Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023

Geldend van 01-05-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;

gelet op de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023;

gelet op artikel 4:81, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In de beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Bijzondere activiteiten en aangelegenheden: activiteiten en aangelegenheden die worden ondernomen of gevierd op scholen. Voorbeelden hiervan zijn een studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje, schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaand aan een feestdag of vakantie, voor zover deze niet is opgenomen in de schoolgids;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;

    • c.

      schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend. Een schooljaar bestaat uit 200 schooldagen;

    • d.

      toetsdagen: schooldagen op het voortgezet (speciaal) onderwijs die worden aangewend voor het afnemen van toetsen, examens, tentamens en repetities en die leiden tot een aanpassing van het lesrooster van de leerling;

    • e.

      vergunninghouder: vreemdeling (artikel 1 van de vreemdelingenwet 2000) van 18 jaar of ouder die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b, c of d, van de Vreemdelingenwet 2000;

    • f.

      verordening: de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023;

    • g.

      vervoerder: partij die namens de gemeente Veendam het aangepast vervoer verzorgt.

  • 2.

    Alle overige begrippen hebben dezelfde betekenis als in de verordening.

Artikel 2. Co-ouderschap

Co-ouderschap is geen wettelijke term en wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven. Ouders die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de ene ouder, als de andere ouder in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op een vervoersvoorziening conform de verordening voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. Voor de dagen dat een leerling bij een co-ouder verblijft buiten de gemeente Veendam, dient deze co-ouder voor deze dagen een aanvraag in te dienen bij het college van de plaats waar de leerling feitelijk verblijft.

Artikel 3. Definitie gehandicapte leerling

In artikel 1, aanhef en onderdeel f van de verordening is een definitie opgenomen voor gehandicapte leerling. Wanneer een leerling, ondanks zijn handicap zelf kan reizen met het openbaar vervoer, is deze in de zin van de verordening geen gehandicapte leerling. De beperking die de leerling door de handicap ervaart moet structureel van aard zijn, in ieder geval langer dan drie maanden duren. Wanneer de beperking met medicijnen te verbeteren is, is er geen sprake van een beperking in de zin van de verordening. Van een beperking als bedoeld in de verordening is alleen sprake wanneer deze structureel en niet behandelbaar is.

Artikel 4. Enkeljarig of meerderjarig toekennen vervoersvoorziening aangepast vervoer

  • 1.

    Het college kan aangepast vervoer voor meerdere jaren toekennen als:

    • a.

      de leerling een school voor speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra bezoekt. Het aangepast vervoer kan worden toegekend tot de einddatum van de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring die door het samenwerkingsverband voor scholen van cluster 3 en 4 of door de commissie van onderzoek voor scholen van cluster 1 en 2 wordt afgegeven;

    • b.

      de leerling een school voor speciaal basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, de leerling een handicap heeft als bedoeld artikel 3 van deze beleidsregels en op voorhand aannemelijk is dat deze handicap gedurende de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring zal blijven voortduren. Het aangepast vervoer kan worden toegekend tot de einddatum van de geldigheid van de toelaatbaarheidsverklaring die door het samenwerkingsverband voor scholen voor primair onderwijs wordt afgegeven.

  • 2.

    Voor een leerling die de leeftijdsgrens van 12 jaar heeft bereikt en een school bezoekt als genoemd in het eerste lid, wordt jaarlijks een vervoersvoorziening toegekend, tenzij uit ingewonnen medisch advies blijkt dat aangepast vervoer voor een langere periode kan worden toegekend. Dit is uitsluitend het geval als uit het medisch advies blijkt dat het zeer waarschijnlijk is dat de leerling door een structurele lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap blijvend is aangewezen op aangepast vervoer.

Artikel 5. Medische keuring

  • 1.

    Het college kan voor de bepaling van het vermogen van de leerling om te reizen een medische keuring door een onafhankelijk arts laten uitvoeren.

  • 2.

    De kosten voor de medische keuring zijn voor rekening van de gemeente.

  • 3.

