijkt eerst of de leerling zelfstandig of eventueel onder begeleiding met de fiets naar school kan gaan. De leerling kan dan in aanmerking komen voor een fietsvergoeding. Als er begeleiding nodig is, dan is de ouder daar zelf verantwoordelijk voor. Bij noodzakelijke begeleiding wordt zowel een fietsvergoeding uitbetaald voor de leerling als voor de begeleider.

Openbaar vervoer

Als de leerling niet met de fiets naar school kan, wordt gekeken naar openbaar vervoer. Als begeleiding noodzakelijk is wordt er ook een vergoeding wordt betaald voor de kosten van de reis van de begeleider. Hierbij wordt maximaal tweemaal de heen en terugreis gemeten via de kortste route.

Eigen vervoer/vervoersvergoeding

Als er aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouder(s) op aanvraag toestaan de leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren. De vervoerskosten worden dan vergoed. Voorwaarde is dat dit goedkoper is dan het vervoer dat op grond van de Verordening wordt verstrekt (openbaar vervoer of aangepast vervoer), ofwel, dat andere vervoersvoorzieningen niet toegankelijk of geschikt zijn. Met dat laatste wordt bedoeld, dat deze vormen van vervoer redelijkerwijs niet van de leerling kunnen worden verlangd, gelet op zijn handicap. Dit moet door de ouder(s) onderbouwd worden met objectieve gegevens van deskundigen.

Aangepast vervoer

In een aantal gevallen kunnen leerlingen niet met de fiets of het openbaar vervoer naar school. Dan regelt de gemeente aangepast vervoer. De leerling wordt dan met een taxi of een busje naar school gebracht. De ouder zorgt ervoor dat het leerling op tijd klaar staat als hij of zij wordt opgehaald en dat er iemand bij de opstapplaats of thuis aanwezig is als de leerling wordt teruggebracht.

5 Uitwerking verordening en toelichting

Nadat het kader is geschetst, volgt hieronder een artikelsgewijze toelichting op de Verordening.

Artikel 1 Berekening van de afstand woning en de school

Uitwerking artikelen 8 en 17 van de Verordening

Het vaststellen van de afstand tussen de woning en de school vindt plaats op basis van de kortste route voor de leerling. Dit wordt gemeten langs voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg op de fiets op basis van de ANWB-routeplanner: www.anwb.nl op het moment van toetsing van de aanvraag. Hierbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

Voor de beoordeling van een redelijke fietsafstand worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 4 jaar tot en met 8 jaar: de leerling 6 kilometer, de ouder met leerling achterop 6 kilometer;

  • 9 jaar: de leerling 7 kilometer;

  • 10 jaar: de leerling 8 kilometer;

  • 11 jaar: de leerling 9 kilometer;

  • 12 jaar en ouder: de leerling 12 kilometer.

Voor een leerling in het primair onderwijs die zelfstandig kan reizen, geldt dat recht op een vervoersvoorziening bestaat, als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan 6 km bedraagt.

De gemeente kan ouder(s) toestemming verlenen om hun leerling zelf met de auto te vervoeren. Uitgangspunt is dat dit alleen het geval is, als eigen vervoer goedkoper is. Als de heen-route onder de km-grens blijft en de terug-route erboven (of v.-v.), dan is de gemiddelde afstand bepalend voor het recht op een vervoersvoorziening.

Artikel 2 Vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer (brom)fiets en eigen auto

Uitwerking artikelen 4, 10, 11, 13, 16 en 17 van de Verordening

2.1 Vergoedingen

Voor het leerlingenvervoer is uitgangspunt dat de goedkoopst adequate vervoersvoorziening wordt bekostigd. Is dat reizen via het openbaar vervoer (OV) dan worden de kosten hiervan vergoed. Is dat reizen met de eigen auto of met de fiets, dan wordt daarvoor gekozen.

Een (brom)fietsvergoeding betreft een vergoeding voor iedere kilometer die de leerling fietst. De vergoeding bedraagt € 0,09 per kilometer. Indien een leerling niet zelfstandig kan fietsen, kan ook voor de begeleider een fiets kilometervergoeding worden verstrekt. Indien een leerling en eventueel diens begeleider in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, dan wordt de fietsvergoeding gebaseerd op de kilometers die de leerling fietst (één retourtje per dag).

