Beleidsregels standplaatsen gemeente Aa en Hunze 2023

Geldend van 01-04-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels standplaatsen gemeente Aa en Hunze 2023

Burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze;

gelezen het voorstel van 21 maart 2023;

overwegende dat het wenselijk is nadere regels te stellen voor standplaatsen voor ambulante handel;

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels standplaatsen gemeente Aa en Hunze 2023

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: degene die een vergunning aanvraagt.

  • b.

    APV: de geldende Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Aa en Hunze.

  • c.

    Dag(en): de dag(en) waarop de standplaats wordt ingenomen.

  • d.

    Feestdagen: dagen als bedoeld in artikel 1 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet.

  • e.

    Incidentele standplaats: standplaats die niet gedurende het hele jaar wordt ingenomen, maar slechts een of meerdere dagen met een maximum van 14 aaneengesloten dagen, bijvoorbeeld voor ideële of promotiedoeleinden.

  • f.

    Seizoengebonden standplaats: standplaats die gedurende een of meerdere dagen wekelijks gedurende maximaal zes aaneengesloten maanden in het jaar wordt ingenomen op een vaste locatie, bijvoorbeeld voor de verkoop van oliebollen of ijs.

  • g.

    Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • h.

    Vaste standplaats: standplaats die gedurende een of meerdere dagen wekelijks gedurende het hele jaar op een vaste locatie wordt ingenomen.

  • i.

    Vergunning: de vergunning tot het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 5:18, eerste lid van de APV.

  • j.

    Vergunninghouder: een natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend om een standplaats in te nemen.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op:

  • a.

    een vaste standplaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en sub h, van de Gemeentewet;

  • b.

    een standplaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV.

  • c.

    de verkoop van zelf gekweekte streekproducten op eigen perceel, vanuit een voertuig, kraam, tafel of enig ander middel bij een particuliere woning of agrarisch bedrijf, mits het minimaal één kraam van maximaal 6 m2 betreft.

Artikel 3. Standplaatslocaties

  • 1. Het college heeft in bijlage 1 vaste locaties aangewezen voor de vaste standplaatsen.

  • 2. Het college kan een maximum aantal vaste standplaatsen per gebied aanwijzen.

  • 3. Voor de seizoengebonden en incidentele standplaatsen zijn geen vaste locaties aangewezen en wordt bij de beoordeling van een locatie getoetst aan de weigeringsgronden zoals genoemd in de APV en deze beleidsregels.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders een vergunning verlenen voor een vaste standplaats op een niet aangewezen locatie.

Hoofdstuk 2 Standplaatsvergunningen

Artikel 4. Aanvraag van de vergunning

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen.

  • 2. Een vergunning kan enkel worden verleend aan een rechtspersoon en/of een handelingsbekwame natuurlijke persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

  • 3. Een vergunning wordt aangevraagd door middel van het daartoe bestemde digitale aanvraagformulier. Naast het ingevulde aanvraagformulier dienen bij de aanvraag de volgende gegevens te worden aangeleverd:

    • a.

      een kleurenkopie van een geldig identiteitsbewijs (ID-kaart of paspoort)van de aanvrager;

    • b.

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel, die niet ouder is dan zes maanden;

    • c.

      een foto van de verkoopinrichting waarmee de standplaats wordt ingenomen en een opgave van de afmetingen in een plattegrond daarvan;

    • d.

      schriftelijke toestemming van de eigenaar, als de standplaats zal worden ingenomen op particulier terrein.

Artikel 5. Toekenningsprocedure vaste standplaatsen

  • 1. Het beschikbaar komen van een locatie voor een vaste standplaats maken burgemeester en wethouders bekend door een openbare kennisgeving in het digitale gemeenteblad en de website van de gemeente. In de openbare kennisgeving wordt kenbaar gemaakt binnen welk tijdvak gegadigden een aanvraag kunnen indienen.

  • 2. Aanvragen die vóór de aanvang en ná de sluiting van de inschrijvingstermijn zijn ontvangen worden geweigerd.

  • 3. De aanvrager die binnen het tijdvak een onvolledige aanvraag heeft ingediend, wordt in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen.

  • 4. Als binnen het tijdvak meerdere gegadigden hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt, vindt toekenning van de vergunning plaats door middel van loting.

  • 5. Loten is niet noodzakelijk als binnen het tijdvak slechts één aanvraag is ingediend. Burgemeester en wethouders verlenen in dat geval de gevraagde vergunning, mits de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen uit de APV en deze beleidsregels.

  • 6. Als zich na het verstrijken van het gestelde tijdvak geen gegadigden hebben gemeld, wordt de vergunning verleend aan de eerstvolgende gegadigde voor de locatie, mits de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen uit de APV en deze beleidsregels.

Artikel 6. Toekenningsprocedure seizoensgebonden en incidentele standplaatsen

  • 1. Een aanvraag voor een seizoensgebonden of incidentele standplaats minimaal 8 weken van tevoren ingediend te worden.

