Verordening erfgoed gemeente Utrecht

Geldend van 18-05-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening erfgoed gemeente Utrecht

De raad van de gemeente Utrecht;

  • gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 januari 2023;

  • gelet op:

    artikel 108, tweede lid van de Gemeentewet en artikelen 3.16 en artikel 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • gezien het advies van de commissie Jeugd, Welzijn, Cultuur en Sport van 16 maart 2023.

Besluit de volgende verordening vast te stellen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1 Definities

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    commissie Welstand en Monumenten: de op basis van artikel 15, lid 1 Monumentenwet 1988 door de raad ingestelde commissie met als taak het college te adviseren over de aanwijzing van monumenten, de toepassing van de Erfgoedwet, deze verordening, de uitvoering van het erfgoedbeleid;

  • b.

    gemeentelijk archeologisch monument: archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • c.

    gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde;

  • d.

    gemeentelijk groen monument: monument van ecologische en cultuurhistorische aard dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • e.

    gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • f.

    gemeentelijk kerkelijk monument: gemeentelijk monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het belijden van de godsdienst of levensovertuiging dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • g.

    o mgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen cultureel erfgoed.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving van en gegevens ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 2.1 Aanwijzing en registratie

Artikel 3 Aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op voordracht van een belanghebbende, besluiten een gemeentelijk monument, een gemeentelijk archeologisch monument, een gemeentelijk kerkelijk monument of een gemeentelijk groen monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten;

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een erfgoedverordening van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid van de Erfgoedwet.

Artikel 4 Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekend gemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders besluiten over aanwijzing van een gemeentelijk kerkelijk monument na overleg met de eigenaar.

Artikel 5 Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming als bedoeld in paragraaf 2.2 is van overeenkomstige toepassing op het gemeentelijke monument en gemeentelijk kerkelijk monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4 is bekend gemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming als bedoeld in het eerste lid vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijke erfgoedregister.

Artikel 6 Advies commissie Welstand en Monumenten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 eerste lid, advies aan de commissie Welstand en Monumenten.

  • 2.

    De commissie Welstand en Monumenten betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van het cultureel erfgoed bij haar advies.

  • 3.

    De commissie Welstand en Monumenten brengt binnen een termijn van 8 weken haar advies schriftelijk uit.

Artikel 7 Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Burgemeester en wethouders besluiten binnen een termijn van 12 weken na ontvangst van het advies van de commissie Welstand en Monumenten, maar in ieder geval binnen 26 weken na de dag waarop het voornemen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, bekend is gemaakt.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, het gemeentelijk groen monument, of het gemeentelijk archeologische monument, de datum van de aanwijzing de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, het gemeentelijk groen monument, of het gemeentelijk archeologische monument.

Artikel 8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De aanwijzing wordt schriftelijk bekend gemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing zo spoedig mogelijk in het gemeentelijke erfgoedregister.

Artikel 9 Voorlopige aanwijzing bij spoed

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument, een gemeentelijk archeologisch monument, een gemeentelijk kerkelijk monument of een gemeentelijk groen monument, aanwijzen als voorlopig monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de commissie Welstand en Monumenten advies gevraagd over de voorlopige aanwijzing.

  • 2.

    De voorlopige aanwijzing vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

  • 3.

    Paragraaf 2.2 is overeenkomstig van toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot de voorlopige aanwijzing.

Artikel 10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijke erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 2.1 van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijziging naar oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk monument, het gemeentelijk kerkelijk monument, of het gemeentelijk archeologisch monument, waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of erfgoedregister van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt zo spoedig mogelijk bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Paragraaf 2.2 De bescherming

Artikel 11 Instandhoudingsplicht

Het is verboden een gemeentelijk monument of een gemeentelijk kerkelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daar aan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 12 Omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument of gemeentelijk kerkelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen; of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waarop deze wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de uitvoering van gewoon onderhoud, voor zover materialen, detaillering, profilering, vormgeving en kleurgebruik niet wijzigen;

    • b.

      de uitvoering van gewoon onderhoud aan een park, tuin of andere aanleg, voor zover de aanleg niet wijzigt;

    • c.

      inpandige veranderingen van een onderdeel dat uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • d.

      het aanbrengen van zonnepanelen als bedoeld in artikel 6 van de Beleidsregel zonne-energie voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Utrecht 2021.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument of een gemeentelijk kerkelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling op het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 13 Vergunningverlening

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. Burgemeester en wethouders houden bij hun besluit rekening met het gebruik van het monument.

