Financiële verordening gemeente Haarlem 2024

Geldend van 28-03-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 02-05-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Haarlem 2024

De raad van de gemeente Haarlem

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 maart 2023

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Financiële verordening gemeente Haarlem 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aankoopprijs/verwervingskosten: Het bedrag waarvoor de onroerende zaak is aangeschaft plus eventuele bijkomende kosten die specifiek verband houden met de koop (acquisitie, onderzoek, taxatie etc.).

  • b.

    Administratie: Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Haarlem en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Beleidsveld: Onderdeel van een programma, bestaande uit een samenstel van samenhangende producten of een enkel product uit de productenraming.

  • d.

    Boekwaarde complex: Aankoopprijs plus kosten van tijdelijk beheer, rente en verbeteringen (bouw- en woonrijp maken).

  • e.

    Boekwaarde object: Aankoopprijs plus levensduur verlengende investeringen minus afschrijvingen.

  • f.

    Financieringsfunctie: Alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht op de financiële stromen, de financiële posities, het verwerven van financiële middelen en de hieraan verbonden risico’s.

  • g.

    Grondexploitatie: Het proces van productie en uitgifte van bouw- en woonrijpe grond dat gebaseerd is op een referentiekader en een verbonden geheel vormt (vanuit een stedenbouwkundige visie, vanuit hetzelfde bestemmingsplan en vanuit geografische ligging). De grondexploitatiebegroting bevat een meerjarige opstelling van de geraamde kosten en opbrengsten die samenhangen met de productie en die, op basis van een eenduidig prijspeil, worden doorgerekend naar een eindresultaat (complex).

  • h.

    Grondprijzen: De in de nota Grondprijzen vastgestelde prijzen voor bouwrijpe grond voor het lopende exploitatiejaar. Lokale wet- en regelgeving

  • i.

    In exploitatie genomen grond (IEGG): Bouwgrond waarvan een exploitatie is gestart.

  • j.

    kasgeldlimiet: Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • k.

    Marktwaarde: De op een bepaald moment gangbare prijs van grond in het economisch verkeer. Voor gebouwen, waar de staat van onderhoud mede bepalend is, wordt de marktwaarde op basis van een taxatie bepaald.

  • l.

    Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa.

  • m.

    Referentiekader: Een beschrijving van de hoofdlijnen van de ruimtelijke inrichting van een plangebied, met uitwerkingen/schetsen van de hoofdstructuur voor wegen-, water- en groenvoorzieningen, de stedenbouwkundige opzet, het programma en het kwaliteitsniveau. De grondexploitatie geeft de financiële uitwerking van het referentiekader.

  • n.

    Renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • o.

    Uitgiftewaarde: De waarde van de bouwrijpe grond conform de nota Grondprijzen.

  • p.

    Verzamelexploitatie: Een groep grondexploitaties (complexen) die uit oogpunt van een stedenbouwkundige visie, hetzelfde bestemmingsplan en geografische ligging een verbonden geheel vormt.

  • q.

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin de gemeente deelneemt.

  • r.

    rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij wordt aangegeven in hoeverre de in de jaarrekening verantwoorde financiële beheershandelingen, zijnde baten en lasten, alsmede de balansmutaties, in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving tot stand zijn gekomen (het normenkader rechtmatigheid).

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Programma indeling

  • 1. De raad stelt bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma indeling vast, alsmede een onderverdeling van ieder programma naar beleidsvelden.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college per programma en per beleidsveld ten minste de verplichte beleidsindicatoren en relevante effect- en prestatieindicatoren vast, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a van het Besluit begroting en verantwoording gemeenten voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke realisatie van maatschappelijke effecten, doelen en prestaties.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en bij de jaarstukken wordt een overzicht gegeven van de baten en lasten naar programma’s en beleidsvelden. Hiernaast wordt een overzicht van algemene dekkingsmiddelen en van de overhead weergegeven.

    • a.

