Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Veendam 2023

Geldend van 04-04-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Veendam 2023

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veendam, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

Overwegende dat de gemeente Veendam graag zaken wil doen met integere partijen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is hierbij een instrument om te beoordelen of partijen waar de gemeente vergunningen en andere beschikkingen aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn.

Het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordelen worden gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-toets uit te voeren. Kern van de Bibob-toets is het onderzoek naar betrokkene en relevante Bibob-relaties van betrokkene.

De Wet Bibob geeft de gemeente Veendam hierbij eigen beleidsruimte bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden.

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht. Alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de

Huisvestingswet, de (Algemene) plaatselijke verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de

Subsidieverordening, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

Besluiten vast te stellen de “Beleidsregel voor de toepassing Wet Bibob gemeente Veendam 2023”.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald;

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Aanvraag: de aanvraag om een beschikking bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob;

    • b.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;

    • c.

      Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de wet.

    • d.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Veendam;

    • e.

      Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet Bibob en waarop de wet kan worden toegepast;

    • f.

      De Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);

    • g.

      Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering, of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

      • 5.

        Toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerst lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek of opstal als bedoeld in artikel 104, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

      • 6.

        Toestemming voor het vervreemden van een recht op eigendom, of voor het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht, ten aanzien van een registergoed dat de rechtspersoon met een overheidstaak heeft vervreemd onder de voorwaarde dat de verkrijger en zijn rechtsopvolgers verplicht zijn voor handelingen als hiervoor vermeld toestemming te vragen aan voornoemde rechtspersoon;

        • Vermogensverschaffer van betrokkene: degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

        • Zeggenschaphebbende over betrokkene: degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over de betrokkene.

    • h.

      Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de begunstigde van een andere beschikking, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • i.

      Bibob-toets: het beoordelen van een aanvraag dan wel een onderzoek uitvoeren naar de integriteit van een onderneming of van de bij de onderneming betrokken personen door het bestuursorgaan, het Regionaal Informatie en Expertisecentrum (RIEC) en/of het Landelijk Bureau Bibob (LBB);

    • j.

      Eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken, zoals omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • k.

      Eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Veendam in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid tot en met het zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de wet;

    • l.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de wet;

    • m.

      Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordeling door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • 3. Waar in deze beleidsregel gemeente Veendam wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan en als de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

Artikel 1.2. Doel

  • 1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

De toepassing van de wet zal door de gemeente Veendam op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:

  • 1. Een eigen onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking:

    • a.

      als bedoeld in artikel 3:3 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam (seksinrichting, escortbedrijf);

    • b.

      als bedoeld in artikel 2:39 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam (speelautomatenhal);

    • c.

      als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet, artikel 4 van de Alcoholwet waarbij de exploitatie van de horeca-activiteit niet in eigen beheer plaatsvindt en/of artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening Veendam (horecavergunning en/ of exploitatievergunning openbare inrichting);

    • d.

      voor zover noodzakelijk voor het (doen) exploiteren van een smartshop, headshop, growshop of coffeeshop.

  • 2. Bij de volgende aanvragen om een beschikking kan door de gemeente een eigen onderzoek gestart worden wanneer deze beschikking wordt aangevraagd om een of meerdere activiteiten uit te gaan voeren en/of projecten te starten die zijn genoemd in Bijlage 1 van deze beleidsregel (risico categorieën) of wanneer de locatie waarvoor de beschikking wordt aangevraagd is aangemerkt als risicogebied als genoemd in Bijlage 2 van deze beleidsregel:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in art. 1.1, eerste lid van die wet (omgevingsvergunning inrichtingen Wet milieubeheer);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veendam (evenementenvergunning). De toepassing van het eigen onderzoek zal daarbij beperkt blijven tot aanvragen voor evenementen die door of namens commerciële partijen worden georganiseerd dan wel (in omvang) op een bedrijfsmatige wijze georganiseerd worden.

