Gemeente Rhenen - Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds

Geldend van 15-10-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeente Rhenen - Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds

1. INLEIDING

Wijzigingsbesluit d.d. 17 september 2024

Besluit tot wijziging beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds.

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rhenen,

  • 1.

    gelet op artikel 2.4 Omgevingswet

  • 2.

    gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

Besluit:

overwegende dat:

  • 1.

    Kleine zelfstandige wooneenheden (bruto vloeroppervlak <50m2) een belangrijke nieuwe woningcategorie met een eigen parkeerbehoefte vormen;

  • 2.

    In de vigerende beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds een passende parkeernorm voor kleine zelfstandige wooneenheden ontbreekt;

  • 3.

    Het ontbreken van een passende norm momenteel leidt tot onduidelijkheid en discussie tussen initiatiefnemers en gemeente en daarmee vertragend werkt;

  • 4.

    Er zodoende urgent behoefte is aan een passende parkeernorm;

  • 5.

    Een parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per woning voor kleine zelfstandige woningen passend wordt geacht;

  • 6.

    Het uit oogpunt van rechtszekerheid en afdwingbaarheid nodig is deze parkeernorm formeel vast te leggen;

De beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds als volgt te wijzigen:

Oorspronkelijk besluit:

Artikel Aanleiding

Eén van de acties uit het vastgestelde Parkeerbeleidsplan gemeente Rhenen is het opstellen van uitgangspunten/randvoorwaarden voor het onttrekken of toevoegen van parkeerplaatsen aan de openbare weg.

Het parkeren bij bouwplannen (functieverandering, nieuwbouw, inbreiding) is geregeld in de gemeentelijke bouwverordening. In de bouwverordening (artikel 2.5.30 lid 1) staat vermeld dat: “ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht, in op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort”. Wanneer de initiatiefnemer niet de mogelijkheid heeft om de parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren, zal in eerste instantie geen bouwvergunning moeten worden verleend. Het college heeft de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen ten aanzien van het bepaalde in lid 1 (artikel 2.5.30 lid 4). Van deze ontheffing is in het verleden dan ook geregeld gebruik gemaakt. Met als gevolg dat de aanleg van extra parkeerplaatsen voor eigen rekening van de gemeente zijn.

Het centrumgebied van Rhenen heeft te kampen met een hoge parkeerdruk. Met enige regelmaat ontvangt de gemeente aanvragen voor bouwplannen in deze gebieden (functieverandering, nieuwbouw, inbreiding). Vaak leiden deze plannen tot een toename van het verkeer en de vraag naar (extra) parkeerplaatsen. Omdat deze extra parkeerplaatsen in het centrumgebied niet voorhanden zijn, is het parkeren een toetsingscriterium van het bouwplan. Hierdoor heeft het parkeren een prominente rol bij de beoordeling van de bouwplannen. Dit vraagt om een uniforme regeling hoe om te gaan met de afweging bij het beoordelen van de parkeerbehoefte. De regeling heeft alleen betrekking op het centrumgebied van Rhenen. Voor de gebiedsafbakening zie bijlage 1.

Gevolgen Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening is in 2008 ingegaan, waarbij tegelijkertijd de Woningwet, waarop de bouwverordening is gebaseerd, is gewijzigd. Dat heeft drie grote gevolgen voor het parkeren [KpVV, maart 2010]:

  • 1.

    vanwege het onderscheid tussen beleid en normen mogen beleidsplannen geen normen bevatten;

  • 2.

    op grond van de nieuwe Woningwet mogen bouwverordeningen geen stedenbouwkundige voorschriften meer bevatten, dus ook niet over parkeren;

  • 3.

    in 2013 moet voor het hele grondgebied van een gemeente een nieuw of herzien bestemmingsplan gelden, dus ook binnen de bebouwde kom, waar dat nu nog niet hoeft.

