Beleidsregels uitwegen gemeente Druten 2023

Geldend van 01-05-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels uitwegen gemeente Druten 2023

College van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten:

Gelet op:

  • Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

  • Artikel 2.2 lid 1 sub e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO);

  • Artikel 2.12 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

  • Artikel 14 lid 3 van de Wegenwet

Overwegende:

  • Dat het uitwegenbeleid Druten, vastgesteld op 15 december 2020, is geëvalueerd;

  • Dat uit de evaluatie van het uitwegenbeleid is gebleken dat de vereenvoudigde procedure met meldingsmogelijkheid voor uitwegen in de praktijk niet werkt;

  • Dat het beleid hier op aangepast moet worden;

  • Dat het doel van deze beleidsregels is een eenduidig beleid hanteren voor het behandelen en beoordelen van aanvragen voor omgevingsvergunningen voor de activiteit uitweg;

  • Dat het doel van deze beleidsregels ook is een eenduidig beleid hanteren voor inrichting van uitritten in de openbare ruimte;

Besluiten de volgende beleidsregels vast te stellen:

Het uitwegenbeleid gemeente Druten 2023

Betreffende het aanvragen, aanleggen, wijzigen en verwijderen van uitwegen.

1 Inleiding

In deze nota beleidsregels uitwegen is de te doorlopen procedure voor de activiteit uitweg opgenomen. Deze beleidsregels gelden voor openbare wegen (Wegenwet) die in eigendom en beheer zijn van de gemeente Druten. Ook zijn de toetsingscriteria voor het verlenen van een (omgevings-)vergunning en de inrichtingseisen van uitwegen opgenomen.

Het doel van deze beleidsregels is een eenduidig beleid hanteren voor de inrichting van uitritten in de openbare ruimte. En het beoordelen van aanvragen voor (omgevings-)vergunningen voor de activiteit ‘uitweg’. Voor de uniforme inrichting van de uitritten en uitwegen worden de CROW-publicaties als basis gebruikt.

In hoofdstuk 2 staan de definities.

Hoofdstuk 3 geeft een uitleg van de vergunningprocedure.

In hoofdstuk 4 staan de beleidsregels voor de aanvraag uitweg- omgevingsvergunning.

2 Definities

Openbare uitritten:

Dit zijn in-/uitritten op kruisingen van wegen, waarbij een weg waar een lagere maximumsnelheid geldt aansluit op een andere weg waar een hogere maximum snelheid geldt. Een voorbeeld hiervan is de aansluiting van een 30 km/uur weg op een 50 km/uur weg. Ook de aansluiting van een openbaar parkeerterrein op de openbare weg (Wegenwet) is een openbare uitrit.

Niet-openbare uitwegen:

In- en uitritten van een privéterrein naar een openbare weg. In deze beleidsregels wordt de term uitweg gebruikt voor een niet-openbare uitweg.

Voorbeelden van privéterreinen zijn:

  • particulier erf (woning);

  • privé parkeerplaatsen (zoals garageboxen);

  • privé parkeerterrein bij een appartementengebouw;

  • erven bij bedrijven;

  • weiland;

  • erven bij maatschappelijke instellingen zoals scholen en zorginstellingen.

Toelichting: Een poort bedoelt voor langzaam verkeer in een erfafscheiding is geen uitweg.

Bedrijf:

Dit is een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen of het bedrijfsmatig verlenen van diensten. Ook detailhandel en horeca valt hieronder. Aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vallen hier niet onder. Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen’ gelden de normale criteria voor uitwegen bij woningen.

Toelichting: dit kan omdat de bedrijfsfunctie zo klein is. Deze zorgen voor ongeveer hetzelfde aantal verkeersbewegingen als een normale woning.

