Regeling vervallen per 01-01-2025

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 april 2023 nr. UTSP-409503556-9956 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Programmeringsregeling 2023 in het kader van herstel na corona provincie Utrecht)

Geldend van 27-04-2023 t/m 09-11-2023

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 april 2023 nr. UTSP-409503556-9956 houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht (Programmeringsregeling 2023 in het kader van herstel na corona provincie Utrecht)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

Overwegende dat

  • Culturele presentatie organisaties door de gevolgen van de coronacrisis nog niet volledig zijn hersteld, daarbovenop te maken hebben met nieuwe problemen zoals de energiecrisis, inflatie, de personeelskrapte en de hogere productieprijzen in financiële en organisatorische problemen komen of dreigen te komen en daardoor niet in staat zijn een aantrekkelijk of risicovol programma te realiseren.

  • Het publiek door de gevolgen van de coronacrisis ingrijpend is veranderd en het daardoor noodzakelijk is de programmering en de marketing hierop aan te passen.

  • om de gevolgen hiervan te verlichten en bij te dragen aan het in stand houden van de regionale culturele infrastructuur, provinciale steun nodig is;

  • deze subsidieregeling de mogelijkheden biedt culturele presentatie organisaties een financiële impuls te geven om activiteiten met een bovenlokaal karakter met als doel het makersklimaat te versterken en het herstel van de culturele sector op provinciaal niveau te bevorderen;

Besluiten de volgende subsidieverordening vast te stellen:

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU), nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014);

  • c.

    Bovenlokaal: het publieksbereik van de organisatie reikt, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de gemeente waar de organisatie is gevestigd. Voor gemeenten met meer kernen reikt het publieksbereik, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de kern van de gemeente waar de organisatie is gevestigd;

  • d.

    Coronacrisis: coronavirusepidemie die eind 2019 ontstond door de uitbraak van de infectieziekte COVID-19 en sinds 11 maart 2020 als pandemie is erkend;

  • e.

    Culturele centra: een ruimte of accommodatie voor manifestaties op het gebied van kunst en cultuur in het kader van amateurkunst (kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd);

  • f.

    Fair Practice Code: een Nederlandse richtlijn voor het ondernemen en werken in de kunsten-, cultuur- en creatieve sector gebaseerd op vijf kernwaarden: solidariteit, diversiteit, duurzaamheid, vertrouwen en transparantie.

  • g.

    Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • h.

    Presentatie organisatie: een culturele organisatie met een presenterende functie die makers betaalt voor hun activiteit zoals (film)theaters, (pop)podia, kunstencentra, broedplaatsen, productiehuizen, bibliotheken, musea, festivals en varend erfgoed;

  • i.

    Regiogemeenten: gemeenten in de provincie Utrecht met uitzondering van de gemeente Utrecht en de gemeente Amersfoort.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt in het kader van het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ aan presentatie organisaties voor activiteiten zoals voorstellingen, tentoonstellingen en projecten die in voldoende mate bijdragen aan het herstel van de cultuursector na corona.

  • 2. Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art.53 AGVV lid 5 a. t/m f. (zie bijlage art. 53 AGVV), namelijk kosten die voortvloeien uit het project of de activiteit zoals activiteitenlasten materieel (programma, techniek en marketing), activiteitenlasten personeel (gages of uitkoopsommen, productie en publiciteit) en beheerslasten zoals coördinatie t.b.v. de activiteit.

Artikel 3 Criteria

  • 1. De activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één van de in art. 53 AGVV genoemde culturele activiteiten en doelstellingen zoals met name genoemd in lid 2. Als bijlage is art. 53 AGVV toegevoegd

  • 2. De uitvoering van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet plaatsvinden tussen 1 januari 2023 en 30 september 2024 en plaatsvinden binnen de provincie Utrecht.

Artikel 4 Doelgroepen, subsidieontvangers

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van programmering aan presentatie organisaties in de provincie Utrecht met een bovenlokale functie die een bijdrage leveren aan de regionale culturele infrastructuur, namelijk:

    • a.

      theaters, waaronder filmtheaters;

    • b.

      podia, waaronder poppodia (en broedplaatsen met een podiumfunctie);

    • c.

      festivalorganisaties.

    • d.

      musea, waaronder streek- en kasteelmusea

    • e.

      varend erfgoed, waaronder botters.

    • f.

      bibliotheken

  • 2. Niet in aanmerking voor subsidie komen:

    • a.

      producerende organisaties zoals amateurinstellingen en -verenigingen, gezelschappen of ensembles;

    • b.

      Individuele makers of collectieven van makers;

    • c.

      culturele centra met een lokale functie;

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen digitaal worden ingediend via het subsidieportaal van de provincie Utrecht tot en met 30 september 2023, 23:59 uur.