  • 3. Een Bibob-toets vindt niet plaats ingeval de aanvraag afkomstig is van:

    • a.

      overheidsinstanties;

    • b.

      semi-overheidsinstanties;

    • c.

      toegelaten woning(bouw)corporaties.

Artikel 2.2 Bibob-toets in bijzondere gevallen

  • 1. Een Bibob-toets vindt eveneens plaats als er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet op grond van:

    • a.

      eigen informatie en/of;

    • b.

      informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) en/of het Bureau (LLB) als bedoeld in artikel 11 van de wet en/of;

    • c.

      het Openbaar Ministerie (OM) verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet en/of;

    • d.

      vanuit andere bestuursorganen verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 2. Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaatsvinden als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoeld in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/ of derde(n) als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    Het betreft de volgende aanvragen om een beschikking:

    • a.

      Artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunning voor slijterijbedrijven)

    • b.

      Artikel 30a Alcoholwet (bijschrijving leidinggevende op Alcoholwetvergunning)

    • c.

      Artikel 30b Wet op de kansspelen (aanwezigheidsvergunning kansspelautomaat);

    • d.

      Artikel 3 Alcoholwet, in het geval het een para commerciële rechtspersoon betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (Alcoholwetvergunning para commerciële rechtspersonen);

    • e.

      Artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (aanlegvergunning);

  • 3. Uitvoering van het eigen onderzoek kan bij overige aanvragen om een beschikking plaatsvinden, wanneer deze aanvragen/categorieën niet genoemd zijn in deze beleidsregel, plaatsvinden wanneer uit ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

    Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de wet) door de gemeente Veendam bij het Bureau Bibob blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau Bibob.

  • 4. Uitvoering van het eigen onderzoek blijft achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in het geval; een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semioverheidsinstanties of woning(bouw) coöperaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor volkshuisvesting).

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

De gemeente kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen indien:

  • a. De verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit en/of is gelegen in een gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente Veendam na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 2 is aangewezen als een risicogebied en/of valt binnen een risicocategorie als genoemd in Bijlage 1;

  • b. Sprake is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en deze beschikking in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie en/of valt binnen een in Bijlage 2 genoemd risicogebied;

  • c. Uit eigen informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners van het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • d. Informatie als bedoeld in artikel 11 en/ of artikel 26 van de Wet Bibob vanuit het Bureau Bibob en/ of OM is verkregen, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • e. Bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt;

Artikel 2.4 Toepassingsbereik bij subsidies

De gemeente kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds vastgestelde of reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de Algemene subsidieverordening gemeente Veendam 2012, indien:

  • a. De activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd valt onder een of meer van de Bijlage 1 genoemde risico categorieën en/of Bijlage 2 genoemde risicogebieden dan wel;

  • b. Er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of wanneer er vanuit het Bureau Bibob informatie als bedoeld in artikel 11 dan wel vanuit het OM informatie als bedoel in artikel 26 van de wet wordt verstrekt, duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat ten aanzien van de betrokkene(n) en/of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstige dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 2.5 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulier

Bij een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

Bij verleende beschikkingen zal een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen, op grond van artikel 4, eerste lid van de Wet worden beschouwd als een ernstig mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. De verleende beschikking of verleende subsidie kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Hoofdstuk 3. Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

De gemeente Veendam kan de Wet Bibob toepassen bij vastgoedtransacties waar de gemeente partij is. Bij de start van de onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging, of opschorting van de overeenkomst.

Het eigen onderzoek richt zich in beginsel tot de gevallen waarbij:

  • 1. de vastgoedtransactie één of meerdere van onderstaande kenmerken heeft:

    • a.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • b.

      behorend tot een als zodanig door de gemeente benoemde risicocategorie (Bijlage 1) en/of risicogebied (Bijlage 2) zoals benoemd in;

    • c.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

    • d.

      het een beeldbepalend vastgoedobject betreft;

    • e.

      exceptioneel financieel risico voor de gemeente Veendam;

    • f.

      wanneer tevens sprake is van een aanvraag om beschikking genoemd in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van deze beleidsregel.