      In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken is in de verplichte paragraaf Verbonden partijen een overzicht opgenomen van de te verstrekken (begroting) en verstrekte (jaarrekening) bijdragen aan verbonden partijen en subsidies aan instellingen die meer dan € 0,5 miljoen per jaar aan subsidie ontvangen.

  • 3. In de begroting wordt van alle voorgenomen investeringen het benodigd jaarbedrag voor het begrotingsjaar opgenomen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de resterende bedragen van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 250.000 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 15 juni aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

  • 3. Het college informeert de raad bij de kadernota door middel van een Investeringsplan op hoofdlijnen over de financiële meerjarenprognose van de totale gemeentelijke investeringen en de gevolgen voor de (meerjaren)begroting. Definitieve vaststelling van de voorgenomen investeringen vindt plaats op de wijze zoals is voorzien in artikel 5, lid 2 van deze verordening.

Artikel 5 Autorisatie van begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per beleidsveld.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke investeringsbedragen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige investeringsbedragen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie als investeringskrediet geautoriseerd. Hierbij worden jaarlijkse of meerjarige stelposten geautoriseerd voor het bedrag van het begrotingsjaar, specifieke investeringen worden voor het volledige investeringsbedrag geautoriseerd.

  • 3. In elk geval bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten (op beleidsveldniveau), de autorisatie van investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4. Het college informeert de raad vooraf als verwacht wordt dat de geautoriseerde baten dreigen te worden onderschreden op beleidsveldniveau of lasten op beleidsveldniveau dreigen te worden overschreden met minimaal € 100.000 in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van de begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 5. Het college informeert de raad als een investeringskrediet met minimaal 5% van het krediet, met een minimum van € 50.000, dreigt te worden overschreden of wanneer bijdragen door derden ter dekking van het krediet niet of in mindere mate dreigen te worden ontvangen, met minimaal van 5% van de verwachte baten met een minimum van € 50.000, in de eerstvolgende tussenrapportage of via een afzonderlijk voorstel aan de raad. De raad wordt altijd geïnformeerd als een overschrijding van € 250.000 of meer wordt voorzien, of wanneer meer dan € 250.000 aan geraamde bijdragen van derden naar verwachting niet worden ontvangen, ook al is dit minder dan 5% van het investeringskrediet of minder dan 5% van de verwachte bijdragen door derden in een krediet. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het krediet en de (meerjaren)begroting of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 6. Het college is bevoegd zonder voorafgaande kennisgeving aan of bespreking met de raad tot het afsluiten van meerjarige contracten (met financiële verplichtingen tot gevolg hebbend) indien de meerjarige lasten zijn voorzien in de meerjarenbegroting.

  • 7. Nieuwe bestedingsvoorstellen en investeringen die nog niet zijn opgenomen in het Investeringsplan worden behandeld bij de integrale financiële afwegingsmomenten (kadernota, begroting en tussenrapportages). Daarbij informeert het college de raad over de ruimte binnen de financiële kaders voor het al dan niet opnemen van investeringsbedragen in het Investeringsplan.

    Bij voorstellen buiten de financiële afwegingsmomenten voor autorisatie van investeringskredieten voor investeringen, die niet of niet geheel zijn opgenomen in het investeringsplan, motiveert het college in het voorstel waarom besluitvorming niet kan wachten op het eerstvolgende integrale financiële afwegingsmoment. Bij dergelijke voorstellen, groter dan € 1 miljoen, informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op het geldende financiële kader van de gemeente. Tussentijdse spoedeisende zaken worden, voorafgaand aan de besteding, door het college ter goedkeuring voorgelegd aan de inhoudelijke raadscommissie en/of de commissie Bestuur

  • 8. Bij de begrotingsbehandeling autoriseert de raad voorbereidingskredieten voor meerjarige investeringen waarvan de eerste uitgaven staan geraamd in het begrotingsjaar, ter hoogte van het bedrag dat in het Investeringsplan is opgenomen voor het begrotingsjaar. In de tekst over het Investeringsplan in de Programmabegroting wordt benoemd welke bedragen voor welke investeringen als voorbereidingskrediet worden verleend met het vaststellen van de Programmabegroting.