  • 2. Bij meerdere aanvragen voor een seizoensgebonden of incidentele standplaats voor dezelfde locatie vindt verlening van de vergunning plaats door middel van een loting.

Artikel 7. Lotingprocedure

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen wanneer meerdere gegadigden belangstelling hebben de vergunning met inachtneming van de volgorde van trekking.

  • 2. Uitsluitend volledige aanvragen die tijdig zijn ingediend krijgen een lotnummer.

  • 3. De loting vindt plaats door middel van een trekking, waarvoor de aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd.

  • 4. Van alle aanvragers wordt achtereenvolgend het lotnummer getrokken.

  • 5. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning aan de aanvrager van wie het lotnummer als eerste is getrokken, mits de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen uit de APV en deze beleidsregels.

  • 6. Een standplaats kan aan meer dan één natuurlijke persoon en/of rechtspersoon worden gegund, als de aanvragen voor een standplaatsvergunning op verschillende dagen in de week van de toepassing zijn en op de betreffende locatie meerdere dagen in de week een standplaats kan worden ingenomen.

Artikel 8. Geldigheidsduur vergunning

  • 1. Een vergunning voor een vaste standplaats wordt voor maximaal vijftien jaar verleend.

  • 2. Een vergunning voor een seizoensgebonden standplaats wordt voor maximaal vijf jaar verleend voor een periode van ten hoogste zes maanden per kalenderjaar.

  • 3. Een vergunning voor een incidentele standplaats wordt verleend voor maximaal 14 dagen per kalenderjaar.

Artikel 9. Weigeringsgronden

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren een vergunning, als een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 5:18, tweede lid van de APV van toepassing is.

  • 2. Een vergunning kan worden geweigerd, als een weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 1:8 of artikel 5:18, derde lid van de APV van toepassing is.

Artikel 10. Dagen en tijden innemen standplaats

  • 1. Tenzij anders is bepaald in de voorschriften bij de vergunning is het innemen van een standplaats slechts toegestaan op maandag tot en met zondag (exclusief een feestdag) tussen 06.00 en 22.00 uur,

  • 2. Het innemen van een standplaats is alleen toegestaan binnen de op de vergunning vermelde dag(en) en tijden.

Artikel 11. Opbouw en afbouw standplaats

Tenzij anders is bepaald in de voorschriften bij de vergunning mag de standplaats maximaal één uur voor het tijdstip waarop de verkoop mag worden gestart, worden geplaatst en moet uiterlijk één uur nadat de verkoop is beëindigd, volledig zijn verwijderd.

Artikel 12. Inhoud vergunning

  • 1. Een standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      De NAW-gegevens van de vergunninghouder en in geval van een rechtspersoon ook de natuurlijke persoon die de standplaats inneemt;

    • b.

      Een duidelijke omschrijving van de toegewezen standplaats, met vermelding van de locatie en de afmetingen;

    • c.

      De dag(en) en tijden voor inname van de standplaats;

    • d.

      De branchering/productgroep;

    • e.

      De looptijd van de vergunning;

    • f.

      De verschuldigde leges voor het in behandeling nemen van de aanvraag;

    • g.

      De vergoeding voor het innemen van de standplaats op gemeentegrond en/of het gebruik van gemeentelijke nutsvoorzieningen.

  • 2. Burgmeester en wethouders hebben op grond van artikel 1:4 van de APV de mogelijkheid om aan de vergunning voorschriften of beperkingen te verbinden.

  • 3. Aan een vergunning verbinden burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      De vergunninghouder moet de vergunning altijd aanwezig hebben op de standplaats en deze op verzoek aan een toezichthouder tonen;

    • b.

      Standplaatsen hebben een omvang van maximaal 75m2

    • c.

      Het is toegestaan om maximaal twee statafels te plaatsen bij de standplaats.

    • d.

      Luifels van een verkoopwagen/-kraam mogen niet uitsteken buiten de vergunde oppervlakte meters;

    • e.

      De standplaatshouder dient te voldoen aan milieuvoorschriften om geurhinder en stankoverlast voor de omgeving tegen te gaan;

    • f.

      De standplaats mag de doorgang voor voetgangers en indien van toepassing overig verkeer niet belemmeren;

    • g.

      De standplaatshouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats te allen tijde een goed verzorgd aanzien biedt;

    • h.

      De standplaats veroorzaakt geen onevenredige overlast voor omwonenden en gebruikers van omliggende gebouwen.

Artikel 13. Standplaatsen tijdens evenementen

  • 1. Tijdens een evenement kan er op de locatie waar dat evenement plaatsvindt geen gebruik worden gemaakt van de verleende standplaatsvergunning.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de vergunninghouder van de standplaats minimaal 4 weken voorafgaande aan de datum waarop het evenement wordt gehouden in kennis van de aanvraag om vergunning of melding van het evenement.

  • 3. Op een terrein waar een evenement plaatsvindt is het alleen mogelijk om een standplaats in te nemen, indien deze onderdeel uitmaakt van de evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2:25 APV.

Artikel 14. Het innemen van de standplaats

  • 1. De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen en de vergunning is in beginsel niet overdraagbaar.