De gemeente bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer. Het gaat hierbij om de kosten die met de OV-chipkaart worden gemaakt, rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

De vergoeding voor gebruik van een eigen auto bedraagt de fiscaal vrijgestelde vergoeding per kilometer, conform het belastingvrije bedrag in de inkomstenbelasting, per schooldag, voor maximaal tweemaal de heen en terugreis van de ouders.

2.2 Zelfredzaamheid

Het college kan bepalen, dat leerlingen die wel met het openbaar vervoer of met de fiets zouden kunnen reizen, maar hier nog niet zelfstandig aan toe zijn, gebruik maken van een leertraject zoals de GO-OV app. Het college zet een leertraject in om zelfstandig te leren reizen met het openbaar vervoer of met de fiets. Dit kan het college als voorwaarde stellen om de leerling voor aangepast vervoer in aanmerking te laten komen.

Artikel 3 Vervoer van en naar een ander opvangadres dan de woning

Uitwerking artikel 7 van de Verordening

Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer van en naar school en omgekeerd. De woning is gedefinieerd als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Het college staat vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres, toe indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    De leerling bezoekt een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.

  • 2.

    De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer.

  • 3.

    Het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van Deventer en het opvangadres ligt op de route van de taxi(bus): met andere woorden waarvoor door de taxi(bus) niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden.

  • 4.

    Er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan.

  • 5.

    Onder een opvangadres na schooltijd wordt verstaan een geregistreerde buitenschoolse opvang (BSO), geregistreerde gastouderopvang en/of een oppas binnen het eigen netwerk.

  • 6.

    Er is sprake van een vast patroon, dat wil zeggen één vast opvangadres alsook op vaste dagen per week.

  • 7.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. Hiervoor zijn de ouders verantwoordelijk.

  • 8.

    Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten.

  • 9.

    De vervoerder stemt in met vervoer naar het opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders of gemeente in rekening. De vervoerder heeft aangegeven dat hij bereid is leerlingen af te zetten bij een opvangadres indien dit adres ongeveer op de route ligt van de taxi(bus), waarin de leerling wordt vervoerd. De route van de taxi(bus) is gebaseerd op de woon- en schooladressen van de leerlingen. Ook heeft de vervoerder de mogelijkheid genoemd dat een leerling op de terugweg in een andere (taxi)bus terugrijdt dan op de heenweg.

  • 10.

    De maximale individuele reistijd van de leerlingen die vervoerd worden op de aangepaste route niet mag worden overschreden.

  • 11.

    Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, behoudt het college zich het recht voor het vervoer niet toe te staan of de kosten van dit vervoer bij de ouders in rekening te brengen.

Artikel 4 Duur van de vervoervoorziening

Uitwerking artikel 5 van de Verordening.

De gemeente kent de bekostiging van de vervoerskosten voor één, twee of drie schooljaren toe afhankelijk van de situatie. De situatie van de leerlingen en hun vervoersmogelijkheden kunnen namelijk veranderen gedurende een schooljaar. Ook wordt gekeken naar infrastructurele wijzigingen en waar nodig wijzigingen in de inkomensgegevens met betrekking tot de eigenbijdrage/draagkracht. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het niet nodig is om jaarlijks te beoordelen of er iets gewijzigd is.

Artikel 5 Co-ouderschap

Uitwerking artikel 5 van de Verordening leerlingenvervoer.

Een leerling van gescheiden ouders kan twee woningen hebben, bijvoorbeeld bij co-ouderschap. Er is sprake van co-ouderschap als beide ouders in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Indien leerlingenvervoer is gewenst, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het leerling doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Hierbij gaat het niet om waar de leerling is ingeschreven maar om de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

Artikel 6 Advies van andere deskundigen, onderdeel medische verklaring

Uitwerking artikelen 4, 8 en 15 van de Verordening.