Artikel 6 Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad gedurende het jaar door middel van tussentijdse (bestuurs)rapportages over de verwachte realisatie van de begroting over het hele jaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma en beleidsveld;

    • b.

      de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • e.

      het resultaat na bestemming (volgend uit de onderdelen c en d);

  • 3. De tussentijdse rapportage die na de kadernota en voor de begrotingsbehandeling wordt uitgebracht, bevat tevens een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

Artikel 7 Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8 Wensen en bedenkingen

  • 1. Het college besluit niet over zaken met ingrijpende gevolgen voor de gemeente, zoals:

    • a.

      de aan- en verkoop van onroerende goederen groter dan € 500.000 en meer;

    • b.

      omvangrijke, meerjarige verplichtingen met aanmerkelijke risico’s;

    • c.

      overige bijzondere contracten en bijzondere aanbestedingen; en

    • d.

      de bijstelling van doelstellingen uit een beleidsprogramma, dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

  • 2. Het college besluit niet over het aangaan van verplichtingen van een zekere omvang, zoals:

    • a.

      de aan- en verkoop van onroerende goederen vanaf tussen € 100.000 en € 500.000;

    • b.

      projecten: startnotities, intentie- realisatie- en samenwerkingsovereenkomsten;

    • c.

      overeenkomsten met andere overheden;

    • d.

      wijziging van de algemene voorwaarden Vastgoed (AVV), indien er sprake is van gewijzigde beleidsinzichten; en

    • e.

      omvangrijke reorganisaties en interne verzelfstandigingen, dan nadat de commissie is geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid is gesteld om het voorgenomen besluit te bespreken.

Hoofstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan 5% van de verantwoordingsgrens nader toegelicht.

Artikel 10 Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks uiterlijk op 31 december ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van de begrote lasten als onrechtmatig wordt beschouwd. Overschrijdingen van begrote lasten worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is wat betreft rechtmatigheid sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding past binnen het bestaande beleid van de raad en is toereikend toegelicht in de jaarrekening en had niet eerder in een tussentijdse (bestuurs)rapportage geautoriseerd kunnen worden

  • 5. Overschrijdingen van baten en/of onderschrijdingen van lasten, investeringsbudgetten en baten zijn op zichzelf niet onrechtmatig en kunnen alleen onrechtmatig zijn als die niet tijdig aan de raad zijn gemeld. Deze zijn tijdig gemeld als deze zijn opgenomen in een tussentijdse rapportage of begrotingswijziging gedurende het boekjaar danwel toereikend zijn toegelicht in de jaarrekening over het betreffende boekjaar.

  • 6. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 13 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt de raad periodiek een nota activabeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

    • b.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • c.

      het moment van starten met afschrijven;

    • d.

      de componentenbenadering;

    • e.

      restwaarde;

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 14 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 25.000, waarvoor op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen, een voorziening wordt gevormd.

Artikel 15 Reserves en voorzieningen

  • 1. In de Programmabegroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de beleidsvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad periodiek een nota Reserves en voorzieningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt de vorming en besteding van reserves en voorzieningen en de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

Artikel 16 Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3. Zowel de lasten als de baten of vergoedingen ten behoeve van overheadkosten worden extracomptabel berekend en afzonderlijk geraamd c.q. verantwoord.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van het saldo van de totale overheadkosten en -baten, gedeeld door het aantal productieve uren (excl. overhead). Dit tarief wordt vermenigvuldigd met de direct toegerekende uren.

  • 5. Aan investeringsprojecten en grondexploitaties wordt overhead toegerekend conform de hierboven beschreven methode (tarief opslag).