Aan-huis-verbonden bedrijven:

Dit is een bedrijf, dat in of bij een woning, door een bewoner (zonder personeel) wordt uitgeoefend. Het is gericht op het vervaardigen van (ambachtelijke) producten. Onder het maken van producten wordt verstaan: het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, herstellen of installeren van goederen en/of het leveren van diensten. Deze bedrijven mogen niet krachtens een milieuwet (zoals de wet Milieubeheer of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vergunning plichtig zijn. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Aan-huis-verbonden beroep:

Een dienstverlenend beroep dat, in of bij een woning, door een bewoner (zonder personeel) wordt uitgeoefend. De woning moet in overwegende mate de woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

Privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg:

Parkeerplaatsen die direct grenzen aan de openbare weg en horen bij woningen, aan-huis-verbonden bedrijven of –beroepen of bij bedrijven.

Openbare weg:

De openbare weg is de weg die voor iedereen toegankelijk is. Hieronder vallen de rijbaan, eventueel onderverdeeld in rijstroken, fietspaden of -suggestiestroken, bermen en trottoirs. Ook (on)verharde paden vallen onder de openbare wegen.

Openbare parkeerplaats:

Een openbare parkeerplaats is een plaats op straat waar een auto geparkeerd kan worden of een fysiek gemarkeerde parkeermogelijkheid.

Openbare groenvoorziening:

Een groenvoorziening kan bestaan uit bijvoorbeeld één of meer bomen, struiken, bosplantsoen, gazon of een wadi. Grasbermen in het buitengebied vallen hier niet onder tenzij er een boom/ houtopstand in staat.

Voortuin:

Tuingedeelte dat zich tussen de voorgevel van de woning en de openbare ruimte bevindt (zie figuur 1).

Zijtuin:

Tuingedeelte dat zich naast de woning bevindt vanaf de achterste erfgrens tot aan de openbare ruimte (zie figuur 1).

Achtertuin:

Tuingedeelte dat tussen de achtergevel van de woning en de achterste erfgrens ligt. (zie figuur 1)

Bijzondere hoekwoning:

Hoekwoning waarbij ten minste twee zijden van het erf grenzen aan de openbare ruimte.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: afbeelding ter verduidelijking definities voortuin, zijtuin en achtertuin.

3 Uitleg procedure

3.1 Wat is de procedure voor een aanvraag van een uitweg?

In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) staat in artikel 2.2 lid 1 sub e opgenomen: “Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om: een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik ervan te veranderen. Geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning. Naar verwachting treedt op 1 januari 2024 de Omgevingswet in werking. Dan zal een omgevingsvergunning voor een uitweg onder die wet vallen.

Op grond van artikel 14 lid 3, van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg de uitvoering van alle werken vereist voor aansluiting van uitwegen accepteren. Om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Druten.

In de APV is opgenomen dat voor het aanleggen en veranderen van een uitweg een vergunning nodig is. Dit is de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘uitweg’. Aanvragen voor de omgevingsvergunning worden beoordeeld op basis van de criteria genoemd in hoofdstuk 4.

APV: de onderstaande weigeringsgronden worden gebruikt:

  • 1.

    Het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • 2.

    De bruikbaarheid van de weg;

  • 3.

    De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • 4.

    De bescherming van de groenvoorziening in de gemeente.

De beleidsregels (hoofdstuk 4) vormen een uitwerking van deze weigeringsgronden.

3.2 Met welke kosten moet men rekening houden?

De kosten voor een uitweg bestaan voor de aanvrager/melder uit de leges zoals opgenomen in de legesverordening en uit alle kosten voor de werkelijke aanleg van de inritconstructie.

4 Beleidsregels uitwegvergunning

Voor een uitweg moet een aanvraag voor een uitwegvergunning worden ingediend. De aanvraag wordt getoetst aan de in dit hoofdstuk opgenomen beleidsregels.

4.1 Het veilig en doelmatig gebruik van de weg

  • 1.

    De uitweg ligt niet op of binnen 5,00 meter van een bijzonder punt van wegen zoals kruisingen, verkeersregelinstallaties, bochten, wegversmallingen of oversteekplaatsen. Als de situatie naar oordeel gemeente geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg heeft. Kan de uitwegvergunning alsnog verleend worden;

  • 2.