6.1 Het gesprek

De gemeente hecht aan het zoveel mogelijk gebruik van het eigen vervoer per fiets of het openbaar vervoer. Er ligt een verantwoordelijkheid bij ouders om daar waar mogelijk dit kinderen eigen te maken. Dit is echter niet voor ieder kind mogelijk. Ouders kunnen dit in hun aanvraag onderbouwen. De gemeente neemt hierin in samenspraak met ouders een zorgvuldig besluit en stelt het vervoersplan op. Daarom volgt er, indien nodig, een gesprek met ouders, waarbij nadrukkelijk wordt gekeken naar de mogelijkheden van het fietsen, openbaar vervoer (via OV-check) en vervoer per auto.

6.2 Advies deskundigen

Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Het gaat om de vraag of de leerling, door zijn handicap, al dan niet zelfstandig met de fiets of van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Bij de aanvraag dienen ouders verklaringen van deskundigen te overleggen. Het college kan ook advies van onafhankelijke (medische) deskundigen inwinnen.

6.3 Aan te wijzen adviesorganisatie

De medische keuring wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van dit externe advies of andere deskundigen komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 7 Passend vervoer en begeleiding

Uitwerking artikelen 2, 9, 12, 17 en 20 van de Verordening.

7.1 Begeleiding

Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Medische problemen, studie, werk van de ouders alsmede de gezinssamenstelling, ontslaat de ouders niet van de zorgtaak om begeleiding te verzorgen/ organiseren. Als ouders er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor het eigen sociale netwerk inschakelen.

7.2 Criteria geen begeleiding

Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is, of dat een gezin ernstig benadeeld wordt wanneer ouder(s) zelf voor de begeleiding moeten zorgen, zijn de onderstaande criteria opgesteld. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd indien:

  • De alleenstaande ouder kan aantonen dat hij/zij het werk niet langer kan uitoefenen als hij/zij zorg moet dragen voor de begeleiding van en naar school van de leerling. Hiervoor dient een werkgeversverklaring overlegd te worden, met een weekrooster en werktijden. Ook het volgen van een voltijdsopleiding wordt voor een ouder van een één-oudergezin gelijkgesteld met werk. In deze situatie moet een inschrijfbewijs en het lesrooster overgelegd worden.

  • De alleenstaande ouder waarbij op één van hen lid 1 van toepassing is, twee of meerdere kind(eren) jonger dan 10 jaar uit hetzelfde gezin, tegelijkertijd naar een andere school moet brengen. Dan kan het kind dat moet reizen naar het speciaal (basis) onderwijs in aanmerking komen voor bekostiging van aangepast vervoer. Er moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is.

  • Er structurele medische redenen zijn die ouders of de alleenstaande ouder belemmerd in hun kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundige/onderzoek.

  • Begeleiden van een kind van en naar school neemt meer dan drie uur per dag in beslag. Dit betekent dus maximaal drie kwartier per enkele reisafstand.

Artikel 8 Hoogbegaafde leerlingen

Uitwerking algemeen van de Verordening

Binnen de Samenwerkingsverbanden primair- en voortgezet onderwijs bestaat een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor zijn er in principe geen extra regels nodig voor deze leerlingen als het gaat om leerlingenvervoer. In één specifieke situatie kan er wel aanspraak bestaan op leerlingenvervoer. Dit is het geval wanneer de dichtstbijzijnde basisschool of voortgezet onderwijs (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school. In deze gevallen zal de gemeente onderzoeken of de begeleiding daadwerkelijk op deze school aanwezig is.

De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de school (en/of het samenwerkingsverband) worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de leerling. Indien het een keuze is van de ouders zelf, en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school, is er geen recht op leerlingenvervoer.

Artikel 9 Individueel vervoer bij aangepast vervoer

Uitwerking artikel 17 van de Verordening.

Met individueel vervoer wordt bedoeld dat een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. In beginsel worden de kosten van individueel vervoer niet vergoed. Er wordt eerst gekeken of het indiceren van kleinschalig vervoer noodzakelijk is. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden individueel vervoerd moet worden (hieronder valt niet onaanvaardbaar gedrag, zie ook artikel 6). Indien dit type vervoer noodzakelijk is dient dit in de aanvraag te worden vermeld. Het college kan dan een onafhankelijk (medisch) onderzoek vragen.

Artikel 10 Ophaal-, opstap- en afzetplaats

Uitwerking artikelen 1,2, 7 en 9 van de Verordening.