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 17 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van een garantie of lening aan overheidsbedrijven en derden wordt een marktconforme vergoeding gerekend conform de Nota Garanties en leningen.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden wordt een marktconforme vergoeding gerekend.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang besluit de raad vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd. Bij afwijking van lid 1 wordt de afwijking of het besluit om niet alle kosten in rekening te brengen expliciet als besluitpunt voorgelegd in de raadsvoordracht.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs of marktconforme vergoeding in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18 Kaders belastingen en rechten, huren en pachten

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven van belastingen en rechten die door de raad worden vastgesteld.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks een nota grondprijzen aan met de kaders voor prijzen van bouwrijpe grond voor het lopende exploitatiejaar. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 3. Het college biedt de raad eenmaal per vier jaar een nota verhuurbeleid aan met daarin de kaders voor huren en de erfpachten. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 4. Het college legt een tussentijdse wijziging van de kaders ten aanzien van belastingen en rechten, huren en pachten vooraf aan de raad ter vaststelling voor via één van de tussentijdse rapportages conform artikel 6 of afzonderlijk raadsvoorstel.

Artikel 19 Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd, waarvan de keuze schriftelijk gemotiveerd wordt vastgelegd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang van deze verstrekkingen.

  • 4. Het college informeert de raad achteraf als:

    • a.

      de kasgeldlimiet voor het derde achtereenvolgende kwartaal wordt overschreden en legt een plan voor om binnen de kasgeldlimiet te blijven;

    • b.

      de wettelijke renterisiconorm wordt overschreden.

Hoofdstuk 5 Grond- en gebouwenexploitaties

Artikel 20 Inbreng en overdracht

  • 1. Wanneer de inbreng in een grondexploitatie binnen een jaar na eigendomsverkrijging door de gemeente plaatsvindt, geschiedt dit tegen verwervingskosten. Een inbreng op een later tijdstip geschiedt tegen boekwaarde.

  • 2. Gronden die vanuit een grondexploitatie in erfpacht worden uitgegeven worden op het tijdstip van uitgifte tegen de uitgiftewaarde overgebracht naar de erfpachtadministratie. Er dient hier wel sprake te zijn van een bewerking van de uitgegeven grond na inbreng in de grondexploitatie.

Artikel 21 Grondexploitaties

  • 1. Voordat gronden in exploitatie worden genomen, wordt een grondexploitatie opgesteld. De grondexploitatie wordt vastgesteld en geopend door de raad.

  • 2. De grondexploitatie bevat tenminste een opstelling van:

    • a.

      een planologische kaart van het te exploiteren grondgebied met plangrenzen;

    • b.

      een beschrijving van het te ontwikkelen programma en de uit te voeren werken;

    • c.

      een uitvoeringsplanning en een vooraf gedefinieerde looptijd;

    • d.

      een risico analyse;

    • e.

      de (geraamde) ontwikkelingskosten voor vervaardiging van bouwrijpe grond, inclusief een eventuele bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen. De kostensoorten die hier geactiveerd mogen worden zijn aangegeven in de kostensoortenlijst conform, en; artikel 6.2.3 6.2.4 6.2.5 van het Besluit Ruimtelijke Ordening

    • f.

      de (geraamde) opbrengsten van de in exploitatie te nemen gronden worden gebaseerd op de jaarlijks door College vast te stellen grondprijsbrief en overige inkomsten waaronder subsidies en/of bijdragen van derden; de resultaten van tijdelijk beheer, inclusief rente over het geïnvesteerd vermogen/de boekwaarde;

    • g.

      de resultaten van tijdelijk beheer, inclusief rente over het geïnvesteerde vermogen/de boekwaarde;

    • h.

      het eindresultaat van de exploitatie op eindwaarde en contante waarde per boekjaar.

  • 3. Jaarlijks wordt per grondexploitatie en voor het geheel van grondexploitaties een geactualiseerd meerjarenperspectief (MPG) bij de kadernota opgesteld gebaseerd op actuele parameters voor kosten en opbrengstenstijging en ter vaststelling voorgelegd aan de raad. Hierbij dienen per grondexploitatie minimaal de volgende zaken te worden behandeld:

    • a.

      de herziene onderdelen zoals vermeld in lid 2 van dit artikel, respectievelijk een eenduidige verwijzing naar een eerdere vaststelling als onderdelen niet zijn gewijzigd;

    • b.

      de gerealiseerde kosten en opbrengsten tot aan de herziening en de oude versus de nieuwe prognoses;

    • c.

      een analyse van de verschillen ten opzichte van de laatst vastgestelde grondexploitatie.