    Er ligt ter plaatse van de gewenste uitweg geen bushalte of bushaven/haltekom. Als de situatie naar oordeel gemeente geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg heeft. Kan de uitwegvergunning alsnog verleend worden;

    Tekening figuur 2 geeft een bovenaanzicht van een bushalte met een haltekom naast de rijbaan.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 2. Bovenaanzicht van een bushalte met haltekom.

Het zicht vanaf het perceel op het verkeer (voetgangers, fietsers en gemotoriseerd verkeer) op de openbare weg is zodanig dat men de uitweg veilig kan gebruiken.

Toelichting: Denk hierbij aan hagen, schuttingen en andere objecten die het zicht zo kunnen belemmeren dat er gevaar kan ontstaan. Deze zicht belemmerende obstakels mogen op particulier terrein, haaks en paralellel gemeten vanaf de perceelsgrens, over een lengte van 2,5m niet hoger zijn dan 1,0 m. Bij twijfel controleert de gemeente de zichtbaarheid. De gemeente neemt geen aanvullende verkeersmaatregelen om de zichtbaarheid te verbeteren. Zie tekening figuur 3.

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3. Tekening van de benodigde obstakelvrije ruimte op eigen terrein.

  • 3.

    Vanuit de openbare weg gezien leidt de uitweg duidelijk en herkenbaar naar een woning of bedrijf. Als met aanvullende inrichtingseisen de uitweg wel duidelijk en herkenbaar naar een woning of bedrijf leidt dan is een uitweg mogelijk;

  • 4.

    De uitweg kan in één keer (voor- of achterwaarts) in- of uitrijdend gebruikt worden. Als de uitweg niet in één keer (voor- of achterwaarts) in- of uitrijdend gebruikt kan worden, wordt beoordeeld of de situatie geen nadelige invloed heeft op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg. Er kunnen aanvullende inrichtingseisen gesteld worden;

  • 5.

    Bij het verlaten van de uitweg wordt geen gebruik gemaakt van een fiets- en/of voetpad. Een fiets- en/of voetpad oversteken mag wel. Als het fiets-/ voetpad alleen schuiner dan haaks doorkruist kan worden wordt beoordeeld of de situatie geen nadelige invloed heeft op de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg.

4.2 De bruikbaarheid van de weg

  • 1.

    Op wegen met een maximumsnelheid van 30 of 60 km/h of bij een bedrijventerrein met een 50 km/h snelheid, is een uitweg mogelijk. Een uitweg aansluiten op een gebiedsontsluitingsweg (maximumsnelheid van 50 en 80 km/h) is enkel mogelijk als de bestaande wegenstructuur geen andere ontsluiting mogelijk maakt. Hieraan kunnen nadere eisen gesteld worden;

  • 2.

    Bij een perceel is maximaal één uitweg toegestaan.

  • 3.

    Voor de eerste uitweg bij een woning of bedrijfsperceel mag maximaal één openbare parkeerplaats vervallen;

  • 4.

    Er vervalt geen lichtmast bij de aanleg van de uitweg.

    Toelichting: Indien een lichtmast in de weg staat, kan deze op verzoek max. 2 meter verplaatst worden. Alle kosten voor het verplaatsen zijn voor de aanvrager.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in par 4.2 lid 2 is een tweede uitweg bij een woning mogelijk onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De frontbreedte van het perceel is groter dan 30 meter;

    • b.

      Er vervalt geen openbare parkeerplaats;

    • c.

      Er worden geen groenvoorzieningen doorkruist.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 3 mag voor de 1e uitweg bij een woning een tweede openbare parkeerplaats vervallen onder voorwaarde dat deze naar beoordeling van de gemeente binnen een afstand van 50 meter gecompenseerd kan worden(op kosten van de aanvrager);

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 4, als een lichtmast meer dan 2 meter verplaatst moet worden voor de aanleg van een uitweg, wordt beoordeeld of er een oplossing voor is;

    Toelichting: Indien een lichtmast die in de weg staat meer dan 2 meter verplaatst dient te worden heeft dit mogelijk gevolgen voor het verlichtingsplan en brengt hogere kosten met zich mee. Alle kosten voor de aanpassing zijn voor de aanvrager.