Het vervallen van de mogelijkheid om het parkeren te regelen in een bouwverordening heeft in de praktijk tot problemen geleidt. Een wijziging van normen of een ontheffing in een bestemmingsplan betekent een wijziging van het bestemmingsplan, met als gevolg lange procedures. De wijziging van de Woningwet is op dit punt nog niet ingegaan. Het parkeren kan vooralsnog in de komende jaren het beste worden geregeld in de bouwverordening, met een verwijzing naar een gemeentelijke nota parkeernormen. In bestemmingsplannen kan tevens naar deze nota worden verwezen of uitzonderingen aangeven.

Voor de instelling van het parkeerfonds heeft de gemeenteraad het parkeerartikel van de bouwverordening aangepast. Voor de praktische uitvoering van het parkeerartikel is de nu voorliggende beleidsnota opgesteld.

Leeswijzer

In deze nota is allereerst aangegeven op welke wijze de gemeentelijke parkeereis wordt vastgesteld en onder welke voorwaarde ontheffing van de deze gemeentelijke parkeereis kan worden verleend. Tot slot is nader ingegaan op de afkoopregeling, met de hoogte van de parkeerbijdrage en de aanwending van de middelen uit het parkeerfonds.

2. VASTSTELLEN GEMEENTELIJKE PARKEEREIS

Het verder faciliteren van openbare parkeerplaatsen is geen optie omdat beschikbare ruimte voor parkeren schaars is en leidt tot extra gemeentelijke uitgaven. Ook al zijn er in de nabije omgeving voldoende parkeerplaatsen aanwezig, is het wenselijk dat bij nieuwe ontwikkelingen wordt voldaan aan de parkeernormen. Deze parkeerplaatsen zijn namelijk voor het algemeen of specifieke doel aangelegd. Daarom hanteren we als gemeente de volgende voorwaarden bij ruimtelijke ontwikkelingen waarvoor een bouwvergunning is vereist:

  • voldoen aan de parkeernormen;

  • realiseren van parkeervoorzieningen op eigen terrein om te voorkomen dat het parkeren op de directe omgeving wordt afgewenteld.

Wanneer er geen of onvoldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, dient het bouwplan te worden aangepast of er kan geen bouwvergunning worden verleend.

Berekenwijze parkeereis

Indien op een locatie woningen en/of bedrijven worden gesloopt en op dezelfde locatie nieuwbouw wordt gepleegd of er vindt wijziging van gebruik plaats, dan wordt de parkeereis in beeld gebracht, uitgedrukt in het aantal benodigde aantal parkeerplaatsen. De parkeereis wordt bepaald aan de hand van de huidige parkeernormen (zie volgende paragraaf [ Indien in het verleden (aantoonbare) afspraken zijn gemaakt met de gemeente over het aantal benodigde parkeerplaatsen worden deze als uitgangspunt gehanteerd voor de parkeereis ].) . Hierbij geldt dat de berekende parkeereis op basis van de nieuwe functie, wordt verminderd met de parkeereis van de laatste actieve functie. Echter, het bestaande aantal parkeerplaatsen op eigen terrein wordt bij de parkeereis opgeteld. Het gevolg van deze werkwijze is dat historisch gegroeide en bestaande parkeerproblemen niet worden aangepakt. Voorkomen wordt wel dat de problemen door de ontwikkeling groter worden.

Parkeernormen

Bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt gewerkt met parkeernormen van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water en Wegenbouw (CROW) . Deze normen zijn gekoppeld aan het type voorzieningen. In het parkeerbeleidsplan zijn de te hanteren normen voor de gemeente Rhenen gespecificeerd en vastgesteld (zie bijlage 2). Het aandeel bezoekersparkeren bij de woninggebonden voorzieningen is 0,3 parkeerplaats per woning. Bij kamerverhuur is de norm 0,2. De vermelde normen zijn dus inclusief het bezoekersparkeren.

De normen worden met 1 decimaal achter de komma uitgedrukt. In de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt gerekend met deze decimalen. Om het definitief aantal benodigde parkeerplaatsen te bepalen, zal afronding van de berekening plaatsvinden. Halve parkeerplaatsen bestaan immers niet. Deze afronding bepaalt uiteindelijk ook het te storten bedrag in het parkeerfonds.