  • 4. Een grondexploitatie wordt daarnaast herzien door een besluit van de raad. Een herzieningsbesluit van een grondexploitatie is nodig in het geval dat:

    • a.

      de kosten en/of opbrengsten meer dan 10% afwijken van de laatst vastgestelde grondexploitatie de afwijking groter is dan € 250.000; en

    • b.

      het programma substantieel afwijkt van het laatst bestuurlijk vastgestelde programma;

    • c.

      het saldo op contante waarde meer dan € 250.000 afwijkt van de laatst vastgestelde grondexploitatie;

    • d.

      het referentiekader moet worden aangepast.

  • 5. De uitgaven binnen een door de raad bij de MPG vastgestelde grondexploitaties worden, voor het komende begrotingsjaar, geautoriseerd bij het vaststellen van de jaarbegroting.

  • 6. Een complex of deelcomplex wordt, bij raadsbesluit, geliquideerd wanneer (nagenoeg) alle tot het complex behorende gronden hun eindbestemming hebben bereikt, juridisch en economisch zijn geleverd en er geen opbrengsten meer te verwachten zijn en tenminste 90% Van de kosten gemaakt zijn.

  • 7. Resterende kosten worden overgeheveld naar een voorziening / complex restwerken.

Artikel 22 Waardering en marktwaarde

  • 1. De balanswaardering van de grondexploitaties komt overeen met het geïnvesteerde vermogen per balansdatum.

  • 2. Bij verkoop, uitneming, uitgifte in erfpacht of verhuur van grond geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde, zoals vastgesteld in de nota Grondprijsbeleid, tenzij sprake is van grond met een bestemming openbaar areaal. Hierop geldt de uitzondering wanneer er sprake is van een interne verschuiving binnen de gemeentelijke administratie waarbij waardering plaatsvindt tegen historische kostprijs.

  • 3. Alle gronden worden, tenzij hierover door de raad anders wordt besloten, minimaal kostendekkend geëxploiteerd.

Artikel 23 Resultaatbepaling en reservering

  • 1. Jaarlijks wordt op basis van de nieuw berekende contante waarde van een grondexploitatie, een aangepaste voorziening Toekomstige Verliezen vastgesteld.

  • 2. Op basis van risicoanalyses behorende bij de grondexploitaties wordt een benodigde weerstandscapaciteit bepaald als minimale wenselijke omvang van de reserve Grondexploitatie.

  • 3. Bij liquidatie van een complex wordt het eventuele voordelige saldo ten gunste van de reserve Grondexploitatie gebracht. Bij liquidatie zal het verlies worden verrekend met de voorziening Toekomstig verliezen.

  • 4. Bij liquidatie van een complex dat onderdeel is van een verevening binnen een verzamelexploitatie wordt er geen resultaat genomen, deze blijft onderdeel van de verzamelexploitatie.

Artikel 24 Resultaatbepaling en reservering

  • 1. Bij verkoop en uitgifte in erfpacht van gebouwen geldt als uitgangspunt dat dit plaatsvindt tegen marktwaarde.

  • 2. Bij verhuur van gebouwen geldt als uitgangspunt dat dit minimaal kostprijsdekkend is, zoals vastgesteld in de Nota Verhuurbeleid.

  • 3. Resultaten op de boekwaarde bij verkoop, of uitgifte van gebouwen, worden, na aftrek van de verkoopkosten, ten laste (verliezen) van of ten gunste (winsten) van de reserve Vastgoed gebracht.