  • 2. Als de vergunning aan een rechtspersoon is verleend, dient te standsplaats te worden ingenomen door de natuurlijke persoon die in de vergunning staat vermeld. Degene die de standplaats feitelijk inneemt moet werkzaam zijn bij de rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend.

  • 3. In geval van vakantie of van bijzondere omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, op schriftelijk verzoek van vergunninghouder, toestaan dat de standplaats wordt ingenomen door een vervanger. Een aanvraag daartoe vermeldt de reden en de verwachte duur van de afwezigheid van de vergunninghouder en de naam van de beoogde vervanger.

  • 4. De vervanger treedt op namens de vergunninghouder. De rechten – behalve die tot vervanging ingevolge het vorige lid – en verplichtingen die bij of krachtens deze beleidsregels gelden voor de vergunninghouder, zijn van overeenkomstige toepassing op de vervanger.

Artikel 15. Opvolging en overschrijven vergunning

  • 1. Opvolging en overschrijving van een vergunning voor een vaste of seizoensgebonden standplaats is alleen mogelijk in geval van overlijden, onder curatele stelling, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering van de vergunninghouder.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of zijn curator de vergunning overschrijven op naam van:

    • a.

      de echtgenoot of echtgenote van de vergunninghouder;

    • b.

      de geregistreerd partner of levenspartner van de vergunninghouder;

    • c.

      een meerderjarig kind van de vergunninghouder;

    • d.

      een medewerker van de vergunninghouder of mede-eigenaar van diens bedrijf als deze ten minste één jaar aantoonbaar in loondienst heeft gewerkt bij de vergunninghouder of heeft gefunctioneerd als mede-eigenaar.

  • 3. De aanvraag tot overschrijving dient binnen twee maanden na overlijden, onder curatele stelling, pensionering van de vergunninghouder, dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld, te worden ingediend.

  • 4. De aanvraag tot overschrijving wordt alleen geweigerd als niet wordt voldaan aan de uit dit artikel voortvloeiende eisen of aan een eis waaraan een vergunninghouder volgens deze beleidsregels moet voldoen.

  • 5. De vergunning wordt overgedragen voor ten hoogste de resterende termijn waarvoor de vergunning is afgegeven.

Artikel 16. Wijzigen of intrekken vergunning

  • 1. Een verzoek van vergunninghouder om wijziging van een verleende vergunning wordt in behandeling genomen als zijnde een nieuwe aanvraag. De wijziging geldt voor de resterende termijn van de eerder verleende vergunning.

  • 2. Als tijdelijke of permanente omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college wijzigingen aanbrengen in de situering van de toegewezen locatie en elders een locatie aanwijzen.

  • 3. Burgemeester en wethouders trekken een vergunning in:

    • a.

      op schriftelijke aanvraag van de vergunninghouder; of

    • b.

      twee maanden na diens overlijden, ondercuratelestelling, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering, tenzij een aanvraag tot overschrijving overeenkomstig artikel 15 van deze beleidsregels is ingediend.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken:

    • a.

      als de vergunninghouder ter verkrijging van de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      als de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat zich op de standplaats schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog;

    • c.

      als vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid het noodzakelijk wordt geacht de verkoop onmiddellijk te staken;

    • d.

      als vergunninghouder gedurende ten minste twee aaneengesloten maanden of binnen een periode van zes aaneengesloten maanden 13 weken geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning;

    • e.

      als niet wordt voldaan aan de vergunningvoorschriften of het bij of krachtens deze beleidsregels bepaalde.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 17. Kosten

  • 1. Voor het in behandeling nemen van vergunningaanvragen gelden de tarieven zoals die in de geldende Legesverordening zijn bepaald.

  • 2. Voor het innemen van een standplaats op gemeentelijke grond wordt een vergoeding in rekening gebracht. De hoogte van de vergoeding wordt in de vergunning vermeld.

  • 3. Indien aanwezig, kan tegen een vergoeding gebruik worden gemaakt van gemeentelijke nutsvoorzieningen.

Artikel 18. Toezicht en handhaving

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze beleidsregels bepaalde zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen marktmeester en de overige door hen aangewezen toezichthouders.

Artikel 19. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dit voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 20. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels zijn van toepassing op vergunningaanvragen waarop na het in werking treden van deze beleidsregels nog niet is beslist.

  • 2. Alle vergunningen voor vaste standplaatsen die voor onbepaalde tijd zijn afgegeven voor inwerkingtreding van deze beleidsregels worden omgezet naar een tijdelijke vergunning voor de duur van vijftien jaar.

  • 3. Deze beleidsregels treden in werking op 1 april 2023.

  • 4. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels standplaatsen gemeente Aa en Hunze 2023’.

Ondertekening

Toelichting Beleidsregels standplaatsen gemeente Aa en Hunze 2023

Inleiding

Standplaatsen voor ambulante handel verlevendigen het straatbeeld in onze dorpen. Zij verschaffen werkgelegenheid en zijn een verrijking van het voorzieningenaanbod voor de inwoners en bezoekers van onze gemeente. Om die reden wil de gemeente Aa en Hunze standplaatsen voor ambulante handel faciliteren.