  • 2. op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau Bibob (artikel 11 en/ of 11a van de wet) en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/ of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

De gemeente kan de Wet toepassen bij aanbestedingen zoals bedoeld in de Aanbestedingenwet, dan wel een overeenkomst vanuit de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning.

In aanbestedingsdocumenten zal worden opgenomen dat inschrijvende partijen er rekening mee moeten houden dat de gemeente, alvorens tot een definitieve gunning wordt overgegaan een eigen onderzoek kan starten, dan wel advies kan inwinnen als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet. In de af te sluiten overeenkomsten kan een integriteitsclausule worden opgenomen waarin is aangegeven dat de overeenkomst kan worden ontbonden indien een van de situaties als bedoeld in artikel 9 lid 2 van de Wet zich voordoet.

  • 1. In geval van een overheidsopdracht start de gemeente een eigen onderzoek indien:

    • a.

      De activiteit(en) waarop de overheidsopdracht ziet genoemd is in Bijlage 1 van deze beleidsregel en/of de opdracht wordt uitgevoerd in een gebied die in Bijlage 2 bij deze beleidsregel is genoemd als risicogebied;

    • b.

      op grond van eigen ambtelijke informatie en/of informatie verkregen van het Bureau Bibob (artikel 11 en/ of 11a van de wet) en/of informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de wet (OM-tip) en/of informatie verkregen van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

  • 2. Bij de uitvoering van de overeenkomst kan voornoemde aanleiding zijn om een eigen onderzoek te starten naar de contractpartij en/of de onderaannemer.

Hoofdstuk 4. Slot bepalingen

Artikel 4.1 Intrekken oude beleidsregel

De beleidsregel voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, genoemd ‘Beleidsregels toepassing Wet Bibob gemeente Veendam 2016’ van 22 november 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Invoeringsdatum

Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 7 maart 2023 en treedt in werking op 4 april 2023 .

Ondertekening

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Bibob gemeente Veendam 2023”.

Aldus vastgesteld op 7 maart 2023,

Burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam,

B.H.M . Link A. Castelein

Burgemeester Secretaris

Bijlage 1: Risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. Om de Wet Bibob toe te passen, dient of sprake te zijn van een beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke rechtshandeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie).

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent dus niet dat voor deze activiteiten ook altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, zal er dus ook geen Bibob-toets plaatsvinden. Wanneer een activiteit op zichzelf niet vergunningplichtig is (bijvoorbeeld een kapperszaak starten) en er geen andere vergunningplichtige activiteiten gaan plaatsvinden (zoals bijvoorbeeld een verbouwing), dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst met de overheid als partij wordt aangegaan, kan de Wet Bibob niet worden toegepast. Het enkele feit dat een activiteit als risicocategorie is aangewezen, maakt deze activiteit dus niet meteen vergunning plichtig en Bibob toets plichtig.

Wanneer er door een initiatiefnemer een (voorgenomen) project wordt ingediend, waarbij één of meerdere van onderstaande activiteiten zullen gaan plaatsvinden, zal dus gekeken moeten worden of hier activiteiten plaatsvinden waarvoor een beschikking zal moeten worden afgegeven (die onder de werking van de Wet Bibob valt) of dat een vastgoedtransactie of overheidsopdracht zal worden aangegaan.

De beleidsregel met de bijbehorende lijst van risicocategorieën is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan volgt uit de beleidsregel dat al in de fase van de kavelverkoop een eigen onderzoek wordt gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en/of dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden.

Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert en andere partij de gebruiker van het hotel wordt die de Alcoholwetvergunning aanvraagt, of wanneer projecten na realisatie in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers bekend zijn.

De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen vanwege het feit dat die activiteit specifiek is aangewezen om de Wet Bibob op toe te passen (zoals de Alcoholwetvergunning en bepaalde omgevingswetvergunningen, bij vastgoedtransacties en overheidsopdrachten) en op basis van ervaringen die gemeenten in de afgelopen jaren hebben opgedaan bij het toepassen van de wet.

