Beleidsregels uitvoering toezicht en handhaving Wet kinderopvang Oldambt 2023

Geldend van 22-03-2023 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 22-03-2023

Intitulé

Beleidsregels uitvoering toezicht en handhaving Wet kinderopvang Oldambt 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt;

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1:61 lid 1, 1:64, 1:65 lid 1 en 4, 1:66 en 1:72 lid 1 Wet kinderopvang;

B e s l u i t:

Vast te stellen de Beleidsregels uitvoering toezicht en handhaving Wet kinderopvang Oldambt 2023’

1.Toepassing en definities

1.1 Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:

toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;

aanvragen tot exploitatie van en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;

te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving;

te bevorderen dat houders voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en bijdragen aan kwalitatief hoogstaand aanbod van kinderopvang in de gemeente.

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle kinderopvangvoorzieningen binnen de gemeente Oldambt.

1.2 Definities

Hieronder vindt u definities van de belangrijkste in dit beleid voorkomende termen. Voor alle (overige) definities wordt aangesloten bij de definities zoals deze zijn gegeven in de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving.

Afwegingsmodel In het afwegingsmodel worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een hersteltermijn, de hoogte van de bestuurlijke boete en de last onder dwangsom.

Het afwegingsmodel is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Awb Algemene wet bestuursrecht

College Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt

Gemeente Gemeente Oldambt

GGD GGD Groningen

Houder De houder van een kinderopvangvoorziening.

Kinderopvangvoorziening Dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouder of gastouderbureau

Kwaliteitseisen De kwaliteitseisen vastgelegd in voorschriften die staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving

LRK Landelijk Register Kinderopvang

Toezichthouder De aangewezen toezichthouder van de GGD. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

Wko Wet kinderopvang

VE Voorschoolse Educatie

VOG Verklaring Omtrent Gedrag

2. Inleiding

2.1 Doelstelling

In dit beleidsstuk is vastgelegd hoe het beleid is dat Oldambt voert met betrekking tot de gemeentelijke taken die voorvloeien uit de Wet kinderopvang: de uitvoering toezicht en handhaving Wet kinderopvang.

Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:

Het stimuleren van veilige en kwalitatief goede kinderopvang;

rechtsgelijkheid, door het vastleggen van beleidsregels die voor iedereen van toepassing zijn;

een transparante werkwijze, omdat betrokkenen vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van het college.

2.2 Wat komt aan de orde

In deze beleidsregels wordt ingegaan op de volgende onderdelen:

  • de gemeentelijke visie op handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang.

  • de verschillende mogelijkheden binnen toezicht, waaronder herstelaanbod en risico gestuurd toezicht.

  • afhandeling van een aanvraag tot exploitatie.

  • de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen, inclusief welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per niet nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft.

In het afwegingsmodel (in de bijlage) is vastgelegd:

  • of een boete kan worden opgelegd en de hoogte daarvan;

  • de hoogte van een last onder dwangsom;

  • maximale hersteltermijn.

2.3 Ontwikkelingen

Landelijke ontwikkelingen

De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien is het speelveld volop in beweging. Door de invoering van de (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang is de wetgeving behoorlijk aangepast. Zo bestaan sinds 2018 er geen peuterspeelzalen meer en is er een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken.

Vanaf 2022 ontvangen gemeenten extra middelen om het toezicht bij de gastouderopvang te intensiveren.

Vanaf 1 januari 2024 wordt het wettelijk verplicht om flexibel toezicht te hebben ingevoerd.

De voorgestelde aanpassingen moeten leiden tot een kwaliteitsverbetering binnen de kinderopvang en efficiëntere toezicht en handhaving.