    Als de leerling opgeroepen wordt voor een keuring en zonder afmelding met opgaaf van reden, tenminste 24 uur vóór de keuring, niet verschijnt op het spreekuur, dan wordt – behoudens overmacht - de aanvraag om een vervoersvoorziening afgewezen. In het geval het niet verschijnen voor de keuring het gevolg is van overmacht wordt dit door de ouders schriftelijk of per e-mail gemotiveerd aan het college gemeld.

Paragraaf 2. Afstand en reiskostenvergoeding

Artikel 6. Berekening afstand tussen de woning en de school bij eigen vervoer

  • 1.

    De afstand als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel b van de verordening voor eigen vervoer als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel e van de verordening, wordt berekend aan de hand van de versie van de ANWB Routeplanner zoals die op het internet wordt aangeboden ten tijde van toetsing van de aanvraag, waarbij de kortste route wordt aangehouden.

  • 2.

    Het college mag een andere wijze van berekening van de afstand als bedoeld in het eerste lid gebruiken als het adres van de woning als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel s van de verordening niet opgenomen is in de ANWB Routeplanner.

  • 3.

    Het college mag een andere wijze van berekening van de afstand als bedoeld in het eerste lid gebruiken als de ANWB Routeplanner een afstand heeft berekend waarvan in redelijkheid dient te worden aangenomen dat deze feitelijk onjuist is.

Artikel 7. Vaststellen kosten openbaar vervoer

Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep BV beschikbaar gestelde informatie via 0900 – 92 92 of www.9292.nl op het moment van toetsing.

Artikel 8. Vergoeding kosten eigen vervoer en openbaar vervoer

  • 1.

    Enkel de afstand als berekend conform artikel 6 wordt vergoed in het geval van eigen vervoer.

  • 2.

    In het geval van openbaar vervoer wordt enkel de goedkoopste adequate vorm van openbaar vervoer vergoed. Leerlingen worden geacht gebruik te maken van een OV-chipkaart en het van toepassing zijnde maandelijkse Sterabonnement Noord-Nederland, tenzij gebruik van een ander abonnement of een andere wijze van betalen tot lagere kosten leidt. De aanschaf van een OV-chipkaart wordt niet vergoed.

  • 3.

    Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt een vergoeding voor eigen vervoer als bedoeld in het eerste lid en een vergoeding voor het openbaar vervoer als bedoeld in het tweede lid slechts toegekend voor de schooldagen waarop het college bekostiging voor het leerlingenvervoer verstrekt.

  • 4.

    Het college verstrekt geen vergoeding voor openbaar vervoer als bedoeld in het tweede lid tijdens de schoolvakanties. De vergoeding van een maandelijks Sterabonnement Noord-Nederland is hiervan uitgezonderd zolang de leerling meer dan de helft van de maand gebruik maakt van dit abonnement in het kader van leerlingenvervoer.

  • 5.

    Het college verstrekt een vergoeding voor eigen vervoer of openbaar vervoer tweemaal per jaar achteraf. Op verzoek van de ouders kan een vergoeding voor eigen vervoer of openbaar vervoer meer dan tweemaal per jaar achteraf worden vergoed met als maximum eenmaal per maand.

  • 6.

    Een verzoek tot vergoeding als bedoeld in het vijfde lid wordt ingediend:

    • a.

      uiterlijk 1 februari volgend op de eerste helft van het schooljaar als het een vergoeding voor de eerste helft van het schooljaar betreft;

    • b.

      uiterlijk 1 oktober volgend op de tweede helft van het schooljaar als het een vergoeding voor de tweede helft van het schooljaar betreft;

    • c.

      uiterlijk twee weken na het einde van de periode waar de vergoeding betrekking op heeft als op verzoek van de ouders meer dan tweemaal per jaar achteraf wordt vergoed, behalve als deze periode geheel of gedeeltelijk in een vakantie valt. In dat geval dient het verzoek uiterlijk twee weken na het einde van deze vakantie te worden ingediend.

  • 7.

    Een verzoek tot vergoeding buiten de termijnen als bedoeld in het zesde lid, wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 9. Pilot leerlingenvervoer

Het college kan afwijken van de leden van artikel 8 in het kader van eventuele pilot leerlingenvervoer.