  • 2. Onder toepassing van artikel 2.2. van de Asv worden de aanvragen behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 3. In aanvulling op artikel 4 van de Asv moet bij de aanvraag in ieder geval worden gevoegd:

    • a.

      een projectplan met een omschrijving van de activiteit(en), beoogd aantal presentaties en beoogd aantal bezoekers.

    • b.

      een gespecificeerde begroting en sluitend dekkingsplan van de activiteit(en).

    • c.

      een marketingplan waarin wordt omschreven hoe de activiteit(en) kenbaar wordt gemaakt bij het publiek;

  • 4. Per organisatie mag één aanvraag worden ingediend op basis van deze subsidieverordening. Indien sprake is van meerdere podia op verschillende permanente locaties binnen één juridische entiteit, kunnen er meerdere aanvragen per organisatie worden ingediend namelijk, één aanvraag per podium.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond van deze subsidieverordening bedraagt voor 2023 € 600.000, waarvan:

  • maximaal € 400.000 voor aanvragers uit de gemeenten Utrecht of Amersfoort;

  • minimaal € 200.000 voor aanvragers gevestigd in regiogemeenten in de provincie Utrecht.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 bedraagt minimaal € 10.000 en maximaal € 30.000 per aanvraag.

  • 2. Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art.53 AGVV lid 5 a. t/m f. met een maximum van 80% van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen

Artikel 9 Europese regelgeving

  • 1. Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening EU nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014)

  • 2. Conform artikel 1, lid 4 sub a) en b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze subsidieverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2025.

Artikel 11 Citeertitel

Deze subsidieverordening kan worden aangehaald als: Programmeringsregeling 2023 voor presentatie organisaties in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 18 april 2023.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Bijlage

Artikel 53 AGVV Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed

  • 1.

    Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    De steun wordt toegekend voor de volgende culturele doelstellingen en activiteiten:

    • a)

      musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;

    • b)

      materieel erfgoed, waaronder alle vormen van roerend of onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites, monumenten, historische locaties en gebouwen; natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of indien dit door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend als cultuur- of natuurerfgoed;

    • c)

      immaterieel erfgoed in welke vorm ook, met inbegrip van volksgebruiken en ambachten;

    • d)

      kunst- of culturele evenementen en performances, festivals, tentoonstellingen en andere vergelijkbare culturele activiteiten;

    • e)

      culturele en artistieke educatie alsmede de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • f)

      schrijven, uitgeven, productie, distributie, digitalisering en publiceren van muziek en literatuur, met inbegrip van vertalingen. 26.6.2014 L 187/64 Publicatieblad van de Europese Unie NL

  • 3.

    De steun kan de vorm hebben van:

    • a)

      investeringssteun,

      met inbegrip van steun voor de bouw of modernisering van cultuurvoorzieningen;

    • b)

      exploitatiesteun.

  • 4.

    Wat investeringssteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van:

    • a)

      kosten voor de bouw, modernisering, verwerving, instandhouding of verbetering van infrastructuur, indien jaarlijks ten minste 80 % van de tijd- of ruimtecapaciteit voor culturele doeleinden wordt gebruikt;

    • b)

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultureel erfgoed;

    • c)

      kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultureel erfgoed, met inbegrip van bijkomende kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, onderzoek, digitalisering en publicatie;

    • d)

      kosten om cultureel erfgoed beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en andere nieuwe technologieën, kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met speciale behoeften (met name hellingbanen en liften voor mensen met een handicap, aanduidingen in braille en voel- en tastobjecten in musea) en kosten om de culturele diversiteit ten aanzien van presentaties, programma's en bezoekers te bevorderen;

    • e)

      kosten voor culturele projecten en activiteiten, samenwerkings- en uitwisselingsprogramma's en -beurzen, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 5.

    Wat exploitatiesteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de volgende:

    • a)

      de kosten van de culturele instelling of erfgoedlocatie in verband met vaste of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die plaatsvinden in het kader van hun normale activiteiten;

    • b)

      kosten van culturele en artistieke educatie en van de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • c)

      kosten om de locaties en activiteiten van culturele instellingen of erfgoedlocaties beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en het gebruik van nieuwe technologieën, alsmede kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met een handicap;

    • d)

      exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, architectonische structuren voor tentoonstellingen en podia, de ontlening, huur en afschrijving van werktuigen, software en uitrusting, kosten voor toegangsrechten tot auteursrechtelijk beschermde werken en andere verwante door intellectuele-eigendomsrechten beschermde content, promotiekosten en kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project of de activiteit. Afschrijvingslasten en financieringskosten komen alleen in aanmerking indien deze niet werden gedekt door investeringssteun;

    • e)

      kosten voor personeel dat werkt voor de culturele instelling, de erfgoedlocatie of een project;

    • f)

      kosten voor advies- en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

  • 6.

    In het geval van investeringssteun is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering.

    De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De exploitant van de infrastructuur mag een redelijke winst behouden over de betrokken periode.

  • 7.

    In het geval van exploitatiesteun is het steunbedrag niet hoger dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme.

  • 8.

    Voor steun van ten hoogste 1 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag aan de hand van de in de leden 6 en 7 bedoelde methodiek ook worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 9.

    Wat de publicatie van muziek en literatuur in de zin van lid 2, onder

    f), betreft, is het maximale steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, noch hoger dan 70 % van de in aanmerking komende kosten. De inkomsten worden in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor publicatie van muziek en literatuur, met inbegrip van de auteursvergoedingen (kosten van auteursrechten), vergoedingen van vertalers, vergoedingen van redacteuren, andere publicatiekosten (proeflezen, correctie, revisie), opmaak- en prepresskosten, en kosten voor drukken en e-publishing. 26.6.2014 L 187/65 Publicatieblad van de Europese Unie NL

  • 10.

    Steun voor kranten en tijdschriften, ongeacht of deze op papier of elektronisch worden gepubliceerd, komt op grond van dit artikel niet in aanmerking.

Toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het begrip ‘onderneming’ staat centraal in het staatssteunrecht. De staatssteunregels zijn alleen van toepassing als er sprake is van steun aan een onderneming die een economische activiteit verricht, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden, is een economische activiteit. Daarmee kan bijvoorbeeld ook een stichting onder omstandigheden onder het begrip onderneming vallen. Als een overheid steun verleent aan een entiteit die niet als een onderneming kan worden aangemerkt, kunnen de staatssteunregels buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 3 Subsidieontvangers / doelgroepen

Culturele centra kunnen geen aanvragen doen voor activiteiten gericht op amateurkunst. Met culturele centra wordt een centrum bedoeld zijnde een ruimte of accommodatie voor manifestaties op het gebied van kunst- en cultuur in het kader van amateurkunst (kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd). Het provinciaal steunpakket is bedoeld voor herstel van de culturele infrastructuur met een regionaal belang. Dit type organisaties programmeert aanbod met een lokaal karakter en dient daarom een beroep te doen op gemeentelijke regelingen.

Individuele of collectieven van makers kunnen geen subsidie aanvragen voor deze regeling omdat de subsidieaanvrager een culturele presenterende instelling moet zijn. Deze subsidieregeling is wel bedoeld om individuele of collectieven van makers hun werk te kunnen laten presenteren.

Artikel 5 aanvraag

Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige aanvraag is ingediend.

Per organisatie mag één aanvraag worden ingediend op basis van deze subsidieregeling. Als er sprake is van een organisatie die meerdere podia bevat, en deze organisatie is één juridische entiteit, kan er per organisatie meerdere aanvragen worden ingediend, namelijk één aanvraag per podium. Het gaat hierbij om permanente podia die op verschillende locaties zijn gevestigd.

Bij het indienen van de aanvraag is het niet nodig om ter onderbouwing van de begroting offertes bij te voegen. Bij het opvoeren van kosten inhuur derden dienen wel zowel het aantal uren als het tarief bij de aanvraag te worden aangegeven. Ook dient bij de aanvraag de aard van de materiele kosten te worden toegelicht zodat getoetst kan worden of de activiteiten vallen binnen de activiteiten van de staatssteunvrijstelling.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

Voor organisaties gevestigd in de regiogemeenten wordt binnen deze subsidieregeling een apart bedrag van minimaal 200.000 euro gereserveerd. Met dit gereserveerde bedrag wordt ervoor gezorgd dat de subsidie niet alleen terecht komt bij de grote steden Utrecht en Amersfoort maar ook bij de kleinere regiogemeenten. Op deze manier wordt een extra impuls gegeven om de subsidie in de gehele provincie Utrecht terecht te laten komen.

Mocht het gereserveerde subsidieplafond voor de regiogemeenten niet worden bereikt kunnen deze middelen worden toegevoegd aan het maximale subsidieplafond voor aanvragen uit de gemeenten Utrecht en Amersfoort.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen. De code is een Nederlandse richtlijn voor het ondernemen en werken in de kunsten-, cultuur- en creatieve sector gebaseerd op vijf kernwaarden: solidariteit, diversiteit, duurzaamheid, vertrouwen en transparantie. Daarom is het letterlijk toepassen van de code geen verplichting, maar wordt gevraagd de doelstellingen en ambities in de uitvoering van de activiteiten te onderschrijven.