Gemeentelijke ontwikkelingen

In Oldambt investeren we blijvend in de relatie tussen gemeente en kinderopvangorganisaties. Hierdoor is er de mogelijkheid om snel te kunnen schakelen bij ontwikkelingen die van invloed zijn op beleid en uitvoering. Tijdens de coronapandemie is de samenwerking tussen gemeente, kinderopvang en GGD goed afgestemd en is er op tijd de juiste afstemming gezocht om ook tijdens deze crisis verantwoorde en veilige noodopvang aan te bieden. We blijven investeren op deze samenwerking om veilige en verantwoorde kinderopvang in gemeente Oldambt aan te bieden.

3. Kader, visie, ambitie en speerpunten

3.1 Kader

Aan het aanbieden van formele kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur (Amvb) en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.

De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD-rapportages ook wel domeinen genoemd) die beoordeeld en gewogen in het inspectierapport worden opgenomen:

  • registratie, wijzigingen en administratie;

  • het pedagogisch klimaat;

  • personeel en groepen;

  • veiligheid en gezondheid;

  • accommodatie;

  • ouderrecht.

De Wet kinderopvang bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD Groningen aangewezen als toezichthouder.

De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht -waaronder het toezicht op voor- en vroegschoolse educatie, goed uitvoert.

3.2 Visie

De gemeente heeft de volgende visie op handhaving:

Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

Het doel van het handhaven is in de eerste plaats de overtreding te laten herstellen. Houders krijgen, zoveel als mogelijk, ruimte om de overtreding te herstellen. Er kan gebruik worden gemaakt van een herstelaanbod bij overtredingen die geen direct gevaar voor de kinderen opleveren en die in korte tijd opgeheven kunnen worden.

Indien een overtreding is begaan bestraffen we alleen met een bestuurlijke boete als dit echt nodig is: bijv. als de veiligheid van kinderen in gevaar is (geweest). De gemeente kan dus een boete opleggen.

3.2 Ambitie

De gemeente Oldambt vindt veilige en kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft een goede relatie met de houder na en werkt vanuit vertrouwen.

Gemeente Oldambt heeft de volgende ambities:

  • 1.

    Veilige en kwalitatief goede kinderopvang;

  • 2.

    Het weren van malafide houders;

  • 3.

    Zicht op de kwaliteit van de gastouderopvang;

  • 4.

    Transparante en open samenwerking met organisaties.

3.4 Speerpunten

De gemeente kan aan bepaalde kwaliteitseisen extra aandacht geven. Dit kan gerealiseerd worden door bijvoorbeeld intensiever toezicht op voorschriften die al onderdeel uitmaken van het onderzoek, maar ook door extra (aanvullende) voorschriften in het onderzoek op te nemen.

Op basis van nieuwe (wettelijke, landelijke of lokale) ontwikkelingen of signalen en op basis van onderwerpen die veelvuldig in het regionale gemeentelijke overleg Kinderopvang aan de orde zijn als knelpunten of kansen, kunnen in overleg met de GGD speerpunten voor een specifieke periode of bijvoorbeeld het volgende jaar worden bepaald.

De gemeente heeft een aantal speerpunten bepaald die moeten leiden tot veilige en kwalitatief goede kinderopvang binnen de gemeente Oldambt.

  • 1.

    Invoeren van het flexibel toezicht;

  • 2.

    Intensivering toezicht gastouderopvang;

  • 3.

    Intensivering toezicht op Voorschoolse Educatie.

Ad.1. Invoeren flexibel toezicht

Vanaf 2024 wordt dit een verplichting vanuit de wet. De gemeente Oldambt gebruikt de jaren 2022 en 2023 als overgangsjaren om samen met de toezichthouder de kaders omtrent flexibel toezicht vast te stellen.

Ad.2. Intensivering gastouderopvang

In Oldambt maken relatief veel ouders gebruik van gastouderopvang. Dit is bij de meerderheid van ouders een bewuste keuze. Voor 2022 werd 25% van de gastouders geïnspecteerd en vanaf 2022 wordt minimaal 50% van de gastouders geïnspecteerd. Voor de 50% norm tellen jaarlijkse onderzoeken en de incidentele onderzoeken mee. Door vaker te inspecteren wordt de veiligheid en kwaliteit binnen de gastouderopvang geborgd.