Voor een efficiënte benutting van de parkeercapaciteit kunnen parkeerplaatsen in een gebied uitwisselbaar zijn (= dubbelgebruik van parkeerplaatsen). Een parkeerplaats voor een winkelvoorziening kan bijvoorbeeld in de avonduren worden benut door bewoners of bezoekers aan horeca. De mogelijkheden van dubbelgebruik van parkeervoorzieningen wordt in beeld gebracht aan de hand van aanwezigheidspercentages (zie bijlage 3). Deze kunnen dus alleen worden toegepast wanneer verschillende functies binnen het bouwplan gebruik maken van dezelfde parkeergelegenheid (op eigen terrein).

Parkeerdruk

Om zicht te houden op de parkeerdruk in het centrumgebied, zal de gemeente periodiek een parkeertelling uitvoeren (minimaal 1x per 4 jaar). De resultaten van deze telling zijn de basis voor de toetsing. Wanneer ontwikkelingen in het centrumgebied aanleiding geven voor een nieuwe telling, zal deze opnieuw worden uitgevoerd. De kosten voor de parkeertellingen worden bekostigd uit het parkeerfonds. De telling moet gericht zijn op de maatgevende periode. Voor bewonersparkeren is dit de avond/nacht en voor bezoekers en/of bewoners is dit de zaterdagmiddag.

3. ONTHEFFINGSMOGELIJKHEDEN PARKEEREIS

Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer (= aanvrager bouwvergunning) er alles aan doet om de gemeentelijke parkeereis op eigen terrein te realiseren. Wanneer niet aan deze eis kan worden voldaan (duidelijk aantoonbaar door initiatiefnemer, bijvoorbeeld doordat de realisatie op eigen terrein onevenredige kosten met zich mee brengt), kan het college van B&W voor het centrumgebied besluiten om ontheffing van de parkeereis te verlenen.

In de volgende gevallen kan vrijstelling worden verleend voor het aantal op eigen terrein te realiseren parkeerplaatsen:

  • 1.

    wanneer de initiatiefnemer (aantoonbaar) over voldoende (eigen) parkeerplaatsen beschikt binnen een acceptabele afstand. Onder parkeerplaatsen op acceptabele afstand vallen:

    • a.

      parkeerplaatsen die de initiatiefnemer zelf in de nabijheid realiseert (in het centrumgebied bij voorkeur binnen 750 meter loopafstand).

  • 2.

    wanneer een door de gemeente uitgevoerde parkeertelling aangeeft dat in de openbare ruimte voldoende parkeerplaatsen in de directe omgeving (in het centrumgebied bij voorkeur binnen 750 meter loopafstand); beschikbaar zijn. De parkeerdruk mag inclusief het tekort van de initiatiefnemer niet boven de 85% bezettingsgraad komen.

  • 3.

    wanneer een non-profit organisatie een maatschappelijk belang vertegenwoordigt, als detailhandel wordt geëploiteerd en maximaal één dag per week geopend is.

Het college kan bij de afgifte van een bouwvergunning ontheffing verlenen van de gemeentelijke parkeereis. Het college van B&W kan de initiatiefnemer verplichten een parkeerbijdrage per ontbrekende parkeerplaats in het parkeerfonds te storten. Deze afkoopregeling is aan de orde bij:

  • het realiseren van minder parkeerplaatsen op eigen terrein dan de parkeernorm voorschrijft, waarbij de extra parkeervraag kan worden opgevangen op bestaande openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving (750 meter) van het plan. Dit op basis van resultaten van de parkeerdrukmeting. De storting dient als compensatie voor de extra belasting van de openbare parkeergelegenheden.