Risicocategorieën waarbij door de gemeente Veendam in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

• Hotels/pensions

• Kamerverhuurbedrijven (alsmede omgevingsvergunningen voor kamerverhuur- en/of logiespanden)

• Omzetten/splitsen van woningen/ panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimten

• Transformatie kantoorpanden (naar woningen en/of kamers)

• Recreatieparken en jachthavens

• Garageboxen/opslagruimtes

• Bedrijfsverzamelgebouwen;

• Darksstores

• Horecabedrijven

• Coffeeshops

• Shisha-lounges

• Smartshops, headshops, giftshops

• Prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons

• Sekswinkels

• Vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen)

• Ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen)

• Speelautomatenhallen en/of gamecenters

• Afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven

• Afvalrecyclingbedrijven

• Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

• Verhuur van transportmiddelen (auto’s, (bestel)bussen, deelvoertuigen)

• Sloopbedrijven en/of asbestverwijderingsbedrijven

• Autodemontagebedrijven

• Vuurwerkbranche

• Wellnesscentra, zonnestudio’s

• Kappers, barbershops, nagelstudio’s, tattooshops

• Fitnessbedrijven en/of sportscholen

• Sporthallen/complexen

• Religieuze instellingen

• Scholen

• Energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.)

• Zorgbureaus en/of zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen)

• Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten;

• Verkoop van bedrijfskavels waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

• Verhuur gemeentelijke vastgoed waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

• Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

• Overheidsopdrachten boven € 50.000,00

• Bouwsom (bij omgevingsvergunning bouwen) boven € 500.000,00

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Bijlage 2: risicogebieden

De gemeente kan bepaalde gebieden aanwijzen waarbij het wenselijk is dat in dat gebied een eigen onderzoek wordt gestart indien sprake is van een aanvraag om een beschikking (of een verleende vergunning) of een vastgoedtransactie wordt aangegaan of een overheidsopdracht wordt gegund. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, revitalisatie van gebieden, bepaalde gebieden waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten, en dergelijke.

Aangewezen risicogebieden:

- Bedrijventerreinen Veendam

- Centrum Veendam

- Locaties met agrarische bestemming

Toelichting op de uitvoering van het eigen onderzoek door de gemeente Veendam

Ten aanzien van het eigen onderzoek wordt opgemerkt dat de hierna genoemde stappen bedoeld zijn om het eigen onderzoek door de gemeente voor de betrokkene(n) en eventuele relevante Bibob-relaties inzichtelijk te maken. De gemeente behoudt zich het recht om het eigen onderzoek op een andere wijze uit te voeren, binnen de hiervoor gestelde wettelijke kaders en bevoegdheden.

Uiteindelijk zijn de bepalingen vanuit de Algemene wet bestuursrecht, de Wet Bibob (2022), de Aanbestedingswet 2012, de Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Burgerlijk Wetboek (ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten) van toepassing bij het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Ten aanzien van de privaatrechtelijke overeenkomsten zijn de bepalingen opgenomen in het (algemene) Inkoopbeleid van de gemeente, (algemene) verkoopvoorwaarden van de gemeente en bepalingen in (voorgenomen) overeenkomsten leidend.

In de beleidsregel is bepaald wanneer de gemeente een eigen onderzoek zal en kan starten in het kader van de Wet Bibob. Wanneer in de beleidsregel is bepaald dat het eigen onderzoek zal worden gestart op basis van eigen ambtelijke informatie (de “kan” bepaling), kan deze eigen ambtelijke informatie mede worden verkregen door bevraging van één of meerdere (gesloten) bronnen, waarbij de bevoegdheid om deze bronnen te bevragen gebaseerd is op de Wet Bibob. Het is aan de gemeente om te beoordelen of onderstaande bronnen bevraagd dienen te worden ter aanvulling op de eigen ambtelijke informatie. Door het bevragen van onderstaande bronnen start in principe ook het eigen onderzoek. Het eigen onderzoek beperkt zich in dit geval in beginsel tot het bevragen van deze bronnen. Op basis van het de uitkomsten van de bevraging van onderstaande bronnen kan indien hier aanleiding toe is besloten worden het eigen onderzoek voort te zetten door onder andere het uitreiken van het Bibob-vragenformulier.