Artikel 10. Afwijzen bekostiging leerlingenvervoer vanwege afstandsgrens

Als het college een aanvraag voor bekostiging leerlingenvervoer afwijst op grond van de afstandsgrens als bedoeld in artikel 9 van de verordening, wordt een uitdraai van de vaststelling van de afstand tussen de woning en de school aan de afwijzende beschikking toegevoegd.

Paragraaf 3. Schooltijden en wachttijden

Artikel 11. Aangepaste schooltijden voor gehandicapte leerlingen

  • 1.

    Een leerling die vanwege zijn handicap structureel aangepaste schooltijden heeft, wordt vervoerd op basis van de voor hem geldende aangepaste schooltijden. Deze schooltijden kunnen afwijken van de schoolgids of het periodieke rooster.

  • 2.

    De bepalingen in deze paragraaf zijn niet van toepassing op gehandicapte leerlingen als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 12. Gewijzigde schooltijden vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden

  • 1.

    Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, wordt voor deze gewijzigde tijden geen aangepast vervoer ingezet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan wel aangepast vervoer worden ingezet als:

    • a.

      de gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen geldt die gebruik maken van hetzelfde vervoermiddel; en

    • b.

      de vervoerder in staat is de gewijzigde schooltijd in te plannen in zijn vervoersplanning; en

    • c.

      er voor het college geen kosten aan het aangepast vervoer verbonden zijn buiten de gebruikelijke kosten.

  • 3.

    Als de eerste schooldag van het schooljaar bestaat uit het ophalen van boeken en een daarmee samenhangend periodiek rooster, vindt aangepast vervoer plaats op basis van dit rooster.

  • 4.

    De ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling melden gewijzigde schooltijden als bedoeld in het eerste en derde lid minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de gewijzigde schooltijd bij het college. Het college bespreekt met de vervoerder of deze aangepast vervoer kan aanbieden die aansluit op de gewijzigde schooltijd.

  • 5.

    Als de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling niet voldoen aan de voorwaarde als bedoeld in het vierde lid, wordt geen aangepast vervoer ingezet.

Artikel 13. Gewijzigde schooltijden vanwege (te verwachten) weersomstandigheden

  • 1.

    Als de school de schooltijden wijzigt in verband met de (verwachte) weersomstandigheden vindt aangepast vervoer op basis van de gewijzigde schooltijd alleen plaats als een gewijzigde schooltijd voor alle leerlingen in het vervoermiddel geldt.

  • 2.

    De vervoerder beoordeelt of (verwachte) weersomstandigheden aanleiding zijn om het aangepast vervoer al dan niet aangepast aan te bieden.

Artikel 14. Doorgeven periodieke roosters

  • 1.

    De bepalingen in dit artikel hebben uitsluitend betrekking op aangepast vervoer.

  • 2.

    Ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling geven aan het begin van het schooljaar het voor de leerling geldende periodieke rooster onmiddellijk na ontvangst door aan het college en de vervoerder.

  • 3.

    Als tijdens het schooljaar de school een nieuw periodiek rooster hanteert, geven de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling minimaal drie werkdagen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het rooster deze door aan het college en de vervoerder.

  • 4.

    Als niet wordt voldaan aan de verplichtingen in het derde lid en als de vervoerder niet tijdig de noodzakelijke wijzigingen kan aanbrengen in zijn vervoersplanning, is het de vervoerder toegestaan de leerling voor maximaal de eerste drie schooldagen na ingang van het nieuwe periodieke rooster te vervoeren volgens het periodieke rooster dat aan het nieuwe periodieke rooster voorafging.

  • 5.

    Als de ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling vanwege overmacht niet kunnen voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in het tweede en derde lid, spannen college en vervoerder zich in om zo snel mogelijk aangepast vervoer voor de leerling aan te bieden. Onder overmacht wordt in ieder geval verstaan dat de ouders of meerderjarige handelingsbekwame leerling niet binnen de in het derde lid genoemde termijn van de school het nieuwe periodieke rooster hebben ontvangen.

Artikel 15. Toetsdagen

Het aangepast vervoer van de leerling op toetsdagen vindt plaats op basis van het binnen de schooltijden in de schoolgids passende rooster voor deze toetsdagen. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16. Vervoer buiten de schooltijden

  • 1.