  • het realiseren van minder parkeerplaatsen op eigen terrein waarbij de extra parkeerplaatsen binnen 10 jaar door de gemeente in het centrumgebied worden aangelegd. Bij dit besluit wordt afgewogen of er binnen een periode van 10 jaar deze parkeerplaatsen in het centrumgebied door de gemeente kunnen worden gerealiseerd of om activiteiten te ontplooien die de parkeerdruk reguleren of compenserend zijn. Hieronder vallen het instellen (verwijderen of vervangen) van parkeerregulerende maatregelen, parkeerverwijssystemen, flankerende maatregelen gericht op het bieden van alternatieven voor het parkeren van auto’s (bv. het stimuleren van het fietsverkeer door meer stallingen op logische plaatsen) en de uitvoering van periodieke parkeertellingen.

De bevoegdheid om te beslissen over het gebruik van het parkeerfonds ligt bij het college van B&W. Een aanvrager kan geen rechten ontlenen aan het bestaan van het fonds. Wanneer het college van B&W ontheffing verleent van de parkeereis, moet de aanvrager van een bouwvergunning een parkeerbijdrage per ontbrekende parkeerplaats in het parkeerfonds storten.

Wanneer de aanvrager niet bereid is een bijdrage in het parkeerfonds te storten, wordt niet voorzien in een andere wijze van realisatie van parkeerruimte. De vrijstelling wordt dan niet verleend en de bouwvergunning wordt geweigerd. Het college van B&W kan bij ontheffing van de parkeereis in specifieke uitzonderingsgevallen eveneens gehele of gedeeltelijke ontheffing van storting van parkeerbijdrage verlenen. Dit gebeurt wanneer naar het oordeel van het college van B&W het belang van realisatie van het bouwplan binnen het centrumgebied van Rhenen zwaarder weegt dan het realiseren van de parkeereis.

4. AFKOOPREGELING

Verplichting gemeente

Gelden uit een parkeerfonds mogen uitsluitend worden gebruikt voor de compensatie van parkeerplaatsen die niet binnen een (bouw)plan gerealiseerd kunnen worden. Binnen een redelijke termijn van 10 jaar moet de gemeente dan vervangende parkeergelegenheid in de omgeving aanleggen. Met “in de omgeving” wordt bedoeld het centrumgebied van Rhenen, inclusief de langparkeerplaatsen (locaties met een p-bord) aan de rand van het centrumgebied (zie bijlage 1). De te realiseren parkeerplaatsen zijn niet projectgebonden. Dit wil zeggen dat parkeerplaatsen in het centrumgebied daar worden gerealiseerd waar ruimte aanwezig is. De aanvrager van een bouwvergunning kan geen rechten ontlenen aangaande het parkeren in de openbare ruimte. Er is geen sprake van een verworven eigendomsrecht.

Naast de realisatie van extra parkeerplaatsen behoren aanvullende parkeer(regulerende) maatregelen ook tot de mogelijkheden binnen de verplichting van de gemeente binnen de afkoopregeling.

Indien de gemeente in het uiterste geval geen parkeerplaatsen heeft kunnen realiseren worden er geen reeds gedane betalingen teruggestort. In dat geval zullen er flankerende maatregelen worden genomen of bestaande parkeerplaatsen worden geoptimaliseerd.

Parkeerovereenkomst

Voor storting in een parkeerfonds moet een parkeerovereenkomst worden opgesteld. De vrijstelling, de parkeerplaatsverplichting, het aantal aan te leggen parkeerplaatsen, de hoogte van het bedrag en de verplichting van de gemeente is hierin opgenomen. Door het aangaan van een parkeerovereenkomst krijgt de initiatiefnemer overigens geen exclusief gebruik van de parkeerplaatsen, deze zullen voor een ieder (openbaar) toegankelijk zijn.

De hoogte van het bedrag is afhankelijk van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Indien het aantal (benodigde) parkeerplaatsen gelijk of groter is dan een halve waarde wordt het aantal naar boven afgerond. De storting is dan ook gebaseerd op hele aantallen. Indien het berekende aantal benodigde parkeerplaatsen kleiner is dan een halve waarde dient de initiatiefnemer de helft van de ‘afkoopkosten’ van één parkeerplaats voor rekening te nemen (€ 5.000,-, exclusief BTW). Voor de realisatieverplichting zal worden gerekend met de aantallen met 1 decimaal.