Ter verkrijging dan wel aanvulling van deze eigen ambtelijke informatie kan de gemeente op grond van de Wet Bibob:

- Het Landelijk Bureau Bibob verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 11a van de Wet ten aanzien van de volgende personen:

a. de betrokkene;

b. degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

c. degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

d. degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

e. degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

f. degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

- Justitiële gegevens opvragen ten aanzien van de volgende personen:

a. de betrokkene;

b. degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

c. degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

d. degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

e. degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

f. degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

- De rijksbelastingdienst verzoeken informatie te verstrekken als bedoeld in artikel 7c van de Wet ten aanzien van de volgende personen:

a. de betrokkene;

b. degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

c. degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

d. degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

e. degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

f. degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

- De officier van justitie vragen of er ten aanzien van de betrokkene gegevens beschikbaar zijn die erop duiden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden en of er ten aanzien van deze betrokkene aanleiding is om een eigen onderzoek te starten en eventueel het Landelijk Bureau Bibob daarna om advies te vragen.

Eigen onderzoek

Wanneer de gemeente Veendam een eigen onderzoek start dient de betrokkene (en eventueel degene die met de betrokkene gelijk kan worden gesteld) het Bibob-vragenformulier in te vullen en in te leveren bij de gemeente Veendam. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren ter onderbouwing van de gegeven antwoorden worden gevraagd. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag om beschikking.

Stap 1

a. Het eigen onderzoek behelst in ieder geval:

- de controle en analyse van de door de betrokkene aangereikte informatie/documenten bij het Bibob-vragenformulier, inclusief bijlagen;

- de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrokkene overgelegde documenten of informatie;

- “open bronnen” onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster, etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

b. op grond van de Wet Bibob kunnen in het kader van het eigen onderzoek de volgende gegevens opgevraagd worden:

- politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder l van het Besluit politiegegevens;

- Justitiële gegevens ten aanzien van de:

o betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

o degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

o degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

o degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

o degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de beschikking die is aangevraagd of is gegeven;

o degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

- Informatie over de betrokkene(n) en relevante Bibob-relaties bij het Landelijk Bureau Bibob zoals bedoeld in artikel 11a van de wet;

- Informatie van de Rijksbelastingdienst over de betrokkene(n) en relevante Bibob-relaties als bedoeld in artikel 7c van de Wet;

c. Ten aanzien van de financiering van het project/activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en inzichtelijk dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en inzichtelijk te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

o bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

o wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

o bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) lenings- of schenkingsovereenkomst overgelegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

o bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de (indirecte) vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig identiteitsbewijs, actuele adres- en woonplaatsgegevens en het BSN-nummer van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

o bij financiering door middel van vreemd vermogen dient door middel van bankafschriften aangetoond te worden dat deze gelden ontvangen zijn;

o wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

o wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente;

d. Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder c (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager in de gelegenheid is gesteld binnen een door de gemeente gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel tot het intrekken van de verleende vergunning/beschikking;

e. In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

1. de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

2. de wijze van financiering, zoals genoemd onder c van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt ter beoordeling van de geschiktheidseis inzake financiële en economische draagkracht;

3. de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Landelijk Bureau Bibob gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

f. In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

1. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

2. de wijze van financiering, zoals genoemd onder c van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

3. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Landelijk Bureau Bibob zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Landelijk Bureau Bibob gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

g. bij reeds aangegane overeenkomsten ten aanzien van vastgoedtransacties wordt bij overeenkomst in de gevolgen voorzien.