  • 2.

    In geval de aanvraag omgevingsvergunning een gemeentelijk kerkelijk monument betreft wordt het besluit in overeenstemming met de eigenaar genomen, indien en voor zover het een besluit betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening of de uitoefening van de levensovertuiging in het monument in het geding zijn.

Artikel 14 Voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan een omgevingsvergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2.

    De voorschriften als bedoeld in het eerste lid dienen afgestemd te zijn met de overige activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 15 Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

  • a.

    als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

  • b.

    voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 16 Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden zo spoedig mogelijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de commissie Welstand en Monumenten.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten

Artikel 17 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De raad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, groepen van onroerende zaken die van bijzonder belang zijn voor de gemeente vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Voordat burgemeester en wethouders het voorstel aan de raad sturen vragen zij advies aan de commissie Welstand en Monumenten.

  • 3.

    De commissie Welstand en Monumenten adviseert binnen een termijn van 12 weken na ontvangst van het verzoek tot advies.

  • 4.

    De raad beslist binnen een termijn van 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op beschermd stads- of dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een verordening van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 18 Registratie in het erfgoedregister

Een aangewezen beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt zo spoedig mogelijk ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 19 Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De raad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 17, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 17, tweede lid en derde lid, is overeenkomstig van toepassing op het wijzigen of intrekken van de aanwijzing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgedaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a.

      beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988; of

    • b.

      beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een erfgoedverordening van de provincie Utrecht als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    De artikelen 13, 14 en 15 zijn overeenkomstig van toepassing, waarbij in artikel 14, eerste lid, onder het belang van monumentenzorg specifiek de cultuurhistorische waarde van het gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bedoeld.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet.

Hoofdstuk 5 Handhaving en toezicht

Artikel 21 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 11 of artikel 12 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste 3 maanden.

Artikel 22 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van of krachtens burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 23 Intrekking

De Monumentenverordening Utrecht 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

  • 1.

    Een krachtens Monumentenverordening Utrecht 2010 aangewezen en geregistreerd gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijke monument, gemeentelijk groen monument of geregistreerd beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht, wordt geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Monumentenverordening Utrecht 2010.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking vijf weken na bekendmaking in het gemeenteblad;

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening erfgoed gemeente Utrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 april 2023.

De burgemeester,

Sharon A.M. Dijksma

De griffier,

Merel van Hall

Bijlage bij Verordening erfgoed gemeente Utrecht

Toelichting bij Verordening erfgoed gemeente Utrecht

Algemeen

De Verordening erfgoed draagt bij aan het beschermen van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Utrecht. Daarom worden in deze verordening de volgende onderwerpen geregeld:

  • 1.

    de aanwijzing van gemeentelijk monumenten (gebouwd, kerkelijk, groen of archeologisch)

  • 2.

    de bescherming en instandhoudingsplicht van gemeentelijk monumenten en gemeentelijk kerkelijke monumenten.

  • 3.

    de aanwijzing van gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten.

De Erfgoedwet integreert en vervangt verschillende wet- en regelgevingen op het gebied van cultureel erfgoed en anticipeert op de invoering van de Omgevingswet door overgangsrecht als gevolg waarvan delen van de Monumentenwet 1988 van kracht blijven. Daarom is deze verordening gebaseerd op zowel de Erfgoedwet als de Monumentenwet 1988. Daarnaast heeft het Rijk in de huidige Wet algemene bepalingen omgevingsrecht enkele werkzaamheden vergunningsvrij gesteld voor rijksmonumenten. In deze verordening wordt deze vrijstelling ook voor de gemeentelijke monumenten geregeld. Tevens wordt in deze verordening met de vrijstelling voor het plaatsen van zonnepanelen op een achterdakvlak of een plat dak bij een gemeentelijk monumenten niet zichtbaar vanaf de openbare weg tegemoetgekomen aan de doelstelling van het coalitieakkoord Ruimte voor iedereen, om verduurzaming van monumenten eenvoudiger te maken.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf 1.1. Definities