Zodra een initiatiefnemer gebruik maakt van het parkeerfonds, gaat de gemeente de verplichting aan om binnen een periode van 10 jaar het aantal benodigde parkeerplaatsen te realiseren of het treffen van aanvullende parkeer(regulerende) maatregelen.

De verkregen gelden in het parkeerfonds zijn middelen waar een expliciete verplichting tegenover staat. Hierdoor worden deze middelen gestort in een ‘voorziening parkeren’. Het is niet mogelijk om deze gelden later anders te laten bestemmen dan is overeengekomen.

In bijlage 4 is een voorbeeld van een parkeeroverkomst opgenomen.

Tarief van de parkeerbijdrage

De kosten per (bovengrondse) parkeerplaats uit het parkeerfonds bedragen € 10.000,- (exclusief BTW) en voor ondergrondse parkeerplaatsen € 50.000,- (exclusief BTW). In de kosten zijn de volgende kostenposten opgenomen:

  • realisatie van de parkeerplaats

  • kosten voor onderzoek naar de ruimtelijke mogelijkheden

  • doorlopen van procedures ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld bestemmingswijziging)

  • compensatie voor bijvoorbeeld opoffering groenvoorzieningen

  • beheer- en onderhoudskosten

  • VAT-kosten

De kosten per parkeerplaats worden jaarlijks geïndexeerd op basis van het gemeentelijke prijsindexcijfer [zie Programmabegroting 2011-2014].

Nb. een non profit organisatie die een bepaald maatschappelijk belang vertegenwoordigt en die een winkel gedurende maximaa léén dag per week een winkel exploiteert dient een jaarlijkse bijdrage van 100 Euro in het parkeerfonds te storten.

Inrichting parkeerplaatsen

Conform standaarden uit het ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). De initiatiefnemer krijgt overigens geen exclusief gebruik van de parkeerplaatsen, deze zullen voor een ieder (openbaar) toegankelijk zijn.

Aanleiding

Eén van de acties uit het vastgestelde Parkeerbeleidsplan gemeente Rhenen is het opstellen van uitgangspunten/randvoorwaarden voor het onttrekken of toevoegen van parkeerplaatsen aan de openbare weg.

Het parkeren bij bouwplannen (functieverandering, nieuwbouw, inbreiding) is geregeld in de gemeentelijke bouwverordening. In de bouwverordening (artikel 2.5.30 lid 1) staat vermeld dat: “ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht, in op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort”. Wanneer de initiatiefnemer niet de mogelijkheid heeft om de parkeerbehoefte op eigen terrein te realiseren, zal in eerste instantie geen bouwvergunning moeten worden verleend. Het college heeft de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen ten aanzien van het bepaalde in lid 1 (artikel 2.5.30 lid 4). Van deze ontheffing is in het verleden dan ook geregeld gebruik gemaakt. Met als gevolg dat de aanleg van extra parkeerplaatsen voor eigen rekening van de gemeente zijn.

Het centrumgebied van Rhenen heeft te kampen met een hoge parkeerdruk. Met enige regelmaat ontvangt de gemeente aanvragen voor bouwplannen in deze gebieden (functieverandering, nieuwbouw, inbreiding). Vaak leiden deze plannen tot een toename van het verkeer en de vraag naar (extra) parkeerplaatsen. Omdat deze extra parkeerplaatsen in het centrumgebied niet voorhanden zijn, is het parkeren een toetsingscriterium van het bouwplan. Hierdoor heeft het parkeren een prominente rol bij de beoordeling van de bouwplannen. Dit vraagt om een uniforme regeling hoe om te gaan met de afweging bij het beoordelen van de parkeerbehoefte. De regeling heeft alleen betrekking op het centrumgebied van Rhenen. Voor de gebiedsafbakening zie bijlage 1.