10.1 Ophaal-, opstap- en afzetplaats

In geval van aangepast vervoer worden leerlingen aan huis opgehaald tenzij een leerling de indicatie ‘opstapplaats’ heeft. Aan huis ophalen betekent dat de leerling opgehaald dient te worden bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplek. Voor alle schoollocaties geldt de toegang van het schoolterrein als afzetplaats, tenzij er een andere afspraak is tussen de gemeente en de vervoerder.

10.2 Instellen opstapplaatsen

Het college kan opstapplaatsen toestaan voor leerlingen van primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Indien een leerling op een opstapplaats moet worden opgehaald geldt dat de vervoerder in overleg met het college de ligging van de opstapplaatsen bepaalt. De ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van en naar de opstapplaats.

Artikel 11 Drempelbedrag en financiële draagkracht

Uitwerking artikelen 22 en 23 van de Verordening.

11.1 Drempelbedrag

Er wordt van ouders een drempelbedrag verlangd wanneer hun belastbaar verzamelinkomen over het peiljaar meer bedraagt dan de, door de VNG jaarlijks geïndexeerde, inkomensgrens. Voor de bepaling van het inkomen wordt uitgegaan van de inkomensgegevens van het huishouden waar de leerling woont.

Indien ouders aangeven dat hun belastbaar gezinsinkomen in het peiljaar hoger ligt dan de inkomensgrens zijn zij niet verplicht een kopie van het definitieve aanslagbiljet inkomstenbelasting of een inkomensverklaring te overleggen, tenzij de leerling een basisschool bezoekt die op een grotere afstand is gelegen dan 20 kilometer van de woning. Indien ouders aangeven dat hun belastbaar gezinsinkomen in het peiljaar lager ligt dan de inkomensgrens zijn zij verplicht een kopie van één van bovengenoemde documenten te overleggen.

11.2 Terugval inkomen

Bij vaststelling van het drempelbedrag wordt gerekend met het inkomen twee jaar voorafgaand aan de aanvraag. Bij een terugval in het inkomen (vermindering van minimaal 15% conform DUO-norm) wordt op verzoek van ouders uitgegaan van een recenter jaar, indien:

  • a.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of,

  • b.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

11.3 Peiljaar

Indien het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen. Onder structureel wordt in dit verband verstaan een periode langer dan één jaar.

Artikel 12 Uitbetaling vergoedingen en verantwoording

Uitwerking artikel 4 van de Verordening.

Voor het vervoer per fiets wordt in oktober de vergoeding uitbetaald, waarbij wordt uitgegaan van in totaal 200 schooldagen. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd.

Voor het eigen vervoer per auto wordt gedurende het schooljaar in 10 termijnen uitbetaald met een totaal van 200 schooldagen. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd.

Voor het openbaar vervoer wordt in 10 termijnen uitbetaald. Bij een toekenning van een tegemoetkoming in de vervoerskosten in het lopende schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitbetaald. Controle op de besteding van de tegemoetkomingen vindt plaats via steekproeven en het opvragen van abonnementen of andere bewijstukken.

Bij de tegemoetkomingen voor het eigen vervoer met de auto of gebruik van het openbaar is de eventuele eigen bijdrage al verwerkt.

Artikel 13 Afwijkende schooltijden/onderwijstijd

Uitwerking artikelen 12 en 19 van de Verordening.

13.1 Aansluiting op schooltijden

Het leerlingenvervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals dat is vastgelegd in de schoolgids. Wanneer er binnen één school met verschillende lesroosters wordt gewerkt, vindt het leerlingenvervoer, ingeval van meerdere leerlingen op deze school, plaats in aansluiting op de buitengrenzen van de lesroosters. Van leerlingen wordt verwacht dat zij maximaal 2 lesuren op elkaar wachten. Wanneer de (structurele) handicap van een leerling het volgen van het volledige onderwijsprogramma (onderwijstijdverkorting) onmogelijk maakt kan het college hiervan afwijken. De ouders dienen een dergelijk verzoek te onderbouwen door:

  • een verklaring van de (directie van de) school, en;

  • een deskundige (bijvoorbeeld een arts, psycholoog of orthopedagoog) en;

  • een opbouwschema om te komen tot een volledig schoolprogramma/onderwijstijd.