  • 8.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 5b is een tweede uitweg bij een woning mogelijk wanneer voor de tweede uitweg een aanwezige openbare parkeerplaats dient te vervallen en deze naar beoordeling gemeente (op kosten van de aanvrager) binnen een afstand van 50 meter gecompenseerd kan worden;

  • 9.

    In afwijking van het bepaalde par. 4.2 lid 2 is bij een bestemming anders dan wonen een tweede uitweg toegestaan onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De frontbreedte van het perceel is groter dan 50 meter;

      Toelichting: Indien het perceel op een hoek van twee wegen is gelegen, wordt onder de ‘aaneengesloten’ lengte verstaan: de som van de lengte van de aan elkaar grenzende zijden van het perceel.

    • b.

      Er vervalt geen openbare parkeerplaats;

    • c.

      Er worden geen groenvoorzieningen doorkruist voor de uitweg.

  • 10.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 9a kan voor percelen met een bestemming anders dan wonen voor een tweede uitweg een uitzondering worden gemaakt indien de frontbreedte van het perceel groter is dan 40 meter maar kleiner dan 50 meter onder voorwaarde dat de bruikbaarheid van de weg niet nadelig beïnvloed wordt;

  • 11.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 9b mag voor de tweede uitweg van een perceel met een bestemming anders dan wonen een openbare parkeerplaats vervallen onder de voorwaarde dat deze naar beoordeling gemeente (op kosten van de aanvrager) binnen een afstand van 50 meter gecompenseerd wordt;

  • 12.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.2 lid 9 kan voor percelen met een bestemming anders dan wonen voor een tweede uitweg een uitzondering worden gemaakt indien dit vanuit verkeersveiligheid gewenst is of als de aanvrager aantoont dat op het te ontsluiten perceel geen keermogelijkheid kan worden gecreëerd;

4.3 De bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

  • 1.

    De uitweg betreft niet het parkeren in de voortuin bij woningen.

  • 2.

    De uitweg betreft niet een locatie waar het bestemmingsplan parkeren op eigen terrein verbied.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.3 lid 1 is een uitweg voor het parkeren in de voortuin mogelijk indien het betreffende deel van de voortuin in het bestemmingsplan bestemd is voor parkeren;

  • 4.

    Bij een woning leidt de uitweg naar een parkeergelegenheid op eigen terrein die is te definiëren als zijtuin, dan wel achtertuin. De beschikbare ruimte van de parkeergelegenheid dient minimaal 2,25 meter breed te zijn en dient minimaal 5,00 meter lang te zijn.

    Toelichting: Het op particulier terrein geparkeerde voertuig niet mag uitsteken op openbaar terrein. De parkeergelegenheid mag ook in een parkeergarage zijn.

4.4 De bescherming van de groenvoorziening in de gemeente

  • 1.

    Er worden geen groenvoorzieningen doorkruist voor een uitweg.

    Toelichting: Een groenvoorziening kan bestaan uit bijvoorbeeld één of meer bomen, struiken, bosplantsoen, gazon of een wadi. Grasbermen buiten de bebouwde kom vallen hier niet onder tenzij er een boom/houtopstand op of binnen 5 meter afstand van de gewenste uitweg staat.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in par. 4.4 lid 1 is een doorsnijding van de groenstructuur mogelijk, als er geen andere mogelijkheid is om het perceel te ontsluiten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat:

    • a.

      De primaire, secundaire en buurtgroenstructuur zoals omschreven in het Groenstructuurplan Druten functioneel dient te blijven. Voor de groenstructuur geldt dat deze nog functioneel is indien de breedte minimaal 2 meter;

    • b.

      De uitweg moet minimaal 5 meter van de stam van de boom worden aangelegd, waarbij de boomwortels niet beschadigd mogen worden. In specifieke gevallen kan de afstand van de uitweg tot de stam in overleg met de gemeente worden verkleind.

Toelichting: Deze afstand is onder andere afhankelijk van de stamomtrek van de boom. Bij een grotere afstand dan 5 meter valt geen onacceptabel nadeel voor de boom te verwachten. Mocht een boom, naar beoordeling van de gemeente, verwijderd moeten worden dient deze (op kosten van de aanvrager) gecompenseerd te worden. Bomen dienen, naar oordeel van de gemeente, zo veel mogelijk in de nabijheid van de te verwijderen boom gecompenseerd te worden.

4.5 Aanvullende toetsingscriteria voor zeer brede uitwegen ten behoeve van privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg

  • 1.

    Als op eigen terrein voldoende ruimte is voor het creëren van parkeergelegenheid zonder dat dit direct grenst aan de openbare ruimte, dan dient dit op het eigen terrein gerealiseerd te worden;

  • 2.

    Het aantal parkeerplaatsen direct grenzend aan de weg is niet hoger dan de maximale parkeerbehoefte van de bedrijvigheid;

  • 3.

    De parkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk voor al het verkeer.

    Toelichting: Handhaving op gebruik van de parkeerplaatsen door anderen dan bezoekers van het betreffende bedrijf is niet mogelijk. Met de openbare toegankelijkheid wordt tevens het verdwijnen van andere openbare parkeerplaatsen en het dubbelgebruik van deze openbare parkeerplaatsen opgevangen.

5 Inrichtingseisen in- uitritconstructie

Om de herkenbaarheid en uniformiteit van een niet-openbare uitweg te waarborgen, is het belangrijk om ook bij uitwegen met een duidelijk zichtbare bestemming de uitritconstructie zo veel mogelijk volgens de inrichtingseisen van de CROW publicaties aan te leggen. Hierbij moet men de afweging maken of een uitweg volgens de inrichtingseisen past binnen het (historische) straatbeeld. Dit kan namelijk per straat verschillen. Van de aanvullende inrichtingseisen voor woningen of bedrijven, kan men alleen afwijken als de aanvrager kan aantonen dat voor hem/haar een situatie geldt, zoals genoemd in hoofdstuk 6: Uitzonderingen. Onderstaand zijn de inrichtingseisen voor niet-openbare uitwegen weergegeven.

  • De uitweg wordt aangelegd vanaf de openbare weg tot aan de erfgrens;

  • De constructie en het materiaal van de uitweg is afhankelijk van de plaatselijke situatie en wordt hierop afgestemd;

    • De Gemeente kan een constructie met materialisatie voorschrijven;

  • De uitweg wordt aangelegd in opdracht van de gemeente en door een door de gemeente te kiezen aannemer. In overleg en met goedkeuring van de gemeente kan hiervan worden afgeweken.

5.1 Algemene inrichtingseisen

  • 1.

    Het voetpad en/of (brom)fietspad moet op dezelfde hoogte doorlopen over de uitweg;

  • 2.

    De verharding van het voetpad en/of (brom)fietspad op de uitweg moet zo veel mogelijk naadloos aansluiten op de verharding van het voetpad en/of (brom)fietspad voor en na de uitweg;

  • 3.

    Aan de zijde van de weg moet men afhankelijk van het straatbeeld inritbanden, of klinkerverharding toepassen (zie figuur 4);

  • 4.

    In afwijking van lid 3 kan in het buitengebied afhankelijk van het straatbeeld ook grasbeton of half verharding gebruikt worden;

  • 5.

    Gebruik helling 1:6;

  • 6.

    Geen gebruik van taludmarkering.

  • 7.

    In afwijking van op de algemene inrichtingseisen voor niet-openbare uitwegen is, op bedrijventerreinen waar goed zicht is op het terrein, de gebouwen, de opslag en dergelijke vanaf de weg een uitwegconstructie zonder niveauverschil nodig.

    Toelichting: Omdat constructies met niveauverschil voor zwaar verkeer te zwak en problematisch zijn voor kwetsbare lading, is hier juist een uitwegconstructie zonder niveauverschil gewenst.