Gevolgen Wet ruimtelijke ordening (Wro)

De nieuwe Wet ruimtelijke ordening is in 2008 ingegaan, waarbij tegelijkertijd de Woningwet, waarop de bouwverordening is gebaseerd, is gewijzigd. Dat heeft drie grote gevolgen voor het parkeren [KpVV, maart 2010]:

  • 1.

    vanwege het onderscheid tussen beleid en normen mogen beleidsplannen geen normen bevatten;

  • 2.

    op grond van de nieuwe Woningwet mogen bouwverordeningen geen stedenbouwkundige voorschriften meer bevatten, dus ook niet over parkeren;

  • 3.

    in 2013 moet voor het hele grondgebied van een gemeente een nieuw of herzien bestemmingsplan gelden, dus ook binnen de bebouwde kom, waar dat nu nog niet hoeft.

Het vervallen van de mogelijkheid om het parkeren te regelen in een bouwverordening heeft in de praktijk tot problemen geleidt. Een wijziging van normen of een ontheffing in een bestemmingsplan betekent een wijziging van het bestemmingsplan, met als gevolg lange procedures. De wijziging van de Woningwet is op dit punt nog niet ingegaan. Het parkeren kan vooralsnog in de komende jaren het beste worden geregeld in de bouwverordening, met een verwijzing naar een gemeentelijke nota parkeernormen. In bestemmingsplannen kan tevens naar deze nota worden verwezen of uitzonderingen aangeven.

Voor de instelling van het parkeerfonds heeft de gemeenteraad het parkeerartikel van de bouwverordening aangepast. Voor de praktische uitvoering van het parkeerartikel is de nu voorliggende beleidsnota opgesteld.

Leeswijzer

In deze nota is allereerst aangegeven op welke wijze de gemeentelijke parkeereis wordt vastgesteld en onder welke voorwaarde ontheffing van de deze gemeentelijke parkeereis kan worden verleend. Tot slot is nader ingegaan op de afkoopregeling, met de hoogte van de parkeerbijdrage en de aanwending van de middelen uit het parkeerfonds.

Besluit 17 september 2024

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 september 2024.

Het college van burgemeester en wethouders

de heer P. Bonthuis mevrouw C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld

secretaris burgemeester

Ondertekening

BIJLAGE 1: AANDUIDING CENTRUMGEBIED

afbeelding binnen de regeling Zie afbeelding 1

BIJLAGE 2: PARKEERNORMEN GEMEENTE RHENEN (gewijzigd 2024)

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 3: AANWEZIGHEIDSPERCENTAGES

afbeelding binnen de regeling

BIJLAGE 4: PARKEEROVEREENKOMST AFKOOPREGELING

1. Gericht op het scheppen van voorwaarden, waaronder de gemeente Rhenen

ontheffing kan verlenen van de parkeereis als bedoeld in artikel 2.5.30 van de

Bouwverordening, zulks in verband met de verbouwing/ uitbreiding van het

_______________;

- hierna te noemen: ________________-

2. De gemeente Rhenen, ten deze in gevolge van artikel 171 van de Gemeentewet

vertegenwoordigd door de burgemeester, J.H.A. van Oostrum

- hierna te noemen: de gemeente

overwegende,

- Dat ___aanvraag voor het verlenen van een vergunning voor het verbouwen en uitbreiden

van ___, plaatselijk bekend ___, kadastraal bekend ___, sectie ___I , nr .___heeft

ingediend;

- Dat op grond van het bepaalde in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening in voldoende

mate aan de te verwachten behoefte voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen op

meer dan twee wielen - indien de omvang of de bestemming van een gebouw daar toe

aanleiding geeft - moet zijn voorzien in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het

daarbij behorende onbebouwd blijvende terrein;

- Dat toepassing van de gehanteerde parkeernorm op het door ___ ingediende bouwplan

leidt tot de eis van een te scheppen parkeergelegenheid ter grootte van __

parkeerplaatsen;

- Dat door het ontbreken aan mogelijkheden ___niet aan die eis kan voldoen;