h. Het Bibob-vragenformulier dient volledig en naar waarheid te worden ingevuld. Het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten van informatie (art. 227a en 227b, Wetboek van Strafrecht). De gemeente kan de vergunning/beschikking in dat geval weigeren of intrekken. Indien er een vermoeden bestaat dat ter verkrijging of behoud van de vergunning een strafbaar feit, bijvoorbeeld valsheid in geschrifte, is gepleegd kan de gemeente aangifte doen bij de politie.

i. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van de gemeente ondersteund worden door het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC bij het toepassen van de Wet Bibob;

j. Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de gevraagde beschikking, vergunning of subsidie weigeren of de verleende beschikking intrekken dan wel aanvullende voorschriften verbinden aan de beschikking;

k. Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet Bibob, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel de overeenkomst te ontbinden of op te schorten.

Stap 2

Aanvullend op eigen onderzoek kan een advies bij het Landelijk Bureau Bibob worden gevraagd indien:

a. vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob;

b. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden/of verbonden onderneming(en);

c. na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden/of verbonden activiteiten;

d. het Landelijk Bureau Bibob de gemeente adviseert om ten aanzien van een betrokkene advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet;

e. de gemeente van de officier van justitie of een ander bestuursorgaan of rechtspersoon met een overheidsopdracht een tip heeft ontvangen als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Landelijk Bureau Bibob geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokkene en diens relaties te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy zal de gemeente Veendam de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat de gemeente eerst gebruik zal maken van de eigen instrumenten of de weigerings- en intrekkingsgronden van de onderliggende regelgeving.

De adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Informatieplicht

De gemeente Veendam informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Landelijk Bureau Bibob. In geval een van het Landelijk Bureau Bibob ontvangen advies ten grondslag wordt gelegd aan een motivering om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, of wanneer op basis van dit advies voorschriften worden verbonden aan de beschikking, wordt aan betrokkene een afschrift van het advies ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door de gemeente schriftelijk gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet; voornoemde is eveneens van toepassing op de in artikel 28 en 33 van de Wet bedoelde derde, met dien verstande dat alleen die onderdelen uit het advies worden verstrekt wordt voor zover het op hem betrekking heeft.

Adviestermijn

Indien de gemeente Veendam een advies aanvraagt bij het Landelijk Bureau Bibob, wordt op grond van artikel 31 van de Wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Landelijk Bureau Bibob in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de Wet.

Indien het Landelijk Bureau Bibob het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de Wet. De gemeente informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

De verlenging van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Landelijk Bureau Bibob in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Besluitvorming naar aanleiding van een Bibob-onderzoek:

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen

1. De gemeente gaat in beginsel over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

2. Wanneer blijkt dat geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, kan de gemeente bij mindere mate van gevaar aan de beschikking voorschriften verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

3. De gemeente heeft eenzelfde bevoegdheid indien sprake is van een ernstig gevaar waarbij de ernst van de strafbare feiten weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt. De gemeente kan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift wijzigen. Indien niet wordt voldaan aan een op grond van deze bepaling gegeven voorschrift, kan de gemeente de beschikking intrekken.

4. De gemeente kan een advies van het Landelijk Bureau Bibob gedurende vijf jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

1. De gemeente zal in beginsel overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

a. sprake is van een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

b. sprake is van een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

c. sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

d. sprake is van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

e. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten

1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012;

2. Bij overeenkomsten als bedoeld in de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 kan de informatie uit het Bibob-onderzoek aanleiding zijn om de overeenkomst niet aan te gaan, dan wel te ontbinden.

Bibob-register

Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Landelijk Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het toepassen van de Wet Bibob zal de gemeente hiervan melding maken zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de Wet.

Tippen andere gemeenten en/of rechtspersonen

De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet.

Verstrekken van gegevens aan andere gemeenten en/of rechtspersonen

De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de Wet verstrekken aan andere gemeenten en/of rechtspersonen met een overheidstaak zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.