In figuur 4 is een voorbeeld van een niet-openbare uitweg weergegeven (CROW- publicatie).

afbeelding binnen de regeling

Figuur 4: voorbeeld van een niet-openbare uitweg

5.2 Aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij woningen

  • 1.

    Uitwegen bij woningen zijn maximaal 3,00 meter breed op de erfgrens;

    Toelichting: De uitweg legt namelijk beslag op de openbare ruimte, zowel op het groen als op de parkeerplaatsen. Dit omdat het wettelijk niet is toegestaan voor een uitweg te parkeren. Daarnaast beïnvloeden bredere uitritten de verkeersveiligheid negatief. Een uitweg regelt namelijk ook de voorrang, bij een bredere uitweg, kunnen twijfels ontstaan over de voorrangverlening.

  • 2.

    Een gecombineerde uitweg van twee woningen mag maximaal 5,00 meter breed zijn;

  • 3.

    Als de weg waarop aangesloten wordt smaller dan 4,00 meter is, is een verbreding van maximaal 1,50 meter mogelijk;

    Toelichting: e.e.a. is afhankelijk van de plaatselijke situatie en wordt door de gemeente beoordeeld.

  • 4.

    In uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld een dubbele garage, is een verbreding van de uitweg met maximaal 2,00 meter mogelijk.

    Toelichting: e.e.a. is afhankelijk van de plaatselijke situatie en wordt door de gemeente beoordeeld.

5.3 Aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij andere functies dan woningen

Voor de ‘aan-huis-verbonden bedrijven’ en ‘aan-huis-verbonden beroepen’ gelden de aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen bij woningen.

Toelichting: dit omdat de bedrijfsfunctie zo klein is, dat deze voor ongeveer hetzelfde aantal verkeersbewegingen zorgen als een woning. Indien de parkeerplaatsen direct grenzen aan de openbare weg, gelden de aanvullende inrichtingseisen voor uitwegen van privé parkeerplaatsen direct grenzend aan de openbare weg.

Voor de overige functies, die volgens het geldende bestemmingsplan zijn toegestaan of waarvoor een afwijking (ontheffing/vrijstelling) is verleend, zijn de volgende aanvullende criteria van toepassing:

  • 1.

    Bij uitwegen bij bedrijven waar grote voertuigen het terrein oprijden, is de breedte afhankelijk van het gebruik van de uitweg en de draaicirkel van een maatgevend voertuig (zie ASVV). Handelingen als keren en rangeren dienen op particulier terrein plaats te vinden.

  • 2.

    De uitweg van een bedrijfsperceel waarbij geen vrachtverkeer op eigen terrein afgewikkeld wordt, is min. 3,00 en max. 6,00 meter breed.

    Toelichting: Zoals bijvoorbeeld bij het vanaf de openbare weg direct naar een vaste laad en losplaats rijden. Geen draai-, keer- of parkeerbewegingen op eigen terrein;

  • 3.

    De uitweg van een bedrijfsperceel waarbij vrachtverkeer op eigen terrein afgewikkeld wordt is maximaal 10,0 meter breed bij één uitweg en maximaal 2 x 6,0 meter bij twee uitwegen;

  • 4.

    Om te voorkomen dat uitwegen ‘aan elkaar groeien’, moet tussen de uitwegen op de perceelgrens 2,00 meter ruimte aanwezig zijn;

  • 5.

    De combinatie van twee naast elkaar gelegen bedrijfspercelen is toegestaan. Daarbij worden de twee uitwegen van 6,00 meter breed samengevoegd tot één gezamenlijke uitweg van 10,0 meter breed;

  • 6.

    Twee uitwegen van 10,0 meter breed worden samengevoegd tot één gezamenlijke uitweg van 18,0 meter breed;

  • 7.

    In afwijking van het bepaalde in par. 5.3 lid 3 kan voor percelen met een bestemming anders dan wonen een uitzondering worden gemaakt. Onder voorwaarde dat deze naar beoordeling van de gemeente gewenst is voor de verkeersveiligheid of bedrijfsvoering.