Ad.3. Intensivering toezicht op Voorschoolse Educatie

Peuters met een (risico op een) ontwikkelachterstand krijgen extra ondersteuning op kinderopvanglocaties die Voorschoolse Educatie (VE) aanbieden. Gemeente en toezichthouder maken in 2023 nieuwe afspraken over de toezicht op de gemeentelijke kwaliteitscriteria VE, zodat de kwaliteit van VE geborgd kan worden.

Toezicht

De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Zij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving. Zo zorgen wij ervoor dat de kwaliteit van kinderopvang voldoet aan gestelde wettelijke eisen en lokale afspraken.

De toezichthouder geeft geen inhoudelijk advies aan de kinderopvanghouder maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.

4.1 Mandatering

Oldambt kiest ervoor om de toezichttaken behorende bij de Wet kinderopvang te beleggen bij de GGD en de handhavingstaken in eigen beheer te houden. Het college heeft de ambtenaar verantwoordelijk voor de toezicht en handhavingstaken gemandateerd om namens het college te besluiten over uitgevoerde toezichttaken door de toezichthouder. Een uitzondering hierop is het besluit tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit besluit is niet gemandateerd.

4.2 Onderzoeken

De toezichthouder voert de volgende onderzoeken voor gemeente Oldambt uit:

  • Onderzoek voor registratie: naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie redelijkerwijs plaats vindt volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving. In beginsel volgt binnen 10 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit.

  • Onderzoek na registratie: binnen 3 maanden na registratie in het LRK vindt een onderzoek plaats (dit onderzoek vindt niet plaats bij voorzieningen voor gastouderopvang).

  • Jaarlijks onderzoek: alle kindercentra en gastouderbureaus worden jaarlijks onderzocht.

  • Onderzoek voorzieningen voor gastouderopvang; minimaal 50% van de gastouderlocaties.

  • Nader onderzoek: nadat een handhavingsmaatregel is ingezet op een geconstateerde overtreding, onderzoekt de toezichthouder nadat de hersteltermijn is verstreken of de overtreding is hersteld.

  • Incidenteel onderzoek: een onderzoek naar aanleiding van bijv. een incident of een signaal of een wijzigingsverzoek van een houder of bijv. een thema-onderzoek passend bij de gemeentelijke speerpunten.

De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening en het advies om wel/niet te handhaven. Gemeenten hebben het recht om beargumenteerd af te wijken van het advies van de toezichthouder. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.

4.3 Risico gestuurd en onaangekondigd toezicht

Om een goed beeld te krijgen van een kinderopvangvoorziening, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.

Daarnaast wordt het toezicht op kinderopvangvoorzieningen die daarvoor in aanmerking komen, risico gestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende toezicht bepaald.

4.4 Wat is flexibel toezicht?

De toezichthouder houdt toezicht binnen de volgende domeinen:

  • 1.

    Registratie, wijzigingen, administratie en naleving handhaving

  • 2.

    Pedagogisch klimaat

  • 3.

    Personeel en groepen

  • 4.

    Veiligheid en gezondheid

  • 5.

    Accommodatie

  • 6.

    Ouderrecht

Bij flexibel toezicht worden de volgende thema’s verplicht beoordeeld: de verklaringen omtrent het gedrag, de registratie in het personenregister kinderopvang, pedagogische kwaliteit en de voorschoolse educatie (voor zover daar sprake van is). De gemeente en toezichthouder bepalen in overleg aan welke thema’s aanvullend aandacht wordt besteed: ontwikkeling en kwaliteit, veiligheid, gezondheid, stabiliteit, professionaliteit.

4.4.1 Welk doel heeft flexibel toezicht?

Het flexibel toezicht heeft als doel een verhoging van de kwaliteit van de kinderopvang. Dit doel wordt bereikt door drie verschillende aspecten van het flexibel toezicht:

  • het verbreden van de set geïnspecteerde items;

  • het vergroten van de ruimte voor lokaal of regionaal maatwerk;

  • het verminderen van voorspelbaarheid van toezicht.