Vergunningen voor standplaatsen buiten de weekmarkt om werden altijd verleend overeenkomstig de bepalingen uit de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Aa en Hunze (de APV). De afgelopen jaren heeft de rechtspraak op het gebied van vergunningen zich ontwikkeld. Door de uitspraak op 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) werd duidelijk dat de Europese Dienstenrichtlijn (in Nederland omgezet in de Dienstenwet) ook van toepassing zijn op gemeentelijke vergunningen. Uit die rechtspraak volgt dat wanneer er sprake is van schaarse vergunningen, er in verband met het gelijkheidsbeginsel andere eisen aan de verdeling, te doorlopen procedure en geldingsduur van de vergunning worden gesteld.

In het geval van een schaarse vergunning mogen we deze vergunning niet voor onbepaalde tijd verlenen. Ook moeten we aan (potentiële) gegadigden gelijke kansen bieden om in aanmerking te komen voor een vergunning en moet de toekenningsprocedure voldoende waarborgen voor onpartijdigheid en transparantie (passende mate van openbaarheid) bieden, met inbegrip van een toereikende bekendmaking, uitvoering en afsluiting van de procedure. De bestaande werkwijze met betrekking tot standplaatsvergunningen voldeed niet meer aan de geldende regelgeving en moet daarom worden geactualiseerd. Met deze beleidsregels is duidelijk vastgelegd welke regels er gelden met betrekking tot standplaatsen en op welke wijze vergunningen worden verleend. Tevens voldoet de gemeente daarmee aan de eisen die de Dienstenrichtlijn aan (de verlening van) dergelijke vergunningen stelt.

Toepassingsgebied

Deze beleidsregels over standplaatsen zijn slechts van toepassing op de zogenaamde ‘losse’ standplaatsen. Standplaatsen die worden ingenomen op een warenmarkt (zoals de weekmarkten in Annen, Gieten en Rolde) worden geregeld in de Marktverordening. Op dergelijke standplaatsen zijn deze beleidsregels niet van toepassing. Ook op standplaatsen die worden ingenomen tijdens evenementen zijn deze beleidsregels niet van toepassing.

Voor de verkoop van zelf gekweekte streekproducten op eigen perceel, vanuit een voertuig, kraam, tafel of enig ander middel bij een particuliere woning of een agrarisch bedrijf is geen standplaatsvergunning nodig, mits het minimaal één kraam van maximaal 6 m2 betreft. Afhankelijk van de voorwaarden in het geldende bestemmingsplan kan in bepaalde gevallen dan wel een omgevingsvergunning nodig zijn.

Soorten standplaatsen

In deze beleidsregels wordt onderscheid gemaakt naar de soort standplaats. Naast een vaste standplaats worden ook seizoengebonden en incidentele standplaatsen onderscheiden.

Een vaste standplaats is een standplaats die gedurende een of meerdere dagen wekelijks gedurende het hele jaar op een vaste locatie wordt ingenomen. Voor deze soort standplaatsen hebben we specifieke locaties aangewezen. Er kan zich de situatie voordoen dat een ondernemer ons benaderd met de vraag of hij op een bepaalde (niet aangewezen) locatie een vaste standplaats mag innemen. In dat geval kunnen we een standplaatsvergunning verlenen, mits aan de bepalingen uit de APV en deze beleidsregels wordt voldaan. Afhankelijk van het geldende bestemmingsplan kan het zijn dat ook een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik nodig is.

Een seizoengebonden standplaats is een standplaats die maximaal zes aaneengesloten maanden in het jaar wordt ingenomen op een vaste locatie. Denk hierbij aan een standplaats voor de verkoop van oliebollen of de verkoop van ijs.

We kunnen ook voor incidentele standplaatsen een vergunning verlenen. Het gaat dan om een standplaats die kortdurend slechts een of meerdere dagen en maximaal 14 aaneengesloten dagen wordt ingenomen. Een vergunning voor een incidentele standplaats kan onder meer voor ideële of (commerciële) promotiedoeleinden worden verleend.

Seizoensgebonden en incidentele standplaatsen kunnen binnen het gehele grondgebied van de gemeente Aa en Hunze voorkomen. Bij de beoordeling van een locatie wordt in dat geval getoetst aan de weigeringsgronden zoals genoemd in de APV en deze beleidsregels. Hierbij wordt ook, gelet op de verkeersveiligheid, advies gevraagd aan een verkeersdeskundige. Afhankelijk van het geldende bestemmingsplan kan het zijn dat ook een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik nodig is.

Toekenningsprocedure bij vaste standplaatsen

Een vaste standplaats komt vrij wanneer de looptijd van de betreffende vergunning is afgelopen of wanneer de vergunning om andere redenen eerder wordt ingetrokken. Bij het beschikbaar komen van een vaste standplaats, om welke reden dan ook, maken we door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste standplaatsvergunning beschikbaar komt en wat de looptijd van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.