Het college kan ook advies van onafhankelijke (medische) deskundigen inwinnen.

13.2 Uitval rooster De uitval van uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

13.3 Gedeeltelijke leerplicht (VARIA-wet)

Van de bestaande schooltijden kan worden afgeweken indien gedeeltelijke ontheffing is verleend (VARIA-wet) om leerlingen toe te laten groeien naar het volgen van de volledige onderwijstijd.

13.4 Wijziging schooltijden

Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats. Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan: studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie. Een uitzondering kan worden gemaakt als er sprake is van een examen gericht op het eindexamen van de school of wanneer het vervoer op de gewijzigde tijd kostenneutraal kan plaatsvinden. Van een gewijzigde schooltijd moet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de schooldag, waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij het college worden gemeld.

13.5 Gezamenlijk vervoer

De gemeente zal zoveel mogelijk proberen de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk te vervoeren.

Artikel 14 Stagevervoer

Uitwerking artikel 1 en 14 van de Verordening.

14.1 Aanspraak

Stage valt onder het leerlingenvervoer, mits deze stage onderdeel is van het schoolplan/gids en de afstand naar deze stage meer dan zes kilometer bedraagt. In tegenstelling tot voorgaande wordt voor het Cluster 3 onderwijs een afstandsgrens van twee kilometer gehanteerd. Het stageadres is dan aan te merken als “school”.

14.2 Dichtstbijzijnde stageadres

Naar analogie van ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ wordt het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’ gehanteerd.

14.3 Stage overeenkomst

Een vervoersverzoek moet vergezeld zijn met een stage overeenkomst. De school moet zoeken naar een stageplaats zo dicht mogelijk bij de woning, of op de route tussen woning en school. Bij afwijking wordt bekostiging van vervoer alleen toegekend als de school deze keuze toereikend motiveert.

14.4 Schoolgids

Vervoer vindt uitsluitend plaats op vaste uren in de ochtend en middag, aansluitend aan de schooltijden conform de schoolgids. Slechts met toestemming van het college kan de stage op andere tijden dan de officiële schooltijden plaatsvinden.

14.5 Geen stage vervoer in weekends en vakanties

Stagevervoer tijdens weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd.

Artikel 15 Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

Middels een individuele meting wordt bepaald of het tijdcriterium van 1,5 uur wordt overschreden. Hierbij wordt een kwartier wachttijd voor aanvang van de lessen niet meegerekend maar wel de wachttijd aan het eind van de dag voor het openbaar vervoer. Hiernaast wordt beoordeeld of deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd wordt teruggebracht. Bij aangepast vervoer wordt een redelijke tijd (zo’n 10 minuten) opgeteld in verband met het verlaten van de school en het instappen in de taxi(bus). Wanneer er sprake is van een dergelijke verkorting van de reistijd kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. Bij begeleiding mag deze maximaal 3 uur per dag zijn. Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer wordt uitgegaan van de dienstregeling conform de kortste reistijd die beschikbaar is in het openbaar vervoer. Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), staat het de gemeente vrij te kiezen voor een combinatie van deze vervoersvormen.

Artikel 16 Onaangepast gedrag in het aangepast vervoer

Uitwerking artikelen 6 en 18 van de Verordening.

De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders. Een leerling aan wie een vervoersvoorziening is verstrekt, kan tijdelijk, of voor de rest van het schooljaar, de toegang tot dit vervoer worden ontzegd. De toegang wordt ontzegd indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door onaangepast gedrag of anderszins de orde in het voertuig verstoort of de veiligheid van het voertuig en inzittenden in gevaar brengt. Gedacht kan worden aan beschadiging van het interieur van de taxi(bus), mishandeling van medepassagiers, grove belediging of bedreiging van de chauffeur etc. De ouder(s) van de desbetreffende leerling wordt door het college schriftelijk in kennis gesteld van het gedrag van de leerling, nadat de leerling daarop herhaalde malen is aangesproken door de chauffeur. Het college zet de volgende stappen:

  • 1.

    Ouders uitnodigen voor een gesprek over het gedrag van de leerling. Afhankelijk van de uitkomst al dan niet overgaan tot afgeven:

    • a.