4.5 Herstelaanbod

Oldambt en de GGD werken met de werkwijze herstelaanbod.

Een herstelaanbod is het aanbod van de toezichthouder kinderopvang aan de houder om binnen de door de toezichthouder gestelde tijd een geconstateerde overtreding te herstellen. Dit gebeurt vóórdat het conceptrapport wordt opgesteld.

Door te werken met een herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding snel beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en de gemeente hoeft minder handhaving in te zetten.

Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.

De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder stelt de gemeente schriftelijk in kennis van een herstelaanbod. De toezichthouder beschrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.

In opdracht van de gemeente Oldambt geeft de GGD geen herstelaanbod bij:

  • Overtredingen waarbij de directe veiligheid van het kind in gevaar is;

  • Recidive, het herhaaldelijk niet voldoen aan dezelfde eis;

  • Te veel overtredingen (zonder het aantal te benoemen, er wordt uitgegaan van de deskundigheid van de toezichthouder);

  • Een benodigde hersteltermijn langer dan 4 weken;

  • Het afgeven van een bevel voor een andere overtreding;

  • Overtredingen waar een bestuurlijke boete op staat.

De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven (beredeneerd wel of niet handhaven). Meer informatie hierover staat in paragraaf 6.4 Handhaving na herstelaanbod.

4.6 Schriftelijk bevel

Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.

De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.

5.Aanvraag tot exploitatie

In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:

  • Nieuwe voorziening

  • Houderwijziging

  • Verhuizing

5.1 Nieuwe voorziening

Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na een schriftelijk besluit van het college waarin toestemming daartoe wordt verleend, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven wordt de voorziening vervolgens in het LRK geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties verlengd worden, bijvoorbeeld als de stukken niet volledig zijn aangeleverd. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient.

Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

In het besluit waarin toestemming wordt verleend, staat de datum waarop de exploitatie mag starten. Als er toestemming is gegeven, wordt de voorziening vervolgens door de gemeente in het LRK geregistreerd.

In de gemeente Oldambt worden leges in rekening gebracht voor het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening.

5.1.1. Illegale kinderopvang

Zonder of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang.

Oldambt treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet Economische Delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie of voor het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.

5.1.2 Streng aan de Poort

De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie een kinderopvangvoorziening er verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD, dit noemen we streng aan de poort.

De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag van exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.

De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op de deze voorzieningen vormen een indicatie voor het niet naleven van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.

De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere eisen en vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen. Denk hierbij brandveiligheid, bestemmingsplan etc.

5.1.3. Startdatum exploitatie

Op basis van het onderzoek voor registratie neemt de gemeente een beslissing op de aanvraag. In de beslissing op de aanvraag wordt aangegeven vanaf welke datum de exploitatie mag starten op grond van de Wet kinderopvang.

5.1.4 Onderzoek na registratie

Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de kinderopvangvoorziening (niet zijnde een voorziening voor gastouderopvang) in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.

De gemeente kan deze werkwijze ook toepassen voor voorzieningen voor gastouderopvang (via een incidenteel onderzoek), gemeente en GGD maken hierover (dan) nadere afspraken. Hierbij beoordeelt de toezichthouder of de voorziening voor gastouderopvang in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet en krijgt de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid vooral aandacht.

5.1.5 Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie

Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen. Als er geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn, wordt de aanvraag afgewezen onder verwijzing naar het eerder genomen besluit (art. 4:6 Awb).

5.2 Houderwijziging

In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.

Een kinderopvangvoorziening die wordt overgenomen, is veelal al in exploitatie, en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld. Het is voor de continuïteit daarom van belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen de overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.

