Beleidsregel saneringskredieten Goeree-Overflakkee

Geldend van 19-04-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel saneringskredieten Goeree-Overflakkee

Burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee;

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omdat:

  • zij op grond van artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de taak hebben schuldhulpverlening te bieden aan haar inwoners;

  • duidelijkheid en eenduidigheid binnen de schuldhulpverlening belangrijk is en hiermee kaders worden vastgesteld voor het verstrekken van saneringskredieten;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

besluiten vast te stellen de Beleidsregel saneringskredieten Goeree-Overflakkee.

Artikel 1 Definities

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a. afloscapaciteit: het geldbedrag dat cliënt maandelijks kan aflossen en wat is gebaseerd op een verrekening van de inkomsten van de cliënt met het vrij te laten bedrag of de beslagvrije voet volgens de richtlijnen van de NVVK en Recofa;

  • b. cliënt: de persoon van 18 jaar of ouder die in de Basisregistratie Personen van de gemeente Goeree-Overflakkee is ingeschreven en die hulp bij schulden krijgt op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • c. consulent: medewerker schuldhulpverlening van de gemeente Goeree-Overflakkee die belast is met het bieden van schuldhulpverlening aan cliënten;

  • d. kredietverstrekker: Kredietbank West-Brabant;

  • e. NVVK: Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, de branchevereniging voor schuldhulpverlening;

  • f. opdracht: signaal van consulent aan kredietverstrekker dat er een saneringskrediet mag worden verstrekt aan cliënt;

  • g. problematische schulden: schulden van een natuurlijk persoon waarbij redelijkerwijs is te voorzien dat deze persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van deze schulden of daar al mee is gestopt;

  • h. saneringskrediet: een krediet dat wordt verstrekt in het kader van schuldhulpverlening om problematische schulden van een cliënt af te kopen en om deze om te zetten in één schuld bij de kredietverstrekker;

  • i. Waarborgfonds Saneringskredieten: fonds waar gemeenten het risico dat een saneringskrediet niet (geheel) wordt afgelost kunnen onderbrengen.

Artikel 2 Voorwaarden saneringskrediet

  • 1. Een saneringskrediet wordt alleen verstrekt als:

  • a. aannemelijk is dat de afloscapaciteit van de cliënt gedurende de looptijd van het saneringskrediet stabiel blijft; en

  • b. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt het saneringskrediet volledig zal terugbetalen. Hiervan wordt in ieder geval uitgegaan als er sprake is van een combinatie met:

  • 1°. beschermingsbewind;

  • 2°. vrijwillig of professioneel budgetbeheer; of

  • 3°. vrijwillig of professioneel financieel beheer.

  • 2. Een saneringskrediet kan worden geweigerd als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt het saneringskrediet niet volledig terugbetaalt. Als gegronde redenen worden aangemerkt:

  • a. als de cliënt een actieve verslaving heeft;

  • b. als de cliënt zich op het moment van beoordelen of de voorgaande twee jaren schuldig heeft gemaakt aan crimineel gedrag of criminele activiteiten; of

  • c. als cliënt een ernstige psychiatrische of mentale beperking heeft (en niet onder bewind staat).

Artikel 3 Beoordeling, verstrekking en voortgang

  • 1. De consulenten beoordelen namens burgemeester en wethouders of de cliënt aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet en onderbouwen dit oordeel in een beschikking.

  • 2. Als de consulent van oordeel is dat de cliënt voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, en cliënt gebruik wil maken van een saneringskrediet, geeft de consulent een opdracht aan de kredietverstrekker tot het verstrekken van het saneringskrediet.

  • 3. De consulent stelt een plan van aanpak op, waarin onder andere de begeleiding van de cliënt wordt vastgelegd (zoals bijvoorbeeld de frequentie van contactmomenten, beschermingsbewind, budgetbeheer, afbouw begeleiding, nazorg, etc.).

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ook tijdens de looptijd van het saneringskrediet nog verplichtingen opleggen die gericht zijn op duurzame gedragsverandering die bijdragen aan het voorkomen van het ontstaan van schulden, bijvoorbeeld het verbeteren van financiële vaardigheden.

Artikel 4 Hoogte saneringskrediet

  • 1. Het saneringskrediet bedraagt maximaal de maandelijkse afloscapaciteit van de cliënt vermenigvuldigd met de looptijd (aantal maanden) van het saneringskrediet.

  • 2. Een saneringskrediet bedraagt maximaal € 5.000,00.

  • 3. De rente die de cliënt moet betalen aan de kredietverstrekker wordt verwerkt in het saneringskrediet en maakt onderdeel uit van de maximale afloscapaciteit.

Artikel 5 Aflossing van het saneringskrediet

  • 1. De cliënt betaalt het saneringskrediet terug aan de kredietverstrekker.

  • 2. Het saneringskrediet wordt in beginsel binnen de overeengekomen looptijd terugbetaald door cliënt.

  • 3. Het Waarborgfonds Saneringskredieten staat in principe borg voor de verstrekte kredieten. Bij niet-nakoming van de aflossingsverplichtingen door cliënt kan de kredietverstrekker een beroep doen op het Waarborgfonds Saneringskredieten, voor zover aan de uitkeringsvoorwaarden van de borgstelling is voldaan

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel 7 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel saneringskredieten Goeree-Overflakkee.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 4 april 2023 door

burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,

secretaris, burgemeester,

W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman

Toelichting Beleidsregel saneringskredieten Goeree-Overflakkee

Algemeen

Burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee beogen met deze beleidsregels het mogelijk te maken een saneringskrediet te verstrekken als vorm van schuldhulpverlening.

Door het verstrekken van een saneringskrediet blijft er slechts één schuld over voor een cliënt, namelijk het verstrekte saneringskrediet. Dit krediet wordt gebruikt om de overige schulden af te lossen. Vaak gaat het om een gedeeltelijke aflossing van deze schulden, gebaseerd op de afloscapaciteit van de cliënt.

Voor de cliënt is het daarmee duidelijk wat de omvang van de nog af te betalen schuld is en hoeveel er maandelijks afgelost moet worden. Dat geeft rust en ruimte voor de cliënt. Tegelijkertijd kunnen schuldeisers hun boeken afsluiten in plaats van deze gedurende de looptijd van een schuldhulpverleningstraject open te houden en er administratie op te voeren. Voor schuldhulpverleners scheelt het ook administratieve werkzaamheden en kan deze tijd beter in gedragsverandering van de cliënt worden geïnvesteerd.

Ondanks de verschillende voordelen blijft het verstrekken van een saneringskrediet een van de mogelijke vormen van schuldhulpverlening; dit instrument is niet in alle situaties inzetbaar of wenselijk.

Met deze beleidsregel beogen burgemeester en wethouders aan te geven onder welke omstandigheden zij een saneringskrediet als mogelijke schuldhulpverlening ziet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Definities

Behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Voorwaarden saneringskrediet

In artikel 2 wordt gesproken over afloscapaciteit in plaats van inkomen. Afloscapaciteit sluit beter aan bij de realiteit van schulden aflossen. Een inkomen kan namelijk stijgen, maar door deze stijging kunnen bepaalde toeslagen dalen, waardoor de afloscapaciteit hetzelfde blijft. Het gaat het er om wat cliënt feitelijk maandelijks kan missen om af te lossen.

Er moet een inschatting worden gemaakt of er gedurende de looptijd van een saneringskrediet een wijziging te verwachten is in de afloscapaciteit, zowel of er een toename of een afname te verwachten valt. In het eerste geval kunnen bij een saneringskrediet schuldeisers tekort worden gedaan. In het tweede geval komt de cliënt in financiële problemen omdat er niet meer voldaan kan worden aan de aflossingsverplichting.

Het is in ieder geval aannemelijk dat de inkomenssituatie en daarmee de afloscapaciteit niet wijzigt in de situaties waar een cliënt in een uitkeringssituatie is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Dat geldt bijvoorbeeld voor cliënten met een Wajong, WIA of AOW-uitkering. Maar ook bij cliënten met een Participatiewet uitkering kan dit aan de orde zijn als de kans op uitstroom klein is of de uitstroom plaatsvindt naar een baan met een minimuminkomen (daling toeslagen, extra kosten zoals reiskosten). Nadrukkelijk staat een saneringskrediet ook open voor cliënten met betaald werk, waarbij de kans op een hoger inkomen gedurende de looptijd van het saneringskrediet klein is (bijvoorbeeld door leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling, bepaalde beperkingen, etc.).

Artikel 2 gaat ook over de betrouwbaarheid van de cliënt als het gaat om het terugbetalen van het saneringskrediet. Nadat is vastgesteld dat de cliënt feitelijk gedurende de looptijd een bepaalde afloscapaciteit heeft, moet worden vastgesteld of cliënt gedurende de looptijd ook blijft aflossen (gedrag). Dit artikel benoemt een aantal zaken die als ondersteunend (lid 1), dan wel als risicovol (lid 2) kunnen worden beschouwd.

Artikel 3 Beoordeling, verstrekking en voortgang

Het al dan niet verstrekken van een saneringskrediet als vorm van schuldhulpverlening is uiteindelijk een afweging per cliënt tussen de al dan niet aanwezige ondersteunende en risicovolle kenmerken. Deze afweging wordt door de consulenten schuldhulpverlening namens burgemeester en wethouders gemaakt met minstens het 4-ogen principe.

De vorm van saneringskrediet kan worden aangeboden aan de cliënt. Zodra de client hier akkoord mee is, kan een opdracht worden verstrekt aan de kredietverstrekker. Deze werkwijze is vastgelegd in werkafspraken met de kredietverstrekker.

Voordat een cliënt een saneringskrediet kan krijgen is er vaak al veel gebeurd in het stabiliseren van de financiële situatie van de cliënt en het aanleren van nieuwe financiële vaardigheden. Het is belangrijk dat na het verstrekken van het saneringskrediet aandacht blijft voor het vasthouden van deze gedragsverandering. De wijze van begeleiding wordt in een plan van aanpak vastgelegd. Indien noodzakelijk, kunnen ook tijdens de looptijd van het saneringskrediet verplichtingen worden opgelegd, die hieraan bijdragen. Wat hiervoor nodig is kan per cliënt verschillen. Voorbeelden hiervan zijn regelmatige gesprekken met schuldhulpverleners en/of budgetcoach of het volgen van een passende cursus.

Artikel 4 Hoogte saneringskrediet

De hoogte van het saneringskrediet bedraagt maximaal de maandelijkse afloscapaciteit vermenigvuldigd met de looptijd van het saneringskrediet en niet meer dan € 5.000,00.

Saneringskredieten tot € 5.000,00 ontvangen altijd een borgstelling. Saneringskredieten hoger dan € 5.000,00 beoordeelt het Waarborgfonds Saneringskredieten zelf ook. Er kan dan voor gekozen worden om een andere kredietbank mee te laten kijken voor een inschatting van het risico dat het krediet niet (volledig) wordt terugbetaald. Als het Waarborgfonds Saneringskredieten dat risico, in samenhang met de hoogte van het krediet, aanvaardbaar vindt, kan een saneringskrediet hoger dan € 5.000,00 ook geborgd worden.

Door een maximumbedrag van € 5.000,00 aan het saneringskrediet te koppelen blijven de risico’s beperkt omdat het om relatief kleine bedragen gaat.

De rente die berekend wordt over het saneringskrediet wordt in mindering gebracht op de aflossing aan schuldeisers. Het voordeel voor schuldeisers is dat ze na het verstrekte saneringskrediet hun administratie ten aanzien van de schuld meteen kunnen afsluiten en daar verder geen kosten meer aan hebben.

Artikel 5 Aflossing van het saneringskrediet

De uitkeringsvoorwaarden van de borgstelling heeft het Waarborgfonds Saneringskredieten vastgelegd. Uitgangspunt is altijd de Gedragscode Sociale Kredietverlening. Het Waarborgfonds Saneringskredieten wil voorkomen dat vanwege de garanties die zij bieden, kredietbanken minder inspanningen gaan leveren om kredieten te innen omdat het risico grotendeels afgedekt wordt door het Waarborgfonds Saneringskredieten.

Het Waarborgfonds gaat ervan uit dat een kredietbank al het nodige in het werk heeft gesteld om vanuit een warme relatie met de cliënt, de betrokken gemeente en/of hulpverlener in gesprek te gaan over de persoonlijke situatie van de hulpvrager en afspraken te maken over terugbetaling. Iedere kredietbank geeft dit op een eigen manier vorm.

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin er sprake is van een oninbaar saneringskrediet en het Waarborgfonds over kan gaan tot uitkering. Het saneringskrediet kan door de kredietbank als oninbaar opgegeven worden als de aflossing nog niet volledig is voldaan en er bijvoorbeeld sprake is van overlijden van de cliënt, verhuizing van de cliënt naar een onbekend adres en na herhaalde pogingen niet traceerbaar is, de cliënt geen betalingen meer verricht en de kredietbank heeft geprobeerd het geld te innen door in ieder geval vanuit de warme relatie met de cliënt contact te zoeken en afspraken te maken, een herinnering te sturen, een aanmaning per brief te sturen aan de cliënt voordat deze formeel in gebreke wordt gesteld en een laatste poging te doen om de schuld nog (deels) te innen. Ook kan de afloscapaciteit van de cliënt tussentijds zijn gedaald (dit moet officieel berekend zijn en geaccordeerd door de kredietbank) waardoor na het verstrijken van de looptijd van het krediet nog een resterend bedrag aan schuld openstaat. Hierbij geldt: als de kredietbank ervoor kiest om het saneringskrediet te verlengen, blijft de borgstelling geldig.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Behoeft geen toelichting.

Artikel 7 Citeertitel

Behoeft geen toelichting.