- Dat de gemeente op grond van het bepaalde in artikel 2.5.30

van de Bouwverordening echter van die eis ontheffing kan verlenen;

- Dat de gemeente bereid is die ontheffing te verlenen mits er omstandigheden worden

geschapen waaronder die ontheffing zonder schade aan de door de gemeente te

behartigen belangen kan worden verleend;

- Dat immers het verlenen van ontheffing zonder voorwaarden - waarvan het gevolg zal zijn

dat door ___ geen of ontoereikende voorzieningen getroffen zullen worden, op of onder

het eigen gebouw dan wel op of onder het daarbij behorende onbebouwd blijvende terrein

en ___niet bijdraagt in voorzieningen van andere aard - niet in aanmerking komt, omdat

een toename van de behoefte aan parkeergelegenheid niet aanvaardbaar is voor de

gemeente, tenzij de mogelijkheid wordt geopend de parkeerproblemen te ondervangen

die het te verwachten gevolg zijn van de uitbreiding van de bebouwing volgens het

ingediende bouwplan, dat niet voldoet aan de parkeereis gesteld in artikel 2.5.30 van de

Bouwverordening;

komen overeen als volgt:

Artikel 1

__verplicht zich de gemeente in staat te stellen in de door de verbouwing/uitbreiding van ___,

plaatselijk bekend ___, kadastraal bekend ___, sectie ___I , nr . ___ te verwachten parkeerbehoefte

te voorzien door betaling van een bedrag ter grootte van € … inclusief BTW, zijnde het verschuldigde

bedrag voor het aanleggen van ….openbare parkeerplaatsen of aanvullende parkeer(regulerende) maatregelen.

Artikel 2

De gemeente aanvaardt de in artikel 1 genoemde geldsom en verplicht zich om binnen tien jaar na

dagtekening van deze overeenkomst in het centrumgebied, met genoemd perceel

als middelpunt, het in artikel 1 genoemde aantal openbare parkeerplaatsen aan te leggen of aanvullende parkeer(regulerende) maatregelen te realiseren. De gemeente is niet verplicht gelden terug te storten indien zij geen openbare parkeerplaatsen, binnen tien jaar na dagtekening van deze overeenkomst, in het uiterste geval,niet heeft kunnen realiseren.

Artikel 3

Door de betaling van de in artikel 1 vermelde geldsom door ___ en aanvaarding van dat bedrag door

de gemeente met het oogmerk deze geldsom te besteden op de wijze als in artikel 2 omschreven, zijn

de omstandigheden geschapen waaronder het daartoe bevoegde orgaan van de gemeente ontheffing

kan verlenen als bedoeld in artikel 2.5.30 lid 4 van de Bouwverordening met betrekking tot het plan

voor het verbouwen en uitbreiden van ___, plaatselijk bekend ___, kadastraal bekend kern ___, sectie

___I, nr . ___.

Artikel 4

___doet voor nu en voor de toekomst afstand van iedere aanspraak op het uitsluitend gebruik van de

door de gemeente uit hoofde van deze overeenkomst aangelegde of aan te leggen parkeerplaatsen

dan wel reeds aanwezige (openbare) parkeerplaatsen.

Artikel 5

De in artikel 1 genoemde geldsom moet door ___binnen ___ dagen na de datum van ondertekening

van deze overeenkomst worden gestort op bankrekeningnummer *** ten name van de gemeente

Rhenen.

Artikel 6

Deze overeenkomst wordt als ontbonden beschouwd indien de in artikel 3 bedoelde vergunning om

wat voor reden dan ook door de gemeente niet wordt verleend. In dat geval zal het reeds ontvangen

bedrag, als bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, aan ___worden gerestitueerd.

Artikel 7

Partijen doen over een weer afstand van het recht om zich op de in het Burgerlijk Wetboek

opgenomen gronden ontbinding van de koop en levering te beroepen.

Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Rhenen op _________

Gemeente Rhenen naam/organisatie

J.H.A. van Oostrum dhr/mevr ……………….

Burgemeester functie …………………..