Artikel 1 Definities

De wettelijke definities uit artikel 1.1 van de Erfgoedwet gelden onverkort voor de definities die gebruikt worden in deze verordening, nu deze berust op artikel 3.16 van de Erfgoedwet en daarom in samenhang met de Erfgoedwet moet worden gelezen. Artikel 1 bevat daarom uitsluitend begrippen “gemeentelijk”, “omgevingsvergunning”, en “stads- en dorpsgezichten” waarvan de definitie moet worden omschreven of die niet al in artikel 1.1 van de Erfgoedwet zijn genoemd.

Artikel 2 Gemeentelijk erfgoedregister

Dit artikel geeft uitvoering aan de verplichting van artikel 3.16, derde lid, van de Erfgoedwet en is daarmee van toepassing op al het cultureel erfgoed, ongeacht of het om een roerende of onroerende zaak gaat, dat is aangewezen op grond van deze verordening.

Hoofdstuk 2

Artikel 3 Aanwijzing

Dit artikel regelt de toekenning van de status gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijk monument, gemeentelijk groen monument, of gemeentelijk archeologisch monument archeologisch monument (tuinaanleg, parkaanleg vallen binnen dit begrip van monument). Het eerste lid maakt duidelijk dat een aanwijzingsprocedure alleen gestart kan worden door burgemeester en wethouders. Belanghebbenden kunnen geen aanwijzingsprocedure starten, zij kunnen burgemeester en wethouders wel verzoeken de procedure te starten. Omdat de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is op deze verordening moeten belanghebbenden worden gehoord voordat tot aanwijzing wordt besloten.

De aanwijzingsprocedure is ook van toepassing op de aanwijzing van gemeentelijke archeologische monumenten.

Aan de voordracht kunnen criteria gekoppeld worden die bijvoorbeeld aangeven dat een voordracht voorzien moet zijn van een cultuurhistorische onderbouwing. Bij de afweging tot aanwijzing dienen alle belangen die daarbij een rol spelen, (dus ook die van het gebruik) uitdrukkelijk en gemotiveerd naar voren komen.

Overigens, zo blijkt uit jurisprudentie, geeft enkel de aanwijzing tot gemeentelijk monument geen recht op nadeelcompensatie. De aanwijzing wijzigt immers niet het huidige gebruik van het monument.

Artikel 4 Voornemen tot aanwijzing

Tweede lid

Indien de aanwijzing een kerkelijk monument betreft wordt hiermee bewerkstelligd dat de aanwijzing geen nadelige gevolgen heeft voor de uitoefening van het geloof, of de levensovertuiging. Opnemen van dit lid is noodzakelijk omdat overleg meer behelst dan het horen van een belanghebbende of het indienen van een zienswijze bij de besluitvorming.

Artikel 5 Voorbescherming

Het is wenselijk ook bij gemeentelijke monumenten, gemeentelijke kerkelijke monumenten, voorbescherming te regelen. Met dit artikel wordt het formele moment van de voorbescherming, dat ingaat bij het voornemen een beschermd monument aan te wijzen, vastgelegd.

Artikel 6 Advies commissie Welstand en Monumenten

Artikel 15 van de Monumentenwet 1988 blijft van kracht tot de invoering van de Omgevingswet. Dat artikel maakt het inschakelen van een commissie op het gebied van de monumentenzorg mogelijk. De commissie heeft elk geval de taak te adviseren over aanvragen om vergunning waar artikel 2.1, eerste lid, onder f van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op van toepassing. Binnen de commissie dienen enkele leden deskundig te zijn op het gebied van de monumentenzorg.