Oldambt hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:

  • Een overname moet worden behandeld als een nieuwe aanvraag. Dat betekent dat ook bij een overname streng wordt getoetst. Naleving van de kwaliteitseisen bij andere kinderopvangvoorzieningen en de handhavingshistorie van de nieuwe houder wordt meegewogen.

  • De nieuwe houder heeft redelijkerwijs tijd nodig om eventuele bestaande tekortkomingen op te heffen. Dit wordt besproken en hier wordt passend rekening mee gehouden.

5.3 Verhuizing

Voor een verhuizing van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of voorziening voor gastouderopvang moet naast een aanvraag exploitatie ook een wijzigingsformulier ingediend worden (voor beëindiging van de exploitatie op het oude adres).

5.3.1 Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang

Wanneer een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang verhuist, moet dit in behandeling worden genomen als zijnde een nieuwe aanvraag.

Bij de gemeente wordt ingediend:

  • Voor de oude kinderopvangvoorziening een wijzigingsverzoek tot intrekken toestemming exploitatie (uitschrijving). Hierbij moet de aanvrager op het wijzigingsformulier vermelden dat het een verhuizing betreft. Voor een wijziging is de beslistermijn voor de gemeente 8 weken.

  • Voor de nieuwe kinderopvangvoorziening een aanvraag tot exploitatie (inschrijving).

Voor de nieuwe aanvraag zijn leges verschuldigd.

5.3.2 Verhuizing van een gastouderbureau

Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.

Bij de gemeente wordt ingediend:

Een wijzigingsverzoek tot wijziging van het vestigingsadres

Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, dient het wijzigingsverzoek gestuurd te worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens het besluit te nemen.

6. Handhaving

Veilige en verantwoorde kinderopvang wordt aangeboden door toezicht en handhaving goed uit te voeren. In dit hoofdstuk worden de wettelijke handhavingsregels- en de wijze waarop de gemeente Oldambt deze toepast- beschreven.

Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de toezichthouder. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.

De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Bezwaar en beroep schorsen de werking van het handhavingsbesluit niet. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.

6.1 Preventie

De gemeente Oldambt vindt het belangrijk om het niet naleven van de kwaliteitseisen (zoveel mogelijk) te voorkomen. In dit kader informeren wij houders over ons toezicht- en handhavingsbeleid.

Oldambt zet de volgende preventieve middelen in:

  • 1.

    Website

Oldambt publiceert de Beleidsregels Handhaving en Toezicht op de gemeentelijke website ter informatie voor ouders, houders en andere belanghebbenden.

  • 2.

    LEA-overleg

Tijdens het overleg over de Lokaal Educatieve Agenda (LEA-overleg) informeert de gemeente (eventueel samen met de toezichthouder) de besturen van kinderopvangvoorzieningen over actualiteiten, ontwikkelingen en aandachtspunten binnen toezicht en handhaving.

  • 3.

    Nieuwsbrief Rijksoverheid

De nieuwsbrief Veranderingen kinderopvang van de Rijksoverheid worden integraal doorgestuurd naar kinderopvanghouders in Oldambt.

  • 4.

    Nieuwsbrief GGD

Nieuwe wettelijke eisen en toezichtstaken worden door de brancheorganisaties van kinderopvanghouders aangeboden. De GGD biedt nieuwsbrieven aan kinderopvanghouders waarin wordt geïnformeerd over nieuwe en gewijzigde eisen.

6.2 Maatwerk in handhaving

De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet- en regelgeving is hiervoor de basis en in dit gemeentelijk beleid wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend – kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet handhaven nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.

6.2.1 Herstellend en/of bestraffend handhaven

De gemeente Oldambt heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:

  • Herstellend betekent dat de gemeente de houder ertoe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.

  • Bestraffend betekent dat de gemeente een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.

Herstellend en bestraffend kunnen naast elkaar ingezet worden.

In hoofdstuk 3.2. van dit beleid is aangegeven dat de gemeente Oldambt de volgend visie heeft op de handhaving: Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt grijpt de gemeente actief in met een handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan worden daarbij meegewogen.