6 Uitzonderingen

Het college van burgemeester en wethouders kan in uitzonderingsgevallen afwijken. De aanvrager dient te onderbouwen waarom voor deze uitweg afgeweken moet worden van de criteria in hoofdstuk 4.

6.1 Afwijkingen

Het college wijkt alleen af van de criteria in hoofdstuk 4 of de inrichtingseisen, indien:

  • 1.

    De betreffende situatie zo uitzonderlijk is, dat hiervoor in de beleidsregels geen criteria zijn opgenomen en een uitweg op deze locatie de verkeersveiligheid en het uiterlijk aanzien niet aantast.

Bij elk van bovengenoemde uitzonderingsgevallen dient het college van burgemeester en wethouders te toetsen of de verkeersveiligheid niet in het geding komt. Als de verkeersveiligheid wel in het geding komt, wordt geen uitzondering gemaakt en wordt de vergunning niet verleend.

6.2 Terugbrengen van uitwegen na reconstructie- werkzaamheden

Bij een reconstructie van een weg of berm worden bestaande uitwegen en inritconstructies volgens de geldende normen ingericht. Uitwegen die niet meer in gebruik zijn worden verwijderd.

7 Niet vergunde uitwegen

7.1 Definitie

Onder niet vergunde uitwegen vallen alle uitwegen die door een particulier zijn aangelegd, zonder dat daar door de gemeente akkoord voor is gegeven, middels een vergunning of melding.

7.2 Procedure

  • 1.

    Nadat de gemeente aan de particulier kenbaar heeft gemaakt dat een niet vergunde uitweg is geconstateerd, dient de particulier het gebruik direct te stoppen, of de uitvoering van de aanleg onmiddellijk te stoppen. De gemeente kan dit afdwingen door het toepassen van (een last onder) bestuursdwang een last onder dwangsom.

  • 2.

    Nadat door de gemeente aan de particulier kenbaar is gemaakt dat een niet vergunde uitweg is geconstateerd, mag de particulier binnen 2 weken alsnog een vergunning voor de uitweg aanvragen.

  • 3.

    Als de particulier niet binnen 2 weken een vergunning heeft aangevraagd of wanneer de gemeente de vergunning, na toetsing aan de beleidsregels, niet verleent, brengt de gemeente de particulier schriftelijk op de hoogte en dient de openbare ruimte weer in de oude staat teruggebracht te worden. Alle te maken kosten zijn voor rekening van de particulier.

  • 4.

    Indien de gemeente voor de niet vergunde uitweg de aanvraag voor een vergunning goedkeurt, maar de uitweg niet volgens de beleidsregels is ingericht, past de gemeente de uitweg aan met een juiste inrichting. De kosten die de gemeente hierdoor maakt, komen voor rekening van de aanvrager.

8 Overgangs- en slotbepalingen

8.1 Overgangsbepaling

De nieuwe en lopende aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een uitweg worden vanaf 1 mei 2023 getoetst aan het nieuwe uitwegenbeleid.

Bewoners die een omgevingsvergunning aanvragen voor een uitweg, kunnen geen rechten ontlenen aan de aanwezigheid van bestaande uitwegen op andere locaties. De gemeente toetst de vergunningsaanvragen voor uitwegen aan de bepalingen die in deze beleidsregels beschreven staan. De uitvoering van de uitweg moet gaan volgens deze Beleidsregels Uitwegen en de CROW-publicaties.

8.2 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden bekend gemaakt en treden inwerking op 01 mei 2023.

  • 2.

    Per gelijke datum wordt het uitwegenbeleid Druten, vastgesteld op 15 december 2020, ingetrokken.

8.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Uitwegenbeleid gemeente Druten 2023”.

8.4 Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 14 maart 2023.

Ondertekening

College van burgemeester en wethouders van Druten

Boy Janssen

gemeentesecretaris

C. Van Rhee-Oud Ammerveld

burgemeester