      Waarschuwing (bij de kennisgeving) dat de leerling bij voortzetting van het gedrag de toegang tot het vervoer wordt ontzegd.

  • 2.

    Als er vervolgens geen verbetering optreedt, achtereenvolgens:

    • a.

      Schorsing voor één week. Geen verbetering, dan,

    • b.

      Schorsing voor één maand. Geen verbetering, dan,

    • c.

      Schorsing voor drie maanden. Geen verbetering, dan,

    • d.

      Beëindiging vervoersvoorziening.

Bij stap 1 worden de ouders in de gelegenheid gesteld hun kind te (laten) begeleiden. Deze kosten in het voertuig worden door de gemeente vergoed. Relevant is om na te gaan of het gedrag verwijtbaar is. Bepaalde aandoeningen kunnen met zich meebrengen, dat dit niet het geval is. In dat geval zal beoordeeld moeten worden of een andere vervoersvoorziening uitkomst biedt, zoals inzet eigen vervoer.

Artikel 17 Crisisplaatsingen

Uitwerking artikel 13 van de Verordening.

Wanneer de oorspronkelijke gemeente vooraf niet akkoord gaat met vergoeding van de kosten voor de eerste 6 weken, of de leerling langer dan 6 weken in de gemeente Deventer blijft, dan moet een aanvraag worden ingediend bij de gemeente Deventer.

Als de leerling door een crisissituatie in een andere gemeente verblijft gedurende een korte periode, de eigen school blijft bezoeken en van gemeentewege een vergoeding leerlingenvervoer kreeg naar deze school, dan zal de gemeente Deventer voor de duur van maximaal zes weken het vervoer (blijven) regelen en bekostigen. Bij een langere periode wordt geen vergoeding verstrekt. Men dient dan een nieuwe aanvraag voor leerlingenvervoer in te dienen bij de gemeente waar de leerling gedurende die periode feitelijk woont. Er is geen sprake van crisisplaatsing indien een leerlingen, vanwege vakantie van ouder(s), tijdelijk elders verblijft.

Artikel 18 Leerling met tijdelijke fysieke beperking

Algemene uitwerking van de Verordening.

Het kan voorkomen dat een leerling door omstandigheden een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. Het gaat hierbij om situaties waarbij hier minimaal drie maanden sprake van is. De gemeente geeft een beschikking af voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer. Als richtlijn wordt gehanteerd:

  • Tijdelijke fysieke beperking tot drie maanden: in ieder geval geen aanspraak op leerlingenvervoer.

  • Tijdelijke fysieke beperking die langer duurt dan drie maanden: de gemeente bekijkt of de leerling in aanmerking kan komen voor vervoer en zal dit zo snel mogelijk starten nadat de fysieke beperking is ontstaan.

Artikel 19 Afwijken van bepalingen in de verordening (hardheidsclausule)

Uitwerking artikel 25 van de Verordening.

Het gaat bij de hardheidsclausule in de eerste plaats om onvoorziene gevallen, dus gevallen waarmee vooraf bij het opstellen van de regeling geen rekening is gehouden. Wanneer de regeling daar onverkort op wordt toegepast, dan leidt dat tot een uitkomst die niet wenselijk is (een onbillijkheid). Er wordt dan een belangenafweging toegepast:

  • -

    Weegt het belang van belanghebbende zwaarder dan toepassing van deze regeling?

  • -

    Is de onbillijkheid van 'overwegende aard'? Oftewel: (1) onvoorzien, (2) onredelijke uitkomst (3) afwijking is op basis van belangenafweging.

Als vaker op basis van dezelfde ("schrijnende") gevallen de hardheidsclausule wordt toepast, dan moet de regeling worden aangepast. De hardheidsclausule is niet bedoeld om categorisch af te wijken, wanneer de gevallen inmiddels bij toepassing van de regeling voorzienbaar zijn geworden.

Artikel 20 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

Algemene uitwerking van de Verordening.

20.1 Overgangsbepaling

Aanvragen die zijn ingediend onder de Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregel worden afgehandeld krachtens deze beleidsregel. Hier kan ten gunste van de aanvrager van worden afgeweken.

20.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • a.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • b.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2023’.

Ondertekening