Het doel van het handhaven is in de eerste plaats de overtreding te laten herstellen. Houders krijgen, zoveel als mogelijk, ruimte om de overtreding te herstellen. Er kan gebruik worden gemaakt van een herstelaanbod bij overtredingen die geen direct gevaar voor de kinderen opleveren en die in korte tijd opgeheven kunnen worden.

Bij lichte overtredingen kan de gemeente ervoor kiezen om voorafgaand aan het opleggen van een sanctie een schriftelijke waarschuwing te geven. Het herstel wordt vervolgens in een eerstvolgend regulier onderzoek van de GGD gecontroleerd, of - indien mogelijk - op basis van een eigen onderzoek door gemeente.

De gemeente kan na ontvangst van het (definitieve) inspectierapport besluiten, om als eerste stap binnen het handhavingsproces de houder te benaderen middels overleg en overreding.

Bij zwaardere of herhaalde overtredingen zal direct gebruik worden gemaakt van het juridische traject.

Indien een overtreding is begaan bestraffen we alleen met een bestuurlijke boete als dit echt nodig is: bijv. als de veiligheid van kinderen in gevaar is (geweest). De gemeente kan dus een boete opleggen.

6.2.2. Escalatieladder

In beginstel start een herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met een hersteltermijn.

Na de hersteltermijn vindt een nader onderzoek plaats.

Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom.

Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval ligt een verhoogde last onder dwangsom of een exploitatieverbod voor de hand. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.

Naast een herstellend traject kan er, zoals in artikel 6.2.1 is beschreven, ook een bestraffend traject worden ingezet. Hierbij gaat het om een aanwijzing, last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of exploitatieverbod.

6.2.3 Handhavingsafwegingen

Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt. De beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot het gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder, zie 6.3.1.

Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:

  • Is er herstelaanbod geweest en met welk resultaat?

  • Wat is de aard van de overtreding (en herhaalkans)?

  • Wat is de ernst van de overtreding?

  • Hoe snel kan de overtreding hersteld worden?

  • Hoeveel overtredingen zijn er totaal?

  • Betreft het een herhaalde overtreding (recidive)?

  • Wat zijn de omstandigheden waaronder de overtreding begaan is?

  • Komt de overtreding voort uit economisch belang (financieel voordeel voor houder)?

6.2.4. Hersteltermijn/begunstigingstermijn

Indien er sprake is van een op herstel gerichte handhavingsmaatregel wordt een termijn bepaald om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn is afgestemd op de ernst en de aard van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen. Bij recidive kan de hersteltermijn verkort worden.

Als uitgangspunt worden door de gemeente Oldambt de volgende termijnen gehanteerd:

  • a.

    maximaal twee weken voor herstel van overtredingen met gevolgen voor de directe veiligheid, gezondheid of pedagogisch welbevinden van de kinderen in de dagelijkse opvangpraktijk;

  • b.

    maximaal acht weken voor herstel of wijziging van beleidsvoering en administratieve vereisten die redelijkerwijs moeten leiden tot verantwoorde kinderopvang;

  • c.

    maximaal zes maanden voor herstel van andere overtredingen die geen directe gevolgen hebben voor de veilige en gezonde omgeving van de kinderen.

De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.

6.3 Handhavingsmiddelen

De gemeente kan de volgende herstellende en bestraffende handhavingsmiddelen inzetten:

Traject Handhavingsmiddel

Informeel herstellend Herstelaanbod

Overleg en Overreding

(Schriftelijke) Waarschuwing

Formeel herstellend Aanwijzing

Last onder dwangsom

Last onder bestuursdwang

Exploitatieverbod

Intrekken toestemming tot exploitatie

Formeel bestraffend Bestuurlijke boete

Niet ieder middel is in iedere situatie geschikt om in te zetten. De gemeente kiest altijd het meest passende middel.