Voor het indienen van aanvragen is een digitaal standaardformulier beschikbaar. Elke ondernemer die in aanmerking wenst te komen voor de vergunning kan via dit formulier een aanvraag indienen. Bij het indienen van een aanvraag geldt dat een bedrijf slechts één aanvraag kan indienen. Het is dus niet toegestaan dat een ondernemer die meerdere werknemers in dienst heeft, voor elke werknemer een aanvraag indient. De gemeente wil alle ondernemers gelijke kansen bieden en het voorgaande zou betekenen dat een ondernemer met meerdere werknemers in dienst een voordeel heeft ten opzichte van bijvoorbeeld een ondernemer met een eenmanszaak. Mocht een ondernemer wel voor iedere werknemer een aanvraag indienen, dan worden die aanvragen door het college aangemerkt als één aanvraag. Wanneer een ondernemer meerdere bedrijven met KvK-nummers heeft, kan per bedrijf een aanvraag worden ingediend. In geval van misbruik of het ontstaan van een systeem waarbij ondernemers op oneigenlijke wijze aanvragen indienen om in aanmerking te komen voor een vergunning, houdt het college het recht voor om die aanvragen van de betreffende ondernemer als één aanvraag aan te merken.

Een aanvraag is volledig als het betreffende digitale formulier volledig is ingevuld en de overige relevante opgevraagde informatie is bijgevoegd. De aanvrager die binnen het gestelde tijdvak een onvolledige aanvraag heeft ingediend stellen we (conform artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid om zijn aanvraag aan te vullen. De termijn die we daarvoor geven wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk een gelijk speelveld te realiseren. Als de aanvraag daarna nog niet volledig is, dan laten we deze aanvraag buiten behandeling.

Het kan zijn dat een aanvraag wordt ingediend voor het innemen van een standplaats op particulier terrein. In dat geval dient de aanvrager bij zijn aanvraag informatie aan te leveren waaruit blijkt dat daadwerkelijk schriftelijke toestemming van de eigenaar is verkregen. Indien bij het indienen van de aanvraag nog geen schriftelijke toestemming is gekregen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn aanvraag aan te vullen. Wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet kan complementeren met een schriftelijke toestemming, laten we de aanvraag buiten behandeling. Er kan zich ook de situatie voordoen dat bij ontvangst van de aanvraag al duidelijk is dat de aanvrager geen privaatrechtelijke toestemming krijgt. De eigenaar van de particuliere grond heeft bijvoorbeeld toestemming geweigerd of er is anderszins gebleken dat de eigenaar de aanvrager geen toestemming zal geven. In dat geval is geen sprake van een aanvraag in de zin van artikel 1:3, lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht. Zie in dat kader ook de uitspaken van de Afdeling van 15 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2717), 19 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3048), 21 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2021:846) en 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3161).

Als binnen het gestelde tijdvak niemand reageert, dan kunnen we de vergunning verlenen aan de eerstvolgende gegadigde voor de betreffende locatie. Ook wanneer er zich maar één gegadigde heeft gemeld voor de vaste standplaats, kunnen we de vergunning aan die betreffende (rechts)persoon verlenen. In beide gevallen geldt dat de aanvragen worden getoetst aan de bepalingen van de APV en deze beleidsregels; alleen wanneer de aanvraag in overeenstemming is met die bepalingen, verlenen wij een vergunning voor de vaste standplaats.

Zodra er meer dan één gegadigde is, verdelen we de vergunning door middel van het doorlopen van een lotingprocedure.

Toekenningsprocedure seizoensgebonden en incidentele standplaatsen

Voor seizoensgebonden en incidentele standplaatsen zijn geen vaste locaties aangewezen. Een aanvraag voor een seizoensgebonden of incidentele standplaats kan via een digitaal aanvraagformulier worden ingediend. Deze aanvraag moet minimaal 8 weken voor de gewenste ingangsdatum waarop de aanvrager de standplaats wil innemen, zijn ingediend. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt getoetst of deze voldoet aan de beleidsregels en de APV.

Wanneer er voordat er op de aanvraag een besluit is genomen nog één of meerdere gegadigden zich melden voor het innemen van een standplaats op dezelfde dag en dezelfde locatie, dan wordt er wat betreft het verlenen van de vergunning een lotingprocedure doorlopen. In dat geval vindt vergunningverlening plaats op volgorde van de uitslag van de trekking.

Lotingprocedure

Loting is een verdeelprocedure op grond van een willekeurig geselecteerd lotnummer. Iedere gegadigde die meedoet aan de loting, heeft dezelfde kans om de vergunning te verwerven. De lotingprocedure zal er als volgt uitzien.

Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze beleidsregels is bepaald om in behandeling te worden genomen en een lotnummer te krijgen. Alleen met een lotnummer kan worden deelgenomen aan de loting. De aanvragers met een lotnummer worden uitgenodigd voor de loting, maar zij zijn niet verplicht om aanwezig te zijn. De loting vindt plaats in het gemeentehuis en de trekking wordt gedaan door twee medewerkers van de gemeente.