Artikel 8 Bekendmaking aanwijzingsbesluit

Eerste lid

De verplichting in dit artikellid geldt naast de algemene verplichting tot bekendmaking van besluiten op basis van de Algemene wet bestuursrecht. Ontvangst van de aanwijzing en verdere besluitvorming is ook van belang voor de zakelijk gerechtigden, zie ook artikel 1, onder a, onderdeel 1, jo. artikel 1, onder b, onderdeel 5, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.

Tweede lid

De registratie van de aanwijzing wordt op grond van artikel 1, onder c, en e, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ingeschreven in het kadaster.

Artikel 9 Voorlopige aanwijzing bij spoed

In situaties die ernstige gevolgen kunnen hebben voor het aan te wijzen monument, kan de spoedprocedure bewerkstelligen dat binnen korte tijd de betrokken zaak of het betrokken terrein kan worden aangewezen als gemeentelijk monument, gemeentelijk kerkelijk monument, gemeentelijk groen monument of gemeentelijk archeologisch monument. De verbodsbepaling van de verordening is dan van toepassing. In geval van een voorlopige aanwijzing wordt de commissie Welstand en Monumenten achteraf advies gevraagd.

Een voorlopige aanwijzing kan niet voorkomen dat werkzaamheden aan een pand of terrein alsnog worden stilgelegd. Een aanwijzingsprocedure of spoedprocedure heeft geen effect voor een omgevingsvergunning die onherroepelijk is.

Artikel 10 Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing

Eerste en tweede lid

Deze bepalingen maken het mogelijk om ondergeschikte wijzigingen, waaronder het wijzigen van straatnamen, huisnummers, splitsing etc., zonder verdere procedure te verwerken in het gemeentelijk erfgoedregister. Voor omvangrijkere wijzigingen (bijvoorbeeld grotendeels sloop, het verloren gaan ten gevolge van brand, en dergelijke) geldt de procedure overeenkomstig de gewone aanwijzing.

Derde lid

Een gemeentelijk beschermd monument wordt zonder verdere procedure uit het gemeentelijk erfgoedregister geschrapt zodra het is aangewezen als rijksmonument of provinciaal monument. Hiermee wordt dubbelbescherming voorkomen.

Artikel 11 Instandhoudingsplicht

Dit artikel komt overeen met artikel 10.18 van de Erfgoedwet en bewerkstelligt dat een eigenaar verplicht kan worden het beschermd gemeentelijk monument in stand te houden in geval van ernstige aantasting als gevolg van het achterwege laten van het plegen van goed onderhoud.

Artikel 12 Omgevingsvergunning

Het verbodsartikel is oorspronkelijk gebaseerd op artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In het Besluit Omgevingsrecht (Bor) is in artikel 3a van bijlage II opgenomen, dat voor rijksmonumenten gewoon onderhoud en inpandige wijzigingen die uit oogpunt van monumentenzorg geen waarde hebben er een vrijstelling op de vergunningplicht geldt. In het tweede lid onder a, b en c wordt deze vrijstelling op de vergunningplicht ook voor gemeentelijke monumenten en gemeentelijke kerkelijke monumenten geregeld.

Bij twijfel of bepaalde onderdelen cultuurhistorische waarde hebben uit oogpunt van monumentenzorg of wanneer er sprake is van werkzaamheden die het gewone onderhoud overschrijden voorziet afdeling Erfgoed in de mogelijkheid voor eigenaren of gebruikers om met de afdeling in contact te komen om informatie te krijgen over de cultuurhistorische waarde van hun beschermde monument en de vergunningplicht. Voor gewoon onderhoud wordt gebruik gemaakt van de toelichting in het Bor: ‘met gewoon onderhoud worden werkzaamheden bedoeld die erop gericht zijn om te behouden wat er is.’

Tweede lid

Op grond van onderdeel d is voor het plaatsen van zonnepanelen geen omgevingsvergunning nodig mits dat gebeurt in lijn met artikel 6 van de Beleidsregel zonne-energie voor beschermde monumenten en in beschermde stads- en dorpsgezichten in de gemeente Utrecht 2021. Het gaat dan om zonnepanelen geplaatst op een achterdakvlak of een plat dak dat niet zichtbaar is vanaf de openbare weg. Het op deze manier vergunningvrij plaatsen van zonnepanelen geldt alleen voor gemeentelijke monumenten en gemeentelijke kerkelijke monumenten.