Hieronder volgt een toelichting op de diverse handhavingsmiddelen die gemeente Oldambt kan inzetten.

6.3.1 De aanwijzing (art. 1.65 lid 1 Wko)

Een aanwijzing wordt als eerste stap in het handhavingstraject ingezet om de tekortkoming te beëindigen of als de overtreding tijdens de inspectie wordt beëindigd. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate zijn nageleefd, welke maatregelen door de houder genomen moeten worden en de hersteltermijn die hiervoor is bepaald. De hersteltermijn is afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen.

Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD de opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.

De aanwijzing kan ook als eerste stap in de handhaving worden overgeslagen, bijvoorbeeld als er herstelaanbod is gedaan en de overtredingen niet zijn hersteld binnen de hersteltermijn.

6.3.2. De last onder dwangsom (LOD) (art. 125, lid 2 Gemeentewet, art. 5:32 Awb)

De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing of indien in het verleden al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding gegeven is.

Met een last onder dwangsom krijgt een houder de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven termijn en daarna hersteld te houden.

Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de toezichthouder opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd de overtreding heeft hersteld wordt de dwangsom van rechtswege verbeurd en moet de houder deze betalen. Er volgt geen restitutie als de overtreding alsnog is hersteld.

De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast:

  • Het bedrag is gelijk aan het bedrag dat in het afwegingsmodel, zie bijlage, staat genoemd als last onder dwangsom.

Een dwangsom kan worden opgelegd:

  • Als bedrag ineens

In dat geval wordt er na de begunstigingstermijn eenmalig beoordeeld of wel of niet aan de opgelegde last is voldaan en of de dwangsom dus wel of niet is verbeurd.

  • Per constatering van een overtreding

Hierbij wordt na de hersteltermijn de dwangsom verbeurd elke keer wanneer (door of namens de gemeente) geconstateerd wordt dat de houder de last overtreedt. Er wordt in dit geval wel een maximumbedrag aan gekoppeld, welke in het besluit is opgenomen.

  • Per periode dat de last wordt overtreden

Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeelt of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat

zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhoud.

Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.

De houder aan wie een last onder dwangsom is opgelegd kan, indien een jaar nadat de last van kracht is geworden en geen overtreding van de betreffende kwaliteitseis is geconstateerd, verzoeken om de last op te heffen.

6.3.3 Last onder bestuursdwang (LOB) (LOB) (Art. 125 lid 2 Gemeentewet, art. 5:21 Awb)

Bij een last onder bestuursdwang neemt de gemeente bepaalde maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis op te heffen. De kosten die hierbij gemaakt worden zijn voor rekening van de houder.

6.3.4 Het exploitatieverbod (Art. 1.66 Wko)

Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om de voorziening in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.

Gemeente Oldambt kan een houder in het volgende geval een exploitatie verbod op leggen:

Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt (en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is)

Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in paragraaf 6.2.3 beschreven.

Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD de opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.

Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot het intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf middels een wijzigingsformulier de gemeente verzoeken de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.

6.3.5 Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving (Art. 1.46 lid 5 en 6 en art. 1.47a Wko en art. 8 lid 1 en 6 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang)

Er zijn verschillende gronden waarop, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan worden ingetrokken door de gemeente:

  • indien is gebleken dat de houder de kinderopvangvoorziening niet langer exploiteert (en er geen wijziging van de houder van dat kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang heeft plaatsgevonden);

  • indien de exploitatie van de voorziening drie maanden na de inschrijving in het LRK niet daadwerkelijk is aangevangen;

Indien uit een onderzoek als bedoeld in art. 1.62, tweede tot en met vijfde lid Wko, of anderszins blijkt dat de exploitatie niet langer in overeenstemming is met de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.48d tot en met 1.60 gestelde regels of blijkt dat de geregistreerde voorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang) niet langer voldoet aan de definities van de Wet kinderopvang.

Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (proportionaliteits- of evenredigheidsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogd (blijvende) herstellende effect hebben.

Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het LRK verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

De gemeente publiceert het intrekken van de toestemming tot exploitatie en de uitschrijving uit het LRK in de gemeenteberichten (dit geldt niet voor gastouderopvang).

6.3.6 De bestuurlijke boete (hierna: boete) (Art. 1.72, lid 1 Wko)

Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.

Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij een dwangsom kan het bedrag namelijk voorkomen worden door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij een bestuurlijke boete is dat niet het geval.

Een boete kan door de gemeente Oldambt worden opgelegd bij:

  • Het overtreden van de kwaliteitseisen uit de Wet kinderopvang en aanverwante regelgeving;

  • Het niet opvolgen van een bevel of aanwijzing;

  • Niet meewerken aan een verzoek van een toezichthouder of het bewust verkeerd informeren van een toezichthouder;

  • Het starten van de exploitatie, vóór de datum van ingang van de toestemming tot exploitatie;

  • Het niet tijdig melden van wijzigingen van de in het LRK geregistreerde gegevens;

  • Het overtreden van een exploitatieverbod.

Hoogte van een boete en grootte van de organisatie

De Wet kinderopvang geeft gemeenten de bevoegdheid om voor een overtreding/ het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal €45.000 (art. 1.72 lid 1 Wko). Voor de hoogte van de boetes zijn in het afwegingsmodel normbedragen opgesteld.

Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk punt bij handhaving. Oldambt hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:

  • 1.

    Grote organisaties c.q. houders: een totale capaciteit van meer dan 150 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang;

  • 2.

    Middelgrote organisaties c.q. houders : een totale capaciteit van 51 tot en met 150 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 3.

    Kleine organisaties c.q. houders: een totale capaciteit van minder dan 51 kindplaatsen/ bemiddelde voorzieningen voor gastouderopvang.

  • 4.

    Voorzieningen voor gastouderopvang.

Ad. 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage)

Ad. 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.

Ad. 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.

Ad. 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niet voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.

Bij bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.

Na bepaling van de categorie (grootte van de opvangvoorziening) en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk van de ernst van het feit, de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.

6.4 Handhaving na herstelaanbod

Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn.

Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving. Dan wordt afhankelijk van de casus het reguliere handhavingstraject ingezet.

6.4.1 Herstelaanbod gedaan met positief resultaat

Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treedt de gemeente Oldambt niet handhavend op. Van de overtreding is immers geen sprake meer.

De houder wordt in de beschikking geïnformeerd dat bij herhaling van dezelfde overtreding direct een bestuurlijke boete kan volgen.

6.4.2 Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel

Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is beëindigd, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.

7.Verzachtende en verzwarende omstandigheden

7.1 Verzachtende omstandigheden

De gemeente Oldambt kan de boete verlagen indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere:

  • Bij het gedeeltelijk niet opvolgen van een aanwijzing

  • In bijzondere omstandigheden (waarin bij vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien), waarbij de belanghebbende aannemelijk maakt dat - en naar oordeel van het college - op grond van:

    • de ernst van de overtreding;

    • de mate van verwijtbaarheid;

    • de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • de omstandigheden waarin de overtreder verkeert;

  • boeteoplegging volgens deze beleidsregels onevenredig is.

7.2 Verzwarende omstandigheden

De gemeente Oldambt verhoogt de boete indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij:

  • Herhaling van de overtreding (recidive);

  • Het willens en wetens doorzetten van een bekende overtreding.

Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.

8. Slotbepalingen

  • 1.

    Het college handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzonder omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (art. 4:84 Awb)

  • 2.

    Deze beleidsregels treden in werking na publicatie.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels uitvoering toezicht en handhaving Wet kinderopvang Oldambt 2023’.

  • 4.

    De beleidsregels kinderopvang, zoals vastgesteld door het college op 26 maart 2013, worden gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Winschoten, 21 maart 2023

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt

De secretaris, De burgemeester,

Berlinda Aukema Cora-Yfke Sikkema