Aan de aanvrager van wie het eerste lot wordt getrokken wordt de vergunning verleend, tenzij er redenen zijn om verlening van de vergunning aan deze aanvrager te weigeren. Van de overige aanvragers wordt op volgorde van loting een (reserve)lijst van aanvragers opgesteld. Als verlening van de vergunning aan de aanvrager op grond van de APV of deze beleidsregels wordt geweigerd dan wel de aanvrager aan wie de vergunning is toegewezen zijn aanvraag intrekt, wordt teruggevallen op het resultaat van de loting; de vergunning wordt dan aan de volgende aanvrager op de reservelijst aangeboden. Daarbij geldt dat ook dan wordt beoordeeld of er redenen zijn om verlening van de vergunning aan die aanvrager te weigeren. De vergunningverlening vindt dus plaats op volgorde van de uitslag van de trekking.

Een standplaats kan aan meer dan één natuurlijke persoon en/of rechtspersoon worden gegund, als de aanvragen voor een standplaatsvergunning op verschillende dagen in de week van de toepassing zijn en op de betreffende locatie meerdere dagen in de week een standplaats kan worden ingenomen. Dat is bijvoorbeeld het geval als er meerdere ondernemers zich melden en de standplaats op meerdere dagen in de week kan worden ingenomen. Stel dat ondernemer A en B de standplaats wensen in te nemen op de maandag en woensdag en ondernemer C dit wenst op de dinsdag en woensdag. Bij de loting eindigt ondernemer B op de eerste plaats, daarna volgt ondernemer C en als laatste ondernemer A. Ondernemer B mag in dat geval, mits wordt voldaan aan de bepalingen uit de APV en deze beleidsregel, de standplaats innemen op de maandag en de woensdag. Op de dinsdag kan de standplaats echter ook worden ingenomen. Aan ondernemer C kan dan een standplaatsvergunning worden verleend voor het op de dinsdag innemen van een standplaats op die betreffende locatie.

Geldigheidsduur vergunning

In de beleidsregels is bepaald voor welke duur we een vergunning kunnen verlenen. Voor wat betreft de looptijd is het onderscheid tussen vaste standplaatsen en seizoengebonden en incidentele standplaatsen van belang.

Belangrijk is dat schaarse vergunningen alleen voor een bepaalde tijd mogen worden verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt. Bij het bepalen van de duur van de vergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.

Het is aan het gemeentebestuur om gemotiveerd en onderbouwd vast te stellen wat de looptijd van de vergunning moet zijn. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1588). In die uitspraak heeft de Afdeling onder meer overwogen dat bij het bepalen van de looptijd (“passende beperkte duur”) van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen. Uit deze uitspraak volgt verder dat de zogenaamde afschrijvings-termijn niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder mag worden bepaald, omdat dit tot willekeur leidt en niet verenigbaar is met de vereiste rechtszekerheid voor de vergunninghouders en eventuele gegadigden voor de vergunningen. Volgens de Afdeling kan per branche worden vastgesteld binnen welke termijn de bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. Uit de besluitvorming moet blijken dat het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de terugverdientijd.

De looptijd van de vergunning voor een vaste standplaats, namelijk maximaal vijftien jaar, is gebaseerd op het onderzoeksrapport ‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’ van SEO Economisch Onderzoek uit 2021 en het onderzoeksrapport ‘Schaarse vergunningen op de markt’ van belangenvereniging Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH) uit 2019. Uit het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek – waarin een analyse is gemaakt van de opbrengsten van ambulante handel en de investeringen, inclusief een redelijke vergoeding op geïnvesteerd vermogen – volgt dat de gemiddelde terugverdientijd van ambulant handelaren tussen de negen en twaalf jaar ligt. Daarbij is ook van belang dat SEO geen significante verschillen heeft gevonden in de terugverdientijd als het gaat om het type product, de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers en het aantal dagen in de week dat de vergunninghouder gemiddeld genomen actief is. Uit het onderzoek van de CVAH volgt daarnaast dat blijkt dat de terugverdientijd van de investeringen voor een ambulant handelaar ligt tussen de range van vijf tot vijftien jaar, waarbij 94% van de ondernemers de investeringen kunnen terugverdienen bij een afschrijvingstermijn van vijftien jaar. Met een looptijd van vijftien jaar is gewaarborgd dat het grootste deel van de ondernemers hun investeringen hebben terugverdiend. Daarmee wordt enerzijds recht gedaan aan het belang dat (bestaande) ondernemers hebben bij een zo lang mogelijke tijdsduur voor de vergunning. Anderzijds wordt met een looptijd van vijftien jaar ook ruimte geboden voor andere ondernemers om op termijn voor de schaarse vergunning in aanmerking te komen.

Een vergunning voor een seizoengebonden standplaats verlenen we voor een periode van maximaal vijf jaar, waarbij voor een periode van ten hoogste zes maanden per kalenderjaar de standplaats kan worden ingenomen. Een vergunning voor het innemen van een incidentele standplaats wordt slechts voor korte duur verleend. De looptijd bedraagt in dat geval maximaal 14 dagen per kalenderjaar.