    Aangepast vervoer wordt niet verstrekt buiten de schooltijden zoals deze zijn vastgelegd in de schoolgids. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing. Het college zet in ieder geval geen aangepast vervoer in als:

    • a.

      de leerling aan het begin of het einde van schooldag langer dan 10 minuten moeten nablijven en dit gevolgen heeft voor het vervoersschema van de vervoerder;

    • b.

      voor de leerling binnen het periodieke rooster lesuren uitvallen;

    • c.

      de leerling tussentijds dient te worden gebracht op opgehaald, bijvoorbeeld voor een afspraak bij de huisarts of tandarts.

  • 2.

    Ouders zijn verantwoordelijk voor het vervoer van de leerling buiten de schooltijden zoals deze zijn vastgelegd in de schoolgids. Artikel 6, derde lid van de verordening is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Maximale wachttijd bij verschillende lesroosters

Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden als bedoeld in artikel 13, tweede lid van de verordening, kan de vervoerder in zijn planning maximaal een wachttijd opnemen van twee lesuren voor leerlingen, om zodoende aan te sluiten op het reguliere leerlingenvervoer.

Paragraaf 4. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

Artikel 18. Gesprek over zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij de aanvraag

  • 1.

    Het college voert een gesprek met de ouders als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de verordening als:

    • a.

      de leerling niet gehandicapt is en een school voor primair onderwijs of voortgezet onderwijs bezoekt; en

    • b.

      de reistijd met het openbaar vervoer tussen de woning en de school van de leerling maximaal één uur enkele reis is.

  • 2.

    Het college kan op eigen initiatief, op verzoek van de ouders of op verzoek van de meerderjarige handelingsbekwame leerling een gesprek voeren als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    In het gesprek als bedoeld in het eerste lid komen de volgende onderwerpen aan bod:

    • a.

      de mogelijkheden van de leerling om zelfstandig of met begeleiding te reizen met het openbaar vervoer;

    • b.

      bespreken en waar mogelijk oplossen van eventuele problemen waardoor de leerling geen gebruik zou kunnen maken van het openbaar vervoer;

    • c.

      informatie van het college over de vergoeding van reiskosten openbaar vervoer en/of informatie over de pilot Voor Elkaar Pas.

  • 4.

    De ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling krijgen binnen een week per e-mail een gespreksverslag. Zij hebben twee werkdagen de tijd om te reageren op dit verslag.

  • 5.

    Het verslag als bedoeld in het vierde lid wordt betrokken bij de beoordeling van het recht op bekostiging van leerlingenvervoer.

Paragraaf 5. Stagevervoer

Artikel 19. Vervoersvoorziening naar stageadres

  • 1.

    Ouders dienen, of de meerderjarige handelingsbekwame leerling of de school dient voorafgaand aan de stage toestemming van het college te vragen voor stagevervoer als bedoeld in artikel 15 van de verordening. Het verzoek om toestemming is vormvrij. Een verzoek om een vervoersvoorziening naar een stageplaats moet vergezeld gaan van een door de school en de organisatie waar de stage plaatsvindt ondertekende stageovereenkomst. In deze overeenkomst zijn ten minste het stageadres, de duur van de stage en de dagen en uren waarop stage wordt gelopen vermeld.

  • 2.

    Als de ouders, de meerderjarige handelingsbekwame leerling of de school aantoont dat een stageadres gelegen op de route van de woning dan wel de opstapplaats naar de school niet mogelijk is, vindt de stage zoveel mogelijk plaats in de woonomgeving van de leerling. Het college verstrekt geen leerlingenvervoer voor een stageadres dat meer dan 20 kilometer van de verblijfplaats van de leerling is gelegen.

  • 3.

    Een vervoersvoorziening wordt alleen toegekend voor stage gedurende schooltijden zoals deze zijn opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt. Voor stage in het weekend of tijdens schoolvakanties wordt geen vervoersvoorziening verstrekt.

Paragraaf 6. Ernstige benadeling

Artikel 20. In redelijkheid te verwachten begeleiding van ouders

  • 1.

    Van ernstige benadeling van het gezin als bedoeld in artikel 10, derde lid en artikel 19, aanhef en onderdeel c van de verordening is sprake indien:

    • a.

      er structurele medische redenen zijn die langer dan zes maanden gelden en die beide ouders beletten hun kind te begeleiden. Ouders moeten ter onderbouwing een medische verklaring meesturen van een medisch deskundige niet zijnde de eigen huisarts;

    • b.

      de reistijd die de begeleidende ouder maakt om de betrokken leerling naar school te begeleiden meer dan een half uur per enkele reis bedraagt;

    • c.

      de reistijd die de begeleidende ouder maakt om de betrokken leerlingen naar school te begeleiden en vervolgens zijn werkplek te bereiken meer bedraagt dan een uur. De begeleidende ouder dient ten behoeve van het college genoegzaam aan te tonen dat een andere ouder of een andere begeleider niet in staat is de betrokken leerling naar school te begeleiden;

    • d.

      onder een werkplek als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel c, wordt tevens bedoeld de locatie waar de ouder een opleiding of een participatietraject volgt.

  • 2.

    Er is geen sprake van ernstige benadeling van het gezin als bedoeld in het eerste lid als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet kunnen begeleiden.

Artikel 21. Redelijke fietsafstand

  • 1.

    Als tijdens de afhandeling van een aanvraag aan de orde komt of een leerling of een ouder met leerling op de fiets naar school kan, geldt als redelijke fietsafstand enkele reis tussen woning en de school:

    • a.

      leerling van 4 tot en met 8 jaar: maximaal 6 kilometer (leerling achterop bij ouder);

    • b.

      leerling van 9 jaar: maximaal 7 kilometer;

    • c.

      leerling van 10 jaar: maximaal 8 kilometer;

    • d.

      leerling van 11 jaar: maximaal 9 kilometer;

    • e.

      leerling van 12 jaar of ouder: maximaal 11 kilometer.

  • 2.

    De afstanden als genoemd in het eerste lid kunnen worden verdubbeld als gebruik wordt gemaakt van een e-bike, scooter, brommer of snorfiets.

Paragraaf 7. Herziening, opschorting, intrekking of terugvordering van de vervoersvoorziening

Artikel 22. Melden van wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening

  • 1.

    Ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling dienen de volgende wijzigingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de verordening schriftelijk aan het college door te geven:

    • a.

      de woning van de leerling wijzigt;

    • b.

      er is sprake van een (nieuw) co-ouderschap;

    • c.

      de leerling bezoekt een andere school, al dan niet op hetzelfde adres als de voorgaande school;

    • d.

      de leerling maakt gebruik van aangepast vervoer en is in staat om al dan niet zelfstandig gebruik te maken van het openbaar vervoer;

    • e.

      de leerling zal voorzienbaar langer dan een week geen gebruik maken van het aangepast vervoer of van het openbaar vervoer.

  • 2.

    Ouders of de meerderjarige handelingsbekwame leerling geven de wijzigingen als bedoeld in het eerste lid uiterlijk binnen drie werkdagen door vanaf het moment dat zij redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van de wijziging.

Artikel 23. Terugvordering

  • 1.

    Het college kan gebruik maken van de mogelijkheid om ten onrechte genoten bekostiging van ouders terug te vorderen, dan wel te verrekenen bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 7, zesde lid van de verordening.

  • 2.

    Verrekening met een nieuw verstrekte vervoersvoorziening geniet de voorkeur.

  • 3.

    Als verrekening als bedoeld in het tweede lid niet of niet volledig mogelijk is, zal het bedrag dat resteert van de ten onrechte genoten bekostiging teruggevorderd worden van de ouders.

  • 4.

    Dit artikel heeft enkel betrekking op de vordering die verband houdt met ten onrechte ontvangen tegemoetkoming leerlingenvervoer. Er kan geen cumulatie plaatsvinden met vorderingen uit andere hoofde.

Artikel 24. Ontzeggen van de toegang tot het vervoer

  • 1.

    Bij wangedrag van een leerling als bedoeld in artikel 7, vierde lid, aanhef en onderdeel d van de verordening, kan een leerling (tijdelijk) de toegang tot het aangepast vervoer ontzegd worden.

  • 2.

    Voordat overgegaan wordt tot een ontzegging, worden de volgende stappen ondernomen:

    • a.

      indien er sprake is van meerdere klachten dan wel aanhoudende klachten maakt de vervoerder melding van de klachten bij het college. Het college start vervolgens een onderzoek;

    • b.

      in het kader van dit onderzoek zal het college in gesprek gaan met de ouders van de leerling en, als hier aanleiding voor bestaat, de vervoerder, de chauffeur en/of de school;

    • c.

      indien uit het onderzoek blijkt dat een leerling de (verkeers)veiligheid in gevaar brengt, en/of andere inzittenden pest of intimideert, waaronder eveneens seksuele intimidatie wordt verstaan, en/of vernielingen in het voertuig aanricht, volgt er een eerste waarschuwingsbrief aan de ouders en wordt er in overleg gekeken naar mogelijke oplossingen om herhaling te voorkomen;

    • d.

      indien het gedrag als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c aanhoudt, volgt er een tweede waarschuwingsbrief. Tevens wordt er in deze fase een extra zitplaats in het aangepast vervoer georganiseerd voor begeleiding van de leerling door een ouder of begeleiding door ouders georganiseerd. Als er een begeleider meegaat anders dan een ouder en hier (loon)kosten aan verbonden zijn, zijn de kosten voor de ouders;

    • e.

      indien het gedrag als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c aanhoudt, wordt de leerling de toegang tot het aangepast vervoer ontzegd voor ten minste twee volle schoolweken;

    • f.

      indien na hervatting van het aangepast vervoer het gedrag als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c aanhoudt kan de leerling worden uitgesloten van het vervoer tot het einde van het schooljaar met een minimum van één maand (exclusief vakanties).

  • 3.

    Het college kan één of meerdere stappen als bedoeld in het tweede lid overslaan als de ernst van gedragingen hier volgens het college aanleiding toe geeft.

  • 4.

    Indien ouders na ontzegging van de toegang tot het aangepast vervoer als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel f, opnieuw gebruik willen maken van het leerlingenvervoer dan moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 5.

    Gedurende de periode dat een leerling de toegang is ontzegd tot het aangepast vervoer hebben de ouders geen recht op bekostiging van leerlingenvervoer.

Paragraaf 8. Drempelbedrag en draagkrachtafhankelijke bijdrage

Artikel 25. Drempelbedrag en draagkrachtafhankelijke bijdrage

  • 1.

    Het college legt geen eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag als bedoeld in artikel 23 van de verordening en/of een eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikel 24 van de verordening op als de ouders beiden een traject volgen als bedoeld in de Wet schuldsanering natuurlijke personen of een vergelijkbaar minnelijk traject bij een gemeentelijke kredietbank.

  • 2.

    Als er sprake is van twee ouders, waarvan één een traject volgt als bedoeld in het eerste lid, wordt de eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag en/of de eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage als bedoeld in artikelen 23 en 24 van de verordening berekend op basis van het inkomen van de ouder die geen traject volgt als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Bij de beoordeling of ouders een eigen bijdrage in de vorm van een drempelbedrag en/of een eigen bijdrage in de vorm van een draagkrachtafhankelijke bijdrage verschuldigd zijn, wordt beoordeeld aan de hand van inkomensverklaringen van de Belastingdienst van het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het betreffende schooljaar. Dit wordt het peiljaar genoemd.

  • 4.

    Als het gezamenlijke inkomen van de ouders structureel minimaal 15% is gedaald ten opzichte van inkomensverklaring als bedoeld in het derde lid, kan het college het peiljaar verleggen. Als gedurende het schooljaar sprake is van een inkomensdaling kan geen peiljaarverlegging meer worden toegepast.

Paragraaf 9. Taalklas

Artikel 26. Taalklas

  • 1.

    Het college kan leerlingenvervoer toekennen voor kinderen van vergunninghouders, alleenstaande minderjarige vreemdelingen of anderstaligen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen om onderwijs te kunnen volgen op de dichtstbijzijnde school.

  • 2.

    Het leerlingenvervoer voor de leerlingen als bedoeld in het eerste lid wordt gedurende maximaal 200 schooldagen verzorgd naar de school waar de taalklas wordt aangeboden. Deze school wordt aangemerkt als de voor de leerling dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Paragraaf 10. Slotbepalingen

Artikel 27. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023.

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Veendam 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 2 Mei 2023

Burgemeester

Gemeentesecretaris