Artikel 13 Vergunningverlening

In dit artikel wordt geregeld dat bij het nemen van een besluit op een aanvraag om vergunning naast het belang van de monumentenzorg ook andere belangen bij de aanvraag meegewogen moeten worden. Het tweede lid bewerkstelligt dat bij een kerkelijk monument overeenstemming met de eigenaar bereikt moet worden, in analogie met artikel 3.2a van de Wabo.

Artikel 14 Voorschriften

Dit artikel komt overeen met artikel 2.22, derde lid onder c, van de Wabo waar voorschriften aan de omgevingsvergunning kunnen worden gesteld in het belang van de monumentenzorg. Dit artikel heeft tot doel om zo nodig ondergeschikte uitvoeringswijzigingen op te nemen waardoor de vergunning verleend kan worden.

Het tweede lid heeft tot doel te voorkomen dat er voorschriften worden gesteld die tot een weigeringsgrond kunnen leiden voor een andere activiteit. Zo kan bijvoorbeeld voorkomen worden dat een kleinere afmeting van een doorbraak wordt voorgeschreven waardoor niet meer aan de eisen voor vluchtwegen kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 16 Advies omgevingsvergunning rijksmonumenten

Artikel 1.1. van de Wabo regelt de vergunningprocedure voor de activiteit ‘wijzigen monument' voor rijksmonumenten. Op grond van artikel 15 van de Monumentenwet 1988 is het verplicht om bij advies over de aanvraag een commissie met deskundigheid op gebied van monumentenzorg in te schakelen.

Hoofdstuk 4 Gemeentelijk beschermde stads- of dorpsgezichten

Artikel 17 Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Dit artikel geeft de raad de mogelijkheid om gemeentelijke beschermde stads- of dorpsgezichten aan te wijzen, die vervolgens krachtens een bestemmingsplan moeten worden beschermd. Dit is vergelijkbaar met de op dit moment nog geldende artikelen 35 en 36 van de Monumentenwet 1988; echter zonder de plicht de minister te horen. Artikel 36 zal komen te vervallen bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het aanwijzen van beschermde gemeentelijke stads- of dorpsgezichten zal dan via het omgevingsplan gaan.

Artikel 20 Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

Artikel 2.2, eerste lid onder c van de Wabo geeft de gemeente de mogelijkheid om op basis van hun verordening het slopen in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht aan een omgevingsvergunningplicht te onderwerpen. Totdat het omgevingsplan is aangepast, kan het verbod in de Erfgoedverordening blijven staan, in aanvulling op het overgangsrecht ten aanzien van de activiteiten als bedoeld in artikel 2.2 van de Wabo.

Derde lid

Hier wordt de functieaanduiding ‘waarde cultuurhistorie’ geïntroduceerd om op te nemen in het bestemmingsplan. Deze functie-aanduiding kan toegekend worden aan groepen van gebouwen, structuren en gebieden.

Hoofdstuk 5 Handhaving en toezicht

Artikel 21 Strafbepaling

De strafbepaling is alleen van toepassing op de instandhoudingsplicht van artikel 11. De strafbaarstelling van handelen zonder of in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning is via de Wabo geregeld.

Artikel 22 Toezichthouders

Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift (artikel 5.1 Awb). Toezichthouders kunnen zowel individueel als categoraal worden toegewezen. In de artikelen 5.15 tot en met 5.19 van de Awb worden bevoegdheden aan toezichthouders toegekend.

Op grond van artikel 5.15 van de Awb is een toezichthouder bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van woningen zonder toestemming van de bewoner.

Hoofdstuk 6 Slotbepaling

Artikel 24 Overgangsbepalingen

Dit artikel bewerkstelligt dat de in het register ingeschreven monumenten direct onder deze verordening komen te vallen en dat lopende aanwijzingsprocedures, aanvraagprocedures en bezwaarprocedures onder de oude verordening worden afgehandeld.