Weigeringsgronden

De gronden waarop een aanvraag voor een vergunning kan worden geweigerd staan vermeld in de artikelen 1:8 en 5:18 van de APV.

Bestemmingsplan, beheersverordening , exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

Een aanvraag wordt in ieder geval geweigerd in het geval de aanvraag in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit en die strijdigheid niet kan worden opgeheven door verlening van een omgevingsvergunning voor afwijkend gebruik (artikel 5:18, tweede lid APV). Ingeval van strijdigheid kan krachtens artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een aanvraag voor een (tijdelijke) omgevingsvergunning worden ingediend.

Openbare orde en openbare veiligheid

De weigeringsgronden openbare orde en openbare veiligheid hebben nauw verband met elkaar en worden daarom samen uitgelegd. Hierbij gaat het onder andere om het beperken van overlast, verkeersvrijheid en -veiligheid en het ordentelijk en veilig verloop van verkeersbewegingen. De aanwezigheid van een standplaats, maar ook de aantrekkende werking die er van uit kan gaan, kan een verstoring van de openbare rust van omwonenden opleveren. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaat mogelijk ongewenst verkeersgedrag. Bijvoorbeeld door ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers, kunnen looproutes geblokkeerd worden en kan ontoelaatbaar fietsverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Standplaatsen mogen verder geen verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen en mogen een vlotte doorstroom van voetgangers en de doorgang van huldiensten niet beletten en geen verkeershinder tot gevolg hebben. Ook parkerende en geparkeerde auto´s kunnen overlast veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk om overal een standplaats in te nemen.

Daarnaast gaat het hierbij ook om de situatie waarin een aanvrager betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten waarmee de openbare orde of veiligheid nadelig wordt beïnvloed. Indien duidelijk is dat een aanvrager bijvoorbeeld betrokken is geweest bij activiteiten die de openbare orde nadelig beïnvloeden of betrokken is geweest bij het plegen van een strafbaarheid, kan het college besluiten om aan de betreffende aanvrager geen vergunning te verlenen .

Volksgezondheid en bescherming van het milieu

Indien het innemen van een standplaats en het aanbieden van bepaalde etenswaren of anderszins bepaalde risico’s met zich meebrengen voor de volksgezondheid, kan een aanvraag worden geweigerd. Daarnaast vormt de bescherming van het milieu een weigeringsgrond. Het milieubegrip omvat alle soorten van overlast die gerelateerd zijn aan de omgeving/het milieu. Met name standplaatsen waar etenswaren voor directe consumptie worden bereid hebben een impact op het milieu. Zoals geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval en dergelijke. In de praktijk is wat betreft overlast voor de omgeving onderscheid te maken tussen standplaatsen waaruit ter plaatse etenswaren worden bereid (zoals snack- en frietkramen) en overige standplaatsen. Bij de eerste groep is de kans op (geur)overlast groter dan bij de overige standplaatsen. Problemen kunnen worden voorkomen of beperkt door voldoende afstand te houden tussen de standplaats en omliggende woningen. De Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer bieden hiervoor normen.

Redelijke eisen van welstand

Deze weigeringsgrond kan worden gehanteerd, indien de ingenomen standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Het relevante criterium betreft in dit geval een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld. Dit ter bescherming van onder meer het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige waardevolle aangezichten.

Kwantitatieve of territoriale beperking bij dwingende reden van algemeen belang

De weigeringsgrond in artikel 5:18, derde lid, sub b, APV noemt als mogelijke weigeringsgrond een "kwantitatieve of territoriale beperking [die] als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang." Bij deze weigeringsgrond gaat het onder meer om bescherming van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument. Het reguleren van de concurrentieverhoudingen wordt niet als een huishoudelijk belang van de gemeente aangemerkt. De concurrentiepositie van een gevestigde winkelier is in beginsel dan ook geen reden om een vergunning voor het innemen van een standplaats te weigeren. Het college kan verlening van een vergunning wel weigeren, als door het verlenen van de vergunning het voorzieningenniveau voor de consument in gevaar komt en/of dit ter bescherming van een net beginnende winkelier nodig is. Het college dient in dat geval te motiveren dat een redelijk voorzieningenniveau ten behoeve van de consument daadwerkelijk in gevaar is.

Opbouw en afbouw standplaats

Een standplaats valt onder de ambulante handel, wat impliceert dat de standplaats een mobiel karakter heeft en verplaatsbaar moet zijn. Gelet hierop hanteren we het uitgangspunt dat de standplaats maximaal één uur voor het tijdstip waarop de verkoop mag worden gestart, wordt geplaatst en uiterlijk één uur nadat de verkoop is beëindigd, volledig moet zijn verwijderd. Deze zogenoemde mobiliteitseis is onder meer van belang omdat:

  • -

    de openbare ruimte waarop de standplaats wordt ingenomen ook beschikbaar moet blijven voor andere functies;

  • -

    de ruimtelijke invloed en beleving van een mobiele kraam anders is dan die van een vast verkooppunt;

  • -

    er anders sprake is van oneerlijke concurrentie met kiosken en winkels die een hogere investering eisen (zoals grondverwering en verkrijgen van een bouwvergunning);

  • -

    het risico bestaat dat zonder mobiliteitseis de standplaats een meer permanent uiterlijk kan krijgen wat handhaving kan bemoeilijken, de verkoopwagen onvoldoende wordt onderhouden en er een grote kans bestaat op vandalisme.