  • 4. Resultaten als gevolg van duurzame waardevermindering van vastgoed worden ten laste van de Reserve Vastgoed gebracht. Van duurzame waardering vermindering is sprake als de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde, bij vastgoed:

    • -

      dat geen maatschappelijke functie heeft of;

    • -

      waarbij niet de intentie is om deze duurzaam te exploiteren.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording door het college aan de raad over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving, en

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26 Financiële organisatie

  • 1. Het college zorgt voor en legt vast:

    • a.

      in een Organisatiebesluit: een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan organisatieonderdelen, alsmede een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • b.

      in een Delegatie- en mandateringsbesluit: onder meer de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • c.

      in een richtlijn Kostenverdeelsystematiek: de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie;

    • d.

      in een Budgethoudersregeling: de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van door het college aangewezen medewerkers, om binnen de hun, via de begroting en kredieten, gegeven machtiging overeenkomsten aan te gaan tot levering van goederen, aanneming van werk en/of verlening van diensten aan en/of door de gemeente Haarlem; Het Organisatiebesluit, de richtlijn Kostenverdeelsystematiek en de Budgethoudersregeling worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het Delegatie- en mandateringsbesluit wordt wat de bevoegdheden van de raad betreft door de raad vastgesteld.

Artikel 27 Interne controle

  • 1. Het college draagt zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteert het college daarover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeert het college de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de administratie neemt het college maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Artikel 28 Intrekken oude verordening

De ‘Financiële verordening gemeente Haarlem 2018’ wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgende op de bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Financiële verordening gemeente Haarlem 2024’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld te Haarlem op 21 maart 2023.

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting op de artikelen

Artikel 1 Begripsbepaling

De begripsbepalingen in de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 zijn ten opzichte van de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018 met twee begrippen aangevuld:

  • q.

    overheidsbedrijf

  • r.

    rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 3 Inrichting begroting en jaarstukken

De Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 is gelijk aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met tekstuele wijzigingen.

Er wordt gerapporteerd over de totale te verwachten uitgaven en inkomsten in investeringen in de Kadernota / Voorjaarsnota, de Bestuursrapportage/Najaarsnota en in de Programmabegroting. In de Jaarrekening wordt dit, vanwege het terugkijkende karakter daarvan, niet gedaan. Daar komt bij dat de Jaarrekening vaak rond dezelfde periode wordt vastgesteld als de Voorjaarsnota / Kadernota waarin die informatie al is opgenomen.

Artikel 4 Kaders begroting

De Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 is gelijk aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met een tekstuele wijziging van lid 3.

  • 3.

    Het college informeert de raad bij de kadernota door middel van een Investeringsplan op hoofdlijnen over de financiële meerjarenprognose van de totale gemeentelijke investeringen en de gevolgen voor de (meerjaren)begroting. Definitieve vaststelling van de voorgenomen investeringen vindt plaats op de wijze zoals is voorzien in artikel 5, lid 2 van deze verordening.

De nieuwe verordening is aangevuld met “op hoofdlijnen” in de eerste zin van het derde lid van artikel 4. Verder wordt er nu aangegeven dat er geïnformeerd wordt over “de totale gemeentelijke investeringen” i.p.v. “alle gemeentelijke investeringen” zoals dat in de verordening van 2018 staat.

Artikel 5 Autorisatie van begroting, begrotingswijzigingen en investeringskredieten

De Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 is gelijk aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met tekstuele wijzigingen.

In de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 wordt voor investeringen bij de begrotingsbehandeling onderscheid gemaakt tussen investeringsbedragen waarvoor op een later moment nog een kredietvoorstel aan de raad moet worden voorgelegd, en investeringen waarvoor het krediet bij de begrotingsvaststelling wordt verleend. In Haarlem werd in de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018 onderscheid gemaakt in categorieën A (krediet verleend bij begroting), B (krediet te autoriseren door B&W) en C (krediet door de raad te autoriseren).

Miv 2024 wordt op dit punt de modelverordening gevolgd. Vanuit het budgetrecht van de raad geeft de ‘oude’ categorie B feitelijk geen extra sturing of controle; met het vaststellen van de begroting en het delegeren van het besluit tot autorisatie naar het college heeft de raad effectief al een krediet geautoriseerd, net als voor categorie A. Indien het college bepaalde investeringen niet direct via de programmabegroting wil vrijgegeven aan het ambtelijk apparaat zonder collegebesluit, biedt de nota activabeleid de ruimte om aanvullend op de regels uit deze verordening een ‘categorie B‘ in te stellen.

In dit zelfde artikel is de tekst verduidelijkt over de procedure voor de autorisatie van kredieten die nog niet zijn opgenomen in het Investeringsplan (lid 7). Het college krijgt middels de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 de opdracht aan te geven hoe de investering past binnen het geldende financieel kader. Dat is momenteel de ruimte onder het NSQ plafond maar kan bijvoorbeeld ook een investerings- of kasstroomplafond zijn al naar gelang het kader dat door de raad wordt vastgesteld. Aan deze informatie heeft de raad meer bij de afweging tot autorisatie dan de toelichting dat de schuldpositie toeneemt zoals voorgeschreven in de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018.

Lid 8 van dit artikel De Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 is nieuw. Dit lid beschrijft wat in de afgelopen kadernota en programmabegroting is besloten over het vrijgeven van voorbereidingskredieten bij de programmabegroting.

Artikel 7 Jaarstukken

Artikel 7 Jaarstukken is nieuw toegevoegd aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 o.b.v. de meest recente modelverordening. Hiermee is staand Haarlems beleid omtrent de jaarstukken vastgelegd.

Artikel 9 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9 Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording is nieuw toegevoegd o.b.v. de meest recente modelverordening. Dit artikel is toegevoegd in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording.

Eerste lid

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid.

Tweede lid

In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad. Deze grens moet tussen 0 en 3% liggen van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. Voor Haarlem ligt deze grens op 1%.

Derde lid

Het derde lid geeft aan boven welk percentage afzonderlijke afwijkingen nader moeten worden toegelicht (rapportagegrens).

Over de verantwoordingsgrens en rapporteringsgrens is in 2021 een separaat besluit genomen door de raad middels de pilot rechtmatigheidsverantwoording die in de jaarrekening 2020 en 2021 is opgenomen. De in deze financiële verordening vastgestelde grenzen sluiten hier op aan.

Artikel 10 Voorwaardencriterium

Artikel 10 Voorwaarden criterium is nieuw toegevoegd o.b.v. de modelverordening. Ook voor dit artikel geldt dat hierover al een separaat besluit is genomen door de raad middels de pilot rechtmatigheidsverantwoording en hieraan inmiddels ook uitvoering wordt gegeven. Dit artikel is toegevoegd in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 11 Begrotingscriterium

Artikel 11 Begrotingscriterium is nieuw toegevoegd o.b.v. de modelverordening en de gewijzigde definitie van begrotingsonrechtmatigheden in de geactualiseerde versie van de Kadernota Rechtmatigheid 2023. Ook voor dit artikel geldt dat hierover al een separaat besluit is genomen door de raad middels de pilot rechtmatigheidsverantwoording en hieraan inmiddels ook uitvoering wordt gegeven. Dit artikel is toegevoegd in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is nieuw toegevoegd o.b.v. de modelverordening. Ook voor dit artikel geldt dat hierover al een separaat besluit is genomen door de raad middels de pilot rechtmatigheidsverantwoording en hieraan inmiddels ook uitvoering wordt gegeven. Dit artikel is toegevoegd in het kader van de rechtmatigheidsverantwoording.

Artikel 13 Waardering en afschrijving vaste activa

Artikel 13 Waardering en afschrijving vaste activa is nieuw toegevoegd o.b.v. de modelverordening. Lid 1 in de modelverordening laat de nota Activabeleid door de raad vaststellen. Dit wijkt af van de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, waarin de nota Activabeleid alleen ter kennisgeving aan de raad werd aangeboden. Het wijzigingen van de in de nota Activabeleid opgenomen uitgangspunten zoals bijvoorbeeld keuzes met betrekking tot afschrijvingstermijnen kan immers financiële consequenties hebben.

Artikel 14 Voorziening voor oninbare vorderingen

Artikel 14 Voorziening voor oninbare vorderingen is gelijk gebleven aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met een tekstuele wijziging. Zo is “op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen” aangepast naar “waarvoor op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen, een voorziening wordt gevormd.”

Artikel 16 Kostprijsberekening

Artikel 16 Kostprijsberekening is gelijk gebleven aan de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met tekstuele wijzigingen. In lid 4 wordt de methode van berekening en toerekening van overhead beschreven. Deze methode is voor Haarlem staand beleid voor het berekenen en toerekenen van overhead. In lid 5 wordt bepaald dat aan grondexploitaties en investeringen overhead wordt toegerekend. Gemeenten zijn er vrij in om te kiezen om dit te doen. Ook dit is in Haarlem staand beleid.

Artikel 17 Prijzen economische activiteiten

Artikel 17 prijzen economische activiteiten is nieuw toegevoegd o.b.v. de meest recente modelverordening, maar met wijzigingen. Middels lid 1 t/m 3 is vastgelegd dat “voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening wordt gebracht” én “bij het verstrekken van een garantie of lening aan overheidsbedrijven en derden een marktconforme vergoeding gerekend wordt conform de Nota Garanties en leningen” én “bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden een marktconforme vergoeding wordt gerekend.” Dit is staand beleid in Haarlem.

Een andere verandering t.o.v. de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018 is de specificatie “om in afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang de raad vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk te laten besluiten, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd. Bij afwijking van lid 1 wordt de afwijking of het besluit om niet alle kosten in rekening te brengen expliciet als besluitpunt voorgelegd in de raadsvoordracht.”

Artikel 19 Financieringsfunctie

Artikel 19 Financieringsfunctie gelijk gebleven aan Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met wijzigingen. In lid 1.b is het woord ‘koersrisico's’ geschrapt, omdat we die niet als zodanig kennen. In lid 2.b is de verwijzing naar ‘aanhef’ toegevoegd. Verder zijn lid 3 en lid 4 omgewisseld en zijn deze tekstueel gewijzigd om ze beter passend te maken voor het staand beleid. Het vijfde lid is geschrapt, omdat we niet per verstrekte garantie dit betrekken bij de bepaling van het weerstandvermogen maar integraal.

Artikel 21 Grondexploitaties

Artikel 21 Grondexploitaties is gebaseerd op de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met wijzigingen. In lid 2.f wordt nu uitgelegd dat het om een grondprijsbrief gaat die jaarlijks door het college wordt vastgesteld. Lid 3 is verder verduidelijkt door het vervangen van exploitatie met grondexploitatie. Ook is lid 6 vervangen door een nieuwe tekst en is er een nieuw lid 7 toegevoegd (zie onderstaand).

  • 6.

    Een complex of deelcomplex wordt, bij raadsbesluit, geliquideerd wanneer (nagenoeg) alle tot het complex behorende gronden hun eindbestemming hebben bereikt, juridisch en economisch zijn geleverd en er geen opbrengsten meer te verwachten zijn en tenminste 95% van de kosten gemaakt zijn.

  • 7.

    Resterende kosten worden overgeheveld naar een voorziening / complex restwerken.

Artikel 22 Waardering en marktwaarde

Artikel 22 Waardering en marktwaarde is gebaseerd op de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar met tekstuele aanpassing “Grondprijsbeleid” i.p.v. “Grondprijzen” in lid 2. Verder is lid 3 geschrapt omdat het tijdelijk beheren van gronden ook geld kan kosten.

Artikel 23 Resultaatbepaling en reservering

Artikel 23 Resultaatbepaling en reservering is gebaseerd op de Financiële verordening gemeente Haarlem 2018, maar zonder lid 5 omdat winstneming (POC) inmiddels een verplichting is, opgenomen in het BBV.

Artikel 25 Administratie

Artikel 25 Administratie is in de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 aangepast o.b.v. de meest recente modelverordening.

Artikel 27 Interne Controle

Artikel 27 Interne Controle is in de Financiële verordening gemeente Haarlem 2024 aangepast o.b.v. de meest recente modelverordening.

Artikel 28 Intrekken oude verordening

Artikel 28 Intrekken oude verordening is aangepast, zodat deze van toepassing is op de omstandigheden rondom deze nieuwe verordening.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel is aangepast, zodat deze van toepassing is op de omstandigheden rondom deze nieuwe verordening.