In bepaalde gevallen kan een uitzondering worden gemaakt op de mobiliteitseis. Het gaat dan ieder geval om oliebollenkramen op een seizoensgebonden standplaats en om incidentele standplaatsen. In de voorschriften bij de vergunning kan worden bepaald dat de standplaats op andere momenten moet worden opgebouwd en afgebroken.

Dagen en tijden innemen standplaats

In de Winkeltijdenwet en de Verordening winkeltijden gemeente Aa en Hunze is geregeld op welke dagen en binnen welke tijdstippen ambulante handel mag plaatsvinden. Op grond van artikel 2, tweede lid van de Winkeltijdenwet en artikel 2 van de Verordening winkeltijden gemeente Aa en Hunze mag op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) een standplaats worden ingenomen van 06:00 uur tot 22:00 uur. Op grond van artikel 2 van de Verordening winkeltijden gemeente Aa en Hunze kan ook op zondagen en feestdagen een standplaats worden ingenomen. Op welke dag(en) en welke tijden een standplaats daadwerkelijk mag worden ingenomen, volgt uit de betreffende vergunning die is verleend.

Standplaatsen tijdens evenementen

Binnen een evenemententerrein past (bijna) nooit een standplaats, omdat het terrein al nodig is voor de zaken rondom het evenement. Daarom kan er geen gebruik gemaakt worden van een standplaats ten tijde van evenementen. Niet alleen de fysieke onmogelijkheid om een standplaats binnen het evenemententerrein in te nemen, speelt mee, maar bijvoorbeeld ook de veiligheid met betrekking tot verkeersmaatregelen, opbouw, afbouw van het evenement. Bovendien kunnen door het evenement klanten de standplaats niet of nauwelijks (en niet veilig) bereiken.

Standplaatshouders kunnen alvorens zij inschrijven op een standplaats informeren hoeveel evenementen er op de betreffende locaties worden verwacht. Burgemeester en wethouder stellen de vergunninghouder van de standplaats ten minste vier weken voorafgaande aan de datum waarop het evenement wordt gehouden in kennis van de aanvraag om vergunning of melding van het evenement. Het staat de standplaatshouder vrij om in overleg te gaan met de organisatie van het evenement om te bespreken of hij onderdeel uit kan maken van het evenement. Als de organisatie van het evenement daarmee akkoord gaat dan dient de standplaatshouder zich te houden aan de voorschriften (inclusief tijden) van de evenementenvergunning en aan de huisregels van de organisatie.

Het innemen van de standplaats

Belangrijk is dat een vergunning persoonsgebonden is. De vergunning staat op naam van een persoon, de vergunninghouder. Deze persoon mag zijn vergunning in beginsel niet aan een ander overdragen. De vergunninghouder staat zelf in de kraam. Dit omdat vergunningverlening samenhangt met het ‘persoonlijke’ karakter van de ambulante handelaar. Op deze wijze wordt ook voorkomen dat er een verkapte vorm van handel in standplaatsvergunningen ontstaat. Hij mag zich wel laten bijstaan door één of meer personen. Als de vergunning aan een rechtspersoon is verleend, wordt in de vergunning vermeld welke natuurlijke persoon de standplaats daadwerkelijk inneemt. Deze persoon moet werkzaam zijn bij de rechtspersoon aan wie de vergunning is verleend.

Als vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden de standplaats niet persoonlijk kan worden ingenomen, kan toestemming worden gegeven voor het innemen van de standplaats door een vervanger. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.

Opvolging en overschrijven vergunning

Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de standplaatsvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden, onder curatele stelling, blijvende arbeidsongeschiktheid of pensionering van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning op aanvraag wordt overgeschreven op naam van een ander. Artikel 15 van deze beleidsregels regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. De aanvraag om overschrijving moet worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden, onder curatele stelling, of pensionering van de vergunninghouder, dan wel nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

Wijziging of intrekking vergunning

De vergunninghouder kan verzoeken om wijziging van een reeds verleende vergunning, bijvoorbeeld ten aanzien van de locatie waar de standplaats wordt ingenomen of de dagen/tijden waarop de standplaats wordt ingenomen. Bij een dergelijke aanvraag wordt beoordeeld of de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen uit de APV en deze beleidsregels. Een gewijzigde vergunning geldt voor de resterende termijn van de eerdere verleende vergunning.

We zijn gehouden de vergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, als hij is overleden of onder curatele is gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving van de vergunning is gedaan (zie artikel 15 van deze beleidsregels). Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de in het vierde lid van artikel 16 van deze beleidsregel genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn.